De Rijkste Man ter Wereld. HAARLEMMER HALLETJES, ccx. öe meagd Nieuw s Laat ik u het feit mededeelen, Mein Herr, ik ben de rijkste man ter we reld, rijker dan Rothschild en Jay Gould en de Vanderbilts te zamen. Toen u onlangs in mijn winkel kwam, dacht u stellig niet dat de rijkste man van de wereld achter de toonbank stond. Neen, dat dacht u zeker niet. Ha, ha, ha! Ziet u daar uit het venster dien hoogen berg? Welnu, die is achtdui zend voet hoog. Ik zou met mijn goud een berg kunnen maken, die driemaal zoo hoog is. Wanneer gij toeristen langs komt en de ouderwetsche stra ten bewondert en de topgeveltjes van de huizen, dan kijk ik naar u en lach er om en wrijf in mijn handen om dat gij allen zulke gekken zijt. Gij weet niet wat de grootste merkwaar digheid is van Hallein, ja van heel Oostenrijk met Hongarije daarbij dat ben ik, de rijkste man van de wereld l Gij g aat naar Salzburg en ziet de graven van Blauwbaards vrouwen en de catacomben in de rotsen en de groote kathedraal. Dan komt gij hier heen en kijkt rond in onze straten en als fgij daar tenminste niet te lui voor zijt beklimt de bergen aan de grenzen van Beieren. Ik zie u ga pen onder mijn venster, zonder te ver moeden dat gij staat voor het huis van den grootsten millionair in de wereld, die goud heeft, veel goud, goud bij hoopen, zuiver als da zon. Hot eenige wat mij overdag kwelt en mij des nachts uit de slaap houdt, is de viaag waar ik al dat goud moet bergen en hoe ik het veilig kan be waren. In geheel Weenen zijn geen kelders genoeg om het te bergen, of sloten genoeg om het te beveiligen. Kom in mijn achterkamer, dan zal ik u de zaak nader uitleggen. Hansje kan wel pakjes zout aan vrouwen van het dorp en een stuiver ammonia tegen de muggenbeten, aan u, domme toeristen, verkoopen. Ik zal u bloot leggen hoe het komt, dat ik de rijkste man van de wereld ben. Hier zitten we nu, de deur geslo ten en een kruik Kaldenhauser bier tusschen ons. O, grijns maar niet om die alchimistische afbeeldingen: aan die dwaasheid doe ik niet. Mijn goud is gemaakt door de natuur en zoo goed als het ooit in een mijn gevon den werd, zuiver, geel en zacht, zon der een korrel alchimistischen rom mel erbij. Evenwel zijn die oude gravuren een kijkje waard. Daar is Cagliostro met zijn hoog voorhoofd, zijn kompas en zijn zandlooper, die tracht te kij ken als Vader Tijd zelf, maar Vader Tijd maakt korte metten met hem en zijn bedriegelijk goud tevens. Dat is Jacob Bohme, de schoenmaker, met zijn boek met onthullingen. Deze Ben Zaterdagavondpraatje. De moord te Schagen wordt in Haarlem allicht drukker besproken, dan in eenige andere gemeente van ons land, Schagen zelf natuurlijk uit gezonderd. Die belangstelling in Haar lem is niet meer dan natuurlijk. De Schagensche moord heeft zooveel overeenkomst met den moord op den Raamsingel, die ons nog zoo goed in 't geheugen ligt, dat wij Haarlemmers het eerste misdrijf niet licht bespre ken zonder naar het tweede al te dwalen. Te Haarlem werden 's avonds te negen uur (naar gissing) twee weer- looze vrouwen van wie men wist, dat zij eenig geld bezaten, met messteken en bijlslagen vermoord. Te Schagen worden eene weduwe en hare pleeg dochter, nog vóór elf uur des avonds, met dezelfde wapens afgemaakt. Vooral valt in beide gevallen de bru taliteit van den moordenaar op te merken, die op een uur dat er nog menschen op straat zijn, in een aan- eengebouwde buurt, terwijl hij elk oogenblik door een bezoeker kan worden gestoord, twee menschen om het leven gaat brengen. Ik wil niet beweren, dat de Haar- lemsche en de Schagensche moorde naar éen en dezelfde persoon zijn: ik geloof integendeel, met al de be scheidenheid die daarbij noodig is, dat de beide misdrijven op zich zei ven staan, maar men constateert toch met verwondering de overeenkomst tusschen de manier waarop de beide moorden zijn gepleegd. Of kan men alleen op rekening van toevallige gelijkheid van ideeën de omstandig heid schrijven, dat in de beide mis drijven de moordenaar heeft getracht den moord te bedekken door de lijken in brand te steken. Wanneer het genoeg was iets na drukkelijk te hopen om het verwe zenlijkt te krijgen, dan zouden de daders van de beide moorden al lang achter slot en grendel zitten. Ik her- groote daar in den hoek is Albertus Magerues, daarnaast Bombastus Para- celsus, van wien ze in Salzburg den schedel laten kijken. Ik denk dat gij dien wel gezien zult hebben, zooals al de andere domkoppen die de voor keur geven aan den dooden kwak zalver boven den levenden millionair. Mooie gravures van een hoop domme kerels. Ik liet ze komen uit Mun- chen en Neurenberg en Praag, maar dat was in een tijd toen ik zelf een beetje mal was, voordat ik de grootste goudbezitter van de wereld werd. Maar laat ons die doode kwakzal vers verder laten rusten. Ga tegenover mij zitten; ge hebt toch niet op mijn grooten pijp tegen, hoop ik? Een Duitscher kan niet praten als er geen groote pijp bij zijn mond neerhangt. Zelfs Bismarck niet. 'tls waar ook, weet ge al dat Bismarck en keizer Wilhelms kleinzoon weer verzoend zijn Wilhelm de vastberadene, noem ik hem altijdhij zond een telegram over de ziekte van den ouden man. Maar kijk, daar ben ik weer afge dwaald. Ik zou u vertellen van mijn goud. Kijk naar deze groote kaart. De ge- heele Zuidzee staat er op. Hier en hier heb ik twee plekken gemerkt met geel en een stippellijn daar tus schen getrokken. Dat is mijn groote ontdekking, even eenvoudig als het ei van Columbus. Deze plek aan de westzijde van de Stille Zuidzee, oostelijk van Azië, is Amooria en de stad Blagovestchensk. Nu, hoewel gij toerist zijt en zeker den grond van elk rijk in Europa hebt betreden en Azië en Amerika mischien ook wel zijt doorgereisd, durf ik wedden dat gij niet weet waar Blagovestchensk ligt. Gij wist stellig niet eens, dat er een land is dat Amooria heet, gelegen aan het einde van Siberië? Hier zit ik in mijn kamertje, als armoedig provinciaal drogist o, ik begrijp heel goed wat gij van mij denkt, al schudt gij het hoofd en tracht beleefd te kijken. Nu dan, deze gele plek is Blago vestchensk in Amooria, en die an dere gele plek over het water, aan de oostzijde van de Stille Zuidzee, westzijde van Amerika, dat is een plaatsje in Californië, Red Pyramid Bluffs, heet het en de stippellijn loopt van Blagovestchensk naar Red Pyramid Bluffs. Geeft u dat niets te denken? Niet? Och, ik heb nooit veel goeds van u toeristen gedacht. Mischien weet gij, dat Amooria het middelpunt is van de groote goudmijnen, die door de gedeporteer den in Siberië worden bewerkt. Rus sische ingenieurs zeggen, dat die goudmijnen rijker zijn, dan die van Australië en Californië te zamen en dat er een tijd zal komen, waarin Rus land het rijkste land ter wereld we zen zal. inner mij nog alsof het gisteren ge beurd is, hoe groot de schrik en de verontwaardiging te Haarlem waren over den moord op den Raamsingel, maar ik weet ook dat er onder het publiek nog altijd eene verdenking bestaat. En nu mag het waar zijn, dat het ■publiek als massa lang niet altijd een bevoegd beoordeelaar is, aan den anderen kant ligt er aan dergelijke volksopinieën een basis van gezond verstand ten grondslag, die men niet te laag mag taxeeren. Mocht door toeval of door berouw van den misdadiger, de waarheid in zake den moord op den Raamsingel ooit nog eens aan het licht komen, dan zal het mij verwonderen, of de publieke opinie al dan niet gelijk heeft gehad. Intusschen is de justitie te Alk maar op het oogenblik dat ik dit schrijf, al niet veel gelukkiger geweest in het ontdekken van jden dader in den Schagenschen moord, dan inder tijd de justitie te Haarlem bij dien op den Raamsingel. Ik voor mij ver klaar ronduit, dat ik niet wensch te behooren tot die menschen, die haar daarvan een verwijt maken.'t Is heel gemakkelijk voor iemand die daar mee niet te maken heeft, om op hoogen toon te verkondigen, dat de justitie niet vlug en niet handig is opgetreden, dat zij dit had moeten doen en dat had moeten laten. Men moet er eerst zelf maar eens voor staan. Niemand meer dan de justitie heeft last van die ongelukkige stuur lui die aan wal staan. Maar dat de Alkmaarsche justitie zich uitslooft om den moordenaar te ontdekken, daarvan ben ik zeker. De officier van justitie en zijn substituut, de rechtercommissaris en commissa ris van politie waren dezer dagen druk in de weer. En wanneer zij hun doel niet bereikt hebben, mag men hun dat dan verwijten? Neen, verwijt dat dan liever aan die uilen van Schagers, die geschreeuw en gegil hoorende in de woning van juffrouw Bute, kalm zijn voorbijge gaan zonder verder te onderzoeken wat er aan de hand was. Ik heb ge hoord, dat de officier van justitie de getuigen, die dat gegil gehoord had- Wist gij dat? Zoo, dan zijt gij niet zóo dom als ik dacht, hoewel ge een toerist zijt. Misschien zult gij dan1 toch in staat zijn, mijne ontdekking' te begrijpen. In het voorbijgaan gezegd, ik ge- loof niet dat die Siberische veroor- j deelden zulke knappe kerels zijn als men wel zegt, anders waren zij mij lang voor geweest. Een hunner wist op zekeren dag te ontsnappen naar Amerika, Arendarenko heette hij, een groote Kozak van den Don. Hij voer den Stillen Oceaan over en landde in Californië, zonder zelfs maar een oogenblik te vermoeden, wat daar lag op den bodem van het water. En gij zelf zijt niet beter. Nog geen flauw bewustzijn van de waarheid is door uw hersenpan gedrongen hoewel ik u de twee gele plekkan en den stippellijn heb aangewezen. In ieder geval weet gij, dat er goud is gevonden in Californië. Dat is in elk geval iets dat gij weet, ha, ha, ha! Nu danRed Pyramid Bluffs is het middelpunt van de Californi- sche goudmijnen, zooals Blagovest chensk het centrum is van de goud mijnen in Siberië en de stippellijn loopt van de eene plaats naar de andere. Nu krijgt gij dan toch een denkbeeld van wat ik bedoel, he? Als er goud is in Amooria, aan de eene zijde en goud i.i Californië aan de andere zijde van de Stille Zuidzee, wat volgt dan daaruit? .Natuurlijk dit: dat er een kolossale goudmijn is tusschen die twee plaatsen, onder de Stille Zuidzee, een mijn van duizende mijlen lang en honderd mijlen breed en misschien even diep als de Stille Zuidzee zelve. En al dat goud is het mijne door het recht van den ontdekker. Dat is alles wel mogelijk, zegt gij. Neen, het is zeker'tis klaar als de dag. En gij vraagt hoe ik dat goud naar boven zal krijgen? Ik dacht al dat gij een ezel waart, maar nu weet ik het zeker. Zou de Natuur daar ai dat goud voor niets hebben neerge legd O neen. De Natuur is geen ezel zooals een toerist. Ik zal u zeggen hoe ix dat goud naar boven zal krij gen. Gij ziet die reeks vulkanen die zich uitstrekt van de Behringzee. Die lijn loopt evenwijdig met mijn goudmijn. Op dit oogenblik zijn ze nog niet zichtbaar, maar ze zullen wel komen. Eerst wolkjes stoom, dan rook en asch, dan eilanden als St. Helena en Ascension. Mii ar mijne eilanden zullen niet gemaakt zijn van rotsen, zij zullen bestaan uit goud, zuiver goud, geel als boter en vast als marmer. En elke ons er van voor mij, voor mij, voor mij Denkt gij dat het een heele poos zal duren voordat de vulkanen zoover gekomen zullen zijn? Volstrekt niet. Binnen drie jaar zullen de eerste aan den, zeer streng heeft toegesproken en ik hoop dat dit ook zoo is, want ze verdienden een berisping. Zulke kalme, koudbloedige onver stoorbare menschen zijn het, die een gruwelijk misdrijt als dit mogelijk maken, althans de oorzaak zijn dat de dader ongestraft blijft. Was een van hen naar binnen gegaan, dan zou hij misschien een van de slachtoffers hebben kunnen redden en, zoo dat al niet het geval was, dan toch den moordenaar van aangezicht tot aan gezicht hebben kunnen zien. Maar die onnoozele Schagenaars vinden alles doodnatuurlijk. Ze vinden het niets bijzonders wanneer 's avonds te elf uur vrouwen gillen, ze houden het voor de natuurlijkste zaak ter wereld, dat omstreeks dienzelfden tijd een kerel wegvlucht over een schut ting En ge zult zien, dat wanneer het de justitie niet mocht gelukken den moordenaar te ontdekken, deze zelfde menschen op hoogen toon zullen gaan beweren dat de politie ook niet heeft gedaan wat ze doen kon. Het is alsof langzamerhand het publiek steeds hooger, ja bovenmen- schelijke eischen gaat stellen aan de oogen van de justitie. Men schijnt daarvan te verlangen, dat zij zullen zien door de menschen heen en lezen wat daar in hun geweten geschreven staat. Misschien hebben deengelsche detective-romans daartoe wel wat bij gedragen. Als men leest van de scherp zinnigheid van deze heeren, dan zou men zoo denken dat in het land waar die slimmerts leven, geen misdaad van eenige beteekenis onontdekt kan blijven. Voor hen, die dat langzamer hand mochten zijn gaan gelooven, is een kleine herinnering aan de euvel daden van den geheimzinnigen Jack the Ripper misschien niet ondienstig. Al die beroemde engelsche detectives bij elkaar hebben niet kunnen uit vinden, wie dat monster was dat als het ware een beroep maakte van het wreedaardig vermoorden van weerloo- ze vrouwen. Deze moprd en de cholera Jmaken de oppervlakte van het water ver schijnen, dat heb ik precies berekend. Ik heb dus ruim den tijd om mijn winkel te sluiten, naar Siberië te rei zen en daar te zijn wanneer mijn goudbergen boven het water komen. O. wees maar niet bang dat er iemand voor mij komen zal; de men schen zijn daar te dom voor, veroor deelden en toeristen en dergelijke meer. Wel man, al vertelde men het hun, ze zouden het niet gelooven. Als gij meent van wel, probeer het dan maar. Neem een kaart, teeken het aan en tracht iemand te vinden, die u gelooft Maar pas op, met dat gezicht van u, dat gij niet in een gekkenhuis wordt opgesloten; gij zoudt er mij de schuld van geven. Nu weet ge er alles van. Vertel het aan uwe landgenooten, zeg het aan het Oostenrijkschegoevernement als gij daar lust in hebt. Zeg aan de Regeering dat gij mij gezien hebt, Johann Schmeerold, den drogist te Hallein maar zeg er niet bij, dat hij de rijkste man van de wereld is. Niemand zou u gelooven en als ik er goed over nadenk, ziet gij er ook wel als een leugenaar uit. Ik wou alleen maar, dat ik wist waar al dat goud te bergen. Er zijn geen kelders en geen sloten genoeg voor in Weenen. Naar C. J. OBERALM. De zaak-Joniaux. In de zaak Joniaux begint nieuw licht te komen, ten minste dat schijnt zoo. Volgens de Etoile beige heeft Hay- oit, rechter van instructie te Brussel, een telegram ontvangen van zijn col lega te Brussel, Lascoux, waarin een zeer belangrijk getuigenis uit den mond van een ouden patroon van wijlen Alfred Ablay wordt meegedeeld. Deze laatste had zijn werkgever in dertijd verteld dat hij morphine ge bruikte, om de ziekte waardoor hij was aangetast te bestrijden. Zelfs had Ablay zijn patroon eens, toen deze ziek was, aangeraden zijn voor beeld te volgen en ook morphine te gebruiken. De belangrijkheid vaq dat getuigenis springt in 'toog en het zal vermoedelijk een supplementaire instructie tengevolge hebben. Handhaving van het vaderlijk gezag. Voor den Londenschen politierech ter verscheen dezer dagen een vader met zijn achtjarigen zoon, dievol gens 's mans verklaring „alles stal wat hij maar krijgen kon en die om het vaderlijk gezag niets meer gaf'. De rechter vroeg, „of de man het al eens met de gard had beproefd". Op het ontkennend antwoord raadde hij den vader aan, op de plaats achter in deze dagen vrijwel de eenige on derwerpen van gesprek uit. Ik weet niet waarvoor de menschen in den omtrek van Schagen op het oogenblik banger zijnvoor den moordenaar op vrouw Bute dan wel voor de cholera. De alleenwonende vrouwen in Schagen zeker voor den eerste. Wie op dit oogenblik een adresboek vanjdit plaatsje moest samenstellen zou er leelijk mee in de war raken. Jansje logeert bij deze, Trijntje ver toeft bij gene vriendin en er zijn menschen, die sedert dezen moord geen drie uur achtereen geslapen hebben. Die paniek zal wel weer overgaan evenals de angst voor de cholera. Wie de berichten over die gevreesde ziekte goed naleest, zal zien hoe alleen de onvoorzichtigen, onverschil ligen en onzindelijken door cholera worden aangetast op éen enkele uitzondering na. Het zijn schippers, die in weerwil van alle welmeenende waarschuwingen, voortgaan met be smet water te drinken, omdat hun vader en hun grootvader dat leelijke, brakke water ook gedronken hebben stijfkoppen, die het zuivere drink water dat hun om niet wordt aan geboden, van de hand wijzen omdat zij in hun domheid aan het besmet zijn van rivierwater niet gelooven. Het zijn de onverschilligen die er een soort van dapperheid in schijnen te vinden om de meest eenvoudige maatregelen van voorzorg te verzui men; die in dezen tijd appelen en peren eten met de schil, die mis schien in besmet rivierwater zijn ge- wasschen en die toelaten dat hunne kinderen kluiven aan rauwe worte len. Het zijn de onzindelijken, die bang zijn van water en zeep en hun lichaam verwaarloozen, tot het een vruchtbare kolonie wordt voor aller lei ongewenschte bacillen. Ik heb mij laten vertellen, dat toen de geneeskundig inspecteur van Noord-Holland in een van de ge meenten zijner provincie kwam, hij aan den rand van een sloot een vrouw bezig zag met hot uitwasschen van kleeren en haar welwillend op merkzaam maakte op het gevaar, dat het besmette water uit die sloot voor het gebouw den jongen acht flinke slagen met de gard te geven. De va der verklaarde, dat hij dat „niet over zijn hart kon krijgen", eene opmer king, waardoor hij zich een harde les over het „sparen van de roede" op den hals haalde. De vader volgde nu den raad van den rechter op en gaf den jongen in tegenwoordigheid van een inspecteur 8 flinke slagen. „Koop nuj een gard", zeide de rech ter, „en vertel den deugniet, dat, wanneer hij weder hier gebracht wordt, hij 12 slagen zal krijgen van den sterksten politieagent." Anarchisten te Berlijn. Een plaatselijke correspondentie, officieus van de politie te Berlijn af komstig, verspreidt de volgende sen- sationeele tijding. Bij de anarchisten die ten ge volge der schiethistorie Schewe in hechtenis genomen zijn zouden in het Oosten van Berlijn gevulde bom men zijn gevonden. Bij een werktuig kundige in de Lange Strasse zouden brieven zijn ontdekt waaruit blijkt dat de anarchisten hier met die in Frankrijk in betrekking staan. In het huis eener weduwe bij den Gentral- vichhof zouden de anarchisten hun ge heime samenkomsten hebben. Ook zou de politie in kennis zijn gesteld met het voornemen van anarchisten om ontplofbare stoften aan te wen den. Daar evenwel in de politiekrin gen blijkbaar de neiging heerscht om de zaken waar anarchisten in zijn betrokken hevig te overdrijven, moet men een officiëele bevestiging van bovengenoemde berichten afwachten vóór men er geloof aan schenkt. Een candida&t voor het „poete laureate4* schap. Glasgow is rijk in het bezit van den rijmelaar en straatpoëet Robert Paull. Paull vond, dat hij best voor ■poete laureate deugde, en schreef dat aan den eersten minister, en, aange zien lord Rosebery een vriendelijk mensch is, ontving Paull van diens secretaris antwoord. Wat dit antwoord inhield meldt de historie niet maar Glasgows zanger was er zoo blij mee, dat hij weldra hope loos dronken werd opgepakt. Toen hem in den police—court gevraagd werd, waarmede hij zich over zijn wangedrag kon verontschuldigen, zeide Paull, dat hij een brief had ge kregen van den graaf van Rosebery, en dat was hem naar het hoofd ge stegen, dacht hij. Zoo'n hoog gezel schap was te veel voor hem, voegde hij er bij. De magistraat oordeelde, dat een man van Paull's talenten ge makkelijk eene boete van 5 shilling kon betalen, maar aangezien de din ger naar het laureaat maar 18 pence bezat, moest hij de hechtenis kiezen, haar opleverde. Men zou denken, dat het mensch hem bedankte voor zijn vriendelijken raad. Menschen met gezond verstand zouden dat zeker gedaan hebben, maar deze vrouw maakte zich boos en om hem te toonen dat zij er niets van geloofde, nam zij een kopje, vulde dat met het vieze slootwater en dronk dat uit met de traditioneele verkla ring, dat haar moeder en haar groot moeder het ook gedronken hadden enzoovoort, enzoovoort. Ik weet niet of het vrouwmensch er de „koléera", zooals zé het noemde, van gekregen heeft. Mocht ze door toevallige omstandigheden vrij geble ven zijn, dan juicht ze natuurlijk over haar eigen wijsheid en over de onwetendheid van den inspecteur. Deze en andere roekelooze kunsten makerijen met gezondheid en leven zouden iemand feitelijk koud kunnen laten, wanneer maar niet deze lieden ook het leven van anderen er door in gevaar brachten. Wanneer straks een eigenwijze schipper cholera krijgt, worden de faeces kalmweg in het water geworpen en daardoor een uit gestrekt vaarwater in een ommezien verontreinigd. En nu is óen ding mij niet duide lijk. Wie burengerucht maakt, wordt gestraft, wie een ander lastig is met een mestverzameling, wordt gestraft, maar wie door schandelijke zorgeloos heid het leven van anderen in gevaar brengt, blijft vrij. Ik zou wenschen, dat met gevangenisstraf (niet met een onnoozele geldboete) ieder werd gestraft, die zich wiesch in water dat besmet verklaard was, ieder die daar van dronk en ieder, die het gebruikte om er artikelen van consumptie in af te wasschen. Waar een kalm be toog niet baat, zou een flinke straf wellicht helpen. Misschien zou deze of gene een dergelij ken maatregel „beperking van vrijheid" noemen, maar daarvoor ben ik niet vervaard. Ik gun niemand de vrijheid om door zijn onverschillig heid of onvoorzichtigheid ook het leven van anderen in gevaar te bren gen. En wie niet hooren wil moet dan maar voelen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 6