BINNENLAND.
Financieels Mededeelingen.
Rechtszaken
Bij het maken van een diepen put
bij den uitbouw der school te IJmui-
den, had men 't ongeluk den emmer
niet goed vast te haken, waardoor
die naar beneden viel en den rechter
arm van den werkman B. Zw. ernstig
wondde. Bij dit w erk is geen bepaling
gemaakt, die den aannemer verplicht
zijne werklieden tegen ongelukken te
verzekeren, wat verleden jaar bij den
verbouw van het raadhuis wel ge
daan was.
De gehouden collecte te Leimuid en
voor den hagelslag te Aalsmeer heeft
opgebracht 24.64.
Lombok.
Door den Gouverneur-Generaal van
Nederlandsch-Indie is Dinsclag per
telegraaf het navolgende bericht
„Ik acht na overleg met comman
dant der zeemacht, leger-commandant
en Raad van Indië, versterking ma
rine en zending van mariniers on-
noodig, doch waardeer zending deta
chement koloniale reserve en 500
man suppletietroepen.
Troepen thans alle op Lombok,
materieel gedeeltelijk, rest volgt
spoedig".
De Staatscourant van 5 dezer be
richt:
Ten vervolge op de lijst der op
Lombok gesneuvelde en vermiste
militairen (zie Staatscourant van 4
dezer) wordt medegedeeld, dat, blij
kens nader bericht van den gouver
neur-generaal van Ned. Indië, op
Lombok nog zijn gesneuveld
van het 7de bataljon infanterie
H. J. F. Jacobs, sergeant, algemeen
stamboek no. 23601, en R. Nagelma
kers, fuselier, id. no. 11827.
Tevens worden de volgendenamen
van gesneuvelden en vermisten her
plaatst wegens misstelling:
Gesneuveld
H. W. Biekart, sergeant, algemeen
stamboek No. 32940J. A. Engberts
fuselier, id. No. 26425J. van Thiel,
fuselier, id. No. 23111J. E. C. W.
Bruchhans, fuselier, id. No. 27784
IJ. van der Woude, fuselier, id. No.
26900.
Vermist
L. J. J. van Lith, sergeant, alge
meen stamboek No. 23337W. F.
Buchter, kanonnier, id. No. 31056
H. H. H. Loontjens, hospitaalbediende
id. No. 20247.
Verder meldt het officieele blad:
Van een ingezetene van Nederland
die onbekend wil blijven, is bij het
departement van koloniën, ten be
hoeve van de militairen op Lombok
of de daar gewonden, ontvangen eene
som van f1000. Dit bedrag wordt,
overeenkomstig de bedoeling van den
gever, ter beschikking gesteld van
het centraal-comite van „Het Roode
Kruis" te Batavia»
Vrijwilligers voor Lombok.
Een oud-Indisch gast schrijft aan
het Hbld.
„Met instemming heb ik gelezen
wat door u gisteren is opgemerkt
over het zenden van vrijwilligers naar
Indië. Eere den wakkeren jongelieden
die zich aanbieden om het vaderland
in het Oosten te dienenMaar die
geestdrift mag niet tot onvoorzichtig
heid leiden.
„Ongeoefenden, die aan het Indisc i
klimaat niet gewoon zijn, mogen niet
in het veld worden gebracht. Wat
men in Indië noodig kan hebben, is
versterking van het leger met ele
menten die er thuis zijn of er al
lengs thuis geraken.
„Wat de eersten betreft, kunnen
alleen gebruikt worden oud-gedienden,
die zich opnieuw verbinden, zooals de
gepensioneerde strijders uit Atjeh, en
dan de mariniers die al in Indië heb
ben gediend en de koloniale reserve
voor zooveel die uit oud-gedienden
bestaat. Die troepen alleen zullen
spoedig of terstond bruikbaar zijn om
actieven velddienst te doen. Daarom
ware het nuttig, dat de minister van
marine voor de mariniers, die Indi
sche dienstjaren achter den rug heb
ben, de gelegenheid opende bijv. ge
durende 2 jaren dienst te nemen voor
Indie en dan in hun rang en met be
houd van voordeelen weder in het
korps te worden opgenomen.
„Maar andere vrijwilligers, die nooit
in Indië geweest zijn, kunnen alleen
gebruikt worden om de garnizoenen
te betrekken, vanwaar nu troepen
naar Lombok of elders worden gezon
den. Maar dit lig natuurlijk niet in
de bedoeling van hen die zich „wor
Lombokaanbieden. Men mag echter
den Indischen dienst niet op één lijn
stellen met hetgeen in 1830 van de
vrijwilligers werd gevorderd. De In
dische dienst eischt lange voorberei
ding, vooral wegens het klimaat.
„Nogmaalseere aan den gee3t die
uit het aanbod spreekt! Maar het
geoefend Indisch leger zal de zaak op
Lombok wel klaar spelen. Gepensio
neerde Indische officieren en minde
ren zullen zeker welkom zijn voor
aanvulling. Geheel aan Indië vreemde
vrijwilligers echter moeten wel weten,
dat goede wil alleen niet voldoende
'is, maar dat zij eerst na oefening en
na acclimatatie bruikbare koloniale
soldaten kunnen worden".
Een afscheid.
Men heeft te Amsterdam het goe
de voornemen de Zaterdag 9 dezer
van daar naar Indië uittrekkende
compagnie, welke te Nijmegen inde
koloniale reserve geleverd werd, bij
haar inscheping aan de Handelskade
een blijk van belangstelling te geven.
Wie mede wil werden om aan het
fscheid eenigen luister bij te zetten,
kan zich aanmelden bij den kapitein
van afmonstering G. van Wijnmalen,
Weesperzijde 42. De compagnie staat
onder bevel van kapitein Dry be r, die
in 1885 de Militaire Willemsorde
verwierf en wien in 1893 de eeresabel
werd toegekend, als koninklijk eere-
blijk voor betoonde dapperheid. Ook
werd in den persoon van den eerste-
luitenant Dryber den 21en Septem
ber 1893 bij de uitreiking der nieu
we vaandels door de Konin.in-Regen-
tes aan het dapper Indisch leger hul
de gebracht, doordat Hare Majesteit
dezen officier deed ontbieden, om met
belangstelling te informeeren naar
zijn bij Kaloet bekomen hoofdwond,
hem door een kogel toegebracht en
waarvan hij toen nog niet genezen was.
Koningin Wilhelmina, die zelf men
de, zag er allerliefst uit.
Eene audiëntie.
Met den trein van 12.44 ,kwam
Dinsdag vergezeld van Jhr. Roëll,
minister van buitenlandsche zaken
te Baarn aan de divisie-generaal
Fransisco Tosta Garcia, buitengewoon
gezant en gevolmachtigd minister
van Venezuela bij ons Hof.
Beide hooggeplaatste personen
werden in een hafrijtuig naar het
koninklijk iustslot Soestdijk geleid,
alwaar hun een dejeuner aan den
maarschalkstafel werd aangeboden.
Te uur werd de gezant doorH.
M. de Koningin-Regentes ontvangen
in tegenwoordigheid van het hoofd
van het departement van buitenland
sche zaken.
Bij de overhandiging van den ge
loofsbrief, welke hem als diplomatiek
vertegenwoordiger bij ons Hof toe
laat, betuigde de gezant aan H. M.
de Koningin-Regentes de levendige
voldoening zijner regeering over het
gelukkige herstel der diplomatieke
betrekkingen, onder mededeeling, dat
hij door den president de Venezue-
laansche Staten in het bijzonder be
last was de beste wenschen te uiten
voor H. M. de Koningin, H. D.
dochter, voor de vrede van het Ko
ninkrijk en de welvaart der bevol
king.
Generaal Tosta Garcia verklaarde
geheel in te stemmen met deze
vriendschappelijke ge v elens en hoopte
dat gedurende zijn ve. blijf hier te
lande tot vervulling zijner taak de
betrekkingen tusschen beide landen
steeds nauwer moe aten worden toe
gehaald.
De gezant droeg de groot tenue
van divisie-generaai.
Ten half vijf keerde hij met den
minister Roëll naar de residentie
terug, alwaar de gezant in de eerst
volgende dagen bezoeken zal brengen
aan de gezanten der andere mogend
heden aldaar.
De Koninginnen.
Te Bussum heerschte Dinsdagmid
dag een buitengewone drukte. 'tWas
bekend geworden, dat de koningin
nen op een rijtoer door de Brinklaan
zouden komen en nu was alles ter
stond in de weer voor een geimpro-
yiseerde ontvangst.
Op de Brink hadden de leden van
het fanfarecorps „Harmonie" in al
lerijl de muziektent bezet, zoodat de
koninginnen met het „Wien Neer-
landsch bloed" werden verwelkomd.
Ook de schoolkinderen waren over-
ast in hun Zondagsche pakjes ge
stoken en werden en haie opgesteld.
Slechts enkele seconden werd halt
gehouden, van welke gelegenheid de
echtgenoote van Bussums burgemees
ter gebruik maakte, tot het aanbieden
van een bouquet. Blijkbaar waren de
vorstinnen zeer verrast over deze spon
tane hulde en met welgevallen na
men zij de blijken van sympathie in
ontvangst.
Op de vraag: Wat dan te doen
met de overblijfsels van De Witt,
die aan Den Haag gelegateerd zijn
antwoordt de heer L.men begrave
ze op de plaats der gevangenpoort,
of zette ze bij in het familiegraf van
de laatste afstammelingen der De
Witten, tenzij men nog nauwkeurig
weet, waar de overblijfselen van den
rampzaligen staatsman zelf begraven
liggen. Kan men niet scheiden van
het kistje met de relieken onzer
schande, welnu, men sluite het weg
op het Rijksarchiei en toone het al
leen aan den ernstigen geschiedschrij
ver, die er waarschijnlijk wel niet
naar zal vragen.
Ovrer
De overblijfselen der
De Witten.
Dezer dagen zijn eenige stoffelijke
overblijfsels van vorstelijke personen,
die op de zolders van het Louvre ge
vonden waren, op de plaats bijgezet
waar ze tehuis behooren, n.l in den
koninklijken grafkelder van Saint-
Denis.
De heer A. C. Loffelt vindt in dit
bericht aanleiding om o. m. te wijzen
op de z. i. afschuwelijke vertooning
van zekere overblijfselen van den
vermoorden De Witt, die door ieder
een kunnen worden gezien op het
Haagsche Gemeente-Mueeum.
Zou het niet hoog tijd worden, om
aan die zoowel kinderachtige, als ons
volk onteerende lijkschennis een einde
te maken? vraagt de heer L.
„Is het niet reeds meer dan genoeg,
dat het Haagsche gepeupel in zijn
bloeddorst en politieke verblindheid
eenmaal zoo ver is kunnen gaan en
dat de geschiedschrijver die gruwe
lijke feiten te vermeiden heeft?
„Waarom zulk een nationale schan
de in den vorm eener afzichtelijke
poppenkraam, n.l, van een miniatuur
doodkistje, bevattende de verdroogde
overblijfsels der afgesneden lichaams-
deelen, ais een „rariteit,, ten toon
gesteld
„Mij dunkt, dat lieden van smaak
en gevoel van gepastheid, zooals er
t'och stellig in ons stedelijk bestuur
tegenwoordig zijn, gemakkelijk aan
deze walgelijke vertooning die een
schanddaad zichtbaar vereeuwigt, een
einde zouden kunnen maken. Een
gemeente-museum dient niet te wed
ijveren met een Musée Grévin, of
„chamber of horrors", als bij Mad.
Tusseaud."
manoeuvres in Gel
derland.
Over de manoeuvres in Gelderland
schrijft men aan de Tel.
De manoeuvres geven een getrouw
beeld van den oorlog, zegt „Reifvan
Reiflingen" in de „Inkwartiering" en
werkelijk zouden wij het haast gaan
gelooven, vooral, wanneer er zooals
mannetjes bij vallen, al was dat dan
ook niet direct door de uitwerking
van een of ander moorddadig soort
van vuur.
De luitenant „van Z." die door van
het paard te vallen, vrij ernstig zijn
been bezeerde, werd naar het diaco-
nessenhuis te Arnhem getranspor
teerd.
Een wachtmeester van het 3e reg.
huzaren had het ongeluk een been
te breken, terwijl een huzaar van dat
zelfde er niet beter afkwam, het
paard van dien man den hals brak
en onmiddellijk dood was. Van de ma
noeuvres die op den len dezer werden
gehouden, was voor een leek niet
veel te begrijpen, en konden de inge
wijden in 't vak er geloof ik ook niet
goed wijs uit worden.
De vijand, die van de zijde van
Arnhem kwam, liet niet lang op zich
wachten, want nauwelijks waren de
troepen het dorp de Steeg gepasseerd
of even voorbij de viaduct stonden
een paar sectiën infanterie, recht ge
noeglijk op een 100 pas afstand op
elkander le vuren, het eene troepje
met schijnbewegingen, het andere
met echte losse patronen, welk laat
ste troepje, toen de patronea ver
scholen waren, onder een hoeraatje
met geveld geweer op hun regiments
makkers kwamen aanstormen om
op een 20 pas weder halt te houden
blijkbaar tot teleurstelling van een
paar toeschouwers, die verwacht had
den, dat onze dappere soldaten nu
handgemeen zouden worden, hetgeen
zij, blijkens hun gezegden, meerma
len bij manoeuvres gezien hadden.
Daar het terrein waarop werd ge
manoeuvreerd zich uitstrekte tot
Loenen a/d Veluwe, was bezwaarlijk
alles na te gaan.
Tegen 1 uur was de vrede weer
sloten. In den loop van den mid
dag keerden de troepen weder naar
hunne kwartieren terug.
Cholera.
De het laatst door Aziatische cho
lera aangetaste vrouw, te Rotterdam
woonachtig, is aan die ziekte over
leden.
Van de 6 gevallen aan cholera, die
aldaar van het ontstaan der ziekte op
27 Juli af voorkwamen, hadden 4
een doodelijken afloop, terwijl de
overige 2 lijders herstelden. Lijders
aan cholera bevinden er zich thans
niet meer.
Aan boord van het tjalkschip „De
tijd leert alles," komende van Ka-
pelle a. d. IJsel, hebben zich, terwijl
het in de zoogenaamde Bom te Dor
drecht lag, drie gevallen van choiera
voorgedaan. Het eerste geval open
baarde zich bij het jeugdige kindje,
9 maanden oud, dat reeds lijdende
was toen het vaartuig hier aankwam
en Zondagmorgen is overleden. Ver
volgens deden zich dezelfde verschijn
selen voor bij den schipper en diens
vrouw. De schipper, 27 jaar, is Dins
dag in het gasthuis overleden, de toe
stand van de vrouw is zorgelijk. Het
vaartuig ligt in quarantaine aan de
Mijl, terwijl eveneens daarheen is
gebracht een schip dat ernaast had
gelegen en waarvan de schipper,
schoonvader van bovengenoemden,
meermalen aan boord van het be
smette vaartuig is geweest. Het boot
je van den havendienst heeft den
quarantainedienst voor de gemeenten
Dordrecht, Zwijndrecht en Papen-
drecht tengevolge van dit geval
hervat.
Te Maastricht is sedert de vorige
opgave éen lijder aan cholera over
leden. Nieuwe gevallen kwamen niet
voor.
Aziatische cholera is geconstateerd
bij een dienstbode in de Kal verstraat
te Amsterdam. De lijderes is naar
hetWilhelmina-gasthuis overgebracht.
Te Burgerveen, aan de Ringvaart
van den Haarlemmermeerpolder, tus
schen Aalsmeer en Leimuiden, heeft
zich een geval van cholera voorge
daan. De aangetaste, een twaalfjarig
meisje, is overleden.
Een gerechtelijk onderzoen.
Het gerechtelijk onderzoek inzake
den drenkeling, die met verpletter
den schedel in de rivier de Geul te
Valkenburg werd gevonden, heeft,
naar men meldt, geene bepaalde
uitkomsten opgeleverd. Volgens het
gevoelen der deskundigen kan de
dood veroorzaakt zijn door een val
van de trap, die zich daar ter plaatse
in de Geul bevindt en wel 3 meter
diep is. Dit aannemende, zoude An
dreas Deus zoo is de naam van
den verongelukte in de rivier heb
ben willen afdalen om te drinken,
maar, door de duisternis misleid, van
de trap gevallen en met het hoofd
op een scherpen steen terechtgeko
men zijn.
Het Weekblad van Broekman en
Honders bevat o. a. de volgende op
gave van minder courante of incou
rante fondsen, in de week, tot den
datum van 4 Sept. loopende, door
hun tusschenkomst verhandeld.
Aand. Maats, tot expl. v.
het American-Hotel 110 pCt.
Kon. Ned. Beiersch
Bierbrouwerij28
Maats, tot expl. v.
h. Poolsche Koffieh. 76
Herstellings-oord de
Trompenberg 104
Bat. Oosterspoorweg
Maatschappij 70j£
Billiton-Mij, le rubr.
te 'sHage ƒ1000.
Landbouw Maatsch.
„Ngoepit" 170
Oblig. Maatsch. t. expl. v.
Ko lzuurfabriek. in
Engeland 101
Aand. Stud.-Soeiet. „Mi
nerva" te Leiden 90
BergbauGesellschaft
„Holland serie A 89
Opr-Bew. Kon. Paketv. Mij f 200.
Dr. L. Bahler.
de arrond.-rechtbank te Gro
ningen is de zaak van den heer dï
L. Bahler, beroepen predikant t.
Door
sier„Rijd mij maar ergens heen in de city„Ik hield hem
voor erg groen," voegde de knaap er grinnikend bij.
„Jij was veel groener door hem niet te vragen, waar hij
heenging."
„Dat was ik ook," stemde de zoon gereedelijk toe, „als hij
tenminste die Bidebank was, want miss Barth zou mij een
pond in goud geven wanneer ik. hem op het spoor kwam.
En wat miss Mi aangaat, ik zou mijn hoofd wel willen af
slaan wanneer ik haar daarmee van dienst kon zijn. Zij is
eene engel."
„Als jij je het gezicht van dien mijnheer nog herinnert
mijn jongen, dan zou het niet kwaad zijn, dat je je vrije
dagen nu en dan eens in de city gingt doorbrengen om hem
op te sporen; wanneer je hem vindt, dan geef ik je een
goudstuk."
„Wat hebt u dan met hem te maken?"
„Menechlievendheid niets dan menschlievendheid," gaf
juffrouw Pettigrew ten antwoord. „Ik houd van hem als
eene moeder."
„En u liet hem alleen in een hut achter om te sterven I
Ik dacht, dat hij daar werkelijk was gestorven."
„Dat was eene kleine vergissing," merkte juffrouw Petti
grew op.
Noch op Bidebank Hall noch op Barth House vernam
juffrouw Pettigrew iets naders omtrent sir Rupert, zoodat zij
in het voorjaar plotseling bedacht, dat zijne liefde voor wijlen
mylady hem er waarschijnlijk toe zou leiden om haar graf
bij de St. Cleopaskerk te bezoeken, en daarheen wendde zij
hare schreden.
Toen zij de groene velden, als met een tapijt bedekt door
het zachte voorjaarsgras en hier en daar bezaaid met lente
bloemen, terwijl de Aprilhemel zich effen blauw bovenhaar
hoofd vertoonde en zij de frissche voorjaarslucht inademde,
meende zij zich weer op een harer zwerftochten van vroeger
te bevinden. Onbewust nam zij ook weer dienzelfden gang
van voorheen aan.
Getrouw aan haar eigen instinct, vermeed zij de hoofd
wegen en maakte een omweg. Zij liep nu voorbij dezelfde
hut, waarheen Tony en zij sir Rupert hadden gedragen toen hij
nog „Royal de Zwerver" was, en daarin hadden zij hem
neergelegd in de meening, dat hij nog maar weinig uren te
leven had. Zij trad de hut binnen om er te rusten en het
verleden in haar geheugen terug te roepen. De hut scheen
als een bergplaats te zijn gebruikt voor het een of ander,
want het kleine venster, waardoor Timmy Titlow zijn hoofd
had gestoken, was dichtgemetseld, en de zware deur was met
een slot voorzien.
Zij vervolgde haar weg naar de kerk van St. Cleopas en
verzocht de bejaarde vrouw van den koster, die zij in het
kleine huisje naast de kerk opzocht, om op het kerkhof te
mogen rondwandelen. Niet dat zij zich wilde overgeven aan
„overpeinzingen tusschen de graven", maar zij zocht de ge
legenheid tot een praatje met de oude vrouw en wilde om
te beginnen met haar in kennis komen. Na wat te hebben
rondgeloopen tusschen de graven en een blik te hebben ge
worpen in de kerk, waarvan de deuren openstonden om te
luchten, zette zij zich neer op een bank naast de deur van
het huis des kosters en vroeg beleefd om een teug water.
„Eene oude tante van mij is hier begraven," zeide juffrouw
Pettigiew, liegende met al het gemak der gewoonte, „en ik
heb deze takjes van haar graf opgezocht. Het is een aardig
plekje hier, zoo kalm en zonder buren."
„Het is hier al te stil," zeide de vrouw, die met haar
breiwerk in de deur stond. „Het dorp ligt hier bijna een
mijl vandaan en alleen op Zondagmorgen worden hier gods
dienstoefeningen gehouden, en nu en dan eens een huwelijk,
eene begrafenis of eene doopplechtigheid."
„O ja. De Bidebanks zijn hier begraven. Die groote graf-
steenen daarginds zijn van hen."
„Ja juist. De mylady is de laatste, die hier werd be
graven."
„Wat was ik daarover bedroefd," kreunde juffrouw Petti5-
grew; „ik heb daar in huis vroeger gediend, toen de aange
nomen zoon nog een kind was. Ik had hem even lief als
mijne oogen. Wat zou ik hem nog graag eens willen zien.
Hij moet nu een flinke jonge man zijn geworden. Komt hij
wel eens ooit hier om het graf te bezoeken?"
Wordt vervolgd