Waarschuwt
DE JACHT OF EEIE ERFENIS.
D
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
12e Jaargang
Dinsdag 7 Angnstns 1894.
No. 3403
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
STADSNIEUWS.
FEUILLETON
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37 j.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat 1-^, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en cour ar.tier».
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Suec., Partje Slbis Faubourg Montmartre
e BURGEMEESTER
HAARLEM
VAN
Overwegende dat het wenscbelijk
i» zijne waarschuwing, dd. 4 Au
gustus 1894 aan te vullen;
een ieder niet alleen tegen bet
drinken van of bet baden in de
openbare wateren der gemeente,
maar ook tegen het gebruik van
daaruit afkomstig water voor
ELK HUISELIJK gebruik
Haarlem, 6 Augustus 1894.
De Burgemeester voornoemd,
BOREEL.
Haarlem, 6 Augustus 1894.
GEMEENTERAAD.
Spoedeischende vergadering van
den Raad der Gemeente op Maandag
6 Augustus des morgens te 10 uur.
Afwezig zeven leden.
Voorzitter de Burgemeester.
Nadat besloten is de lezing der no
tulen van de vorige vergadering niet
te doen plaats hebben, zegt de Bur
gemeester bet navolgende
Mijne Heeren!
Het is naar aanleiding van een
vermoedelijk geval van cholera en
een ander geval dat men vrij zeker
kan aannemen dat cholera is gewei
ot is, dat ik heb vermeend uw col
lege bijeen te roepen. Het is bekend
dat de kermis begint straks te 12
uur. Ik heb mij niet verantwoord ge
acht met bet oog op het gevaar dat
de cholera meebrengt, de verantwoor
delijkheid van het openen der ker
mis op mij te nemen. Ik heb gemeend
dat het is in het belang der gemeente
de vraag door uw College te laten
uitmaken te meer omdat ik naar
aanleiding van het geval met den in
specteur van het geneeskundig staats
toezicht Dozy geconfereerd heb. Deze
heeft te kennen gegeven, dat hij het
houden der kermis uit een hygiënisch
oogpunt op dit oogenblik niet raad
zaam achtte. Hedenmorgen heb ik een
schriftelijk advies ontvangen, aldus
luidende
„Ik heb de eer, UEA. te berichten,
dat het mij onmogelijk is geweest
tijdig een bacteriologisch onderzoek
van de faecaliën die ik bij mijne
thuiskomst vond, te doen bewerkstel
ligen. Ik heb ze moeten opzenden
naar prof. Spronk in Utrecht.
Intusschen kan ik mij, op grond
van de gevallen van asiatische cho
lera die te Bennebroek, Amsterdam
en Halfwegf zijn voorgekomen, zeer
goed vereenigen met de diagnose
asiatische cholera door dr. Proot ge
steld.
Met het oog op de besmette vaar
ten is het bedenkelijk te achten, de
gelegenheid te openen voor misbruik
van sterken drank op groote schaal,
zooals bij kermis plaats vindt. Allicht
zullen kermisgangers geïnfecteerd wor
den, wanneer zij onder den invloed
van Bterken drank vergeten de raad
gevingen tot voorkoming an cholera
op te volgen.
Ik zon het om die reden bepaald
wenschelijk achten, de kermis niet te
doen plaats hebben. Mochten daarte
gen echter ernstige bezwaren bestaan,
nu alles reeds is voorbereid, zoo kan
men toch de nadeelige gevolgen zoo
veel mogelijk trachten te voorkomen
door geneeskundig toezicht te doen
houden op alle logementen, door af
zondering en behandeling van alle
lijders aan diarrhee, door overal zui
ver drinkwater beschikbaar te stellen,
ook buiten de kom van de gemeente,
door politietoezichten op de vaarten,
door het zwemmen te verbieden, door
bootjes en vaartuigen van goed drink
water te voorzien en door het aan
plakken van korte raadgevingen.
De geneesJc. Inspecteur
N.-Holland.
(w.g.) Dr. DOZY".
Tot zoover het advies.
Nog moet ik mededeelen dat in
art. 21 der Wet van '72 en vlgg. be
handeld wordt het geval wanneer de
ziekte epidemisch verspreid is. In dat
geval kan de kermis verboden wor
den. Gelukkig is de ziekte op dit
oogenblik niet epidemisch. Ged. Sta
ten zeggen in eene over de cholera
vroeger verspreide circulaire, dat het
is in het belang der eigen gemeente
dat de gemeenten-besturen kermissen
en jaarmarkten schorsen zoodra cho
lera dreigt of in de buurt gevallen
zijn voorgekomen. Ik geef den leden
in overweging de discussie allereerst
te beperken tot de vraag: zal de ker
mis geschorst worden en zoo ja, voor
hoelang.
Van der Mersch. Het was wel te den
ken, dat de oproeping gisteren gedaan,
strekte om den Raad voor te leggen
vraag omtrent de kermis. Ik kan
mij 't voorstellen dat gij zelf M. de
V. als Burgemeester niet graag de
verantwoording wildet op u nemen
van een besluit van zóo verre strek
king. Het is waar dat nu eenmaal
te 12 uur de kermis zal worden ge
opend indien er sprake is van schorsing
groot nadeel zal worden toege
bracht aan velen. Er zijn reeds groote
kosten gemaakt en er is geen reden
om, als de kermis nu wordt inge
trokken, die schade te vergoeden. Het
is dus van groot belang nu te over
wegen of het in het belang der inge
zetenen is de kermis te schorsen. De
vraag of de kermis zal worden geschorst
kan m. i. gelijk worden gesteld met
de vraag of zij zal worden opgehe
ven. Mij dunkt dat nu eenmaal de
vreemdelingen hier gekomen zijn met
hunne kramen etc. het gevaar voor
die vreemdelingen niet geheel wordt
opgeheven als wij hun gelasten te
vertrekken. Daarvoor is dus schorsing
niet noodzakelijk of te rechtvaardigen.
Is die schorsing noodig voor de in
gezetenen? Ik geloof dat reeds het feit
dat het gevaar (als het bestaat) reeds
in de stad is, voldoende insluit dat
ook voor de ingezetenen niet minder
gevaar bestaat hij het wegzenden van
die vreemdelingen. Reeds een daad
van voorzichtigheid is het, dat M.
de V. den Raad bij eengeroepen heeft
om over de zaak te spreken. Daar
door staat vast, dat ieder zal behoo-
ren op te passen. De Inspecteur zegt
ook dat hoe wenschelijk schorsing is,
daartegenover bezwaren staan. Het
zal dan zaak zijn behoorlijke maatre
gelen aan de ingezetenen aan te
raden. Die waarschuwing kan al van
belang zijn. In het algemeen is het
bij een feest voor ieder zaak te zor
gen voor zijne gezondheid, dat is nog
meer ?aak, nu er sprake is van een
ziekte, waarvoor ieder vrees mag
koesteren. Het komt mij dus voor
dat schorsing niet absoluut noodig ja
niet gewenscht is.Het kwam mij echter
voor dat er wel gevaar bestaat voor
dien Zondagnacht en ik dacht of het
niet mogelijk zou zijn een besluit uit
te lokken dat de kermis werd geslo
ten op Zondag en geopend op Maandag.
Klein. Ik kan mij gedeeltelijk ver
eenigen met de meening van den
vorigen spreker. Met het oog op de
artt. door M. de Y. voorgelezen zou
ik in overweging geven, of het niet
noodig is nu reeds te bepalen dat zoo
de gevallen van cholera zich mochten
vermenigvuldigen de kermis zalverkort
worden. Wij geven dan den menschen
die kosten hebben gemaakt althans
eenige gelegenheid en zij n verantwoord
Ik stel dus voor om als de ge
vallen zich vermenigvuldigen in deze
dagen over te gaan tot verkorting der
kermis en die te stellen op de helft
en minstens begeer ik dat die ver
schrikkelijke Maandag er dan afge
sneden wordt.
Sneltjes. In dergelijke belangrijke
gevallen is het noodzakelijk precies
te weten waaraan men zich te houden
heeft? Waarover zullen wij nu stem
men? Mij is het niet recht duidelijk.
Stelt u M. de V. voor de kermis te
schorsen, of verwacht n van onzen
kant een voorstel
Voorz. Het ligt in mijn voornemen
de beslissing der zaak over te laten
aan den Raad. B. en W. hebben geen
voorstel, evenmin de Voorzitter. Na
de discussie wensch ik te doen stem
men over de vraagwenscht men
schorsing? waarover men kan stem
men met voor of tegen.
Sneltjes. Het beste is voorzichtig te
zijn. Ik zou het voorzichtig achten de
kermis te sluiten of te schorsen,
maar men kan de voorzichtigheid uit
den Raad overbrengen op de geheele
burgerij. Uit het feit, dat zich een
geval van cholera heeft voorgedaan
en uit de oproeping tot deze bijeen
komst zal de burgerij een groote mate
van voorzichtigheid putten. Ik zou
zeggen wij hebben door deze vergade
ring getoond, dat wij voorzichtig zijn.
De burgerij zal doordrongen zijn van
het nut der voorzichtigheid wordt de
ziekte epidemisch, dan spreekt het
van zelf, dan spreekt de wet.
Bijvoet. Ik ben het bijna geheel
eens met de heeren van der Mersch en
Sneltjes. Kon men door schorsing
der kermis decideeren dat de heele
kermis de stad verliet, dan kon dat
misschien nuttig zijn, maar dat is zoo
niet. Wanneer van hier uitgaat eene
waarschuwing tot voorzichtigheid, dan
is dat m. i. voldoende. Woensdag is
er weer vergadering. Mocht in die 2
dagen eene vermeerdering der geval
len zijn, dan zal in die vergadering
de Raad naar mij dunkt bereid zijn
maatregelen te nemen al waren die
voor het publiek minder aangenaam.
Van den Berg. Ik begrijp ten volle
het advies van den geneeskundige
inspecteur. Hij heeft alleen de hy
giënische belangen op het oog en kon
geen anderen raad geven dan hij
heeft gedaan. Het is natuurlijk de
roeping van den Raad voor de hy
giënische belangen te zorgen, maar
ook voor de materieele belangen. Ik
wensch verder te constateeren dat
bij het geval in de Zuiderstraat nog
niet bepaald is of het cholera is of
niet. In het eerste geval zijn de faeca
liën niet onderzocht. Is het onder
deze omstandigheden gewettigd de
kermis te schorsen Ik geloof het
niet en stel daartegenover de onaan
gename gevolgen, aan schorsing ver
bonden. Ik moet zeggen dat ik niet
zon adviseeren tot schorsing der ker
mis. Mochten in den loop dezer week
meerdere gevallen zich voordoen, dan
zal men zeker de kermis schorsen.
H Hooft. De heeren Sneltjes en Bij
voet verklaren dat de voorzichtigheid
getoond door de oproeping van den
Raad, overgaat op de burgerij. Dat
is een bewijs van een groote motie
van vertrouwen. Verstaat men onder
burgerij alleen de Haarlemmers of
ook die Zondag en Maandagnacht
komen In dat laatste geval deel ik
het vertrouwen niet. Ik geloof niet
dat zij zoo voorzichtig zijn. Woensdag
kan men weer zien of er nieuwe ge
vallen zijn, maar ik geloof niet dat
het gewenscht is de zaak uit testel
len. Ik ben ook niet voor schorsing
op dit oogenblik, maar ik ben er
voor dat de vraag wordt behandeld
of de laatste kermisnacht er ook aan
verbonden blijft. Ik geloof dat dit
van belang is voor die menschen dat
zij nog niet 2 dagen moeten wachten
op de vraag of die Zondag er al dan
niet bijblijft.
De Kanter. De |overweging waar
toe ik gekomen ben is deze. Het is
een zeer ongelukkig en ernstig
samentreffen van omstandigheden.
Had een week vroegerhet geval
plaats gehad, dan zou ik de kermis
wat mij betreft niet hebben plaats
gevonden. Nu hebben wij te kiezen
tusschen 2 kwaden en alles goed be
schouwd meen ik dat de gevolgen
der schorsing erger zijn dan vanniet-
schorsing 't Zon niet goed zijn nu
reeds de kermis te bepalen op de
helft. Het denkbeeld 't Hooft begrijp
ik niet goed. De Raad heeft na am
pele discussie besloten die nachten
er bij te nemen. Alles moet toch
te 2 uur gesloten worden, volle nach
ten bestaan dus niet meer. Ik zou
zeggen laat de kermis voorloopig
doorgaan tot wij zien welken keer
de zaak neemt.
Klein. Ik begrijp niet welk bezwaar
er is om reeds nu een besluit te ne
men om als de gevallen vermenig
vuldigen de kermis te bekorten. Het
geval kan zich voordoen eer we 24
uur verder zijn, dat we in nieuwe
gevallen van cholera zitten. Als dat
noodzakelijk is dient men toch door
tastende maatregelen te nemen.
Waller. Ik moet meneer doen
opmerken dat hij uit het oog
verliest de macht van den heer in
specteur van het geneeskundig staats
toezicht en de imperatieve voorschrif
ten der wet,die verklaart: als er cholera
epedemie is, is de kermis met een
pennestreek uit. Wordt het een epi
demie dan treedt de wet in onze plaats
en ze0t de kermis is uit.De voorzichtige
rmisganger heeft geen waarschu
wing noodig, de onvoorzichtige moet
in het oog houden dat de kermis
Naar het engelsch
van PAUL H. GEREARD.
38)
HOOFDSTUK XTTT
De schipbreuk van de „Babette".
Toen echter de Seychellen waren verlaten, en de Peri met
een gunetigen wind de wateren van den Indischen Oceaan
doorsneed, kaap Guardafni omzeilde, en haar gefluit deed
hooren als groet aan Perim, dat den toegang tot de Roode
Zee bewaakte, daarna Mokka en Mecca, dat aan den profeet
deed denken, passeerde, en in de nabijheid kwam van de
heilige toppen der Sinai, toen begon het vaderland met on
zichtbare gouden ketenen zijn aantrekkingskracht op George
uit te oefenen.
Daarna verlieten zij de Peri.
Hierna op kameelen met een karavaan naar Caïro.
Van Caïro naar Alexandrië.
Te Alexandrië ingescheept op het iransche schip Babette.
De Babette had evenwel geen voorspoedige reis.
Het gesternte was haar verraderlijk, de wind haar vijandig.
Uit de Sahara kwam de verschroeiende adem des verderfs
opzetten, die de Babette naar het noorden en oosten dreef.
Br kwamen donkere dagen, vreeselijke nachten, waarin
niemand de uren telde.
En op zekeren morgen kwam de zon op boven eene tot
kalmte gekomen zee; overblijfselen van een wrak dreven
rond.
De Babette zou geen deel meer uitmaken van de fransche
koopvaardijvloot.
Een groot gedeelte van hetgeen de hoofdmast was geweest
danste in het opkomende licht zwaar op en neer, en hieraan
waren vastgebonden twee ongelukkigen, van wie het moeielijk
te zeggen viel of zij nog leefden dan wel dood waren. Bloots
hoofds, half naakt, barrevoets, doorweekt van het zeewater,
dreven zij voort, overgegeven aan het spel van wind en gol
ven. Het waren George Fitzroy en Sam Porter.
HOOFDSTUK XIV.
Een paar Christen-honden.
De morgenzon scheen helder over de watervlakte, waarop
weer een treurspel was afgespeeld. Geen hand had het ge
brekkige vlot der ongelukkige Engelschen bestuurd, geene
stem had hen aangeroepen geen profetie had hen ge
waarschuwd.
Op zijn doel afgaande dreef de gebroken mast door de baai
van Adalia, en landde aan een eenzaam gelegen inham met
een zandigen oever, in de nabijheid waarvan zich een zijtak
van het Taurusgebergte verhief. De mast dreei voort totdat
hij in het zand bleef steken en de zee, die nu gekalmeerd
was, spoelde hem niet verder.
Zooals zij daar lagen aan het stuk hout vastgeklemd, wer
den de gelaatstrekken van deze mannen, die dood schenen
te zijn, door de gouden morgenzon bestraald.
Over het zand verscheen een korte, dikke gestalte, met
vuil linnen om het hoofd gewikkeld, roode muilen, aan de
punten zeer versleten, aan de voeten, een wijden, zeer opge-
lapten pantalon aan, een grooten, gebreiden gordel, waarin
een groote pijp, een zak tabak en een mes verborgen waren.
„Ah Allah riep deze armoedig gekleede man met schor»
stem. „Daar liggen twee Christenhonden. Ik kan den profeet
niet beter behagen dan door hunne booze hoofden met mij»
mes van hun lichaam te scheiden."
„Wacht Yusef!" klonk de schrille stem van een ander,
die er ook reeds zoo vroeg op uit was, een evenbeeld van
den eerste, met dit verschil, dat hij ouder en nog vuiler was,
dat hij een juweelen steen in zijn tulband had, een zijden
gordel met een met juweelen bezetten dolk, en een gesp met
briljanten afgezet op zijn schouder. „Wacht Yusef. Wanneer
zij dood zijn, laten wij dan eerst onderzoeken, wat zij bij
zich hebben. Zijn die vervloekte ongeloovigen niet dood, ver
geet dan niet, dienaar van den proleet, dat Christenhonden
goede slaven zijn voor de geloovige Turken; daarvoor alleen
zijn zij dan ook door den wil van Allah op den aardbodem