„Weldadigheid naar Vermogen."
BINNENLAND,
die verklaring de valsche nagemaakte
handteekeningen voorkomen van de
heeren Pierson en De Hoop Scheffer,
als president en secretaris dier Bank
uit welke biljetten, waren ze echt,
voor toonder bet recht op en voor
de Nederlandsche Bank de verbinte
nis tot betaling van bet daarin
vermelde bedrag, althans eenig recht
of eenige verbintenis kon ontstaan,
en welke biljetten bestemd zijn om
te dienen tot bewijs van dat recht
en die verbintenis; hebbende be
klaagde aldus met het oogmerk om
die valsche nagemaakte biljetten als
echt en onvervalscht te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken, uit
welk gebruik nadeel kon ontstaan,
vervaardigd tot een gezamenlijk be
drag van ongeveer ƒ216,000 immers
ongeveer 772 valsche bankbiljetten
van ƒ100, 178 van ƒ200 en ongeveer
344 van f300; dat hij voorts op
zettelijk van eenige dezer valsche
bankbiljetten heeft gebruik gemaakt
als waren zij echt en onvervalscht,
uit welk gebruik nadeel kon ontstaan,
door in voege voormeld valsche door
hem gemaakte biljetten te Amsterdam
in betaling te hebben gegeven op
verschillende plaatsen.
SUZANNA TOEBAERTS.
Haar wordt ten laste gelegd, dat
zij in 1893 aan den eersten beklaagde
opzettelijk de gelegenheid en de mid
delen heeft verschaft om valsche
bankbiljetten te vervaardigen, door
hem te verstrekken een bedrag van
ongeveer 3300, om daarmede een
atelier in te richten en zich verschil
lende benoodigdheden en instrumen
ten voor de vervaardiging te ver
schaffen voorts, dat zij in Januari
1894 in hare woning op de Achter
gracht een groot aantal door den
eersten beklaagde vervaardigde bank
biljetten van ƒ100 (ongeveer 724 in
aantal), 172 van ƒ200 en 338 van
ƒ300, waarvan de valschheid haar
bekend was, in voorraad heett gehad
en die bestemd waren om uit te
geven, welke biljetten zij had
ontvangen van Krausse en Frey.
THUMM
dat hij in de laatste helft van 1893
aan Krausse de gelegenheid en de
middelen heeft verschatt om de val
sche biljetten te vervaardigen, door
hem voor dat doel opzettelijk in ge
bruik te geven het bovenhuis van
het door hem (Thumm) in gebruik
zijnde perceel, gelegen Heerenmarkt
14; dat hij hem voorts heeft ge
holpen door een atelier, bestemd voor
de vervaardiging van valsche bank
biljetten, in dat bovenhuis in te
richten, en voor eigen rekening ver
schillende voor die vervaardiging be-
noodigde gereedschappen, machines
enz. ten behoeve van Krausse heeft be
steld, o. a. bij Karl Kempe teNürn-
berg, welke benoodigdheden Krausse
alle in ontvangst heeft genomen en
gebruikt voor de meergemelde ver
vaardiging der valsche bankbiljetten,
en ten slotte door op verlangen van
de tweede beklaagde tegenover haar
borg te staan voor de betaling van
ƒ2500, althans van 2300, door
Krausse aan haar verschuldigd zijnde
gelden, teneinde de tweede beklaagde
(Toubaerts) te bewegen aan Krausse
nog meer geld te ge ven, zooals zij dan
ook werkelijk tengevolge dier borg
stelling heeft gedaan dat hij voorts
omstreeks Januari 1894 te Amster
dam opzettelijk een aantal door Kraus
se vervaardigde valsche bankbiljetten
in voorraad heeft gehad, met het oog
merk, ze als echt en onvervalscht uit
te geven of te doen uitgeven en ein
delijk, dat hij aan Keese 2 of meer
valsche bankbiljetten van f100 heeft
verschaft om ze uit te geven.
VAN LIEMT:
dat hij in de laatste helft van 1893
aan den eersten beklaagde de midde
len heeft verschaft tot het vervaardi-1
gen van valsche biljetten, door hem
gelden te verschaffen tot een bedrag
vaD ƒ1350 om zijn atelier in te rich
ten; dat hij te zijnen laste aan
bekl. Toebaerts heelt afgegeven twee
accepten, ieder groot 300, ten einde
haar te bewegen Krausse nog meer
geld te geven, wat zij heeft gedaan
voorts dat hij van Krausse een aan
tal valsche biljetten hee ft ontvangen
en deze ter hand gesteld aan wijlen
Bernard Gompertz, en wel biljetten
van 100, terwijl hij aan bekl. Arntz
valsche biljetten van ƒ100, ƒ200 en
ƒ300 heeft gegeven, opdat deze ze
ter uitgifte zou geven aan bekl. Rempt;
en eindelijk, dat hij eenige dier bil
jetten te Amsterdam heelt in betaling
gegeven.
FREY:
dat hij in het laatst van 1893 even
eens aan Krausse de middelen heeft
verschaft tot inrichting van zijn
atelier, en wel een bedrag vau ƒ150,
en te zijnen laste aan bekl. Toeoaerts
2 accepten van borgstelling heeft ge-
teekend, groot 300 of 400dat hij
voorts in Januari 1894 een groot aan
tal der valsche biljetten heeft in voor
raad gehad en die later overgegeven
aan bekl. Toebaerts, waardoor hij
deze bekl. is behulpzaam geweest om
de valsche biljetten uit te geven.
SINNIGE.
dat hij in Januari 1894 van Krausse
5 valsche bankbiljetten van ƒ100
heeft ontvangen en getracht die, hoe
wel hij wist, dat ze valsch waren,
uit te geven en dat hij o.m om
streeks 25 Januari er een in beta
ling heeft gegeven aan den koopman
Louis Jordan.
ARNTZ,
dat hij omstreeks 28 Januari 1894
tien valsche biljetten van ƒ100, vijf
van ƒ200 en vier van 300 heeft in
voorraad gehad, welke hij had ont
vangen van Yan Liemt en verschaft
aan bekl. Rempt, wetende, dat ze
valsch waren en met het doel ze uit
te geven, waardoor hij Rempt de
gelegenheid heeft verschaft gebruik
te maken van valsche bankbiljetten.
REMPT
dat hij omstreeks 28 Jan. 1894 van
bekl. Arntz een aantal valsche bank
biljetten heeft ontvangen, n.l. tien
van f100, vijf van f200 en vier van
f300; dat hij die te Amsterdam, Lei
den en 's-Gravenhage heeft in voor
raad gehad; te Leiden op29Januari
heeft uitgegeven een valsch bank
biljet van f300 in „Hötel Levedag"
en een ander van f 300 bij den goud
smid J. I. J. Driessen, Rapenburg
112 aldaarvoorts dat hij er een van
f100 te 's-Gravenhage heeft uitge
geven in het bierhuis van Nieuwen-
huizen, een van f300 bij Abraham-
son, winkelier Venestraat 27 aldaar
en een van f300 in „Café Riche",
welk laatste biljet echter niet in be
taling is aangenomen.
KEESE:
dat hij in Januari 1894 biljetten
van f 100 waarvan de valschheid hem,
toen hij ze ontving, bekend was, en
die hem door bekl. Thumm in han
den waren gesteld, heeft in voorraad
gehad en ze als echt en onvervalscht
uitgegeven o. a. op of omstreeks 27
Januari 1894, in vereeniging met den
beklaagde Löschke, aan Geertje Zijl
stra, wed. Lengers, in de Van der
Helststraat 31 een valsch biljet van
f 100op of omstreeks 31 Januari
1894 aan Lambertus Beausar, of diens
winkelbediende, bij wien hij eenige
goederen gekocht had, een biljet van
1100, welk biljet echter niet in beta
ling is aangenomen.
LÖSCHKE
dat hij op of omstreeks 27 Janua
ri opzettelijk een valsch bankbiljet
van 100 in vereeniging met Keese,
aan Geertje Zij lstra, weduwe Lengers
ter betaling of inwisseling heelt ge
geven.
Den eersten vijf beklaagden, den
eersten en zesden, den vierden, zeven
den en achtsten; den negenden en
tienden wordt bovendien ten laste
dat zij na onderling daartoe
gemaakte afspraak, hebben gehandeld
in gemeen over
Viinwege het Openbaar Ministerie
zijn 96 getuigen gedagvaard, waaron
der zes ingezetenen van Haarlem, t. w.
de heeren Mr. Johs. en Charles En
schedé, beide als deskundigen, W. C.
Mees kassier, J. T. Keijser, adjunct
inspecteur van politie, M. V. O.
l'Hoist, slijter en S. J. van Os, kas
sier.
Voorzitter der Rechtbank was Mr.
A. Wiehers Hoeth, vice-president.
RechtersMrs. Meinesz, Hou wing en
Eggers (bijzittend rechter); Mr. Re-
gout nam het Openb. Ministerie waar.
Daar beklaagde Löschke, bij den
aanvang der zitting op eene door den
voorzitter tot hem gestelde vraag vei-
klaart, de nederlandsche taal niet ge
heel te verstaan, wordt hem
tolk toegevoegd de heer G. J,
Sieverdink, leeraar in het duitsch,
aan het middelbaar onderwijs te
Amsterdam.
De beschikbare ruimte in de
rechtszaal werd geheel ingenomen
door de beklaagden, die in grooten
getale aanwezige advocaten, en de
getuigen 97 a charge en 4 k de
charge.
De tien beklaagden vertoonden in
de rechtszaal een vrij kalm gelaat.
De hoofdbeklaagde Krausse, kijkt
vrijmoedig in de zaal rond en vertoont
in zijn uiterlijk het voorkomen van
den heer, wat ook het geval is met
Arnzt en van Rempt.
S. H. L. Toebaerts, de eenige vrou
welij ke beklaagde hield haar gelaat
zooveel mogelijk voor nieuwsgierige
blikken verborg on door haar zwarten
hoed met breeden rand.
Thumm kijkt bijna voortdurend met
G. J. A- Levedag, hotelhouder te Lei
den, die mededeelt dat bekl. Rempt
28 Januari 1894 bij hem een bank
biljet heeft aangeboden van 300 ter
betaling zijner hotelrekening". Dit bil
jet werd daarna door getuige aan
den kantoorlooper Joh. Linschoten,
ter betaling gegeven voor een door
hem aangeboden wissel van zijn pa
troon, den heer F. F. W. Heintz,
kassier te Leiden, welke laatste ont
dekte dat het biljet valsch was. Uit
de verklaringen van de getuigen Lin
schoten en Heintz blijkt verder, dat
het door Rempt aangeboden bank
biljet hetzelfde was als het biljet door
den heer Heintz als valsch ontdekt.
Nog werden verhoord de 14 getuigen
die verklaringen konden afleggen in
verband met het uitgeven of trachten
uitgeven van biljetten door Rempt in
,-Gravenhage en Leiden.
De zitting duurt voortj
Naar het Weekblad van het Recht
verneemt, zullen de heeren jhr. mr.
A. J. Rethaan Macaré en mr. J. A.
Levy optreden als afgevaardigden der
Nederlandsche regeeri ïg bij het dezen
zomer te Antwerpen te houden in
ternationaal congres, tot be3tudeering
van de vraagstukken betrekkelijk
het patronaat over ontslagen gevan
genen, de bescherming van zedelijk
verlaten kinderen en landloopers en
van krankzinnigen.
Afdeeling: „Werkverschaffing".
Van 1 Nov. tot 28 Mei hebben
zich de volgende personen aangemeld
23 voor werkvrouw, 1 voor wasch-
vrouw, 6 voor naaister, 3 voor grond
werker, 8 voor loopwerk, 2 voor brei
werk, 3 voor loopknecht, 3 voor op
passer, 3 voor koffiehuisbediende, 2
voor schoenmaker, 3 voor schrijf
werk, 1 voor stucadoor, 2 voor koet
sier, 1 voor kantoorbediende, 2 voor
schilder, 8 voor los werkman, 1 voor
kleedermaker, 1 voor timmerman, 1
bevel bleef zij een paar uur achter
een wachten, in het park, totdat H.H.
M.M. zouden uitrijden. En al beloofde
de intendant haar ook, dat het ver
zoekschrift aan de Koningin-moeder
zou worden overhandigd; de diep be
droefde vrouw wilde 't stuk aan H. M.
zelf overreiken.
Te kwart over twee reed het vor
stelijk rijtuig bij den toegang van het
Lustslot, toen de ongelukkige zich op
de knieën wierp en met beide handen
den brief ophief naar de Koningin-
Regentes, ten aanschouwe van vele
nieuwsgierigen.
Onmiddellijk be val deze den koetsier
stil te houden en op medelijdenden
toon vroeg zij de weduwe op te staan
en haar het stuk te geven.
Na een vriendelijken groet opende
H. M. het couvert en in het wegsnel
lende rijtuig las zij het stuk.
Overtuigd haar} moederlij ken plicht
te hebben gedaan keerde mej. V. naar
Den Haag terug, vertrouwende op de
goedertierendheid van haar Koningin.
Geldstrooiers.
Het weldoen deed zich dezer dagen
tweemaal voor onder een zonderlingen
vorm. Vrijdagavond strooide in het
Vondelspark te Amsterdam een heer
zes- a zevenhonderd dubbeltjes onder
het publiek, wat natuurlijk velen aan
't grabbelen bracht [en de menschen,
die naar het concert wilde luisteren,
niet zeer stichtte.
Zaterdag morgen strooide te Rotter
dam een jongmensch guldens en rijks
daalder rond. Hij scheen niet wel
bij het hoofd zijn en werd door de
politie naar het bureau gebracht,
terwijl men zijn familie waar
schuwde.
voor sigarenmaker, 1 voor licht werk,
bijna onbewegelijk gelaat voor zich jl voor dames-laarzenmaker, Ivoor
neer, alleen plooit een glimlach zijne [mangelwerk.
lippen als hij den tolk de door hem
geschreven duitsche brieven hoort
vertalen.
Geruimen tijd duurt het voorlezen
door den griflier van de acte van be
schuldiging en daarna van de papie
ren en documenten, die als bewijs
stukken ter tafel waren gebracht. Be
halve vele diverse bewijsstukken,
waaronder de valsche bankbiljetten,
net opeengestapeld, was ook nog in
de reciitszaal aanwezig een pers voor
zincographische doeleinden.
Ten 11J£ ure werd overgegaan tot
het verhoor van de getuigen charge,
voor het meerendeei wonende buiten
Amsterdam.
Als eerste getuige verschijnt de
heer mr. J. G. N. de Hoop Scheffer
secretaris der Nederlandsche Bank.
Deze verklaart, dat de bankbiljet
ten hem door de rechtbank getoond
en door de politie in beslag genomen,
niet zijn uitgegeven door de Neder
landsche Bank. Verschillende ken
merken worden door hem opgenoemd,
die het verschil aanwijzen tusschen
de echte en valsche bankbiljetten.
Getuige verklaart dat hem niet xan
blijken uit de handteekening op de
valsche bankbiljetten alhier dat deze
valsch zijn.
De tweede getuige Carl Kempe uit
Nürnberg verklaart dat door hem
materialen voor zincographie voor
rekening van Thumm aan dezen zijn
geleverd ten behoeve van Krausse.
Op verzoek van eenige verdedigers
worden dezen getuige verschillende
vragen gedaan betreffende technische
bijzonderheden over de zincografie.
Hierna wordt verhoord de getuige
Particulieren en werkgevers, die
van bovenstaande aanbiedingen ge
bruik wenschen te maken worden
beleefd verzocht hunne aanvragen
schriftelijk tot het Bestuur te rich
ten, bus Doelen of Stadhuis.
Inlichtingen kunnen dagelijks van
91 en van 35 uur verkregen wor
den bij den administrateur, bureau
Doelen.
Do verdwenen vrouwen.
Door de burgemeesters van Naarden
en Bussum is met eenige agenten van
politie opnieuw gezocht naar het lijk
van de vermoedelijk in het Gooi ver
moorde mej. Schmitz. Dit geschiedde
ten gevolge van een door den offi
cier van justitie te Amsterdam ont
vangen brief, die een zeer juiste tee-
kening bevatte van het Naarderkerk-
hof, tegen het vroeger reeds door
zochte boschrijke terrein, bij de Laar-
derhei gelegen, en een nauwkeurige
aanwijzing van de plek, waar het lijk
te vinden was. Ook dit onderzoek
leidde echter tot niets.
De raad der gemeente Velzen over
wegende dat het instellen van een
markt aldaar wenschelijk en van veel
belang is, heeft uit zijn midden eene
commissie benoemd, die met het col
lege van B. en W. dezer ziakna-der
zal behandelen.
Het inundatiekanaal door den Haar
lemmeerpolder zal in September voor
de scheepvaart worden opengesteld.
Brabantsche en Belgische arbeiders
bieden in IJ- en Haarlemmermeer
polders hunne diensten aan tegen
0.80 per dag (werktijd van 's mor
gens 5 tot 's avonds 7 uur.
Een voetval voor de Ko
ningin-Regentes.
De weduwe M. E. V. ging Donder
dagmorgen vroeg uit Den Haag naar
Soestdijk, om daar aan H. M. de
Koningin-Regentes een verzoekschrift
te overhandigen.
Aan den ingang van 't paleis werd
de moeder den toegang geweigerd,
doch niettegenstaande dat afwijzend
Brand te Millingen-
Vrijdagavond zijn te Millingen 3
hu. zen afgebrand. Ook de inboedels
gingen verloren, terwijl 4 geiten in
de viammen omkwamen. De huizen
waren verzekerdde inboedels ook,
één uitgezonderd. Persoonlijke onge
lukken zijn niet te betreuren.
Dynamiet.
Een kind, dat dezer dagen te Zwolle
in een hoedendoos op de stoep van
een aanzienlijk heerenhuis werd te
vondeling gelegd, is bijna het slacht
offer geworden deranarchisten.
Een politie-agent toch, die de doos
zag staan, waarschuwde den bewoner
van het huis. Deze wilde natuurlijk
het pakje niet in huis hebben, zoodat
de agent de doos ongeopsnd zeer
voorzichtig naar het bureau droeg.
Daar werd hem de raad gegeven
het eerst maar eens duchtig onder
water te dompelen. Men kon nooit
weten of er een bom in zat. Gelukkig
was de agent zoo voorzichtig dit niet
te doen en bij de opening vond men
een pasgeboren kind.
Allen kwamen dus met den schrik
vrij, behalve de vader, tegen wien,
wegens de te vondeling legging, voor
de rechtbank te Zwolle 3 maanden
gevangenisstraf is geëischt.
De heer G. van Deth, die nog al-
komt weet ik niet, maar ik kon aan niets denken dan aan
de vluchtelingen in gindsche hut Weet gij al iets meer
van hen?"
Lukas Leighton keek den jongen man strak aan, terwijl
hij zeide„Ik heb een zonderlinge ontdekking gedaan."
„Wat dan?" vroeg Mark haastig.
De 6pion vertelde hem in korte woorden wat hij ontdekt
had en zeide aan het einde van zijn mededeeling„Kunt gij
misschien het geheim oplossen?"
De jonge man klemde de tanden op elkaar en balde kramp
achtig de vuisten. „Het is stellig een schurkenstreek van
Creston en niets anders, maar ik zal dadelijk het raadsel
oplossen."
Hij had onstuimig en tamelijk luid gesproken en zou naar
de hut zijn gegaan, wanneer niet de gespierde hand van
Leighton hem gegrepen en achteruit getrokken had.
„Blijf hier, gij vergeet dat ik aan het hoofd van de expe
ditie stal"
De jonge man trachtte zich los te rukken.
„Al waart gij president Lincoln zelf, dan zoudt gij mij niet
beletten Louise Edgeworth ter hulp te komen," antwoordde
hij driftig.
De ijzersterke Leighton hield hem zóo stevig vast, dat aan
loskomen geen denken was.
„Laat ons de quaestie van autoriteit daarlaten," zei de
spion. „Ge zult met mij niet willen worstelen, maar als ge dat
mocht verlangen, het zij zoo. Misschien zult ge dan na uw
kracht te hebben uitgeput, geschikt zijn om naar rede te
luisteren."
Mark staakte dadelijk zijne pogingen om los te komen en
keek verlegen. „Vergeef het mij, vriend," zei hij met een
stem, die beefde van aandoening.
„Laat blijven, we hebben geen tijd om over berouw en
vergiffenis te praten," antwoordde Leighton droogjes. Het
was juist zijn kalmte en vastberadenheid, die dezen man
onder de moeielijkste omstandigheden zoo sterk maakien.
Opgewekt ging hij voort: „Er is geen noodzakelijkheid
voor haast, Mark. Wees er zeker van, dat als kolonel Cres
ton kwaad in den zin heeft, wij hem dat zullen weten te
beletten. Overhaasting kan nooit anders dan kwaad doen."
„Dat is waar en ik zal mij op u verlaten."
De spion dacht een oogenblik na. Hij was er volstrekt
niet zeker van, dat Louise zich niet uit eigen beweging onder
de bescherming van den officier der Geconfedereerden had
geplaatst. Misschien wenschte haar vader, dat zij verder
binnen de liniën van het leger der Geconfedereerden zou
worden gebracht, met het oog op een mogelijken inval van
Unionisten op de plantage.
„Zou het niet goed zijn, Creston gevangen te nemen en
hem te dwingen om zijne tegenwoordigheid en die van
Louise op te helderen vroeg Mark.
„Dat is éen moeielijkheid wegruimen om in een grootere
te geraken."
„Niets is erger dan deze onzekerheid."
„Ge zijt op dit oogenblik niet op uw pcherpst, Mark. Wij
kunnen Creston zeker gevangen nemen, maar hem tot spre
ken dwingen kunnen we niet. En bovendien wat moeten
we dan met miss Edgeworth beginnen
„Haar naar de plantage terugbrengen."
„Misschien verlangt zij dat niet eens. Waarlijk, als wij den
knoop doorhakken inplaats van dien te ontwarren, zullen
wij de zaak eer erger dan beter maken
Mark gaf hierop geen antwoord. Hij was bereid de beslis
sing in een zoo teedere zaak over te laten aan het meerder
beleid van zijn vriend. Een tijdlang bewaarden beiden het
stilzwijgen. Een zachte bries streek met een fluisterend ge
luid door het gebladerte, een beekje kabbelde op eenigen
afstand vreedzaam.
De natuur was rustig en schoon als altijd en werd niet
gestoord door den ophanden zijnden strijd tusschen menschen.
Zoo zingen dikwerf de vogelen hun schoonste vreugdelied,
wanneer de menschenkinderen bittere tranen schreien.
Lukas Leightons overdenkingen werden plotseling afge*
broken. Achter hem kraakten takken en twijgen onder de
naderende voetstappen van een aantal personen. De twee
mannen trokken zioh voorzichtig nog verder in de schaduw
van het geboomte terug. Weldra kwamen een zestal mannen
in de uniform der Geconfedereerden uit het bosch te voor
schijn en richtten hunne schreden naar de hut, waar een
hunner aanklopte.
Wordt ^vervolgd.)