Het oude Schrijfbureau.
IIAARLEfflEli HALLETJES.
Ben Zatardagavondpraatje
BINNENLAND,
Een paar weken geleden, was ik
met nog een paar kennissen op een
dineetje gevraagd bij mijn vriend, den
gevierden kunstschilder Brenton. Zoo
dra de maalt/jd geëindigd was en de
dames de eetzaal hadden verlaten,
noodigde de gastheer ons uit, hem
naar zijn atelier te volgen, om een
Murillo, die hij zich kort geleden had
aangeschaft, te komen bezichtigen en
na de prachtige schilderij op ons ge
mak bewonderd en geprezen te heb
ben, zagen wij het vertrek eens ver
der rond.
Op eene zeer in het oog vallende
plaats, in het midden tegen een der
wanden, stond een groot, ouderwetsch
schrijfbureau. Daar wij zulk een meu
bel eerder in het studeervertrek van
een auteur verwachtten te vinden, dan
in een schildersatelier, trok het in
niet geringe mate onze opmerkzaam
heid, wat onze vriend, toen hij onze
verwonderde blikken zag, aanleiding
gaf tot de vraagof wij genoegen had
den de reden te hooren, waarom het
oude bureau, dat voor hem eigenlijk
een sta-in-den-weg was, zulk een eere
plaats in zijn atelier besloeg. In het
vooruitzicht eene interessante geschie
denis te vernemen, stemden wij gretig
toe en vormden een kring om hem
heen, terwijl hij, half tegen 't voor
werp onzer nieuwsgierigheid aange
leund, op zijn gezelligen verhaaltrant
begon
„Verscheidene jaren geleden, toen ik
nog pas een jong beginner was en heel
wat moeite had om rond te komen
en mijn „fatsoen" op te houden, zoo-
als de wereld dat gelieft te noemen,
haalde ik mij het ongenoegen van al
mijn verwanten en kennissen op den
hals, door te trouwen zonder hun
toestemming te vragen of hun raad
in te winnen. Een vrouw, beweerden
zij, zou in mijn omstandigheden slechts
een blok aan mijn been zijn, een hin
derpaal op mijn weg naar roem en
fortuin. Ik was echter van een ander
gevoelen en de uitkomst bewees, dat
ik nooit wijzer daad had kunnen
doen, want mijn uitgaven werden on
der haar zuinig beheer aanmerkelijk
minder, dan zij ooit in mijn jongge-
zellenleven onder mijn tallooze hos
pita's zijn geweest en ik kreeg daar
boven eene opgeruimde levensgezellin,
die mijn werken en streven altijd met
belangstelling volgde en een troosten
de engel voor mij was, in mijn menig
vuldige teleurstellingen en verdriete
lijkheden.
Onder hen, die ik door mijn on
bezonnen huwelijk het meest tegen
mij in 't harnas had gejaagd, was
ook mijne tante, eene zeer zonderlinge
oude dame, die algemeen voor rijk
werd gehouden, of althans zóó, dat
zij het goed stellen kon, niettegen
staande zij zelve altijd het tegendeel
beweerde en ook zeer ingetogen leefde,
in gezelschap van een dienstbode, een
halfblinde poes en een ouden kanarie-1 staan en evenals gij, zijne verwonde-
vogel. Getrouwd was zij nooit geweest. ring over zulk een vreemde decoratie
Deze oude dame nu, door ons kinde- van een schilders-atelier te kennen
ren gewoonlijk Tante Schraalhans ge-gaf, vertelde ik hem, hoe ik er aan
noemd, omdat wij nooit genoeg voorwas gekomen maar ik had nog niet
onze grage magen bij haar te eten geëindigd of hij viel me in de rede
als wij nu en dan een dagje
bij haar op visite mochten komen,
was eerst nog al met mij ingenomen
geweest, maar sedert ik mij verstout
had eene vrouw te nemen, hield alle
betrekking tusschen ons op.
Ongeveer achttien maanden na
mijn huwelijk hoorde ik toevallig
van een mijner kennissen, dat zij
ernstig ongesteld was. Een paar ma
len liep ik bij haar aan, om te hooren
hoe zij het maakte, maar ik werd
altijd met een boodschap aan de deur
afgescheept en mocht, zoo vertelde de
meid, op last van haar juffrouw on
der geen voorwendsel worden binnen
gelaten. Gij ziet dus, dat zij mij dat
huwelijk nooit vergeven heeft en mij
op deze wijze wilde te kennen geven,
dat ik na haar dood op geen cent
behoefde te rekenen. Nu, dat deed ik
ook niet en mijn bezoeken waren vol
komen vrij van alle baatzuchtige ne
venbedoelingen, want mijn vooruit
zichten waren in dien betrekkelijk
korten tijd veel verbeterd; ik was
leeraar aan de kunst-academie gewor
den en begon reeds naam te maken.
Ook mijn stukken vonden gereeden
aftrek bij invloedrijke kunstkoopers,
zoodat ik reeds genoeg verdiende, om
zoo niet rijk, dan toch onbezorgd te
kunnen leven.
Eenige weken later ontving ik eene
bekendmaking, dat mijne tante na
eene kortstondige ziekte was overleden,
tot mijn spijt niet geringe verbazing
vergezeld van eene uitnoodiging om
hare begrafenis te willen bijwonen.
Zoodra wij haar de laatste eer had
den bewezen, keerden wij naar het
sterfhuis terug, om het testament te
hooren voorlezen, en toen bleek het
dat zij twee dagen voor haren dood
hare geheele nalatenschap, bestaan
de in eenige meubelen, de poes en
dèn kanarievogel aan hare geliefde
neefjes en nichtjes had vermaakt, om
gelijkelijk onder hun achttienen te
worden verdeeld en aan mij haar ou
de schrijfbureau, een erfstuk van
haar vader zaliger, waarop zij altijd
veel prijs had gesteld. Het weinigje
geld dat zij naliet, strekte ter nau-
wernood om de kosten der begrafe
nis te dekken en zij was juist bij
tijds gestorven, om niet op haar ou
den dag werkelijk gebrek te moeten
lijden.
Hoewel het bureau, zooals gij ziet,
weinig of geen werkelijke waarde
meer bezit en voor mij een geheel
nutteloos meubel is, heb ik het toch
altijd uit een soort van piëteit be
waard. De i^oede ziel had immers
getoond dat zij mij nog genegen was
en ten bewijze daarvan het kostbaar
ste wat zij had, aan mij vermaakt.
Toen een paar dagen later een
mijner vrienden het oude ding zag
ccxx.
Dichters en prozaschrijvers hebben
van den Nederlander gezegd dat het
water zijn element is en ik wil dat
dan ook wel gelooven. Wanneer het
er op aankwam op het water te zijn
of wanneer het gold ergens water mi
te malen, dan zeker was de Hollan
der klaar. Of hij ten allen tijde be
reid was, zich ook in het water te
dompelen, is een vraag die ik op ge
zag van vele medici en andere men
schen die het kunnen weten, helaas
niet bevestigend durf beantwoorden
't Is niet vleiend maar moet gezegd, dat
de Hollander over het algemeen een
scheef gezicht trekt, wanneer hij denkt
aan een koud bad over zijn geheele
lichaam. Het hoofd, de handen, de
voeten, in 't ergste geval de borst,
dat gaat nog, maar er zoo heelemaal
onder te duiken dat men aan 't hij
gen gaat en onwillekeurig brrr zegt.
daar moet hij niets van hebben.
Laat ik evenwel niet onrechtvaar
dig wezen. Er komt verbetering. De
uitbreiding van de sport heeft ook
de watervrees doen verminderen en
vooral is in de laatste jaren aan dien
afkeer van water een geduchten
stoot toegebracht door de waterge
neeswijze.
Niet dat het genezen van ziekten
met water nieuw is. Door alle eeuwen
heen wist men, dat koud water goed
is voor vele dingen en zelfs de dieren
waren er van op de hoogte. Er zijn
groote en kleine beesten, die allerlei
ongemakken als kneuzingen en ver
wondingen trachten te cureerendoor
het gekwetste lichaamsdeel te dompe
len in koud water. Maar het stelselma
tig beoefenen van de watergeneeswijze
dateert van voor korten tijd. Een
eenvoudige boer, Priessnitz, begon er
mee en in onzen tijd is het pastoor
Kneipp, die er zich wereldberoemd
door heeft gemaakt.
Allergemoedelijkst is de manier
Heb je 't wel goed doorzocht
vroeg hij opeens.
Doorzocht? herhaalde ik. „Waar
om
Owas zijn antwoord, „je kunt
nooit wetenoude menschen zijn soms
zoo wonderlijk misschien heeft ze
hier of daar in een laadje nog iets
voor je verstopt, om haar gedrag weer
goed te maken, zonder dat de andere
familie het zou merken."
Hij schertste natuurlijk slechts en
ik vond het idee al even belachelijk,
maar, 'twas vreemd 1 nadat hij
was heengegaan, bleven zijn woorden
mij onophoudelijk in de ooren klin
ken. Weer zag ik de ongeloovige ver
bazing, die zich op aller gelaat af tee-
kende, toen het testament geopend
werd en daaruit bleek, hoe pover de
nalatenschap was der oude dame, die,
zooals ik reeds zeide, algemeen voor
rijk doorging en, zonder mijn vrouw
iets van mijn voornemen te zeggen
zij zou mij toch maar hebben uit
gelachen besloot ik in stilte alle
hoekjes en gaatjes van het oude bureau
nauwkeurig te doorsnuffelen.
De gelegenheid liet zich niet lang
wachten. Gebruik makende van een
tijdelijke afwezigheid mijner vrouw,
die een paar dagen bij eene vriendin
buiten te logeeren was gevraagd, stak
ik op zekeren avond een kaars aan,
sloot mij in mij n atelier op en begon
te zoeken naar wat wist ik niet.
Ik opende het eene hokje voor, het
andere natrok nu dit, dan dat laadje
open ontsloot verscheidene deurtjes
lichtte tallooze klepjes - allea met
behulp van verschillende sleuteltjes,
waarvan mij een heele bos met het
meubel was thuis gezonden, en met
ander licht dan de flikkerende
vlam van mijn kaars, omdat ik nooit
licht in mijn atelier brand zoodat
gij u eenigszins kunt voorstellen, welk
een tijdroovend werkje het was, ech
ter met geen ander gevolg, dan dat
ik alles ledig vond. Geen geheime
veer sprong onder mijn zoekenden
vingerdruk losik kon zelfs niets van
dien aard ontdekken, totdat ik ein
delijk, door den slaap overmand, in het
holle van den nacht mijn vruchte-
loöze pogingen staakte. Ik ging naar
bed, maar nauwelijks was ik inge
dommeld, of ik droomde van ontel
bare geheime laadjes en bergplaatsen,
gevuld met allerlei pakjes, die bij
opening niet anders dan bankbiljet
ten van fabelachtige waarde bleken
te bevatten. Dan werd ik even wak
ker, maar zoodra mijn oogen weer
waren dichtgevallen, herhaalde die
droom zich van voren af aan, met
dit verschil, dat bij elke volgende
keer de bedragen hoe langer hoe
grooter werden.
Plotseling vloog ik overeind alle
slaap was eensklaps van mij ge we- de kaars opnieuw aan en sloop op
ken. Als een bliksemstraal doorvloog mijn teenen, om de dienstboden niet
de herinnering aan een zekeren dag te wekken, de trappen af, naar mijn
uit mijn kinderjaren mijn brein. Alsof atelier. Nogmaals zoo nauwkeurig mo-
het gisteren pas gebeurd was, zoo'gelijk de herinering aan dien regen-
helder stond mij alles weer voor den achtigen dag tot in de kleinste bij
geest. zonderheden in mijn geheugen terug-
Ik was, zooals meermalen gebeurde, roepend,zocht ik met mijn vinger langs
bij tante Schraalhans op visite. Was'den voorkant van het bureau op de
het weder gunstig, dan gingen wij plaats, die ik dacht dat het wezen
gewoonlijk wandelen en in het Park j moest.
Eindelijk kwam ik op een plek,
waar ik eenige beweging meende te
bespeuren, maar hoe ik drukte, het
hout week niet van zijn plaats. De
veeren waren zeker verroest. Eindelijk,
na een flinken duw,vloog het plotseling
naar binnen en onthulde, tot mijn
groote vreugde het verborgen laadje,
evenals ik het zoovele jaren geleden
een glas melk drinken, maar het
regende dien dag aanhoudend- Geen
buien, waartusschen, zij ook voor
enkele oogenblikken, een vroolijk
zonnetje door de wolken gluurt, maar
een troostelooze motregen, die met
vervelende eentonigheid uitdenlood-
grijzen hemel nederdaalde en over
alles en iedereen een somber, triestig
waas verepreidde. Ik zal ongeveer bij" mijn tante had gezien. Met bevende
zeven jaar zijn geweest en zooals het - -
veeltijds met kinderen gaat, als zij
zich vervelen, ik werd lastig en maakte
mijn tante, die reeds alle mogelijke
spelletjes bedacht had, om mij bezig
te houden, het leven geweldig zuur.
Ten einde raad, stelde zij voor, dat
wij samen haar bureau eens van
binnen zouden bekijken en toen al
hare schatten, die het bevatte, aan
een nauwkeurige inspectie waren on
derworpen, waarbij zij mij van elk
voorwerp tekst en uitlegging had
moeten geven, vertelde zij mij, dat
er nog een verborgen laadje was dat
ik moest vinden. Jongens zijn natuur
lijk dol op alles, wat maar even naar
het geheimzinnige of raadselachtige
zweemt; gij kunt udus gemakkelijk
voorstellen, hoe ik mijn best deed,
om die geheime bergplaats op te
sporen.
Nadat
ik ruim een half uur met
vruchtelooze pogingen had doorge
bracht, waarbij ik gaandeweg onge
duldiger werd en hoe langer hoe
meer een bedroefd gezicht begon te
zetten, kreeg mijn tante medelijden
en wees mij de geheime veer. Na een
enkelen, lichten druk van haar vin
ger, week een lang, smal stukje hout
aan den voorkant van het bureau een
paar duimen achterwaarts, rees plot
seling als van zelf achter het dub
bele schot omhoog, en verdween,
terwijl de achter de daardoor ont
stane opening het knopje vertoon
de van een klein, ondiep laadje, dat
zonder moeite kon uitgehaald wor
den. Een tweede vingerdruk bracht
alles op even onverklaarbare wijze
in den vorigen toestand terug maar
zóo fijn was alles afgewerkt, dat1
geen enkel spoor het bestaan der
geheime bergplaats van buiten deed
vermoeden. Natuurlijk moest- ik
herhaalde malen het mechaniek zelf
laten werken eer ik besluiten kon
het spelletje te laten varen.
Dit alles herinnerde ik mij nu weer
plotseling zoo levendig, alsof het
pas gisteren was voorgevallen. Uit
mijn bed springen en mijn chamber-
cloak aantrekken was het werk van
één oogenblik. Vervolgens stak ik
hand trok ik het open en gij kunt
u voorstellen hoe ik te moede was
bij de ontdekking dat het een keurig
toegevouwen stukje blauw papier be
vatte. Nauwe.ijks had ik de kracht,
om het er uit te haleneindelijk
hield ik het in mijn vingers. Allerlei
visioenen van toekomstige weelde
een huis in de stad, een eigen bui
ten, equipage en wat al niet meer,
doorkruisten met bliksemsnelheid
mijn brein. Met het kostbare docu
ment krampachtig in mijn handen
geklemd, stond ik daar en kon maar
niet besluiten het te openen. Eindelijk
vermande ik mij. Met bevende vin
gers vouwde ik het open en vond...."
Hier werd zijn verhaal plotseling
afgebroken door de komst der dames,
die, aangevoerd door onze gastvrouw,
ook een kijkje in het atelier kwamen
nemen, terwijl wij in ademlooze span
ning het slot afwachtten.
Nu? Wat was het? Een
testament? Een wissel op een of
andere bank vroegen wij nieuwsgie
rig dooreen, al welke vragen door onzen
vriend slechts met een ontkennend
hoofdschudden beantwoord werden.
Eindelijk zich weder tot ons wenden
de, vervolgde hij
Een onbetaalde modisterekeninq
Pr. N. Br.
waarop deze brave geestelijke met zijn
waterkuur te werk gaat. Hij prijst
die niet aan als een panacee, als een
onfeilbaar middel voor alle kwalen,
maar zegt zonder veel omslag waar
geschikte kleeding, barrevoets gaan
en koud water goed kunnen werken,
volgens zijne ervaring, deels volgens
de proeven genomen op zijn eigen
corpus. Een minder eenvoudig man
dan hij en die niet zooals hij beoogt
de uitoefening van zuivere philan-
tropie, zou allicht geen weerstand
hebben kunnen bieden aan de ver
leiding om bij het klimmend succes
te ver te gaan en de waterkuur aan
iedereen als nuttig en goed aan te
prijzen. Niet alzoo pastoor Kneipp.
Met kalme bescheidenheid, zegt hij
in een van zijn geschriftjes „Wie zich
volkomen gezond voelt, steeds de na
tuurlijke lichaamswarmte heeft, zich
steeds krachtig gevoelt en een goede
eetlust bezit, die moet dregelmatige
waterkuur niet gebruiken."
Dit woord regelmatige is ondeugend,
't is of hij dezen gezonden menschen
toeroept: „Denkt er aan, al behoeft
gij geen stelselmatige waterkuur te
ondergaan, het gebruik van koud
water moogt ge daarom niet ver
geten I"
Ik ben geen medicus en zal mij
dan] ook wel zorgvuldig wachten, een
eigen opinie te hebben, laat staan
uit te spreken over de waterkuur van
pastoor Kneipp. Maar een enkel woord
over wat hij zelf zegt, in zijn een
voud des harten en in zijn verlangen
om zooveel mogelijk menschen van
hunne kwalen en kwaaltjes te gene
zen, dat is iets wat geen medicus ter
wereld mij kwalijk nemen zal.
't ls niet alleen van koud water
dat pastoor Kneipp heil verwacht.
Uitdrukkelijk voegt hij er nog doelma
tige kleeding en blootsvoets loopen
bij. Hij is een vijand van wol, zoo
wel in de kleeding als in het bed
en geeft de voorkeur aan linnen.
Zoo verhaalt hij, hoe vroeger iemand
hem eens eengrooten mooien wollen
deken had cadeau gedaan. Hij sliep
er onder en kroop altijd 's avonds
met een zeker welbehagen onder die
lekker warme bedekking. Tot zijne
verwondering bemerkte hij evenwel,
da-o hij veel last kreeg van verkoud
heid en dat ging over, toen hij den
wollen deken afschafte en onder lin
nen ging slapen. Hij verklaart dat
zoo, dat door wol het lichaam wel een
gevoel van warmte krijgt maar zelf
koud blijft.
Het blootsvoets loopen is een
tweede voorschrift. Pastoor Kneipp
beweert (en heeft hij ongelijk?) dat
we over het algemeen ons lichaam
teveel verwennen.
Harden en nogeens harden is in
zijne boekjes en in zijn voordrachten
dan ook schering en inslag. Hoe men
blootsvoets loopen moet, hangt van
de kracht en van het weerstandsver
mogen van den patient af. Is hij zwak
en voelt hij zich niet in staat, om
krasse aandoeningen te weerstaan,
dan moet hij beginnen met barrevoets
te loopen op een warmen grond, eerst
daarna op een vochtigen en natten
grond.
Het beste werkt het loopen op nat
gras en vooral op natte steenen en
wanneer de patient dat goed verdra
gen kan, mag hij veilig in regen en
wind blootsvoets loopen.
Wie zoover gekomen is, zal in den
eersten tijd dikwijls eene kleine ver
koudheid opdoen, die zich uit in den
neus of in den hals, maar zulke klei
nigheden zijn gemakkelijk te verja
gen. Men moet dan niet gaan den
ken, dat het vaderland waggelt op
zijn grondvesten en dat de gezond
heid in gevaar is maar dergelijke
verkoudheden krachtig bestrijden en
onmiddellijk verjagen.
Hier komt nu een punt van vrij
wel algemeen belang. Een verkoud
heid verjagen Jawel, maar hoe Dui
zenden menschen zijn minstens eens
om de veertien dagen en honderden
van het begin tot aan het einde van
het jaar verkouden, 't Is gemakkelijk
gezegd een verkoudheid te verjagen,
maar waarmee?
Pastoor Kneipp geeft daarvoor een
middel, dat geen cent kost. Ga maar
in de buitenlucht, of anders in een
niet verwarmde kamer een halfuur
Lombok.
Men seint uit Batavia aan de N.
R. Ct.:
De Sasaks, die aanvankelijk gewei
gerd hadden het Balisch bestuur
weder te erkennen, hebben er thans
in toegestemd. Aldus wordt op Lom
bok geen direct bestuur ingevoerd.
De schatting, welke de vorst van
Lombok aan ons gouvernement heeft
te betalen, bedraagt een millioen
gulden.
Giften*
H* M. de Koningin heeft f300 en
H. M.de Koningin-regente3 f 200 ge-
of een kwartier hard loopen en neem
een of twee half baden per dag, maar
kleed u daarbij gauw aan en uit. Een
halfbad is zooals de naam al aanduidt,
een bad waarbij men het halve
lichaam in het water dompelt, het
voorschrift daarbij iseen, twee, drie,
vier tellen en er dan weer uit te
gaan.
Wie geen badkuip heeft, kan het
in een tobbe doen. De velen die
nu en dan aan verkoudheid labo-
reeren, kunnen hier gemakkelijk de
proef eens van nemen.
Ik zei in het begin, dat pastoor
Kneipp proeven op zichzelven heeft
genomen. Toen hij nog kapelaan was
in een plaatsje aan de Donau, was
hij eens zoo verkouden en schor, dat
zijn pastoor betwijfelde of hij den
volgenden dag wel zou kunnen pre
diken. De jonge kapelaan, toen al
een liefhebber van koude baden, wed
de van wel. De inzet was een gulden.
Het eenige wat hij deed was zijn da
gelij ksch bad in de rivier blijven nemen
en toen de Zondag kwam, had hij
zooals hij zegt, de wolken wel kun
nen beschreeuwen, zoo goed was zijn
stem weer in in orde.
Wat de kleeding aangaat, de pas
toor verwerpt alles wat wol is en
beveelt alleen linnen aan. Hij zelf
draagt bij de grootste kou niets dan
zijn geestelijk gewaad, evenals in den
zomer.
Maar de hoofdzaak van zijn kuur
ziet hij in het water. Weg met warm
water, is zijn leus. Zelfs kleine kin
deren moeten in koud water gebaad
worden, niet langer weliswaar dan
enkele seconden, hoogstens in water
dat door de zon is warm gemaakt.
Wat pastoor Kneipp van corsetten
zegt, wil ik hier maar liever niet her
halen ik zou bang zijn, dat Haarlem's
Dagblad dames-abonné's verloor en dat
wil ik niet.
Kijk, wie dit leest zal waarschijn
lijk zeggen: „waar wil Fidelio nu eigen
lijk heen? Nauwelijks is hij over iets
begonnen, of hij gaat over op wat
anders." Ja, dat zal ik u zeggen. Ik
voel me een beetje op glad terrein,
want van de Kneipp-kuur wou ik
wat zeggen en toch voegt het mij als
leek, niet om op een toon van auto
riteit voor deze en gene ongesteldheid
de Kneippsche waterkuur te recom-
mandeeren. Licht zou deze of gene
medicus mij op de vingers tikken en
zeggen: „hoor eens, vriendje bemoei
je niet met onze zaken
Bovenstaande opmerkingen die ik
aan een paar duitsche boekjes over de
waterkuur ontleende, dienen dan ook
eigenlijk in hoofdzaak om de aan
dacht te vestigen op een Kneippsche
koudwater-genees-inrichting, die we
sinds korten tijd in Haarlem hebben,
namelijk die van Dr. Oudschans in
de Kamperlaan. Daar in een prachti-
gen .tuin is een gebouwtje geplaatst,
waarin mannen en vrouwen elk in
een afzonderlijke afdeeling, de be
handeling kunnen ondergaan en
waarin tevens een groote met frisch
duinwater gevulde bak is voor wa
tertrappen. In den tuin is een gras
veld, zeer geschikt voor blootsvoets
looppn. De baden, inwikkelingen en
begietingen geschieden in de afdee
ling der mannen door een man, in
die der vrouwen door een vrouw.
Bij mijn bezoek aan de inrichting
zag ik een patient, die in het Diaco-
nessenhuis logeert en hier de water
kuur ondergaat. Zeven weken geleden
(de man is sinds jaren verlamd aan
de beenen) moest hij geheel worden
gedragen en nu kan hij, al is het met
moeite, reeds een eind op een paar
krukken voort strompelen.
Ik sluit met de opmerking die
pastoor Kneipp zelf zoo vaak aan zijn
patiënten en toehoorders maakt
„vooral geen overdrijvin g!" Het water
kan veel, maar het kan niet alles.
Wie evenwel hetzij dan uit belang
stelling of voor zijn gezondheid met
de Kneippsche inrichting hier kennis
wil maken, zal Dr. Oudschans tot het
geven van inlichtingen bereid vinden^
FIDELIO.