DE JACHT OP EENE ERFENIS.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
12e Jaargang:
Vrijdag 24 Augustus 1894,
No. 3418
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
STADSNIEUWS.
BINNENLAND,
FEUILLETON
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37^.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantier».
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM,
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Suce., Parijs 31 bis Faubourg Montmartre
Haarlem23 Aug. 1894.
2 Voor het examen gymnastiek L O.)
is te Utrecht toegelaten de heer M.
J. Lan geveld alhier.
Harddraverij.
Zooals wij in ons vorig Nr. meld
den, waren te halfvijf toen dit blad
ter perse ging, van de twaalt in de
harddraverij mededingende paarden
nog over „Krylaty" van Joh. de Mol
en „Rejected" en „Plawney" van Dop
en Vermaat.
Toen „Plawney" tegen „Rejected"
loopen moest, won eerstgenoemd. Had
„Rejected" gewonnen, dan zou dit
paard nog weer tegen „Krylaty" heb
ben moeten loopen en laatstgenoemd
dier misschien nog de eerste premie
hebben behaald. Nu evenwel was
„Plawney" prijswinner (ƒ250.ver
wierf „Rejected" de eerste premie van
ƒ100.en „Krylaty" de tweede van
f 50.—.
j - Kenners voorspellen veel goeds van
„Mirka" en van „Majoor Ulrich",
twee dieren die mooi loopen, maar
nog te weinig aan de korte baan zijn
Met een toepasselijk woord reikte
de heer A. Wijnands de prijzen uit.
De eigenaar van „Krylaty" wei
gerde de 2de premie op grond, dat
„Rejected", tegen „Plawney" loopende,
zou zijn ingehouden. Zijn protest was
echter door de jury niet aanvaard.
Opening der nieuwe brug.
Naar men verneemt, zal de brug
gelegd over de Singel racht tegen
over de Pieter Kiesstraat aanstaanden
Maandag voor het openbaar verkeer
worden opengesteld.
Cholera.
De vier personen, die in deze ge
meente lijdende zijn aan cholera
asiatica bevinden zich allen redelijk
wel, zoodat er hoop bestaat op hun
herstel. Het zijn de weduwe Lacet,
van Dijk in de Delfstraat, Pleysant
schipper aan denBurgwal en de dienst
bode van de Baan.
Alle vier deze patiënten worden
aan huis verpleegd. In deze dagen,
nu er wel eens wat haastig beoor
deeld, geoordeeld en veroordeeld
wordt, zou men uit dit feit allicht
afleiden, dat in het algemeen bij
cholera huisverpleging beter is dan
behandeling in een barak. De juiste
oorzaak zal wel deze zijn, dat wan
neer een ziekte eenigen tijd geheerscht
heeft, de gevallen goedaardiger wor
den, een verschijnsel dat ook bij
uitgebreide epidemiën regelmatig
valt waar te nemen.
De patiënt op den Burgwal, Pley
sant, is als hersteld verklaard en zijn
huis is ontsmet.
Bureau voorVraag en Aanbod
voor den Arbeid.
Geopend: Zaterdagavond van tot
uur.
Lokaal „Doelen", ingang Luitensteeg,
waar zich de volgende werklieden
hebben aangemeld
Steenhouwer, Wijnkoopersknecht,
losse werklieden, Machinist, Voor-
slaander, Bankwerkers, Koetsier,Loop
knecht, Schoenmaker en Winkelbe
diende.
Heeren Werkgevers welke van deze
aanbieding wenschen gebruik te ma
ken, worden beleefd verzocht zich te
wenden tot de leden der Commissie
of op de zittingavonden.
Tevens wordt bericht dat in de
laatstgehouden vergadering de statu
ten van het Bureau zijn aangevuld,
zoodat de Commissie ook tot doel
heeft te trachten tijdelijk werk te
verschaffen.
Namens de Commissie
J. HUIZING, Waarn. secret.
Zeevisscherij.
Woensdag kwam te Zandvoort
aan 1 Zandvoortsche bomschuit. Be
somming j 38. De prijzen der visch
waren; bakschol 1.20, scharren 7,50,
pieterman 1.80 per mand tong ƒ0.10
tot ƒ1.40 en schol ƒ1.80 per stuk.
(Zie vervolg Stadsnieuws 3e pagina).
Moord te Schagen.
Per bulletin deelden wij, nadat wij
hedenmorgen den officier van justitie
te Alkmaar telegrafisch om inlichting
hadden gevraagd, hedenmiddag mede
dat de daders van den moord te
Schagen op de weduwe Bute en haar
pleegdochter, waren gevonden.
Het zijn Simon Alot, oud 29 jaar,
timmermansknecht van beroep, en
Klaas Boes, een jongen van 17 jaar.
Laatstgenoemde woonde in Schagen
vlak naast het huis van de ver
moorde vrouwen, zoodat het vermoe
den voor de hand ligt, dat Alot die
als hoofddader schijnt te moeten wor
den aangemerkt, Boes in den arm
heeft genomen om zich gemakkelijk
den toegang naar het huis van vrouw
Bute te verschaffen.
Het ontdekken van uit het huis
der vermoorden gestolen voorwerpen
schijnt tot de arrestatie te hebben
geleid. Boes heeft dadelijk zijn schuld
bekend en Alot als hoofddader aan
gewezen, maar deze blijft nog ont
kennen.
Het spreekt vanzelf, dat ook hier
ter stede het ontdekken van de Scha-
gensche moordenaars bijzondere be
langstelling wekt. De overeenkomst
tusschen die moorden en het gruwe
lijk misdrijf indertijd op den Raam-
singel te Haarlem gepleegd, trok
reeds de aandacht, en velen meen
den, dat de dader (of daders) van
beide wandaden dezelfde zouden zijn.
Of deze gissing reden van bestaan
heeft, valt nog niet met zekerheid
te zeggen. Door informatie bij de po
litie is ons gebleken, dat Alot wel in
vroegere jaren te Haarlem (Heilig
land) heeft gewoond.
Toen de moord op den Raamsingel
plaats had woonde hij te Beverwijk.
De opgewondenheid te Schagen is
zooals men begrijpen kan, zeer groot
en de justitie te Alkmaar heeft eer
van haar werk.
Onze Koninginnen in Zeeland.
De tweede dag van het bezoek on
zer Koninginnen aan Walcheren ving
Woensdag aan met een rijtoer van
Middelburg over Gapinge naar Veere.
De eerewacht deed den koninklijken
stoet (die om kwart vóór negenen
vertrok en door vele rijtuigen werd
gevolgd) uitgeleide en de Commissa
ris der Koningin maakte den tocht
mede, terwijl de huzaren den gan-
schen weg meereden.
Overal was stemming als Dinsdag
in 't begin te Middelburg'een eerst
ietwat „bedeesd" opgetogenheid en
stomme bewondering, die langzamer
hand in gulle vroolijkheid en harte
lijkheid overging. Als men van zijn
leven geen vorstelijk personage heeft
gezien, moet men zich eerst eventjes
bedenken vóór men op het woord
„hoera!" kan komen. Overal werden
Hare Majesteiten opgewacht en een
eind weegs vergezeld door eere wachten.
De ontvangst, die der Koningin en
hare Moeder in haar markiezaat
Veere ten deel viel (de Koningin is
de eenige markiezin in Nederland),
was eenvoudig maar zéér, zéér harte
lijk. Twee dochtertjes van wethou
ders boden HH. MM. bouquetten
aan, waarna het Raadhuis en de
Groote Kerk werden bezichtigd. In
eerstgenoemd gebouw, eenigszins in
den trant van het Middelburgsche
stadhuis, in 1475 gesticht (in den
voorgevel staan o.:i. ook beelden, nl.
van zeven voormalige heeren en vrou
wen van Veere), wordt de beroemde
beker van Maximiliaan van Bour-
gondië bewaard, die in 1551 door hem
aan Veere werd geschonken.
De Koninginnen, rondgeleid door
den burgemeester, jhr. Van Doorn
van Westkapelle, bezichtigden dit
eerwaardig erfstuk (het mag niet ver
kocht worden, zoodat Rothschild er
tevergeefs een bod voor heeft gedaan),
dat in 1862 nog door koning Willem
III is ter hand genomen, met zicht
bare belangstelling en begaven zich
daarna naar de Groote Kerk.
Te voet bezochten de koninginnen
den beroemden put van Willebrordus.
Trouwens, het weder was uitstekend,
licht bewolkt maar droog. Op een
dijk nabij Veere schaarde de eere-
wacht zich op de glooiingtegen
den groenen dijk kwamen de huza
ren en de roode buizen der jockeys
van het hofrijtuig mooi uit.
Even voorbij Veere had men op
den dijk een prachtig gezicht op de
haven, vooral toen de zon voor een
oogenblik doorbrak.
Langs het kroondomein De Oranje
zon, waar eene bekende uitspanning
is, bereikte de stoet door de prach
tige, onafzienbare laan, die van daar
westwaarts leidt, de buitenplaats Zee
duintoebehoorende aan den heerA.
Lantsheer, waar de Vorstinnen weder
bouquetten ontvingen.
Nabij de Oranjezon is een paard
van een huzaar gevallen en heeft een
poot gebroken. De berijder bleef on-
Vandaar ging het over Oostkapelle
(waar, evenals te Veere, de begroeting
plaats had door den magistraat met
de aanbieding van ruikers en het zin
gen. van liederen door schoolkinderen)
naar Westhove.
Westhove is eene prachtige buiten
plaats, toebehoorende aan mevrouw
de douairière De BruynBoddaert,
die het kasteel 's zomers gebruikt als
herstellingsoord voor behoeftige zieke
kinderen, waarvan er thans 20 ver
zorgd worden. HH. MM. werden ont
vangen en rondgeleid door de eige
nares en haar schoonzoon W. A. graaf
Van Lynden, terwijl een der kleinen
bouquetten aanbood.
De Domburgsche eerewacht, ge
commandeerd door den burgemeester,
baron Van Hardenbroek, wachtte
H.H. M.M. bij Westhove opbij den
ingang van het dorp stonden vele
rijtuigen den stoet op te wachten,
waardoor eenig gedrang ontstond.
Domburg was stampvol van menschen.
Door de menigte reden H.H. M.M.
naar het Badhotel, waar, behalve
door de schoolkinderen die liederen
zongen, bouquetten werden aangebo
den door het dochtertje van den heer
Vreeburg (pachter van het Badhotel)
en twee andere door de Duitsche
badgasten, die deze bloemen opzette
lijk uit Elberfeld en uit Brussel had
den ontboden. Vooral nabij het Bad
hotel golfde eene zee van witte
Walchersche mutsenuit de menigte
steeg bij de aankomst der Koningin
nen een groot gejuich op.
Het zingen der kinderen werd ge
volgd door het spelen der schutters
muziek uit Middelburg in de mu
ziektent vóór het hotel, waarin HH.
MM. met haar gevolg een dejeuner
gebruikten, eene eer die, naar men
meent, nog nimmer aan een
Nederlandsch hotelhouder vóór den
heer Vreeburg is te beurt gevallen.
Hij had dan ook geen kosten gespaard
en o. a. een stel damasten tafelgoed
opzettelijk bij Stoop te Eindhoven
doen weven met het Nederlandsche
wapen daarin.
De burgemeester, die mede aanzat
bood HH. MM. twee exemplaren
aan, op oud-Hollandsch papier ge
drukt in oranje omslag, van „Dom
burg en zijne geschiedenis", het
werkje van H. M. Kesteloo, den be
kwamen maar zeer bescheiden Zeeuw-
schen geschiedvorscher, secretaris van
Domburg.
Met een omweg langs de zeezijde
van het Badpaviljoen, door het dorp,
dat evenals de villa's van Hollanders
en vreemdelingen feestelijk was ver
sierd en Waar het vol was van men
schen uit andere plaatsen verlieten
HH. MM. om half twee de gemeente.
Over den rijtoer, die uitstekend is
afgeloopen, wordt nog het volgende
gemeld
Soms ontbrak ook de komische
zijde niet. In een der dorpen vroeg
de burgemeester zeer familiaar aan
deJ£oningin „Wel, valt het je nogal
met?" waarop een betuiging van te
vredenheid volgde. In ;een ander dorp
stonden een marechaussee, een rijks
veldwachter en een gemeenteveld
wachter, naast elkaar in verschillende
uniformen, alsof ze nog uit den tijd
van Napoleon waren blijven staan.
Ze presenteerden het geweer en keken
recht voor zich uit lang nadat de
stoet voorbij was, als behoorden ze tot
de dorpsversiering, die vastgetimmerd
was.
Om vijf uur kwamen de Koningin
nen te Middelburg terug. Over het
algemeen was in matigen draf gere-
Naar het engelsch
van PAUL H. GERRARD.
52)
HOOFDSTUK XVIH.
De gebeurtenissen van een jaar.
„Dat doe ik gewoonlijk," riep Timmy snelberaden uit,
„maar wie beschuldigt mij daar op die wijze?"
Er bevond zich eene kleine vensteropening in de hut en
Timmy keek daardoor. Zijn groot hoofd en breede schouders
vulden de opening geheel, zoodat hij niets dan duisternis
voor zich zag, waarin diepe stilte heerschte.
„Wie riep mij daar zoo plotseling?" riep Timmy.
Stilte.
„Goede hemelriep Titlow. „Eens heb ik een spook ge
zien, nu hoor ik er een! Timmy wat scheelt je toch?"
„Natalie 1 Natalie Idria, spreek toch eens tot mijgilde
eene stem in de duisternis.
„Nu Timmy," sprak Titlow weer, „het wordt tijd,
dat je daar binnen eens-gaat kijken. Doe je plicht als man,
en als je sterft Timmy, dan val je op het veld van eer."
Hij duwde de zware houten deur open, en toen zijne oogen
wat gewend waren geraakt aan het zwakke licht, zag hij een
hoop stroo, en daarop een menschelijke gestalte.
Deze menschelijke gestalte, waarbinnen een hevige koorts
woedde, die zijne jongenskrachten sloopte droeg Timmy Tit
low naar het licht.
De donkere lokken bedekten weer het fraaie voorhoofd en
in dezen in koorts ijlenden zieke herkende Timmy Titlow
lady Bidebanks verloren kind.
De eerlijke Timmy liet geen oogenblik verloren gaan door
zijne verbazing in een kreet te uiten; de eenige gedachte van
hem was den knaap naar huis brengen en onmiddellijk ging
hij hiertoe over.
Nadat hij bijna een mijl met den knaap in zijne armen
had afgelegd ontmoette hij een open wagentje, met klaver
bevracht, getrokken door een paard en bestuurd door een
jongen.
„Je krijgt een flinke belooning van mij," zeide Timmy,
hief zijn vracht op en legde die op den klaver neer, „wan
neer je onmiddellijk naar Bidebank Hall rijdt."
Lady Bidebank, Myra, de contessa Idria en nog een paar
kennissen zaten in een paviljoen op het voorterras van Bide
bank Hall, toen Timmy Titlow kwam aanrijden, rood van
opwinding tengevolge van de haast, die hij had gemaakt en
met eene droevig uitziende menschelijke gedaante in zijne
armen.
„Dames," zeide Timmy. „Ik heb eenjongme sch gevonden
en teruggebracht, van wien u allen erg veel houdt en hoe
eerder u hem in bed legt en een dokter laat komen, als ik
zoo vrij mag zijn dit te zeggen, des te beter. In de meest
geregelde huishouding komen wel eens rampen voor."
Op het tijdstip dat Timmy Titlow de hut naderde, van
waar hij eene stem had gehoord, was Tony, zijn onwaardige
neef, sir Wrigley op Clematis Villa gaan opzoeken. Tony was
dronken en geheimzinnig.
„Mijnheer uw lordschap ik wilde tien pond hebben
om dien jongen te begraven."
„Hoe! Is hij dood?"
„Ja mijnheer."
„Wanneer is hij gestorven Waar en hoe is hij gestorven
Aldus in het nauw gebracht, begon Tony te aarzelen.
„Ja mijnheer, hij is door koortsen aangetast typhus is
het en was nu juist nog niet dood, toen ik hem verliet,
maar zal het toch wel zijn als ik terugkeer. Hij ligt niet ver
hier vandaan in een hut."
„Ik beschouw het als mijn plicht om hem eens te gaan
zien," zeide de voorzichtige Wrigley, die zich van een last
ontheven gevoelde bij de gedachte, dat een gedeelte van zijne
zorgen kon worden begraven. „Ga maar vast terug Tony; ik
zal je wel ontmoeten bij de Ox Fall Stile."
Nadat Tony zijn meester op de afgesproken plek had ont
moet, bereikten zij de hut een uur nadat Timmy die met
zijn last had verlaten.
„Gaat [u hier maar binnen mijnheer. Hier ligt hij. Hij is
geheel stil. Ik twijfel er niet aan of hij is dood."