De Rijkste Man ter Wereld.
HAARLEMMER HALLETJES,
ccx.
öe meagd Nieuw s
Laat ik u het feit mededeelen, Mein
Herr, ik ben de rijkste man ter we
reld, rijker dan Rothschild en Jay
Gould en de Vanderbilts te zamen.
Toen u onlangs in mijn winkel kwam,
dacht u stellig niet dat de rijkste man
van de wereld achter de toonbank
stond. Neen, dat dacht u zeker niet.
Ha, ha, ha!
Ziet u daar uit het venster dien
hoogen berg? Welnu, die is achtdui
zend voet hoog. Ik zou met mijn goud
een berg kunnen maken, die driemaal
zoo hoog is. Wanneer gij toeristen
langs komt en de ouderwetsche stra
ten bewondert en de topgeveltjes van
de huizen, dan kijk ik naar u en lach
er om en wrijf in mijn handen om
dat gij allen zulke gekken zijt. Gij
weet niet wat de grootste merkwaar
digheid is van Hallein, ja van heel
Oostenrijk met Hongarije daarbij
dat ben ik, de rijkste man van de
wereld l
Gij g aat naar Salzburg en ziet de
graven van Blauwbaards vrouwen en
de catacomben in de rotsen en de
groote kathedraal. Dan komt gij hier
heen en kijkt rond in onze straten
en als fgij daar tenminste niet te
lui voor zijt beklimt de bergen aan
de grenzen van Beieren. Ik zie u ga
pen onder mijn venster, zonder te ver
moeden dat gij staat voor het huis
van den grootsten millionair in de
wereld, die goud heeft, veel goud,
goud bij hoopen, zuiver als da zon.
Hot eenige wat mij overdag kwelt en
mij des nachts uit de slaap houdt,
is de viaag waar ik al dat goud moet
bergen en hoe ik het veilig kan be
waren. In geheel Weenen zijn geen
kelders genoeg om het te bergen, of
sloten genoeg om het te beveiligen.
Kom in mijn achterkamer, dan zal
ik u de zaak nader uitleggen. Hansje
kan wel pakjes zout aan vrouwen van
het dorp en een stuiver ammonia
tegen de muggenbeten, aan u, domme
toeristen, verkoopen. Ik zal u bloot
leggen hoe het komt, dat ik de rijkste
man van de wereld ben.
Hier zitten we nu, de deur geslo
ten en een kruik Kaldenhauser bier
tusschen ons. O, grijns maar niet om
die alchimistische afbeeldingen: aan
die dwaasheid doe ik niet. Mijn goud
is gemaakt door de natuur en zoo
goed als het ooit in een mijn gevon
den werd, zuiver, geel en zacht, zon
der een korrel alchimistischen rom
mel erbij.
Evenwel zijn die oude gravuren
een kijkje waard. Daar is Cagliostro
met zijn hoog voorhoofd, zijn kompas
en zijn zandlooper, die tracht te kij
ken als Vader Tijd zelf, maar Vader
Tijd maakt korte metten met hem
en zijn bedriegelijk goud tevens. Dat
is Jacob Bohme, de schoenmaker,
met zijn boek met onthullingen. Deze
Ben Zaterdagavondpraatje.
De moord te Schagen wordt in
Haarlem allicht drukker besproken,
dan in eenige andere gemeente van
ons land, Schagen zelf natuurlijk uit
gezonderd. Die belangstelling in Haar
lem is niet meer dan natuurlijk. De
Schagensche moord heeft zooveel
overeenkomst met den moord op den
Raamsingel, die ons nog zoo goed in
't geheugen ligt, dat wij Haarlemmers
het eerste misdrijf niet licht bespre
ken zonder naar het tweede al te
dwalen.
Te Haarlem werden 's avonds te
negen uur (naar gissing) twee weer-
looze vrouwen van wie men wist, dat
zij eenig geld bezaten, met messteken
en bijlslagen vermoord. Te Schagen
worden eene weduwe en hare pleeg
dochter, nog vóór elf uur des avonds,
met dezelfde wapens afgemaakt.
Vooral valt in beide gevallen de bru
taliteit van den moordenaar op te
merken, die op een uur dat er nog
menschen op straat zijn, in een aan-
eengebouwde buurt, terwijl hij elk
oogenblik door een bezoeker kan
worden gestoord, twee menschen om
het leven gaat brengen.
Ik wil niet beweren, dat de Haar-
lemsche en de Schagensche moorde
naar éen en dezelfde persoon zijn:
ik geloof integendeel, met al de be
scheidenheid die daarbij noodig is,
dat de beide misdrijven op zich zei ven
staan, maar men constateert toch
met verwondering de overeenkomst
tusschen de manier waarop de beide
moorden zijn gepleegd. Of kan men
alleen op rekening van toevallige
gelijkheid van ideeën de omstandig
heid schrijven, dat in de beide mis
drijven de moordenaar heeft getracht
den moord te bedekken door de lijken
in brand te steken.
Wanneer het genoeg was iets na
drukkelijk te hopen om het verwe
zenlijkt te krijgen, dan zouden de
daders van de beide moorden al lang
achter slot en grendel zitten. Ik her-
groote daar in den hoek is Albertus
Magerues, daarnaast Bombastus Para-
celsus, van wien ze in Salzburg den
schedel laten kijken. Ik denk dat gij
dien wel gezien zult hebben, zooals al
de andere domkoppen die de voor
keur geven aan den dooden kwak
zalver boven den levenden millionair.
Mooie gravures van een hoop domme
kerels. Ik liet ze komen uit Mun-
chen en Neurenberg en Praag, maar
dat was in een tijd toen ik zelf een
beetje mal was, voordat ik de grootste
goudbezitter van de wereld werd.
Maar laat ons die doode kwakzal
vers verder laten rusten. Ga tegenover
mij zitten; ge hebt toch niet op mijn
grooten pijp tegen, hoop ik? Een
Duitscher kan niet praten als er geen
groote pijp bij zijn mond neerhangt.
Zelfs Bismarck niet. 'tls waar ook,
weet ge al dat Bismarck en keizer
Wilhelms kleinzoon weer verzoend
zijn Wilhelm de vastberadene, noem
ik hem altijdhij zond een telegram
over de ziekte van den ouden man.
Maar kijk, daar ben ik weer afge
dwaald. Ik zou u vertellen van mijn
goud.
Kijk naar deze groote kaart. De ge-
heele Zuidzee staat er op. Hier en
hier heb ik twee plekken gemerkt
met geel en een stippellijn daar tus
schen getrokken. Dat is mijn groote
ontdekking, even eenvoudig als het
ei van Columbus.
Deze plek aan de westzijde van de
Stille Zuidzee, oostelijk van Azië, is
Amooria en de stad Blagovestchensk.
Nu, hoewel gij toerist zijt en zeker
den grond van elk rijk in Europa
hebt betreden en Azië en Amerika
mischien ook wel zijt doorgereisd,
durf ik wedden dat gij niet weet waar
Blagovestchensk ligt.
Gij wist stellig niet eens, dat er
een land is dat Amooria heet, gelegen
aan het einde van Siberië?
Hier zit ik in mijn kamertje, als
armoedig provinciaal drogist o, ik
begrijp heel goed wat gij van mij denkt,
al schudt gij het hoofd en tracht
beleefd te kijken.
Nu dan, deze gele plek is Blago
vestchensk in Amooria, en die an
dere gele plek over het water, aan
de oostzijde van de Stille Zuidzee,
westzijde van Amerika, dat is een
plaatsje in Californië, Red Pyramid
Bluffs, heet het en de stippellijn
loopt van Blagovestchensk naar Red
Pyramid Bluffs. Geeft u dat niets te
denken? Niet? Och, ik heb nooit
veel goeds van u toeristen gedacht.
Mischien weet gij, dat Amooria
het middelpunt is van de groote
goudmijnen, die door de gedeporteer
den in Siberië worden bewerkt. Rus
sische ingenieurs zeggen, dat die
goudmijnen rijker zijn, dan die van
Australië en Californië te zamen en
dat er een tijd zal komen, waarin Rus
land het rijkste land ter wereld we
zen zal.
inner mij nog alsof het gisteren ge
beurd is, hoe groot de schrik en de
verontwaardiging te Haarlem waren
over den moord op den Raamsingel,
maar ik weet ook dat er onder het
publiek nog altijd eene verdenking
bestaat. En nu mag het waar zijn,
dat het ■publiek als massa lang niet
altijd een bevoegd beoordeelaar is,
aan den anderen kant ligt er aan
dergelijke volksopinieën een basis
van gezond verstand ten grondslag,
die men niet te laag mag taxeeren.
Mocht door toeval of door berouw
van den misdadiger, de waarheid in
zake den moord op den Raamsingel
ooit nog eens aan het licht komen,
dan zal het mij verwonderen, of de
publieke opinie al dan niet gelijk
heeft gehad.
Intusschen is de justitie te Alk
maar op het oogenblik dat ik dit
schrijf, al niet veel gelukkiger geweest
in het ontdekken van jden dader in
den Schagenschen moord, dan inder
tijd de justitie te Haarlem bij dien
op den Raamsingel. Ik voor mij ver
klaar ronduit, dat ik niet wensch te
behooren tot die menschen, die haar
daarvan een verwijt maken.'t Is heel
gemakkelijk voor iemand die daar
mee niet te maken heeft, om op
hoogen toon te verkondigen, dat de
justitie niet vlug en niet handig is
opgetreden, dat zij dit had moeten
doen en dat had moeten laten. Men
moet er eerst zelf maar eens voor
staan. Niemand meer dan de justitie
heeft last van die ongelukkige stuur
lui die aan wal staan.
Maar dat de Alkmaarsche justitie
zich uitslooft om den moordenaar te
ontdekken, daarvan ben ik zeker. De
officier van justitie en zijn substituut,
de rechtercommissaris en commissa
ris van politie waren dezer dagen
druk in de weer. En wanneer zij
hun doel niet bereikt hebben, mag
men hun dat dan verwijten?
Neen, verwijt dat dan liever aan
die uilen van Schagers, die geschreeuw
en gegil hoorende in de woning van
juffrouw Bute, kalm zijn voorbijge
gaan zonder verder te onderzoeken
wat er aan de hand was. Ik heb ge
hoord, dat de officier van justitie de
getuigen, die dat gegil gehoord had-
Wist gij dat? Zoo, dan zijt gij niet
zóo dom als ik dacht, hoewel ge een
toerist zijt. Misschien zult gij dan1
toch in staat zijn, mijne ontdekking'
te begrijpen.
In het voorbijgaan gezegd, ik ge-
loof niet dat die Siberische veroor- j
deelden zulke knappe kerels zijn als
men wel zegt, anders waren zij mij
lang voor geweest. Een hunner wist
op zekeren dag te ontsnappen naar
Amerika, Arendarenko heette hij, een
groote Kozak van den Don. Hij voer
den Stillen Oceaan over en landde in
Californië, zonder zelfs maar een
oogenblik te vermoeden, wat daar lag
op den bodem van het water.
En gij zelf zijt niet beter. Nog geen
flauw bewustzijn van de waarheid is
door uw hersenpan gedrongen
hoewel ik u de twee gele plekkan en
den stippellijn heb aangewezen. In
ieder geval weet gij, dat er goud is
gevonden in Californië. Dat is in
elk geval iets dat gij weet, ha, ha, ha!
Nu danRed Pyramid Bluffs is
het middelpunt van de Californi-
sche goudmijnen, zooals Blagovest
chensk het centrum is van de goud
mijnen in Siberië en de stippellijn
loopt van de eene plaats naar de
andere. Nu krijgt gij dan toch een
denkbeeld van wat ik bedoel, he?
Als er goud is in Amooria, aan de
eene zijde en goud i.i Californië aan
de andere zijde van de Stille Zuidzee,
wat volgt dan daaruit? .Natuurlijk
dit: dat er een kolossale goudmijn is
tusschen die twee plaatsen, onder de
Stille Zuidzee, een mijn van duizende
mijlen lang en honderd mijlen breed
en misschien even diep als de Stille
Zuidzee zelve.
En al dat goud is het mijne door
het recht van den ontdekker.
Dat is alles wel mogelijk, zegt gij.
Neen, het is zeker'tis klaar als de
dag. En gij vraagt hoe ik dat goud
naar boven zal krijgen? Ik dacht al
dat gij een ezel waart, maar nu weet
ik het zeker. Zou de Natuur daar ai
dat goud voor niets hebben neerge
legd O neen. De Natuur is geen ezel
zooals een toerist. Ik zal u zeggen
hoe ix dat goud naar boven zal krij
gen.
Gij ziet die reeks vulkanen die zich
uitstrekt van de Behringzee. Die lijn
loopt evenwijdig met mijn goudmijn.
Op dit oogenblik zijn ze nog niet
zichtbaar, maar ze zullen wel komen.
Eerst wolkjes stoom, dan rook en
asch, dan eilanden als St. Helena en
Ascension.
Mii ar mijne eilanden zullen niet
gemaakt zijn van rotsen, zij zullen
bestaan uit goud, zuiver goud, geel
als boter en vast als marmer. En
elke ons er van voor mij, voor mij,
voor mij
Denkt gij dat het een heele poos
zal duren voordat de vulkanen zoover
gekomen zullen zijn? Volstrekt niet.
Binnen drie jaar zullen de eerste aan
den, zeer streng heeft toegesproken
en ik hoop dat dit ook zoo is, want
ze verdienden een berisping.
Zulke kalme, koudbloedige onver
stoorbare menschen zijn het, die een
gruwelijk misdrijt als dit mogelijk
maken, althans de oorzaak zijn dat
de dader ongestraft blijft. Was een
van hen naar binnen gegaan, dan zou
hij misschien een van de slachtoffers
hebben kunnen redden en, zoo dat
al niet het geval was, dan toch den
moordenaar van aangezicht tot aan
gezicht hebben kunnen zien. Maar
die onnoozele Schagenaars vinden
alles doodnatuurlijk. Ze vinden het
niets bijzonders wanneer 's avonds te
elf uur vrouwen gillen, ze houden
het voor de natuurlijkste zaak ter
wereld, dat omstreeks dienzelfden tijd
een kerel wegvlucht over een schut
ting
En ge zult zien, dat wanneer het
de justitie niet mocht gelukken den
moordenaar te ontdekken, deze zelfde
menschen op hoogen toon zullen
gaan beweren dat de politie ook niet
heeft gedaan wat ze doen kon.
Het is alsof langzamerhand het
publiek steeds hooger, ja bovenmen-
schelijke eischen gaat stellen aan de
oogen van de justitie. Men schijnt
daarvan te verlangen, dat zij zullen
zien door de menschen heen en lezen
wat daar in hun geweten geschreven
staat. Misschien hebben deengelsche
detective-romans daartoe wel wat bij
gedragen. Als men leest van de scherp
zinnigheid van deze heeren, dan zou
men zoo denken dat in het land waar
die slimmerts leven, geen misdaad
van eenige beteekenis onontdekt kan
blijven. Voor hen, die dat langzamer
hand mochten zijn gaan gelooven, is
een kleine herinnering aan de euvel
daden van den geheimzinnigen Jack
the Ripper misschien niet ondienstig.
Al die beroemde engelsche detectives
bij elkaar hebben niet kunnen uit
vinden, wie dat monster was dat als
het ware een beroep maakte van het
wreedaardig vermoorden van weerloo-
ze vrouwen.
Deze moprd en de cholera Jmaken
de oppervlakte van het water ver
schijnen, dat heb ik precies berekend.
Ik heb dus ruim den tijd om mijn
winkel te sluiten, naar Siberië te rei
zen en daar te zijn wanneer mijn
goudbergen boven het water komen.
O. wees maar niet bang dat er
iemand voor mij komen zal; de men
schen zijn daar te dom voor, veroor
deelden en toeristen en dergelijke
meer. Wel man, al vertelde men het
hun, ze zouden het niet gelooven. Als
gij meent van wel, probeer het dan
maar. Neem een kaart, teeken het
aan en tracht iemand te vinden, die
u gelooft
Maar pas op, met dat gezicht van
u, dat gij niet in een gekkenhuis
wordt opgesloten; gij zoudt er mij de
schuld van geven.
Nu weet ge er alles van. Vertel
het aan uwe landgenooten, zeg het
aan het Oostenrijkschegoevernement
als gij daar lust in hebt. Zeg aan
de Regeering dat gij mij gezien hebt,
Johann Schmeerold, den drogist te
Hallein maar zeg er niet bij, dat hij
de rijkste man van de wereld is.
Niemand zou u gelooven en als ik
er goed over nadenk, ziet gij er ook
wel als een leugenaar uit. Ik wou
alleen maar, dat ik wist waar al dat
goud te bergen. Er zijn geen kelders
en geen sloten genoeg voor in Weenen.
Naar C. J. OBERALM.
De zaak-Joniaux.
In de zaak Joniaux begint nieuw
licht te komen, ten minste dat schijnt
zoo. Volgens de Etoile beige heeft Hay-
oit, rechter van instructie te Brussel,
een telegram ontvangen van zijn col
lega te Brussel, Lascoux, waarin een
zeer belangrijk getuigenis uit den
mond van een ouden patroon van
wijlen Alfred Ablay wordt meegedeeld.
Deze laatste had zijn werkgever in
dertijd verteld dat hij morphine ge
bruikte, om de ziekte waardoor hij
was aangetast te bestrijden. Zelfs
had Ablay zijn patroon eens, toen
deze ziek was, aangeraden zijn voor
beeld te volgen en ook morphine te
gebruiken. De belangrijkheid vaq dat
getuigenis springt in 'toog en het
zal vermoedelijk een supplementaire
instructie tengevolge hebben.
Handhaving van het
vaderlijk gezag.
Voor den Londenschen politierech
ter verscheen dezer dagen een vader
met zijn achtjarigen zoon, dievol
gens 's mans verklaring „alles stal
wat hij maar krijgen kon en die om
het vaderlijk gezag niets meer gaf'.
De rechter vroeg, „of de man het al
eens met de gard had beproefd". Op
het ontkennend antwoord raadde hij
den vader aan, op de plaats achter
in deze dagen vrijwel de eenige on
derwerpen van gesprek uit. Ik weet
niet waarvoor de menschen in den
omtrek van Schagen op het oogenblik
banger zijnvoor den moordenaar
op vrouw Bute dan wel voor de
cholera. De alleenwonende vrouwen
in Schagen zeker voor den eerste.
Wie op dit oogenblik een adresboek
vanjdit plaatsje moest samenstellen
zou er leelijk mee in de war raken.
Jansje logeert bij deze, Trijntje ver
toeft bij gene vriendin en er zijn
menschen, die sedert dezen moord
geen drie uur achtereen geslapen
hebben.
Die paniek zal wel weer overgaan
evenals de angst voor de cholera.
Wie de berichten over die gevreesde
ziekte goed naleest, zal zien hoe
alleen de onvoorzichtigen, onverschil
ligen en onzindelijken door cholera
worden aangetast op éen enkele
uitzondering na. Het zijn schippers,
die in weerwil van alle welmeenende
waarschuwingen, voortgaan met be
smet water te drinken, omdat hun
vader en hun grootvader dat leelijke,
brakke water ook gedronken hebben
stijfkoppen, die het zuivere drink
water dat hun om niet wordt aan
geboden, van de hand wijzen omdat
zij in hun domheid aan het besmet
zijn van rivierwater niet gelooven.
Het zijn de onverschilligen die er
een soort van dapperheid in schijnen
te vinden om de meest eenvoudige
maatregelen van voorzorg te verzui
men; die in dezen tijd appelen en
peren eten met de schil, die mis
schien in besmet rivierwater zijn ge-
wasschen en die toelaten dat hunne
kinderen kluiven aan rauwe worte
len. Het zijn de onzindelijken, die
bang zijn van water en zeep en hun
lichaam verwaarloozen, tot het een
vruchtbare kolonie wordt voor aller
lei ongewenschte bacillen.
Ik heb mij laten vertellen, dat toen
de geneeskundig inspecteur van
Noord-Holland in een van de ge
meenten zijner provincie kwam, hij
aan den rand van een sloot een
vrouw bezig zag met hot uitwasschen
van kleeren en haar welwillend op
merkzaam maakte op het gevaar, dat
het besmette water uit die sloot voor
het gebouw den jongen acht flinke
slagen met de gard te geven. De va
der verklaarde, dat hij dat „niet over
zijn hart kon krijgen", eene opmer
king, waardoor hij zich een harde
les over het „sparen van de roede"
op den hals haalde. De vader volgde
nu den raad van den rechter op en
gaf den jongen in tegenwoordigheid
van een inspecteur 8 flinke slagen.
„Koop nuj een gard", zeide de rech
ter, „en vertel den deugniet, dat,
wanneer hij weder hier gebracht
wordt, hij 12 slagen zal krijgen van
den sterksten politieagent."
Anarchisten te Berlijn.
Een plaatselijke correspondentie,
officieus van de politie te Berlijn af
komstig, verspreidt de volgende sen-
sationeele tijding.
Bij de anarchisten die ten ge
volge der schiethistorie Schewe in
hechtenis genomen zijn zouden in
het Oosten van Berlijn gevulde bom
men zijn gevonden. Bij een werktuig
kundige in de Lange Strasse zouden
brieven zijn ontdekt waaruit blijkt
dat de anarchisten hier met die in
Frankrijk in betrekking staan. In het
huis eener weduwe bij den Gentral-
vichhof zouden de anarchisten hun ge
heime samenkomsten hebben. Ook
zou de politie in kennis zijn gesteld
met het voornemen van anarchisten
om ontplofbare stoften aan te wen
den. Daar evenwel in de politiekrin
gen blijkbaar de neiging heerscht om
de zaken waar anarchisten in zijn
betrokken hevig te overdrijven, moet
men een officiëele bevestiging van
bovengenoemde berichten afwachten
vóór men er geloof aan schenkt.
Een candida&t voor het
„poete laureate4* schap.
Glasgow is rijk in het bezit van
den rijmelaar en straatpoëet Robert
Paull. Paull vond, dat hij best voor
■poete laureate deugde, en schreef dat
aan den eersten minister, en, aange
zien lord Rosebery een vriendelijk
mensch is, ontving Paull van diens
secretaris antwoord.
Wat dit antwoord inhield meldt de
historie niet maar Glasgows zanger was
er zoo blij mee, dat hij weldra hope
loos dronken werd opgepakt. Toen
hem in den police—court gevraagd
werd, waarmede hij zich over zijn
wangedrag kon verontschuldigen,
zeide Paull, dat hij een brief had ge
kregen van den graaf van Rosebery,
en dat was hem naar het hoofd ge
stegen, dacht hij. Zoo'n hoog gezel
schap was te veel voor hem, voegde
hij er bij. De magistraat oordeelde,
dat een man van Paull's talenten ge
makkelijk eene boete van 5 shilling
kon betalen, maar aangezien de din
ger naar het laureaat maar 18 pence
bezat, moest hij de hechtenis kiezen,
haar opleverde.
Men zou denken, dat het mensch
hem bedankte voor zijn vriendelijken
raad. Menschen met gezond verstand
zouden dat zeker gedaan hebben,
maar deze vrouw maakte zich boos
en om hem te toonen dat zij er niets
van geloofde, nam zij een kopje, vulde
dat met het vieze slootwater en dronk
dat uit met de traditioneele verkla
ring, dat haar moeder en haar groot
moeder het ook gedronken hadden
enzoovoort, enzoovoort.
Ik weet niet of het vrouwmensch
er de „koléera", zooals zé het noemde,
van gekregen heeft. Mocht ze door
toevallige omstandigheden vrij geble
ven zijn, dan juicht ze natuurlijk
over haar eigen wijsheid en over de
onwetendheid van den inspecteur.
Deze en andere roekelooze kunsten
makerijen met gezondheid en leven
zouden iemand feitelijk koud kunnen
laten, wanneer maar niet deze lieden
ook het leven van anderen er door
in gevaar brachten. Wanneer straks
een eigenwijze schipper cholera krijgt,
worden de faeces kalmweg in het
water geworpen en daardoor een uit
gestrekt vaarwater in een ommezien
verontreinigd.
En nu is óen ding mij niet duide
lijk. Wie burengerucht maakt, wordt
gestraft, wie een ander lastig is met
een mestverzameling, wordt gestraft,
maar wie door schandelijke zorgeloos
heid het leven van anderen in gevaar
brengt, blijft vrij. Ik zou wenschen,
dat met gevangenisstraf (niet met
een onnoozele geldboete) ieder werd
gestraft, die zich wiesch in water dat
besmet verklaard was, ieder die daar
van dronk en ieder, die het gebruikte
om er artikelen van consumptie in
af te wasschen. Waar een kalm be
toog niet baat, zou een flinke straf
wellicht helpen.
Misschien zou deze of gene een
dergelij ken maatregel „beperking van
vrijheid" noemen, maar daarvoor ben
ik niet vervaard. Ik gun niemand de
vrijheid om door zijn onverschillig
heid of onvoorzichtigheid ook het
leven van anderen in gevaar te bren
gen. En wie niet hooren wil moet
dan maar voelen.
FIDELIO.