Het oude Schrijfbureau. IIAARLEfflEli HALLETJES. Ben Zatardagavondpraatje BINNENLAND, Een paar weken geleden, was ik met nog een paar kennissen op een dineetje gevraagd bij mijn vriend, den gevierden kunstschilder Brenton. Zoo dra de maalt/jd geëindigd was en de dames de eetzaal hadden verlaten, noodigde de gastheer ons uit, hem naar zijn atelier te volgen, om een Murillo, die hij zich kort geleden had aangeschaft, te komen bezichtigen en na de prachtige schilderij op ons ge mak bewonderd en geprezen te heb ben, zagen wij het vertrek eens ver der rond. Op eene zeer in het oog vallende plaats, in het midden tegen een der wanden, stond een groot, ouderwetsch schrijfbureau. Daar wij zulk een meu bel eerder in het studeervertrek van een auteur verwachtten te vinden, dan in een schildersatelier, trok het in niet geringe mate onze opmerkzaam heid, wat onze vriend, toen hij onze verwonderde blikken zag, aanleiding gaf tot de vraagof wij genoegen had den de reden te hooren, waarom het oude bureau, dat voor hem eigenlijk een sta-in-den-weg was, zulk een eere plaats in zijn atelier besloeg. In het vooruitzicht eene interessante geschie denis te vernemen, stemden wij gretig toe en vormden een kring om hem heen, terwijl hij, half tegen 't voor werp onzer nieuwsgierigheid aange leund, op zijn gezelligen verhaaltrant begon „Verscheidene jaren geleden, toen ik nog pas een jong beginner was en heel wat moeite had om rond te komen en mijn „fatsoen" op te houden, zoo- als de wereld dat gelieft te noemen, haalde ik mij het ongenoegen van al mijn verwanten en kennissen op den hals, door te trouwen zonder hun toestemming te vragen of hun raad in te winnen. Een vrouw, beweerden zij, zou in mijn omstandigheden slechts een blok aan mijn been zijn, een hin derpaal op mijn weg naar roem en fortuin. Ik was echter van een ander gevoelen en de uitkomst bewees, dat ik nooit wijzer daad had kunnen doen, want mijn uitgaven werden on der haar zuinig beheer aanmerkelijk minder, dan zij ooit in mijn jongge- zellenleven onder mijn tallooze hos pita's zijn geweest en ik kreeg daar boven eene opgeruimde levensgezellin, die mijn werken en streven altijd met belangstelling volgde en een troosten de engel voor mij was, in mijn menig vuldige teleurstellingen en verdriete lijkheden. Onder hen, die ik door mijn on bezonnen huwelijk het meest tegen mij in 't harnas had gejaagd, was ook mijne tante, eene zeer zonderlinge oude dame, die algemeen voor rijk werd gehouden, of althans zóó, dat zij het goed stellen kon, niettegen staande zij zelve altijd het tegendeel beweerde en ook zeer ingetogen leefde, in gezelschap van een dienstbode, een halfblinde poes en een ouden kanarie-1 staan en evenals gij, zijne verwonde- vogel. Getrouwd was zij nooit geweest. ring over zulk een vreemde decoratie Deze oude dame nu, door ons kinde- van een schilders-atelier te kennen ren gewoonlijk Tante Schraalhans ge-gaf, vertelde ik hem, hoe ik er aan noemd, omdat wij nooit genoeg voorwas gekomen maar ik had nog niet onze grage magen bij haar te eten geëindigd of hij viel me in de rede als wij nu en dan een dagje bij haar op visite mochten komen, was eerst nog al met mij ingenomen geweest, maar sedert ik mij verstout had eene vrouw te nemen, hield alle betrekking tusschen ons op. Ongeveer achttien maanden na mijn huwelijk hoorde ik toevallig van een mijner kennissen, dat zij ernstig ongesteld was. Een paar ma len liep ik bij haar aan, om te hooren hoe zij het maakte, maar ik werd altijd met een boodschap aan de deur afgescheept en mocht, zoo vertelde de meid, op last van haar juffrouw on der geen voorwendsel worden binnen gelaten. Gij ziet dus, dat zij mij dat huwelijk nooit vergeven heeft en mij op deze wijze wilde te kennen geven, dat ik na haar dood op geen cent behoefde te rekenen. Nu, dat deed ik ook niet en mijn bezoeken waren vol komen vrij van alle baatzuchtige ne venbedoelingen, want mijn vooruit zichten waren in dien betrekkelijk korten tijd veel verbeterd; ik was leeraar aan de kunst-academie gewor den en begon reeds naam te maken. Ook mijn stukken vonden gereeden aftrek bij invloedrijke kunstkoopers, zoodat ik reeds genoeg verdiende, om zoo niet rijk, dan toch onbezorgd te kunnen leven. Eenige weken later ontving ik eene bekendmaking, dat mijne tante na eene kortstondige ziekte was overleden, tot mijn spijt niet geringe verbazing vergezeld van eene uitnoodiging om hare begrafenis te willen bijwonen. Zoodra wij haar de laatste eer had den bewezen, keerden wij naar het sterfhuis terug, om het testament te hooren voorlezen, en toen bleek het dat zij twee dagen voor haren dood hare geheele nalatenschap, bestaan de in eenige meubelen, de poes en dèn kanarievogel aan hare geliefde neefjes en nichtjes had vermaakt, om gelijkelijk onder hun achttienen te worden verdeeld en aan mij haar ou de schrijfbureau, een erfstuk van haar vader zaliger, waarop zij altijd veel prijs had gesteld. Het weinigje geld dat zij naliet, strekte ter nau- wernood om de kosten der begrafe nis te dekken en zij was juist bij tijds gestorven, om niet op haar ou den dag werkelijk gebrek te moeten lijden. Hoewel het bureau, zooals gij ziet, weinig of geen werkelijke waarde meer bezit en voor mij een geheel nutteloos meubel is, heb ik het toch altijd uit een soort van piëteit be waard. De i^oede ziel had immers getoond dat zij mij nog genegen was en ten bewijze daarvan het kostbaar ste wat zij had, aan mij vermaakt. Toen een paar dagen later een mijner vrienden het oude ding zag ccxx. Dichters en prozaschrijvers hebben van den Nederlander gezegd dat het water zijn element is en ik wil dat dan ook wel gelooven. Wanneer het er op aankwam op het water te zijn of wanneer het gold ergens water mi te malen, dan zeker was de Hollan der klaar. Of hij ten allen tijde be reid was, zich ook in het water te dompelen, is een vraag die ik op ge zag van vele medici en andere men schen die het kunnen weten, helaas niet bevestigend durf beantwoorden 't Is niet vleiend maar moet gezegd, dat de Hollander over het algemeen een scheef gezicht trekt, wanneer hij denkt aan een koud bad over zijn geheele lichaam. Het hoofd, de handen, de voeten, in 't ergste geval de borst, dat gaat nog, maar er zoo heelemaal onder te duiken dat men aan 't hij gen gaat en onwillekeurig brrr zegt. daar moet hij niets van hebben. Laat ik evenwel niet onrechtvaar dig wezen. Er komt verbetering. De uitbreiding van de sport heeft ook de watervrees doen verminderen en vooral is in de laatste jaren aan dien afkeer van water een geduchten stoot toegebracht door de waterge neeswijze. Niet dat het genezen van ziekten met water nieuw is. Door alle eeuwen heen wist men, dat koud water goed is voor vele dingen en zelfs de dieren waren er van op de hoogte. Er zijn groote en kleine beesten, die allerlei ongemakken als kneuzingen en ver wondingen trachten te cureerendoor het gekwetste lichaamsdeel te dompe len in koud water. Maar het stelselma tig beoefenen van de watergeneeswijze dateert van voor korten tijd. Een eenvoudige boer, Priessnitz, begon er mee en in onzen tijd is het pastoor Kneipp, die er zich wereldberoemd door heeft gemaakt. Allergemoedelijkst is de manier Heb je 't wel goed doorzocht vroeg hij opeens. Doorzocht? herhaalde ik. „Waar om Owas zijn antwoord, „je kunt nooit wetenoude menschen zijn soms zoo wonderlijk misschien heeft ze hier of daar in een laadje nog iets voor je verstopt, om haar gedrag weer goed te maken, zonder dat de andere familie het zou merken." Hij schertste natuurlijk slechts en ik vond het idee al even belachelijk, maar, 'twas vreemd 1 nadat hij was heengegaan, bleven zijn woorden mij onophoudelijk in de ooren klin ken. Weer zag ik de ongeloovige ver bazing, die zich op aller gelaat af tee- kende, toen het testament geopend werd en daaruit bleek, hoe pover de nalatenschap was der oude dame, die, zooals ik reeds zeide, algemeen voor rijk doorging en, zonder mijn vrouw iets van mijn voornemen te zeggen zij zou mij toch maar hebben uit gelachen besloot ik in stilte alle hoekjes en gaatjes van het oude bureau nauwkeurig te doorsnuffelen. De gelegenheid liet zich niet lang wachten. Gebruik makende van een tijdelijke afwezigheid mijner vrouw, die een paar dagen bij eene vriendin buiten te logeeren was gevraagd, stak ik op zekeren avond een kaars aan, sloot mij in mij n atelier op en begon te zoeken naar wat wist ik niet. Ik opende het eene hokje voor, het andere natrok nu dit, dan dat laadje open ontsloot verscheidene deurtjes lichtte tallooze klepjes - allea met behulp van verschillende sleuteltjes, waarvan mij een heele bos met het meubel was thuis gezonden, en met ander licht dan de flikkerende vlam van mijn kaars, omdat ik nooit licht in mijn atelier brand zoodat gij u eenigszins kunt voorstellen, welk een tijdroovend werkje het was, ech ter met geen ander gevolg, dan dat ik alles ledig vond. Geen geheime veer sprong onder mijn zoekenden vingerdruk losik kon zelfs niets van dien aard ontdekken, totdat ik ein delijk, door den slaap overmand, in het holle van den nacht mijn vruchte- loöze pogingen staakte. Ik ging naar bed, maar nauwelijks was ik inge dommeld, of ik droomde van ontel bare geheime laadjes en bergplaatsen, gevuld met allerlei pakjes, die bij opening niet anders dan bankbiljet ten van fabelachtige waarde bleken te bevatten. Dan werd ik even wak ker, maar zoodra mijn oogen weer waren dichtgevallen, herhaalde die droom zich van voren af aan, met dit verschil, dat bij elke volgende keer de bedragen hoe langer hoe grooter werden. Plotseling vloog ik overeind alle slaap was eensklaps van mij ge we- de kaars opnieuw aan en sloop op ken. Als een bliksemstraal doorvloog mijn teenen, om de dienstboden niet de herinnering aan een zekeren dag te wekken, de trappen af, naar mijn uit mijn kinderjaren mijn brein. Alsof atelier. Nogmaals zoo nauwkeurig mo- het gisteren pas gebeurd was, zoo'gelijk de herinering aan dien regen- helder stond mij alles weer voor den achtigen dag tot in de kleinste bij geest. zonderheden in mijn geheugen terug- Ik was, zooals meermalen gebeurde, roepend,zocht ik met mijn vinger langs bij tante Schraalhans op visite. Was'den voorkant van het bureau op de het weder gunstig, dan gingen wij plaats, die ik dacht dat het wezen gewoonlijk wandelen en in het Park j moest. Eindelijk kwam ik op een plek, waar ik eenige beweging meende te bespeuren, maar hoe ik drukte, het hout week niet van zijn plaats. De veeren waren zeker verroest. Eindelijk, na een flinken duw,vloog het plotseling naar binnen en onthulde, tot mijn groote vreugde het verborgen laadje, evenals ik het zoovele jaren geleden een glas melk drinken, maar het regende dien dag aanhoudend- Geen buien, waartusschen, zij ook voor enkele oogenblikken, een vroolijk zonnetje door de wolken gluurt, maar een troostelooze motregen, die met vervelende eentonigheid uitdenlood- grijzen hemel nederdaalde en over alles en iedereen een somber, triestig waas verepreidde. Ik zal ongeveer bij" mijn tante had gezien. Met bevende zeven jaar zijn geweest en zooals het - - veeltijds met kinderen gaat, als zij zich vervelen, ik werd lastig en maakte mijn tante, die reeds alle mogelijke spelletjes bedacht had, om mij bezig te houden, het leven geweldig zuur. Ten einde raad, stelde zij voor, dat wij samen haar bureau eens van binnen zouden bekijken en toen al hare schatten, die het bevatte, aan een nauwkeurige inspectie waren on derworpen, waarbij zij mij van elk voorwerp tekst en uitlegging had moeten geven, vertelde zij mij, dat er nog een verborgen laadje was dat ik moest vinden. Jongens zijn natuur lijk dol op alles, wat maar even naar het geheimzinnige of raadselachtige zweemt; gij kunt udus gemakkelijk voorstellen, hoe ik mijn best deed, om die geheime bergplaats op te sporen. Nadat ik ruim een half uur met vruchtelooze pogingen had doorge bracht, waarbij ik gaandeweg onge duldiger werd en hoe langer hoe meer een bedroefd gezicht begon te zetten, kreeg mijn tante medelijden en wees mij de geheime veer. Na een enkelen, lichten druk van haar vin ger, week een lang, smal stukje hout aan den voorkant van het bureau een paar duimen achterwaarts, rees plot seling als van zelf achter het dub bele schot omhoog, en verdween, terwijl de achter de daardoor ont stane opening het knopje vertoon de van een klein, ondiep laadje, dat zonder moeite kon uitgehaald wor den. Een tweede vingerdruk bracht alles op even onverklaarbare wijze in den vorigen toestand terug maar zóo fijn was alles afgewerkt, dat1 geen enkel spoor het bestaan der geheime bergplaats van buiten deed vermoeden. Natuurlijk moest- ik herhaalde malen het mechaniek zelf laten werken eer ik besluiten kon het spelletje te laten varen. Dit alles herinnerde ik mij nu weer plotseling zoo levendig, alsof het pas gisteren was voorgevallen. Uit mijn bed springen en mijn chamber- cloak aantrekken was het werk van één oogenblik. Vervolgens stak ik hand trok ik het open en gij kunt u voorstellen hoe ik te moede was bij de ontdekking dat het een keurig toegevouwen stukje blauw papier be vatte. Nauwe.ijks had ik de kracht, om het er uit te haleneindelijk hield ik het in mijn vingers. Allerlei visioenen van toekomstige weelde een huis in de stad, een eigen bui ten, equipage en wat al niet meer, doorkruisten met bliksemsnelheid mijn brein. Met het kostbare docu ment krampachtig in mijn handen geklemd, stond ik daar en kon maar niet besluiten het te openen. Eindelijk vermande ik mij. Met bevende vin gers vouwde ik het open en vond...." Hier werd zijn verhaal plotseling afgebroken door de komst der dames, die, aangevoerd door onze gastvrouw, ook een kijkje in het atelier kwamen nemen, terwijl wij in ademlooze span ning het slot afwachtten. Nu? Wat was het? Een testament? Een wissel op een of andere bank vroegen wij nieuwsgie rig dooreen, al welke vragen door onzen vriend slechts met een ontkennend hoofdschudden beantwoord werden. Eindelijk zich weder tot ons wenden de, vervolgde hij Een onbetaalde modisterekeninq Pr. N. Br. waarop deze brave geestelijke met zijn waterkuur te werk gaat. Hij prijst die niet aan als een panacee, als een onfeilbaar middel voor alle kwalen, maar zegt zonder veel omslag waar geschikte kleeding, barrevoets gaan en koud water goed kunnen werken, volgens zijne ervaring, deels volgens de proeven genomen op zijn eigen corpus. Een minder eenvoudig man dan hij en die niet zooals hij beoogt de uitoefening van zuivere philan- tropie, zou allicht geen weerstand hebben kunnen bieden aan de ver leiding om bij het klimmend succes te ver te gaan en de waterkuur aan iedereen als nuttig en goed aan te prijzen. Niet alzoo pastoor Kneipp. Met kalme bescheidenheid, zegt hij in een van zijn geschriftjes „Wie zich volkomen gezond voelt, steeds de na tuurlijke lichaamswarmte heeft, zich steeds krachtig gevoelt en een goede eetlust bezit, die moet dregelmatige waterkuur niet gebruiken." Dit woord regelmatige is ondeugend, 't is of hij dezen gezonden menschen toeroept: „Denkt er aan, al behoeft gij geen stelselmatige waterkuur te ondergaan, het gebruik van koud water moogt ge daarom niet ver geten I" Ik ben geen medicus en zal mij dan] ook wel zorgvuldig wachten, een eigen opinie te hebben, laat staan uit te spreken over de waterkuur van pastoor Kneipp. Maar een enkel woord over wat hij zelf zegt, in zijn een voud des harten en in zijn verlangen om zooveel mogelijk menschen van hunne kwalen en kwaaltjes te gene zen, dat is iets wat geen medicus ter wereld mij kwalijk nemen zal. 't ls niet alleen van koud water dat pastoor Kneipp heil verwacht. Uitdrukkelijk voegt hij er nog doelma tige kleeding en blootsvoets loopen bij. Hij is een vijand van wol, zoo wel in de kleeding als in het bed en geeft de voorkeur aan linnen. Zoo verhaalt hij, hoe vroeger iemand hem eens eengrooten mooien wollen deken had cadeau gedaan. Hij sliep er onder en kroop altijd 's avonds met een zeker welbehagen onder die lekker warme bedekking. Tot zijne verwondering bemerkte hij evenwel, da-o hij veel last kreeg van verkoud heid en dat ging over, toen hij den wollen deken afschafte en onder lin nen ging slapen. Hij verklaart dat zoo, dat door wol het lichaam wel een gevoel van warmte krijgt maar zelf koud blijft. Het blootsvoets loopen is een tweede voorschrift. Pastoor Kneipp beweert (en heeft hij ongelijk?) dat we over het algemeen ons lichaam teveel verwennen. Harden en nogeens harden is in zijne boekjes en in zijn voordrachten dan ook schering en inslag. Hoe men blootsvoets loopen moet, hangt van de kracht en van het weerstandsver mogen van den patient af. Is hij zwak en voelt hij zich niet in staat, om krasse aandoeningen te weerstaan, dan moet hij beginnen met barrevoets te loopen op een warmen grond, eerst daarna op een vochtigen en natten grond. Het beste werkt het loopen op nat gras en vooral op natte steenen en wanneer de patient dat goed verdra gen kan, mag hij veilig in regen en wind blootsvoets loopen. Wie zoover gekomen is, zal in den eersten tijd dikwijls eene kleine ver koudheid opdoen, die zich uit in den neus of in den hals, maar zulke klei nigheden zijn gemakkelijk te verja gen. Men moet dan niet gaan den ken, dat het vaderland waggelt op zijn grondvesten en dat de gezond heid in gevaar is maar dergelijke verkoudheden krachtig bestrijden en onmiddellijk verjagen. Hier komt nu een punt van vrij wel algemeen belang. Een verkoud heid verjagen Jawel, maar hoe Dui zenden menschen zijn minstens eens om de veertien dagen en honderden van het begin tot aan het einde van het jaar verkouden, 't Is gemakkelijk gezegd een verkoudheid te verjagen, maar waarmee? Pastoor Kneipp geeft daarvoor een middel, dat geen cent kost. Ga maar in de buitenlucht, of anders in een niet verwarmde kamer een halfuur Lombok. Men seint uit Batavia aan de N. R. Ct.: De Sasaks, die aanvankelijk gewei gerd hadden het Balisch bestuur weder te erkennen, hebben er thans in toegestemd. Aldus wordt op Lom bok geen direct bestuur ingevoerd. De schatting, welke de vorst van Lombok aan ons gouvernement heeft te betalen, bedraagt een millioen gulden. Giften* H* M. de Koningin heeft f300 en H. M.de Koningin-regente3 f 200 ge- of een kwartier hard loopen en neem een of twee half baden per dag, maar kleed u daarbij gauw aan en uit. Een halfbad is zooals de naam al aanduidt, een bad waarbij men het halve lichaam in het water dompelt, het voorschrift daarbij iseen, twee, drie, vier tellen en er dan weer uit te gaan. Wie geen badkuip heeft, kan het in een tobbe doen. De velen die nu en dan aan verkoudheid labo- reeren, kunnen hier gemakkelijk de proef eens van nemen. Ik zei in het begin, dat pastoor Kneipp proeven op zichzelven heeft genomen. Toen hij nog kapelaan was in een plaatsje aan de Donau, was hij eens zoo verkouden en schor, dat zijn pastoor betwijfelde of hij den volgenden dag wel zou kunnen pre diken. De jonge kapelaan, toen al een liefhebber van koude baden, wed de van wel. De inzet was een gulden. Het eenige wat hij deed was zijn da gelij ksch bad in de rivier blijven nemen en toen de Zondag kwam, had hij zooals hij zegt, de wolken wel kun nen beschreeuwen, zoo goed was zijn stem weer in in orde. Wat de kleeding aangaat, de pas toor verwerpt alles wat wol is en beveelt alleen linnen aan. Hij zelf draagt bij de grootste kou niets dan zijn geestelijk gewaad, evenals in den zomer. Maar de hoofdzaak van zijn kuur ziet hij in het water. Weg met warm water, is zijn leus. Zelfs kleine kin deren moeten in koud water gebaad worden, niet langer weliswaar dan enkele seconden, hoogstens in water dat door de zon is warm gemaakt. Wat pastoor Kneipp van corsetten zegt, wil ik hier maar liever niet her halen ik zou bang zijn, dat Haarlem's Dagblad dames-abonné's verloor en dat wil ik niet. Kijk, wie dit leest zal waarschijn lijk zeggen: „waar wil Fidelio nu eigen lijk heen? Nauwelijks is hij over iets begonnen, of hij gaat over op wat anders." Ja, dat zal ik u zeggen. Ik voel me een beetje op glad terrein, want van de Kneipp-kuur wou ik wat zeggen en toch voegt het mij als leek, niet om op een toon van auto riteit voor deze en gene ongesteldheid de Kneippsche waterkuur te recom- mandeeren. Licht zou deze of gene medicus mij op de vingers tikken en zeggen: „hoor eens, vriendje bemoei je niet met onze zaken Bovenstaande opmerkingen die ik aan een paar duitsche boekjes over de waterkuur ontleende, dienen dan ook eigenlijk in hoofdzaak om de aan dacht te vestigen op een Kneippsche koudwater-genees-inrichting, die we sinds korten tijd in Haarlem hebben, namelijk die van Dr. Oudschans in de Kamperlaan. Daar in een prachti- gen .tuin is een gebouwtje geplaatst, waarin mannen en vrouwen elk in een afzonderlijke afdeeling, de be handeling kunnen ondergaan en waarin tevens een groote met frisch duinwater gevulde bak is voor wa tertrappen. In den tuin is een gras veld, zeer geschikt voor blootsvoets looppn. De baden, inwikkelingen en begietingen geschieden in de afdee ling der mannen door een man, in die der vrouwen door een vrouw. Bij mijn bezoek aan de inrichting zag ik een patient, die in het Diaco- nessenhuis logeert en hier de water kuur ondergaat. Zeven weken geleden (de man is sinds jaren verlamd aan de beenen) moest hij geheel worden gedragen en nu kan hij, al is het met moeite, reeds een eind op een paar krukken voort strompelen. Ik sluit met de opmerking die pastoor Kneipp zelf zoo vaak aan zijn patiënten en toehoorders maakt „vooral geen overdrijvin g!" Het water kan veel, maar het kan niet alles. Wie evenwel hetzij dan uit belang stelling of voor zijn gezondheid met de Kneippsche inrichting hier kennis wil maken, zal Dr. Oudschans tot het geven van inlichtingen bereid vinden^ FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 6