„Een flinke Kerel'
HAARLEMMER HALLETJES
Een Zaterdagavondpraatje.
ccx.
Een schetsje'naar het Duitsch.
Vele jaren geleden leefde te St. Pe
tersburg een instrumentmaker, Johan
Fritzge, een hupsche kerel, die in zijne
wijk bekend was om zijne eigenaar
digheden. Daaronder behoorde ook,
dat hij zulk een liefhebber was van
een stevigen dronk, dat zelfs zijne
Russische vrienden, die toch anders
in dit opzicht ook geene kinderen
zijn, hem tevergeefs poogden „bij te
houden", 't Lastigste was, dat hij,
schoon anders een kalf van een vent,
niettegenstaande zijne reusachtige
lengte, wanneer hij een roes aanhad
tamelijk onhandelbaar was. Hij hield
niet bizonder van werken, leefde van
den eenen dag op den anderen^ en
vond het heel natuurlijk, dat hij niets
overgaarde, wanneer hij er maar voor
zorgde geene schulden te maken. Zijne
vrouw, een goedhartig, ordelijk vrouw
tje, had hierin wel eenige verbetering
weten te brengen, maar ongelukkig
had de geboorte van eenen zoon haar
twee jaren na hun huwelijk het le
ven gekost.
Zijn zoon, een opvallend schoone
knaap, werd door allen die hem ken
den verafgood. Verwend en vertroe
teld, begon deze evenwel langzamer
hand de overtuiging te koesteren,
daarin niet weinig versterkt door dé
omstandigheid dat hij een bizonder
vlug gymnast was, dat er iets bijzon
ders in hem school. Met het leeren
ging het evenwel slecht.
„In de eerste plaats heeft hij geen
hereens om te studeeren", verklaarde
de oude schoolmeester van de zooge
naamde klipschool, waar Duitschen
jongens en meisjes gezamenlijk de
eerste wijsheid werd ingepompt, den
vader van den knaap. „En in de
tweede plaats doet hij nooit nooit
moeite om den stok te pareeren, dien
ik bij voorkomende gelegenheden op
zijn rug laat dansen, niettegenstaande
ik bijzonder veel van hem houd. Maar
waarlijk het gaat anders niet. Zonder
zijne behoorlijke dracht slagen ont
vangen te hebben is nog niemand groot
geworden. Uw Robert verdient
evenwel zijn dubbel hem toegemeten
deel. Ten derde neem het mij niet
kwalijk zijt gij degene, die hem
allerlei domme dingen in het hoofd
brengt, wat ik telkens van geloofwaar
dige lieden vernam en ook zelf maar
al te vaak bemerk. Dixi".
Waarschijnlijk had de opvoedings
methode van den ouden Fritzge wel
goede vruchten opgeleverd en was uit
Robert een flinke kerel gegroeid
maar de oude stierf plotseling, juist
toen zijn zoon veertien jaar was ge
worden.
Robert stond nu alleen. De nala
tenschap was weinig waard en boven
dien kreeg hij deze natuurlijk niet in
handen maar werd zij ambtswege be
heerd.
„Wat moet er nu van mij worden
vroeg hij zich af, toen hij, van treu
rige gedachten vervuld, van de be
grafenis zijns vaders terugkeerde. Hij
had dezen boven alles liefgehad en
het was hem te moede geweest, toen
hij de aarde op de kist hoorde vallen,
als moest hij zich daarbij in de groeve
werpen.
Zonder op de voorbijgangers te let
ten, liep hij met gebogen hoofd door
de straten. Op het plein, waar de
Kasan-kathedraal staat, voelde hij
plotseling een lichten slag op den
schouder.
Een naar de laatste mode gekleed
jongmensch, weinige jaren ouder dan
Robert, stond voor hem en knikte
hem vriendelijk toe.
„Gij loopt gevaar", riep hij lachend,
„de lui omver te loopen, of door hen
omvergeloopen te worden, mijn arme
jongen. Ik ho.rde van het overlijden
uws vaders en wilde juist naar u toe
gaan om u mijne deelneming te be
tuigen. Ga met mij mee. Hedenavond
maakt Adolphine voor de eerste maal
den grooten kruissprong met drie
voudige zigzagwending op het onge-
zadeld paard eene ongehoorde ver-
tooningJosé bij Cinisalli is niets,
daarbij vergeleken".
„Ik dank u, Emil, voor uwe har
telijkheid, maar aan den avond van
den begrafenisdag mijns vaders ga
ik niet naar den circus".
„Adolphine laat u uitnoodigen j
„Dat is heel vriendelijk van uwe
zuster zij springt heerlijk .er
is niets schooners denkbaar groet
haar van mij ik kom een ander
maal".
„Een andermaal, gekke kerel 1 Wij
blijven nog slechts eene week en
Adolphine vertoont niet eiken avond
hetzelfde kunsstuk. Wij meenen het
goed met je en hebben tot elkaar ge-
1wat moet die arme Robert nu
aanvangen Gij en ik, wij beiden
zijn dom en weten geen behoorlijk
overleg te plegen, maar Adolphine is
een flinke meid, dat zult ge eens zien.
Den grooten kruissprong met drie
voudige zigzagwending op het onge
zadelde paard wil natuurlijk ieder
een zien, en onze circus zal heden
avond stampvol zijn. En als dan de
kas goed gevuld is en het daverend
applaus onzen directeur in de ooren
klinkt, dan kan Adolphine met hem
doen wat zij wil als zij hem lachend
hare fraaie witte tanden toont.
Ik begrijp je werkelijk niet,Emil;
wat wil zij dan van hem vragen?
Na verloop van eene week gaf de
troep nog een onherroepelijk laatste
terde hij. „Ge moet bij ons blijven
gij, met uwe slanke gestalte, uw
net en sierlijk voorkomen, behoort in
een circus".
Ongeveer een uur later zaten bei
den in een coupé derde klasse en
spoorden naar Zarskoje—Sselo, waar
de eere stalmeester Hettore de Muc-
keiin-Poséno (in goed Hollandsch
Mozes Muckel uit Posen) zijn hou
ten circus nad opgeslagen.
Zooals Emil had voorspeld, was bij
de voorstelling geen plaats meer open
en de schoone Adolphine volbracht
haren kruissprong zóo uitstekend,haar
drievoudige zigzagwending viel zóo in
den smaak van het publiek, dat de
heele circus daverde van de bijvalsbe
tuigingen, die geen einde schenen te
zullen nemen. OokEmil's andere pro
fetie werd vervuld. Toen het meisje
haar verzoek overbracht, waarbij hare
witte tanden vriendelijk schitterden,
krabde zich Hettore de Muckelini-
Poséno genadig aehter het oor, wat
bij hem zooveel als een eed beteekende,
ten minste dat het contract was ge-
teekend.
Emil zag hem verwonderd aan envoorstelling en vertrok daarop naar
lachte luidkeels. „Jou wil zij fluis-Koningsbergen, waarbij Robert, die
u:.* x i-ijjonder anderen ook een gedeelte van
de zorg voor de olifanten voor zijne
rekening had, de handen meer dan
vol had. Nauwelijks had hij den tijd
van de graven zijner ouders afscheid
te nemen, waarbij hij de gelofte af
legde bij al zijn doen en laten hunne
nage lachtenis in eere te zullen hou
den.
Na verloop van zes maanden was
Robert wat men met een kunstenaars
term „gedresseerd" noemt en maakte
zijne entrée voor het publiek als lucht-
gymnast en barocq-kunstenaar op de
hooge trapéze." De bijval van de toe
schouwers was boven verwachting
groot, weshalve hij met eene kleine
vaste gage aan den circus werd ver
bonden.
De vreugde over dezen eersten voor
spoed werd evenwel spoedig verbit
terd, toen Emil en zijne zuster, die
een engagement te Glasgow hadden
aangenomen, den troep verlieten.
„Wij komen weder bij elkander,"
zeide Adolphine zacht bij het afscheid
nemen en kuste hem.
Terwijl de kus hem nog op de lip
pen brandde, gevoelde de arme jongen
zich zóo droevig te moede, dat hij
geen woord kon uitbrengen. Hij ging
naar zijn kamertje en weende bitter.
grepen
Robert schudde ontkennend het
hoofd.
„Gij zijt toch ook moeilijk van be
grip. Wanneer zij zegt„Dat en dat,
directeurtje, wil ik," dan krabt hij zich
eens achter het oor, want hij houdt
niet veel van praten, en dat is even
goed als wanneer hij er een eed op
doet".
Nu de vacantieën op hun eind loo
pen en zelfs de grootste trekvogels
aanstalten maken om naar huis terug
te keeren, nu is het niet te onpas
om er eens aan te denken waar ter
wereld die nieuwe Hoogere Burger
school wel komen moet.
We houden ons wat die school be
treft, op dit oogenblik aan de lucht
vast. Waar de school niet zal komen
weten we precies: niet op het Wil-
sonsplein en niet op het terrein van
het Proveniershuis. Op het plein aan
de Leidschevaart waar al een koste-
looze school staat, heeft de wethou
der van onderwijs het niet begr
Je sluit er het kwartier zoo mee af
en 't is niet goed om een Hoogere
Burgerschool zoo vlak bij een koste-
looze school te bouwen.
Ja, waarom eigenlijk niet? Die kin
deren van school C. zullen de Hoo
gere Burgerscholieren niet bijten,
Misschien is het voor beide catego
rieën nuttig dagelijks in eikaars na
bijheid school te gaan. Wat die lucht-
afsluiting betreft, daarover durf ik
niet oordeelen. Daar zou je een ven-
tilatie-specialiteit over moeten raad
plegen en aangezien er zoowat geen
enkele behoorlijke afdoende manier
van ventileeren bestaat, zou zoo
iemand moeielijk op te sporen zijn.
Wat er gebeuren zal, wanneer de
Raad de school ook niet op dat plein
bouwen wil, is niet te voorzien. Dan
bouwen we denkelijk maar een heel
lange schuur in het midden van de
Nassaulaan en zetten daar met groote
letters op„Voorloopig Magazijn van
Middelbaar Onderwijs." Als we daar
geschaafde planken voor nemen, kun
nen de buitenmuren voor annonces
worden verhuurd, als tegemoetko
ming in de kosten van den bouw.
Hoe is het mogelijk, zou men zoo
zeggen, dat er in een stad van vijf
en vijftig duizend zielen niet een paar
bunders grond te vinden zijn waarop
j e een school kunt bouwen! 't Is waar.
Robert was aldus in het onvergelij
kelijke gezelschap opgenomen, welks
roem van de Newa tot den Isar weer
klonk. Hij overnachtte er reeds dien
nacht, waarbij hij met Emil en mr.
Puddle, den Engelschen konijnendres-
seerder, eene kamer deelde.
„Morgen, bij de oefeningen, zult gij
den directeur eene proeve van uw
talent geven," zeide mr. Puddle, ter
wijl hij de slaapmuts over de ooren
trok.
„Hij zal zijne oogen uitkijken, als
hij je ziet werken, wij maken een flin-
ken kerel van je," zeide Emil en drukte
hem de hand.
Een flinken kerel had zijn vader ook
van hem willen maken; nu was alles
zoo geheel anders geloopen, maar een
flinken kerel wilde hij worden ter eere
van de nagedachtenis des dooden. Dui-
delijk zag hij het beeld van zij nen va
der voor zich, maar het verbleekte
langzamerhand voor de verschijning
van een veertienjarig meisje in een
fantastisch kleedje, dat hem vriende
lijk toelachte, zoodat de witte tanden
blonken
„Heb ik 'tniet goed overlegd?"
De directeur krabde] zich achter het
oor
Daarop sliep hij in, overweldigd door
al die indrukken, vast, zonder droo-
men
Den volgenden morgen, bij de proef
aflegging, werkte hij zóo flink, dat de
„eere-stalmeester" een paar buitenge
woon groote oogen opzette, wat zooveel
beteekende,als dat hij Robert aannam.
je kunt ze maar niet overal neerzet
ten. Zoo'n school, tempel der weten
schap, strekt, al is zij ook volgens
alle regelen van de kunst gebouwd,
juist niet tot verfraaiing van de om
geving, evenmin als oudemannen- en
diaconiehuizen. Het is of hare inwen
dige bestemming door de ramen naar
buiten kijkt en verbeeld u eens een
school in het Kenau- of Florapark 1
Dan zijn er hoopen voorwaarden,
waaraan een plek die voor school-
bouw geschikt zal zijn, moet voldoen.
Ze mag niet bij de spoorlijn liggen,
want dat locomotievengegil is onuit
staanbaar, ze mag niet te dicht bij
een andere school zijn want dan hin
deren ze elkaar zoodra de ramen open
gaanze mag niet in of bij een druk
Eunt liggen met het oog op het voor-
ij ratelen van wagens en karren, zs
mag niet.... ik schei er uit. Eigenlijk
geloof ik, dat iemand die eenideaal-
plekje voor een school wil vinden,
daarnaar kan zoeken tot zijn dood
toe en het onafgedane werkje opzijn
sterfbed aan zijn kinderen zal moeten
overdragen. Tenzij hij er geen bezwaar
in ziet, een Hoogere Burgerschool te
bouwen in de duinen bij het Kolkje
of bij Kraantjelek.
Er was misschien nog een middel
om uit den brand te komen en dat
is het heele middelbaar-onderwijs van
gemeentewege afschaffen. Die krasse
maatregel zou tenminste door den
treurigen staat van onze gemeente-
financiën gewettigd zijn en wellicht
tengevolge hebben, dat de Regeering
besloot te Haarlem een Rijks Hoogere
Burgerschool te stichten, van welk
faveurtje, niemand snapt waarom, te
genwoordig eenige gemeenten wel
profiteeren en andere niet. Menschen,
menschen, 't is om van te water
tanden
Vier jaren later bevond zich Het
tore de Muckelini-Poséno, die intus-
schen, van zijn recht van zelferkente-
nis gebruik makend, gemeend had
voor zijn titel „eere-stalmeester" ook
rog het woord „vorstelijk" te moeten
voegen, met zijn circus op weg naar
de Leipziger mis en vertoefde eenige
dagen in een Saksische fabrieksstad.
Zoowel door zijne sierlijke, vlugge
gestalte, zijn sympathiek gezicht met
de heldere blauwe oogen en door
bruine lokken omgeven, als door de
waaghalzerij waarmede hij de gevaar
lijkste toeren durfde ondernemen, was
Robert eene groote kracht voor den
circus.
Op de plakkaten, die zijn roem
luide verkondigden, stond zijn naam
met groote ronde letters vermeld.
Terwijl hij bij het begin van den
eersten avond van zijn optreden zich
daarvoor gereed maakte, viel hem
een vaktijdschrift in handen, dat,
rijkelijk met illustraties versierd, al-
leriei bizonderheden omtrent de rei
zende gezelschappen mededeelde.
Vluchtig keek hij het door en wilde
het reeds weder wegwerpen, toen zijn
oog op een naam viel, die zijne aan
dacht trok en hij het bericht las
waarin hij voorkwam. Het trof hem
diep; het was toch de tijding, dat
Emil te Bucharest aan eene zware
koorts was overleden.
Zooals plotseling de maan uit de
wolken te voorschijn treedt, de aarde
onder zich in helderen glans hullend,
zoo dook de oude tijd weer voor zijn
geest op; het was hem treurig te
moede en een verlangen naar zijn
vrienden, zooals hij nimmer had ge
kend, kwam zóo hevig bij hem op,
dat hij weende. Aan den dooden
vriend dacht hijaan den dooden
vader; hij dacht aan het lieftallig
schepseltje, dat daar zonder bescher
ming in den vreemde ronddoolde
hij hoorde haar afscheidswoord „wij
komen weer bij elkander..." het was
hem als voelde hij hare slanke armen
om zijnen hals, haren kus op zijne,
lippen.
Van diepe droefheid vervuld, treedt
hij de arena binnen.
Zijne oogen gloeien evenwel en
zijn ge heele lichaam siddert.
Luide juchtonen begroeten hem
als een wilde geestenroep uit vervlo
gen tijden klinkt het hem tegen, die
voor zijne dooden een graflied zingt.
Omfloersd is zijn blikmaar hoog-
opgericht staat hij daar, alle spieren
gespannen sterk als een gladiator
en machtig en edel.
En thans als een leeuw die naar
zijne prooi springt snelt hij naar het
midden van de arena; een sprong
en hij zwaait reeds aan de trapéze....*
met een paar krachtige slagen door
klieft hij de geheele ruimte boven de
talrijke toeschouwers.... als plotseling
een kreet weerklinkt, een enkele maar
uit duizend kelen tegelijk... dan treedt
eene doodsche stilte inde
bloeiende, schoone gymnast ligt
bleek, bloedend, verpletterd in het
zand
vruchten en kwam tot de conclusie
dat deze plek dus Groenmarkt zou
behooren te heeten.
Op mijn verderen tocht deed het
me genoegen te ontdekken, dat er op
de Kaasmarkt wel kaas wordt ver
kocht. 'tls wel niet veel en gedeeltelijk
niet van zoo puike kwaliteit, maar
er is dan toch een reden waarom die
plek kaasmarkt heet. Helaas, toen ik
verder ging bereikte ik de Hooimarkt
waar geen sprietje hooi en zag de
Houtmarkt waar geen spaander hout
wordt gekocht of verkocht.
Op de Friesche Varkensmarkt deed
zich het geknor van geen enkel (friesch)
zwijntje hooren.
Ik gaf evenwel den moed nog niet
op. Door de stad verder wandelende
bereikte ik de Nieuwe Groenmarkt.
Ik zag daar wel een pomp, maar niets
dat aan groen of aan groenten deed
denken. De Riviervischmarkt scheen
geen enkele baars op te leveren en
de Oude Groenmarkt was wel met
een groote massa oud roest versierd,
maar kon al evenmin als hare Nieuwe
zuster, op een groen sprietje bogen.
De Groote Markt mag groot zijn,
maar als markt heeft ze niet veel
meer te beteekenen en wat de Boter
markt betreft, daar vond ik allerlei uit
stallingen van manufacturen, glas- en
„Een „flinke kerel" ben ik gewor
den", zeide Robert tot zichzelf, toen
hij, als een kreupele, na maandenlang
lijden het ziekenhuis verliet.
,Ik wilde te hoog; als een vogel
doorkliefde ik de lucht; als een adelaar,
door een kogel getroffen, plofte ik
neder. Ik heb met de lucht gespeeld,
maar zij liet het zich niet welgeval
len. Spel .is echter mijn element
wie een zeeman in zijn hart was,
deugt voor geen handwerk, vooral
niet wanneer zijn ruggegraat een ge-
duchten knak heeft gekregen, wanneer
hij zijne beenen slechts met moeite
kan medesleepen en zijne armen stijf
zijn. Nu zal ik met „vuur" gaan
spelen; moge het lot mij een beetje
gunstig zijn en mijn brood zich niet
met te veel tranen vermengen! Lucifers
verkoopen dat had mijn zalige va
der toch niet gedacht!"
Gekromd, lam en stijf, cp het ge
broken lichaam een hoofd dat zijne
schoonheid nog niet had verloren
zoo hinkte hij jaren lang door de
straten der fabrieksstad en bood lu
cifers te koop aan. Hij was eene bij
menschen, die in lange artikelen aan
hunne lezers willen wijs maken, dat
de maatschappij volstrekt niet duizelig
wordt als ze opeens met geweld op haar
kop wordt gezet. Er ziju ook van die
journalisten, die met de beste bedoe
lingen van de wereld maar raak
schrijven en zonder van toeten noch
blazen te weten, hoofdartikelen voor
den dag brengen, die de menschen
als ze zelf niet beter-weten heelenal
van de wijs brengen. Zulke voorlich
ters mogen eerder dwaallichten hee
ten, die den niets kwaads vermoeden
de naar het moeras lokken.
Een haarlemsch weekblad kwam
den 26sten Augustus 1894 aandragen
met een deftig artikel over kiesbe
voegdheid. Er stond een deftige titel
boven, het artikel was met een def
tige letter gedrukt kortom het ge
heel maakte van buiten gezien een
grooten indruk van ernst en deftigheid.
Ik mag zoo iets serieus wel. Al die
moppies en die grappies, die varia
en die feuilletonnetjes kunnen toch
maar niet halen bij een deftig hoofd
artikel, geschreven en bestemd tot
voorlichting van de lezende mensch-
heid. Ik vond er aanleiding in, om
mijn zoon de lust naar ernst en de
gelijkheid en deftigheid in te pren
ten, die je de achting van je mede
aardewerk, zuurkraampjes en appel- burgers en het respect voor jezelf doen
Onlangs maakte ik een kleine wan
deling langs Haarlems straten. Langs
het Spaarne gaande kwam ik eerst
op de Turfmarkt. Hoe ik mijn oogen
ook uitkeek, daar was zoover als ik
zien kon geen turf te bekennen, lange
noch korte, natte noch droge. We^
zag ik er manden met groenten en'wil nog niet eens spreken van de
wagens, waarachter zich schuchter
anderhalve boerin met een pondje of
wat boter verschuilen.
Waarmee ik maar zeggen wil, dat
sommige gedeelten van onze goede
stad al heel weinig aanspraak meer
hebben op den naam, dien ze dragen
Ik heb altijd diepen eerbied gekoes
terd voor de Pers met een grooten p.
Als zij haar roeping om de menschen
in- en voor te lichten goed begrijpt,
kan ze een groote macht uitoefenen
ten goede.
Maar o wee als ze die roeping slecht
begrijpt! Dan is ze als een locomo
tief die niet meer naar de hand van
den bestuurder luistert: je weet niet
wat voor kwaad ze dan in haar toom-
looze vaart niet kan aanrichtenIk
deelachtig worden en toen ik die toe
spraak geëindigd had, vatte ik het
bedoelde blad met gepasten ernst aan
en begon onder het genot van een
lange pijp met smaak te lezen.
't Duurde evenwel niet lang of ik
schrikte. Las ik het wel goed? Was
het wel waar? Ik wreef mijn oogen
uit. Ja, 't stond er tochNu 't zou
een klein abuis wezen. Een kniesoor
die daarop let. Ik las verder, maar
stuitte heel gauw weder. Ik kneep
mij zei ven 'reis in mijn neus. Was ik
over dit deftige artikel ingeslapen?
Neen ik waakte toch, maar be
greep er niets meer van en toen ik
het artikel heelemaal uitgelezen had,
kon ik niet meer op mijn stoel blij
ven zitten. Ik moest en zou er meer
van weten en met den uitroep„ik
ben gek of een ander!" rende ik zoo
hard ik loopen kon naar het Stad
huis.
Meneer," zei ik hijgend tot een
van de ambtenaren ter secretarie,
leest u asjeblief dit deftige artikel
eens. Ik kan er geen hoogte van krij
gen. Wat ik van de kiesbevoegdheid
weet, klopt heelemaal niet met dit
artikel en aangezien zoo'n deftig ar
tikel natuurlijk geen onjuistheden
zeggen zal, is blijkbaar mijn verstand
in de war geraakt!"
De ambtenaar las het artikel door
en rolde daarna bijna van zijn stoel
van het lachen. Ik herademde. Blijk
baar waren mijn hersens nog in orde.
„Maar", zei hij, toen hij weer tot be
daren kwam, „dat artikel heefTzeven
jaar in portefeuille gelegen wegens
plaatsgebrek I"
„Neen, meneer," zeg ik, „dat kan
niet, want het blad bestaat nog maar
een paar jaar
„Dan heeft de redactie het uit de
een of andere groene doos gehaald",
egt hij. „In ieder geval, meneer,
,uwe hersens zijn volmaakt in orde
als u dit stuk niet begrijpt!"
Ik dankte hem voor de Informatie
en ging heen.
Wat stond er nu wel in dat arti
kel
Stel u voor, onder het opschrift
„Kiesrecht" worden de lezers voorge
licht omtrent de eischen van kies
bevoegdheid, waartoe o. a. volgens
dit artikel behoort, het betalen van
een census, bedragende minstens van
f20 tot f160, het in 't bezit zijn van
burgerlijke en burgerschapsrechten, om
kiezer voor den gemeenteraad te zijn,
wordt het betalen van de helft van
genoemde som gevorderd, het Neder
landerschap wordt beoordeeld naar de
wet van 1850 enz. enz. Het is precies,
alsof er in 1887 geen Grondwetsherzie
ning en dientengevolge uitbreiding van
kiesrecht plaats had, alsof er thans
geen wet op het Nederlanderschap van
December 1892 bestond, ja, ster
ker nog, alsof er geen woord gerept
of geschreven was in den aanvang
dezes jaars over de „kenteekenen van
maatschappelijken welstand," gevor
derd in art. 80 der Grondwet
FIDELIO.