SW£I_HSLBIN. HAARLEMMER HALLETJES, Een Zaterdagavondpraat}e BINNENLAND. Waar de Sierras van Nieuw Mexico neerzien op een smalle boschstreek, die zich van een groengrijze vlakte uitstrekt naar den heuvelreeks, die het einde vormt van den Tulerosa berg keten, daar bevinden uitloopers van die heuvels zich op den voorgrond en beheerschen de woestijnachtige vlakte. Bovencp die uitloopers staat een groote pijnboom, een grimmigen, eenzamen schildwacht gelijk. In de nabijheid was een klein s;roompje van helder, kil water, dat uit een 6pleet in de heuvelachtige rotsen voortkwam en zich dapper naar beneden waagde in het droge, dorre zand, waar het na eenige worsteling stierl. Dit stroompje was de eenige reden van bestaan van het smalle bosch- streekje, de oasis in deze droevige en sombere woestenij. Een ruw uitge houwen pad voerde naar den top van den heuvel tot waar de groote pijn boom zoo eenzaam op schildwacht stond. Aan den voet van dezen boom tusschen halfvergane dennenaalden lag een menschelijke schedel, wit van de regens en gebleekt door de zon, met een barst er in als van een bijl en met een gat van een geweerkogel, waardoorheen de zon haar gouden stralen spelen liet. Naast den sche del lagen beenderen, eveneens wit en gebleekt, half bedolven onder denne- appels en naalden. In de nabijheid lagen zwartgeworden hulzen van tronen. Dit waren de stomme getuigen van een vreeselijk treurpel, de gedenk- teekenen van een onbegraven held, de getuigen van een moord, dien de eenzame pijnboom op den heuvel had aanschouwd. Die beenderen ver- bleekende in eenzaamheid en veron achtzaming, langzamerhand overgaan de in stof, waren het eenige wat over gebleven was van dezen dapperen sol daat, die als slachtoffer van zijn plicht viel in de woestijn. Zij vormden het gedenkteeken dat de doode had op gericht voor zichzelven, als een zwij gend protest [tegen de vergetelheid, die de waarde van zijn daad en de glorie van zijn heengaan, had begra ven in dezen uithoek der woestijn. gel egen h eidom zo rgelo oze voorposten om het leven te brengen. De twee soldaten waren goed ge wapend, bereden sterke, onvermoeide Californische paarden en bezaten die bewonderswaardige onversaagdheid en dat groote zelfvertrouwen, die den amerikaanschen cavalerist onderschei den. V rooi ijk, alsof zij een plezier tochtje gingen doen, reden zij het kamp den en zich niet willende blootstel-maar toen hij dat eenmaal gevonden len aan de kogels van de beide sol-had snelde hij, als een pijl uit de boog daten. Maar toen de korporaal boven was en met den vrijwilliger naar den pijnboom snelde, klonk van den na- zij nden heuveltop het gegil der Rood- huideu en floten de kogels om hen heen. Toen zij enkele schreden slechts van den boom waren verwij derd, waggelde Maguire en toen uit, hunne makkers opgewekt groe- j Fianklin hem greep, opdat hij niet tende. jzou vallen, stroomde het bloed uit!schaduw van een rots deed hij een Den ganschen heeten Julidag reden: zijn borst door zijn grijs flanellen j slaapje, maar ontwaakte daaruit on- over de vlakte, zich flauw bewust van de richting, die hij moest volgen en be- geerigom een zoo grooten afstand als mogelijk was,tusschen zich en zijne vij anden te maken. Toen de zon opging was hij aan den voet der Sierras en vele mijlen van den bergpas San Bias verwijderd, maar vermoeid, hon gerig, dorstig en verdwaald. In de In de heete Julimaand van 1873 waren een half dozijn verschillende ruiterbenden in het veld gebracht te gen de Apachen en bevochten daal de Indianen in het weinig bekende deel van Nieuw Mexico, dat ligt tus schen de Rio Grande en de Tulerosa. Terwijl een troep van het twaalfde regiment daar was gekampeerd, bleek de noodzakelijkheid om een bericht over te brengen naar fort Wingatein het Noorden. Korporaal Henry C. Franklin en de vrijwilliger John Ma guire werden uitgekozen, om dit ge vaarlijke werk t.e volbrengen. Beide waren ervaren soldaten, flinke rui ters, bekend met het land en gewoon aan Indianen en hunne streken. Hun werd opgedragen de boodschap met den grootst mogelijken spoed uit te voeren en daarbij toch voorzichtig te werk te gaan daar de Apachen in kleine troepjes de Sierras doorkruis ten en als haviken loerden op elke zij over de verzengde vlakte, scherp hemd heen. uitziende naar alle mogelijke gevaren en hinderlagen en tegen den avond zagen zij den slanken pijnboom, die hun de nabijheid aanduidde van den koelen stroom tusschen de pas van San Bias. Voorzittig reden zij het boschje langs en peilden met scherpe blikken de omgeving van de bron, maar er was geen levend wezen zichtbaar terwijl in het heete, droge zand noch in de harde rotsen sporen van mensch of dier waren te vinden. Maar zij hadden de haviken der heuvels niet gezien, wier scherpe blik hun komst reeds mijlen ver bespied had en die zich in den bergpas ver borgen, om te wachten op het oogen - blik dat zij hunne vijanden het ze kerst zouden kunnen bespringen. Achter de rotsen lagen twaalf Apa chen, geduldig, onvermoeid en wreed, rekende op het woeste genot dat zij hunne prooi levend zouden vangen en hunne wreedaardige zielen kunnen doen genieten van uitgezochte mar telingen. De twee soldaten reden naar de hfon, waarin de hinnikende paarden hunne koppen staken om zich te ver kwikken. De mannen namen hun za dels en teugels af en zetten, na de dekens op de rotsen te drogen te heb ben gelegd, de dieren vast op de plek waar zij stonden. Uit voorzichtigheid gingen zij nog naar het boschje, om te zien of ook daar alles rustig was, vóór zij hun eenvoudig avondmaal gingen toebe reiden. Toen zij er aankwamen, hoor den zij hunne paarden achter zich snuiven en keerden zich verschrikt om. Een oogenblik schoot hun hart in de keel bij het zien van de woest beschilderde vijanden, die van tus schen de rotsen naar de paaiden waren gesneld om zich daarvan meester te maken. De dieren hadden zich even wel in hun schrik losgerukt en ren den nu den heuvel af naar de vlakte. Een rilling liep den beiden soldaten over den rug, want zij wisten dat zij een gevecht op leven en dood zouden hebben te leveren. Hulp konden zij hier niet verwachten. Lang voordat die hen bereikte zouden zij vrij zijn of dood. „Kruip langs het boschje omhoog, Maguire," zei de korporaal kalm, „ik zal u in den rug dekken. Spoedig, want anders trekken ze om ons heen en snijden ons af van de rotsen en van den pijnboom, die onze eenige toevlucht zijn." Maguire knikte en zeide„Schiet niet te gauw, korporaal. We hebben meer tijd dan ammunitie," en daarop 6nelde hij, gebogen om zoo weinig mo gelijk vat op zich te geven, den heu vel op. Franklin zag de Indianen even, want zij hadden zich teruggetrokken, begrijpende dat zij den tijd wel had- Samen strompelden zij naar den schuilhoek in de rotsen, toen op eens de gewonde dood neertuimelde met nog een kogel, ditmaal in zijn hoofd terwijl de korporaal een schampschot kreeg langs zijn wang. Smart en woede kookten in zijn borst, maar hij behield zijn tegen woordigheid van gee3t en wist door goedgemikte schoten van uit zijn schuilhoek de Apachen op een eer biedigen afstand te houden. Zijn wang deed hem veel pijn en het bloed druppelde op zijn hemd, maar hij wist dat de wond niet gevaarlijk was en hield den vijand goed in het oog, nu en dan een droevigen blik wer pend op het lichaam van den dooden makker aan zijn voeten. De duisternis viel in, maar zijn waakzaamheid verflauwde niet en nu en dan, wanneer hij kans meende te hebben goed te treffen loste hij een schot op de Apachen, die nu en dan het hem welbekende gehuil aan hieven, waarmee zij den dood van een hunner aankondigen. Later zag hij in de bergpas een vuurgloed ver schijnen, een bewijs dat de Indianen hun maal bereidden en dat hunne waakzaamheid verflauwde. Zij gevoel den zich zeker van hun prooi en kon dén wel wachten. De maan kwam op, groot en geel en overgoot de rotsen met haar licht. Opeens zag hij hoe een gedaante zich naar hem toe bewoog. Hij wachtte geduldig, niet het geweer aan den schouder, den vinger aan den trekker en toen hij de kans schoon zag, knal de het schot en klonk bijna tegelij kertijd de doodskreet van den Rood huid, die hem had willen verrassen. Toen besloot de dappere soldaat om te trachten aan zijne vijanden te ontkomen door langs en achter hen heen in de bergen te komen. Naar het kamp terugkeeren zou dwaasheid zijn geweest, want juist in die rich ting zouden de Apachen hem, zoodra zij ontdekten dat hij weg was, zeker zoeken. Om zijne vijanden te toonen dat hij op zijn hoede was, loste hij achter elkander en zorgvuldig mik kende op het vuur, twee schoten, die een ijselijk gehuil deden opgaan. Na een laatsten blik op het lijk van zijn dooden makker, dien hij in den rots- achtigen bodem onmogelijk begraven kon, kroop hij zachtjes naar voren en wist, zij het dan ook met een klop pend hart, achter de Indianen om de bergen te bereiken. Zóo dicht kwam hij in hunne nabijheid, dat hij nu en dan duidelijk verstond wat zij zeiden. Eindelijk was hij in het bosch en klom met moeite omhoog, totdat hij ten westen van de pas boven op de rotsen stond. Twee kostbare uren gingen verloren met het zoeken van een pad, dat leidde naar de vlakte, CCIV. Juni Wat is het deze dagen warm ge weest, niet waar lezer? Wat hebben we tot elkaar gezucht over die bran dende zon en genoten van den avond wind! Och neen, we hadden het willen doen, maar hebben het niet gekund. De zon was „happa", de avondwind koud en kil en er hing zoowat den ganschen dag een verzameling regen wolken, die nu en dan ontladen werd van een hoeveelheid water een weersgesteldheid kortom, om den dichter na te zeggen„Gij niet op „mijn verzoek ontwoekerd aan de Maar het liedje zegt: „dat zal wel niet altijd zoo blijven 1" We zullen dan toch wel ééns de ware zomer hitte krijgen en de avonden, dat we tot tien, elf uur buiten kunnen zitten. Komaan, zoo dacht ik, laten we die dagen eens wat vooruitloopen en eens gaan kijken naar Zandvoort. Dat Zandvoort heeft een eigenaar dige historie gehad. Aanvankelijk is het opgezet met een chic, alsof half Europa er zich binnen twee jaar van zijne ware en denkbeeldige kwalen en kwaaltjes zou komen laten gene zen men had er de Passage, die vol winkels was, een mooi strand, een uitstekend orkest. Plotseling viel al dat fraais in elk&ar. Het orkest ver dween, de bezoekers verdwenen, de winkels bleven, maar bleven heele seizoenen lang gesloten, alsof ze treur den over den achteruitgang van Zand- rustig en onverkwikt en zette hon gerig en met een droge keel maar met een moedig hart, zijn tocht voort. Brandend heet was de zon en zijn gewonde wang brandde al3 vuur. Met energie liep hij voort over den bestoven en uitgedroogden grond, scherp uitziende en vergeefs in de tusschen de zon blakende rotsen tnrend naar water. Voort ,ging hij, bergen op en af, door dorre dalen. Vermoeid en hongerig legde hij zich toen de avond viel, te slapen, maar da slaap gaf hem rust noch vergetel heid van zijn bangen toestand. De dorst, die grootste kwelling, en zijn wond, maakten zijn slaap onrustig en tot een nachtmerrie, die alle rust benam. De sterren verbleekten en de bran dende zon ging weer op. De uitge putte man daalde den heuvel af naar het onvruchtbare dal. Was daar geen water? Er moest toch wel ergens water zijn, dat zijn gezwollen tong ver- frisschen en de pij n bedaren kon van zijn wang, die klopte als een hamer, maar fel en schel brandde de zon op zijn hoofd en alles om hem heen zag hij al6 door een nevel- Aan den voet van den heuvel bleef hij staan, met een vage gewaarwording dat hij zijne krachten moest inspannen en daarop ging hij weer voort over den uitge droogden grond, waarvan de heete stof hem woei in de oogen en op de brandende lippen. Eén glas water slechts Nu begon de soldaat te praten, een zonderlinge schorre en krakende stem, zijn hoofd werd licht en zijne oogen zagen dingen, die er niet waren. De haviken in de lucht vlogen boven hem in korte cirkels, alsof zij ver moedden dat deze prooi hun niet kon ontgaan. Eindelijk kwam de nacht en het gekwelde, uitgeputte schepsel viel neer en rolde daar heen en weer als een gekwetst dier, terwijl hij hallu cinaties had van de heldere bronnen en de koele schaduw in de heuvels van Nieuw-Engeland. Nachtvogels streken naast hem neer, maar vlogen weer op, verschrikt door zijn vreemd ge steun. De nacht ging voorbij en nogmaals rees de zon aan den hemel. Werk tuiglijk richtte de man zich op, viel om, richtte zich weer op en ging voort, zwaaiend als een dronken mensch. Eindelijk had hij zelfs geen gewaarwording meer dat hij liep en zijne voeten bewogen zich nog slechts werktuigelijktoen bleef hij staan, uitte een lange, klagende kreet en viel toen neer voor goed. Toen de avond kwam, had de ziel het lichaam verlaten. voort. Zelfs de tram, de eenvoudige paardentram, die de electrische tram had vervangen, bleef in het zand ste ken, met andere woorden: ze reed niet meer. De badplaats Zandvoort lag op sterven. Op dit c ogenblik zijn er gelukkig weer teekenen van betere tijden. Het Hótel d'Orange (vroeger hótel Kauf- mann) is nu in het bezit van de be kende buffetmaatschappij E Pluribus Unum, de pachtster van al de buf fetten aan de stations der Holl. Spoor. In hare werkzame handen kan het hótel een groot aantrekkingspunt voor Zandvoort worden. Er zijn dan ook belangrijke verbe teringen aangebracht. Voor het hotel aan de zeezijde zijn twee terrassen gemaakt, die de volle breedte van het hótel hebben en, waarvan het eene lager ligt dan het andere. Het eerste terras is bestraat, het tweede geasphalteerd en het uitzicht op de zee is er zóo onvergelijkelijk mooi, dat het op een zachten zomeravond een genot moet wezen, daar een plaatsje in te nemen. Een gedeelte van dat terras zal worden overdekt, opdat de gasten bij minder goed weer niet dadelijk naar binnen worden ge- Een groot inconvenient is het na tuurlijk te Zandvoort, dat er geen waterleiding is. Daar heeft de buffet maatschappij eveneens raad voor ge weten. Aan een der hoeken van het hoogste terras staat een watertoren, waari^i het water naar een reservoir ■wordt opgepompt door middel van een roteerende pomp. Uit dat reservoir wordt het water door buizen geleid naar het hotel, om daar te dienen voor fonteintjes, closets en ander huis houdelijk gebruik. Tegelijk hiermee zijn er aan het einde van den breeden corridor in het hotel keurige toilettes gemaakt, die aan de eischen der hygiëne behoorlijk voldoen. Tevens, en dat is van niet gering belang, heeft de Jbuffetmaatschappij de exploitatie van de tram weer ter hand genomen. Vandaag zou zij weer geprobeerd worden, iets wat niet on- noodig is bij een vehikel, dat vier of vijf jaar op stal heeft gestaan. De rails zijn eenigszins omgelegd, zoodat de tram ook langs het Hotel d'Orange komt. Hoever zij doorloopen zal, is nog niet zeker, misschien is het hotel haar eindpunt. Vroeger was er voor de logeerka mers een doorloopend balkon, maar men heeft het nu voor elke kamer afgescheiden, zoodat de vrijheid der logé's in hunne kamers meer verze kerd is. Ten slotte over het Hotel d'Oran- nog een kleine mededeeling die misschien een indiscretie is. Dr. Mez- ger komt er dezen zomerOf hij komt als logé, dan wel als medicus, durf ik niet zeggen. In elk geval zullen zij cfie daar lust toe gevóelen, nu zij niet „gekneippt" kunnen worden (daar die inrichting niet in Zandvoort maar in Haarlem is gevestigd) toch naar harteluBt kun nen worden „geknepen". Oud-Zand voort heeft de meeste ge legenheden tot baden. Men vindt er de badinrichting van den heer Drie huizen, het groote Badhuis en Nep- tunus. De trouwe bezoekers zullen den ouden badmeester Jacob Hollen- berg dezen zomer niet meer zien zijn trouwhartig gezicht ligt tusschen de planken, die hem tot laatste wo De Amerikanen zijn praktisch. Toen korporaal Franklin en vrijwilliger Maguire uitreden, namen zij goever- nements-eigendom mede, die op reke ning van kapitein Bancroft waren gesteld: twee paarden, twee zadels met toebehooren, twee zadeltasschen, twee piketten, twee dekens, twee karabij nen, twee revolvers en andere equi- pementstukken. Van deze artikelen moest verantwoording worden gedaan anders zou de betaalmeester te New- York kapitein Bancrofts traktement hebben ingehouden tot nadere ophel deringen en dat traktement had de kapitein voor zijn gezin noodig. De dood van zijne manschappen in gevecht met de Indianen of hunne de sertie dekte de verliezen. Maar wanneer de kapitein het eerste meldde, moest hij ook opgeven waar het gevechten het overlijden plaats hadden. Arme kapiteinl Dat zijne soldaten gedeser teerd waren, geloofde hij niet dat zij vochten en stierven, kon hij niet bewijzen. De woestijn geeft haar doo den nimmer terug. Het was zoo een voudig en gemakkelijk omterappor- teeren dat zij gedeserteerd waren en zoo moeielijk om het tegendeel te bewijzen. De krijsartikelen omschrij ven precies onder welke omstandighe den iemand als deserteur moest worden aangemerkt en deze beide mannen waren langer dan de daarvoor aange nomen tijd, van hun regiment afwezig. Dus waren zij deserteurs en daar zij goevernementseigendommen hadden meegenomen, tevens dieven, deser teurs en dieven En zoo kwam op de monsterrol van deze compagnie van het twaalfde re giment achter de namen Maguire en Franklin, de volzin Gedeserteerd in de woestijn, tus schen kamp Bancroft en fort Win- gate. „Terwijl de witte beenderen in de woestijn gewagen van de helden die daar stierven voor hun plicht, zullen de legerrapporten van het 12de regiment den nieuwsgierigen naspeur- der melden, dat Henry Franklin en John Maguire deserteurs en dieven waren. Het is goed dat er Een is die beter weet Naar heteng&Uch van Jos. Doorbraak te Diemen Naar aanleiding van de onlangs voorgekomen doorbraak in den Over- diemerpolder hebben Gedep, Staten van Utrecht aan den hoofdingenieur den provincialen Waterstaat in dit gewest opgedragen, naar de reden dier doorbraak een onderzoek in te stellen. Dit rapport is uitgebracht. Naar aanleiding daarvan hebben Ged. Sta ten een circulaire gericht tot de be sturen der hoogheemraad-, heemraad- en waterschappen in de provincie Utrecht, waarin als middel om der gelijke ongevallen te voorkomen wordt oemdbij het doen van ontgra vingen in de nabijheid van waterkee- ringen de vereischte voorzorgsmaat regelen te verordenen, in verband met den aard der gronden en onderlagen, de hoogteligging van den polder ten opzichte van het buitenwater enz. In verband hiermede wordt aan ning verstrekken. "t Zou ondankbaaar wezen, om niet even te zeggen, dat de bazar van Ba- kels weer gesorteerd is in bad-artike- len, speelgoed en in de nieuwste souvenirs van Zandvoort. Het pen sion van den jongen Driehuizen mar cheert zeer goed, „hrj is een voorbeeld van soliditeit", zei mijn zegsman en dat is zeker een eerste voorwaarde om met zoo'n zaak succes te hebben. Verder wordt villa Eveline geëxploi teerd door een zoon van den beken den Berenbak uit den Haag en het huis ten Duin door P. J. Raman, uit Amsterdam. Toen ik van Oud- naar Nieuw- Zandvoort wandelde, hoopte ik uit den grond van mijn hart, dat het Zandvoort spoedig weer beter zou gaan. Het was niet alleen sympathie voor Zandvoort, die mij dezen wensch ingaf, maar ook de verwachting dat dit geval de straatweg wat zal worden verbeterd. De zware Voet van den Tijd (een variatie op den eeuwi gen en afgezaagden Tand) heeft er op onregelmatige afstanden zulke diepe en grillig gevormde kuilen in maakt, dat die weg voor iemand die met likdoorns behept is, wel een ge stadige herinnering aan zijn kwaal moet wezen. Ik twijfel er evenwel niet aan of wanneer de gemeentekas dit veroorlooft, zullen de Raadsleden er eens voor in den buidel tasten. Toch, hoe hobbelig de straat ook wezen mag, is de belooning van de moeite daaraan geëvenredigd. Die be looning is het zitje in de Passage. Weliswaar zijn niet alle winkels ver huurd, maar wat er is ziet er netjes uit. Men kan er aangenaam zitten vóór en in Hoogvelds restaurant, een bierhuis daarnaast, een bodega aan de andere zijde en een Munchener Bierhalle er tegenover. In de warme dagen wanneer het menschdom snakt naar koelte en lafenis, is het een ge not een uurtje rustig te zitten in Zandvoorts Passage. Verderop zag ik een juffrouw, die druk bezig was een speelgoedwinkel in orde te brengen en naar ik ver neem zullen er welhaast ook een bloe mist en een kapper arriveeren. Evenals het vorige jaar zal er in de issage weer een paar maal café chantant worden gegeven met bal champêtre. Wie van deze festivitei ten in den zomer houdt, moet dan de maand Augustus maar afwachten. Maar daarvoor gaat men toch eigen lijk niet naar een zeeplaats. Zieken en zwakken gaan erheen;om te baden, gezonden tevens ook om er zich nieuwe krachten te vergaren en lichaam en )st eens te laten doorwaaien door den zuiveren, frisschen zeewind. Wie gesteld is op drukte, beweging, op cosmopolitisoh gewoel, op muziek voor en na, hij ga liever elders dan naar Zandvoort, maar hij die aan een rustig en mooi zeestrand wenscht te zitten, met zijn familie een week of wat frissche lucht happen wil, ook' hij die slechts éen dag, ja éen avond slechts aan zee wil zijn en daarbij niet exorbitante prijzen verlangt té betalen, die zal in onze badplaats Zandvoort vinden wat hij zoekt.' Mijnen lezers wensch ik dus een mooien zomer en voor hen, zoowel als voor Zandvoort, hoop ik, dat ze menig grooter of kleiner uitstapje daarheen zullen maken. Dat zal gelij kelijk ten goede komen aan de beurzen, van hen, die het aandurven te Zand voort met groote kosten iets op touw te z6tteo, maar vooral ook aan de levens kracht en levenslust van de bezoekers. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 6