"!lli>llmnra™lloii|«iillatü.|pga,ShSji««„,„«,a.
HAARLEMMER HALLETJES.
BINNENLAND.
uitgezochtste wijnen, welriekende bloe
men, vertrouwelijk gefluister en over
moedig lachen, het klinken der glazen,
zachte muziek en op de maat daar
van heerlijke dansen. Wij bleven er
evenwel niet lang. Spoedig rolden wij
in den voortschietenden trein door
den heerlijken Meinacht. Niemand
was getuige van dit jonge geluk dan
ik en ik wenschte hun alles goeds
toe, terwijl ik van uit de netten op
hen neerzag en zij hand in hand woor
den fluisterden van liefde en vertrou-
Naar het duitsch.
Als een pronk- en paradestuk van
de eerzame hoedenmakerskunst stond
ik achter de spiegelruiten van een
prachtigen winkel. Mijn huid was
teer als zwanendons en zwart als de
kleur van een raaf. Van binnen was
ik geheel karmozijnroode zijde. Geen
wonder dat iedereen mij gaarne zag
Menige koopmansvoet, door haast
Voortgedreven, bleet plotseling steken
sn vertoefde een minuut bij mij, om
dan met versnelden spoed den ver
loren tijd weer in te halen Ik ben
er zeker van, dat ik de eerste liefde,
was van een vlasharigen gymnasiast.
Dag aan dag wierp deze goéde jongen,
die een eansche bibliotheek onder
den arm droeg, mij door zijn brille-
glazen smachtende blikken toe. maar
daar had ik niet veel aan.
Op zekeren dag kwam een deftig
heer in den winkel. Hij zette mij
voorzichtig op zijn hooid, en toen hij
een poosje onderzoekend voor den
spiegel stond, draaide hij energiek
aan de punten van zijn knevel en
zette daarbij een triomfantelijk gezicht
als een generaal, die ziet dat hij den
vijand in den val heeft gekregen.
Wij zagen er werkelijk prachtig uit,
hij onder mij en ik boven hem. Ik
paste hem en daar de prijs hem
paste, moest ik mijn veelgeliefde eere
plaats in de etalage met een lederen
hoedendoos verruilen. Aan de hand
van een loopjongen maakte ik door
een reeks van straten mijn eerste
reis, totdat ik aankwam in een groot
steen en huis. Een lief kameniertje
nam mij in ontvangst en legde mij
voorloopig ter ruste in een kleerkast.
Bij het krieken van den morgen
kwam ik, evenals de andere huisge-
nooten, weer voor den dag. Hoe
knap en trotsch zag mijn meester er
uit als bruidegomZijn gezicht straal
de van geluk. Een rijtuig bracht ons
snel naar een ander prachtig huis;
wij stormden een wit marmeren trap
op, die met een prachtig tapijt was
beleed; met kloppend hard openden
wij een aantal deuren en stonden
diep aangedaan voor een beeldschoon
jong meisje. Zij was niet minder be
wogen en toen zij hem de beide han
den toestak drukte hij de smalle,
blanke vingertoppen aan zijne lippen
en sloot haar daarop teeder in zijne
armen.
Die dag zal mij altijd onvergetelijk
blijven. Bruiloft! welk een overheer
lijk feest! In de kerk en bij den
ambtenaar van den burgerlijken stand
had ik de beste plaats. Geen stukje
van het toilet der bruid ontsnapte
aan de kritische blikken van de saam-
gestroomde menigte. De aandacht
was, naar mij dacht, veel meer daar
op, dan op de toespraak van den
Ben Zaterdagavondpraatje
ccvi.
De tijd is gelukkig voorbij dat
krankzinnigen werden beschouwd als
gev oekten en behandeld als de erg
ste misdadigers. Wij kunnen ons
haast niet meer voorstellen, hoe men
in deze ongelukkige wezens ooit iets
anders heeft kunnen zien dan zieken,
die juist om het vreeselijke van hunne
kwaal behooren te worden verpleegd
op de beste wijze, die daarvoor door
de wetenschap kan worden uitge
dacht.
Meer en meer wordt dan ook het
verplegen van waanzinnigen stelsel
matig opgevat De atkeer tegen ge
stichten, een afkeer die dieper zat
dan menigeen wel zou willen geloo-
ven, is in de laatste jaren sterk af
genomen en overal dringt het denk
beeld op den voorgrond, dat wie een
krankzinnige door hem in huis te
houden onttrekt aan deskundige ver
pleging en verzorging, daardoor aan
zijn mogelijk herstel ol althans aan
de verbetering van zijn kwaal een be
lemmering in den weg legt.
Dientengevolge zijn de gestichten
dan ook vol. Het iraai gelegen Mee-
renberg heelt het vorig jaar op een
oogenblik niet minder dan 1303 pa-
tienten binnen zijne muren gehad.
Droevig cijfer! In deze kleine stad
van menschlijke ellende is duisternis
in de hoofden; de waanzin in zijn
onnoozelheid of in zijn razernij waart
er rond en maakt van deze bekoor
lijke plek tusschen bosch en duinen
een plaats van smart en lijden, die
het hart met innig medelijden ver
vult.
Het verslag van de inrichting
Meer en berg is dan ook eene door
gaande beschrijving van menschelijke
ellende. Het spreekt van menschen
die het verstand hebben verloren ten
gevolge van uitspattingen eigen
schuld, maar het gewaagt ook van de
gevallen waarbij herediteit in het spel
is, waarbij lieden die rustig en kalm
leefden, hun verstand zagen verdui
steren omdat hunne voorvaderen de
Toen wij van de reis terugkeerden
begon voor mij een lui en doelloos
leven. Ik stond weer in de lederen
hoededoos in de kleerkast. Er ging
geruime tijd voorbij in dit nietsdoen.
Óp zekeren dag was het druk en woe
lig in de kamer. Men kwam en ging
ik hoorde een kindergeluid en daar-
tusschen het snikken van een man
nenstem „O Lize, Lize blijf leven
o, sterf toch niet, lieve Lize!"
De beeldschoone, jonge vrouw lag
in de kist. Daarnaast stond mijn mees
ter. Yoor de laatste maal staarde hij
met benevelden blik naar het dierbare
aangezicht, dat zelfs in den dood nog
schoon was. Soms ontsnapte hem een
zucht, dan verborg hij het gezicht in
de handen en weende zacht. De dra
gers sloten de kist en brachten die
naar het kerkhof.
Het was een voorname begrafenis.
Mijn meester en ik waren beiden in
rouw aan het graf. Toen de kist daarin
was neergelaten, klonk het kraken
van de touwen als een laatste wee
klacht uit de diepte en toen mijn mees
ter, bleeker dan het lijk der geliefde
vrouw, die van hem was heengegaan,
een schop vochtige aarde op. de kist
wierp, zonk hij op de knieën aan den
rand van het graf.
Sedert die droevige gebeurtenis
was ik in huis een paria. Het was
of mijn meester den stommen ge
tuige van zijn kortstondig huwelijks
geluk niet meer onder de oogen
kon dulden. Ik moest weg. De huis
knecht verschacherde mij voor een
goed stuk geld. Mijne tijd van glorie
was verdwenen. Lang was ik de hel
per van een goochelaar, die eiken
avond ontelbare ellen lint, zijden
zakdoeken, horloges, zilverstukken
en sigaren te voorschijn haalde. Bij
elk kunststuk gaf de professor in de
magie mij, zijn helper, een slag met
zijn tooverstaf, totdat mijn positie
mij zeer begon te verdrieten.
Toen kwam ik als model bij een
kunstschilder, een van de nieuwe
richting. Hij schilderde niets anders
dan donkere, groote kerels, met knup
pels gewapend, die men niet gaarne
op een eenzame plek zou ontmoeten.
Als ik voor model moest lungeeren,
dan werd ik voor af met een
paar druppels olie ingesmeerd, ge
kreukt en gedeukt. Daar was ik waar
lijk van den regen in den drop ge
raakt. Maar daar men van niemand
kan verlangen dat hij de wanden
van zijne kamers behangt met boe
ven in olieverf werd terwijl ik steeds
vetter werd, mijn meester gedurig
magerder.
Gelukkig ontfermde zich een uit
drager over mij. Zijn scherpziend oog
ontdekte aan de verbleekte sporen
mijner verdwenen glansperiode, mijn
voorname afkomst. Ik werd in éen
dampbad gewasschen en kwam on
der het strijkijzer vandaan als een
fatsoenlijke, ietwat oudmodische
hooge hoed. Nu stond ik in het win
kelvenstertje van den uitdrager tus
schen romeinsche waterkruikjes, stof
fige beelden en gebarsten porceleinen
theepotten. Mijn nieuwe meester ver
huurde mij voor een kleinigheid aan
iedereen, die mij noodig had. Dat
was een moeilijk leven. Hoe dikwijls
heb ik niet in regen of wind moeten
wachten op het hoofd van een
kruier
Op een mooien dag kwam een
leerling van Orpheus, de vaandeldra
ger van de liedertafel „Harmonie" en
huurde mij voor medewerking aan
een grooten nationalen zangwedwed-
strijd in Knollendorp, bij gelegen
heid van het 25jarig bestaan van de
lied er tafel aldaar.
Wij waren daar met ons dertigen
hoeden, tamelijk wel verdeeld onder
de hoofden van tenoren en bassen.
Zal men mij ij del noemen als ik hier
beweer dat ik al mijne kameraden
in glans en sierlijkheid overtrof'?
Acb, hoogmoed komt voor den val.
Bij de uitspraak der jury kwam het
tusschen „Harmonie" endeKnollen-
dorpsche liedertafel tot een gevecht,
waaraan helaas weldra de vaandel
drager deelnam. Een hevige vuist
slag deed mij, zwaar verwond door
een groote gapende wonde in mijn
bol, naar beneden op de straat tui
melen. Een andere strijder schopte
mij toen in den modder.
Daar vond mij den volgenden mor
gen een slimme boer die voorbijkwam,
Hij draaide mij nadenkend tusschen
zijne vingers, knikte toen met zijn
hoofd alsof hem een denkbeeld te
binnen was geschoten, nam toeneen
ruwe lat, plaatste die vast in een
veld met opkiemende korenaren en
zette mij er bovenop.
Toen lachte hij en ging zijns weegs.
Hier zal ik dan mijn leven wel ein-
digen.Musschen, spreeuwen en kraaien
zwerven schuw om mij heen en kij
ken mij wantrouwend aan. Ik ben
vogelverschrikker geworden.
Sic transit gloria mundi.
kiem van waanzin in zich droegen.
Dit is eene ontzettende gedachte.
Niet door eigen schuld, maar door
de erfenis van anderenMaar heil
zaam ook zal dit denkbeeld wezen,
voor wie het aldus duidelijker wordt,
dat de toekomst van zijn nageslacht
voor een gedeelte ligt in zijn hand.
Zonderlinge mededeelingen worden
in dit jaarverslag gedaan. Zoo over
een patient die dit jaar is overleden.
Het verslag zegt van hem
Onder de verschijnselen zijner ziekte
(waanzin met chronische opgewekt
heid) verdient vooral vermelding, dat
hij meende, dat zijne persoonlijkheid
verdubbeld was. Hij geloofde twee
personen te zijn en niet éen. Dit waan
denkbeeld bestond reeds bij zijne op
neming alhier en patient was te druk
en tegelijk te zeer verward, om ver
trouwbare inlichtingen te geven. Het
behoeft geen betoog, dat wanneer
iemand twee personen meent te zijn,
die elk afzonderlijk hunne gedachten,
gevoelens en wilsuitingen hebben, in
bizondere mate de voorwaarden dan
gegeven zijn voor het symptoom ver
wardheid. Dit vertoonde onze lijder
dan ook in hooge mate. Bovendien
moet ook de mogelijkheid in het oog
gehouden worden, dat verwardheid
ais symptoon van waanzin, zonder ver
dubbeling der persoonlijkheid kan
voorkomen.
Wat wij gedurende onze veeljarige
observatie van den lijder hebben
kunnen waarnemen is in het ,kort
het volgende:
Wanneer patient in eene opgewekte
stemming was (en dit gebeurde dik
wijls) hield hij lange gesprekken. Aan
deze gesprekken namen twee perso
nen deel en altijd waren het dezelfde
personen. De eene persoon had een
diepe basstem, de andere een hooger
timbre. Deze beide personen leefden
steeds in onmin en uitten voortdu
rend dreigementen tegen elkaar, die
wanneer het gesprek een korten tijc
aan den gang was, op heftigen twist
•uitliepen. Patient kon dan met zijn
'vuist tegen zijn hoofd slaan, zijn ge
zicht openkrabben en zich zelvcn op
allerlei manieren mutileeren.
Uit Zuid-Afrika.
De regeering der Zuid-Afrikaansche
republiek heeft aan haren gezant jhr.
mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland
te 's Gravenhage omtrent den Kafler-
oorlog het volgende telegram gezon
den
Malaboch's hoofdstad genomen, 2
der onzen gedood en 7 gewond, 1600
stuks rundvee met wat klein vee en
paarden buit gemaakt. Vijand nu in
holen.
Magato nog rustig en heeft reeds
belasting betaald.
Fondsen Politiebond.
De heeren IE. Mackay, Voorzitter
G. H. Hintzen, A. Kerdijk, L. Michiels
van Verdurjnen en H. Ph.de Kanter
(Parklaan 41, Haarlem), Secretaris-
Penningmeesterhebben de volgende
oproeping gedaan
De ondergeteekenden, van het
hoofdbestuur van den Politiebond
vernomen hebbende dat de algemee-
ne vergadering zich bereid heeft ver
klaard, om de fondsen te doen voort
bestaan, indien het gelukken mocht
de ontvreemde gelden, voor zoover
de noodzakelijke wiskunstige reserve
betreft, te doen dekken, doen bij deze
een beroep op alle belangstellenden
in het lot van de 350 politiedienaren,
schier uitsluitend in de lagere ran
gen, die door een aandeel in de fond
sen getracht hadden, de toekomst
van hun weduwen en kinderen, voor
zoover dit in hun vermogen was, al
thans eenigermate te verzekeren.
Het door ons ingestelde onderzoek
leidde tot de volgende resultaten. Er
bestond een fonds, door allerlei mid
delen bijeengebracht tot een bedrag
van pl. m. ƒ23500.
Dit fonds is nagenoeg geheel ont
vreemd.
Intusschen is dit niet geheel noo
dig. De berekening is, dat de wiskun
dige reserve, vereischt om alle con-
tractueele verbintenissen na te komen,
op dit oogenblik moet bedragen pl. m,
8500.
De besluiten der vergadering heb
ben daarvan 3150 gedekt, zoodat
mag gezegd worden, dat de Bond
uit eigen kracht het zijne doet. In
de administratie is nog aan baten ge
vonden pl. m. 1900, zoodat tot na
koming van alle contractueele ver
bintenissen moet gedekt worden een
bedrag van J 3400 h 3500.
Het spreekt echter van zelf, dat de
overige 15,000 eigendom waren van
de fondsen, en de verzekerden met
het oog daarop hunne poliseen sloten,
ten einde de vo^rdeelen van eventu-
eele overwinsten te genieten. Wij ho
pen, dat zij die willen helpen, onze
pogingen zullen steunen, om ook dit
bedrag zooveel mogelijk terecht te
helpen.
Help ons dan met milde gaven!
Wilt die uitsluitend adresseer*
aan den laatstondergeteekende. f
zijner tijd hopen wij in hetopenbas
verantwoording te doen.
Volgen de handteekeningen.
Een verdediging?
Onder dit opschrift schrijft de Am?,
het volgende over de toelichting jr
de Eerste Kamer van mr. van Tier.
hoven.
„Mr. v. Tienhoven heeft Donderda;
de gelegenheid te baat genomen oc
de gepubliceerde stuknen nopens
crisis toe te lichten, en zijne hoi
ding te verdedigen. Dat was zijn rech:
Het feit, van den aanvang afdoe
ons in het licht gesteld, dat mr. vai
Tienhoven de opdracht tot kabinet
formatie aanvaard heeft, terwijl
de Regentes had behooren te doea
weten, dat niemand anders dan Taj
daarvoor in aanmerking kon komea
staat nu als een paal boven watei
Het feit, dat mr. van Tienhovei
der Regentes niet heeft medegedeeld]
hoe hij genoodzaakt is geweest, hi
geheele regeeringsprogram uit Tak'i
aanden aan te nemen, kan nis
meer betwijfeld worden.
Het feit dat mr. van Tienhove:
vóór de beëediging van het ministerie
der regentes niet volledig heeft in
gelicht omtrent de bij protocol aar
gegane overeenkomst om te zarne:
aomogeen te zijn en te blijven tei
opzichte der kieswetbehandeling -
staat vast.
Het feit eindelijk, dat de heer y
Tienhoven het den heer Tak on
mogelijk heeft gemaakt, uit naan;
van de geheele regeering te spreken
waardoor de positie van den hee:
Tak verzwakt en de oppositie tegei
de kieswet uitermate versterkt werd
kan niet meer worden ontkend. Zooj
lang deze vier opmerkingen gegrond
zijn - zal de heer v. Tienhoven nog!
heel wat meer te zijner verdediging
moeten bijbrengen, om door de pu
blieke opinie van schuld vrijgespro
ken te worden."
Zulk een gesprek, voorzoover het
verstaanbaar was, kon ongeveer den
volgenden inhoud hebben:
le pers.: Wat komt gij hier doen?
2e Ik kom Bertus eens plagen,
le Pas op hoor! ik zal je krijgen.
2e Dat kan mij niet schelen,
le Ik zal je op je kop komen.
2e Dat durf je toch niet.
le Ik steek je dood.
2e HaHaHaenz.
In hoeverre hallucinaties bovendien
hier in het spel waren, valt moeielijk
uit te maken.
Het is zelfs niet strikt te bewijzen,
ofschoon het wel waarschijnlijk is, dat
patient werkelijk meende tweeperso
nen te zijn. Het komt toch voor bij
sommige patiënten, dat zij hunne hal
lucinaties naspreken.
Hier geschiedde dit altijd in het
zelfde timbre, zoodat de onderstelling
waarschijnlijk is, dat er werkelijk in
patient twee verschillende personen
aanwezig waren."
Is dit niet diep treurig?
Nu en dan komen er poging tot
ontvluchting voor. Het spreekt van
zelf, dat hier streng toezicht op wordt
uitgeoefend en de meeste pogingen
werden dan ook reeds in den aanvang
verijdeld en slechts een enkele maal
wist een ontvluchte zich een paar da
gen voor de nasporingen verborgen
te houden. Kwaad deden de ontvluch
ten evenwel nooit.
Zoo wist op den eersten Januari
een man van 51 jaar door de open
staande deur van de vierde klasse,
waarin hij verpleegd werd, te ont
snappen.
Hij vergat daarbij niet zijn geschenk
van de Kerstboom, een verfdoos,
mede te nemen, waarschijnlijk over
tuigd in zijn grootheidswaan, dat hg
in de schilderkunst excelleerde.
Hij wandelde tot O verveen, begaf
zich daar in een herberg en verlangde
een rijtuig om hem naar Weesp
(zijne voormalige woonplaats) te rij
den. Verder deelde hij ongevraagd
mede, dat hij uit Meerenberg was
ontvlucht. Na deze mededeeling werd
het rijtuig voor hem besteld en reed
men daarin den patient naar het ge
sticht weder terug, waar hij ten on-
Jgeveer elf uur aankwam en met een
opgeruimd gezicht verhaalde, dat hij
eens een uitstapje had willen maken.
Op den 3en April ontvluchtte deze
patient opnieuw en wel des nachts
ten ongeveer drie ure. Te dier dage
was de le verpleger met verlof, zoo
dat er geen verpleger op de benedenste
slaapkamer aanwezig was.
Hiervan maakte patient gebruik,
om met behulp van een kast door
het raam te klimmen, waardoor hij
op het afdak van de 4e klasse terecht
kwam.
Hij volgde toen dat afdak en brak
ter hoogte van de zaal der vierde
klasse, waarschijnlijk bij ongeluk,
drie ruiten. Vervolgens ging hij het
afdak verder langs, waar dit zich
voortzet over de dwarsgang en langs
den tuin der rustige aldeeling. Ver
moedelijk is hij toen in den tuin ge
sprongen en over de schutting ge
klommen, waardoor hij langs het
terrein der werkplaatsen het gesticht
kon verlaten. Het rumoer door hem
veroorzaakt, werd door den nacht
wacht op de hoogte der ziekenzaal
gehoord.
Deze waarschuwde daarop den
dienstdoenden veldwachter, waarop
beiden aan het zoeken gingen, doch
niets vonden.
Den volgenden ochtend ten 8V2 uur,
werd de vermiste patient door twee
agenten van politie uit Haarlem
wederom te huis gebracht.
In den nacht van den 24 op den
25e Maart ontvluchtte een verpleegde
uit de 4e klasse dames. Deze paliente
verkeert dikwerf in zeer opgewonden
stemming en tracht dan veelal van
het bezoek van den dokter gebruik
te maken, om te ontsnappen.
Het is een dame uit Amerika, waar
haar man (een Hollander van af
komst) nog woonachtig is. Onder
meer waanideeën verkeert zij in de
meening, dat de kinderen van een
der doctoren hare baby's zijn en dit
schijnt te meer eene der redenen te
zijn, waarom zij voortdurend poogt
te ontvluchten.
Hoe zij in den bewusten nacht uit
het gesticht is gekomen, is niet met
zekerheid uit te makengenoeg zij
het, dat patiënte den nacht met wan
delen doorbracht.
„I've made a very nice walking in
Aanranding op straat.
Donderdag liep te Amsterdam een
kassiersknecht in de Spuistraat bij de
Heisteeg. Hij droeg eene portefeuille
met een ketting om zijn hals beves
tigd, en in de hand een zakje met
geld. Dit zrkje wekte de begeerigheid
van een haveloos gekleeden man op.
Hij rukte het den kassiersknecht uit
de hand en maakte er zich ijlings
mede uit de voeten.
De bestolene en eenige omstanders
gingen den dief na, onder het roepen
van: „Houdt den dief!" In een wil
den wedloop ging het de Heisteeg
door en den Singel op, waar de die!
door de Dubbeleworststeeg zijn ver
volgers trachtte te ontkomen. Aan
the moonlight" verklaarde zij zelve.
Tegen den ochtend begreep zij dat
het noodig was zich te \erbergen_en
daartoe begaf zij zich naar het station
Santpoort. Daar werd zij gevonden
door een spoorwegbeambte, die haar
naar den predikant van het Ge
sticht bracht. Eenige zusters van het
Gesticht brachten patiënte niet zon
der moeite weer naar Meerenberg.
In den nacht van Donderdag 20 op
Vrijdag 21 Juli, waarschijnlijk tus
schen 4 en 5 uur in den ochtend,
ontvluchtte deze patiënte opnieuw
in hare nachtkleeding en wel uit de
cel, waarin zij verpleegd werd, door
klimming uit het venster. Hiertoe
had zij een matras tegen den muur
gezet, met behulp van welke zij het
venster kon bereiken.
Zij bracht een gedeelte van den
ochtend buiten de terreinen van het
gesticht doo^, doch toen zij gevaar
begon te loopen, ontdekt te worden,
keerde zij terug en verborg zich in
een bo^cbje tegenover de villa van
Dr. J. Hier bleef zij den geheelen dag
zitten, tot zij des avonds, juist toen zij
naar de woning van genoemden dok
ter w 1de gaan, bij toeval ontdekt
werd door een bediende van Dr. J.
die daarop de hoofdverpleegster van
het Nieuwe Gesticht waarschuwde,
welke haar met behulp van eenige
zusters naar hare afdeeling terug
bracht.
Op den Sen September klom bo
vengenoemde patiënte over eene
schutting en kwam zoodoende op een
plaatsje, dat toegang verschaft tot
de damesafdeel ing.
Zij begaf zich alsnu naar den tuin
der 2e afdeeling, van waar zij door
een paar zusters naar hare eigen afd.
werd teruggebracht.
Aan het slot van het verslag wordt
terecht hulde gebracht aan het dames
comité, dat zorgt voor vervroolijking
van de lokalen, waarin de onvermo
gende patiënten zijn gehuisvest. Door
platen, schilderijen, vooral ook door
bloemen trachten deze dames de om
geving der ongelukkigen voor hen te
veraangenamen en slagen daarin zóo
wel, dat er door de patiënten altijd
met verlangen naar de komst van de
„bloemendames" wordt uitgezien.
FIDELIO.