PLICHT. Het dorpje Eiderkerk ligt ongeveer twee mijlen van de zeekust en de weg daarheen ie in den zomer een zeer geliefkoosde wandeling voor de dorpelingen. Op een mistigen herfst avond ging Maria van Wils lang zaam den weg langs, die op dat oogen- blik geheel verlaten was. Toen zij de zee in het oog kreeg, was de zon al aan den horizon en geleek in den grijzen mist op een grooten bal van vuur, die een rood pad op de golven achterliet. Het meisje beklom een kleinen duin aan de zijde van den weg en zich op een hoop steenen neerzettende, tuurde zij voor zich uit naar de ondergaande Zij was volstrekt niet wat men een poëtische verschijning noemt, maar een meisje met een knap, opgeruimd gezicht, een niet al te dunne taille en gekleed in een eenvoudige bruine japon, terwijl zij een hoed droeg met roode bloemen. Bij het hooien van een voetstap keerde zij zich om en zag een jongen man naar zich toeko men. Hij schudde haar hartelijk de hand en zei: „Ik ben wat over mijn tijd, het spijt mij wel." „'tls niets," zeide het meisje, „ik wist wel dat ge niet gemakkelijk kunt wegkomen." Langzaam zette hij zich naast haar op de steenen neer en zoo zwegen zij eenige oogenblikken in een verlegen stilzwijgen. De jonge man stak ga» en in het zand met zijn stok en het meisje had hare handschoenen uitge trokken en rolde die nu in hare hand. Eindelijk sprak de jonge man. „Wel, Marie, heeft je vader vandaag nu eens iets anders gezegd?" „Neen Jacob, het blijft maar het zelfde. Het dient alles tot niets of we al wachten. Wij doen beter met er ons in te schikken." „Heb je hem verteld over mijn betrekking te Birmingham „Ja," antwoordde het meisje droe vig. „Ik stelde het hem op het mooist voor, maar hij liet mij nauwelijks uitpraten. Hij vindt het dwaas en dom dat ik, die het zoo goed heb. aan trouwen denk en daar helpt geen praten tegen." „Heb je hem gezegd dat we kun nen wachten Ik weet dat je vader meent dat hij je in den winkel niet HAARLEJiMEK HALLETJES missen kan, maar we hebben immers zoo'n haast ook niet?" Ik heb niet eens de gelegenheid om vader dat te zeggen. Hij was zoo boos en zei maar al, dat ik zijn ondergang wilde. Naar de zangvereeniging mag ik niet meer, maar dat kan mij niet veel schelen als je toch weggaat." „Marie," zei bij opeens met ernst en nadruk, „durf je je niet verzetten tegen je vader Ik zal naar Birming ham gaan en daar alles voor ons hu welijk in orde brengen. Dan kunt ge daar op den trouwdag komen en zul len we ons huwelijk behoorlijk doen sluiten." „O Jacob," riep het meisje bedroefd, Jk zou nooit vader dat verdriet wil len aandoen. Nooit zou hij dat te boven komen. Sinds moeders dood ben ik alles wat hem is overgebleven en hij zou nooit alleen met den win kel klaar komen. Wanneer een van mijn nichtjes komen wou, zou ik haar op de hoogte kunnen brengen, maar vader tegen zijn wil verlaten, dat kan ik nimmer doen!" Jacob was niet licht van zijn stuk te brengen. Evenals zij was hij een- Voudig van a^rd, maar de droefheid dreef hem meer dan haar tot hande len. Marie gevoelde alleen de pijn der scheiding, hij dacht meer aan de toekomst. Met de plompheid die mannen zoo vaak eigen is, hield hij haar dit voor. Zij waren beide jong, haar vader was oud. Mocht hij hun leven op die manier bederven Over enkele jaren, zou hij dood zijn en af gestorven van alle wereldsche zaken, maar zij die nog tweederden van hun leven voor zich hadden, konden zich toch niet verplicht achten om zich te onderwerpen aan de gril van een ouden man Marie was niet in staat op logi sche manier deze r^deneering te weer leggen. Het eenige wat haar leidde was een diepgeworteld gevoel van plicht. Nooit had zij aan hare ge hoorzaamheid voor haren vader be hoeven te twijfelen en de enkele ge dachte daaraan joeg haar vrees aan. ,Is het niet waar wat ik je zeg?" riep Jacob in een laatst, wanhopig beroep op haar liefde. ,Ja, het is wa u," gaf het meisje toe. „Ik kan het i -;t zoo goed zeggen wat ik meen. Als vader spreek»zegt hij de waarheid en jij zegt ook de waarheid, h oene zou ik willen doen, maar mijn y. weten zegt mij dat ik het andere doen moet. Ik kan vader toch niet weerstreven, Jacob, ik kan niet en mag niet 1" Het tweetal ging naar huis. Geen van beiden sprak weer. Dicht bij het dorp gekomen bleven beiden, als door eenzelfde ingeving gedreven, staan. ,Dus zeggen we elkaar vaarwel, Marie „Ja Jacob, ik kan niet anders." Hij vatte hare handen en drukte die stijf. Toen verdween hij en zij vervolgde met hangend hoofd den weg naar huis. Den volgenden morgen ging Jacob naar Birmingham zonder Marie te hebben weergezien. Simon van Wils was een man van zeker gewicht in het dorp. Hij was eigenaar van een stukje grond waarop zes arbeiderswoningen en zijn winkel waren gebouwd. Er was geen andere winkel in het dorp en behalve dat hij manufacturen en kruidenierswa ren verkocht, was hij de eenige in het dorp die een „vergunning" bezat. Buitendien dreef hij het hulppost kantoor. Simon was een echte man van zaken, voor wien zijn buren veel ontzag hadden, vooral sedert hij als armverzorger zitting had met den heer van het dorp en met den gees telijke. Wanneer hij eerstgenoemde zelf geweest was, kon hij niet ver ontwaardigder zijn geweest over het feit, dat zijn dochter wou trouwen met den zoon van een zijner eigen huurders. Jacob Sanders had van zijn vroegste jeugd af met Marie schoolgegaau en met haar gespeeld. Enkele jaren was hij voor zijn vak, dat van timmer man, weg geweest, maar door een toeval had hij een maand of wat lang moeten werken dicht bij zijn geboor teplaats en in dien tijd was de oude vriendschap voor Marie liefde gewor den. Na Jacobs vertrek was Marie zonder klacht weer aan hare gewone bezig heden gegaan. Het kwam niet in haar op,hare plichten te verwaarloozen of een hoofd te toonen als protest te gen haar lot. Geen trek op haar blo zend gezicht die haar vaders medele den trachtte op te wekken. Slechts eenmaal, ongeveer een maand na Ja cobs vertrek, werd haar kinderlijke gehoorzaamheid op de proef gesteld, Op zekeren morgen toen zij voor haren vader de brieven stempelde en sorteerde vond zij er een die aan haar zelve was gericht. Hij droeg het post-gedachten had. Hij bemerkte die niet merk Birmingham en Marie stak hemen had er dus geen iaat van. vlug in haar zak, met een schuwen blik naar haar vader. Den ganschen j dag droeg zij den brief bij zich, wel- iswaar als een zware last op haar Vijt jaren waren verloopen sinds geweten, maar toch met een gevoelJacob Sanders naar Birmingham was van vreugde tevens. gegaan. Hij was een uitstekend werk- Toen de avond viel en zij een paar j man en nadat hij drie jaren meester- uur vrijaf kon nemen, ging zij naar j knecht was geweest, had zijn pa den zeekant om op dezelide plek waartroon hem als deelgenoot in zijn zij vroeger met Jacob had gezeten, zijn; zaak opgenomen. De flrma bouwde brief te lezen. Toen eerst gevoelde zij,1 eenige huizen buiten de stad en dat haar "ader een zwaar offer vanj een daarvan was voor Jacob beBtemd, haar gevergd had. Had zij geregeld want hij ging trouwen. In al dien brieven van Jacob kunnen ontvangen,tijd was hij maar eenmaal in zijn dan zou haar leven daardoor vervroo-geboorteplaats geweest en toeval- lijkt zijn geworden, maar zij begreep!lig juist toen Marie voor een dag of dat haar vader aan die corresponden-j veertien uit logeeren was. Na dien tie nooit zijn goedkeuring hechten i keer waren zijn ouders gestorven en «>u. j bestond er dus geen aanleiding meer Dienzelfden avond dus schreef zijvoor hem om naar het dorp terug te hem terug en verzocht hem daarbij j keeron. niet weer te schrijven. Na deze daad Hoe dit huwelijksplan zoo totstand ging haar leven eentonig en kalm! was gekomen, zou Jacob zelf niet in voorbij. Zij had er nu een gewoonte j allen deele hebben kunnsn zeggen, van gemaakt om wanneer het weer j Ongeveer drie jaar lang was hij com- dat eenigszins toeliet naar den zee- j mensaal bij een weduwe die een paar kant te wandelen en op het kleine j jaar ouder was dan hij zelf. De buren duintje te gaan zitten. Soms bracht j zeiden dat ze hem een beetje hadin- zij dan haar breiwerk mee, maar;gepakt en daar was misschien wel meeBtal zat zij in gepeins verzonken wat van aan. Zij had altijd veel zorg Ben ZaterdsgaYondpraatje. CCXIII. Het sportseizoen loopt op zijn eind. Voor roeien wordt het te guur en te kil, voor zeilen door de plotseling verschijnende najaars-rukwinden gevaarlijk en de kliederige wegen maken de wielerwedstrijden tot een halsbrekende liefhebberij. Cricket en lawntennis gaan hun winterslaap in. Daarentegen begint football te ont waken en de Haarlemsche Amateur Football Club heeft het seizoen Zon dag met een zeer goed geslaagden wedstrijd geopend. Wat daarbij vooral interessant was, ie het nummer touwtrekken. Boksen, worstelenja "het wereldberoemde hoofd van Jut zijn niet zulke uitne mende krachtmeters als de oefening touwtrekken. Het gaat zoo in zijn werk. Drie lijnen worden overlangs over het veld getrokken, die onder ling anderhalven meter van elkander verwijderd zijn en de zaak is nu, dat de partij die aan den eenen kant trekt, het touw drie meter ver(alzoo over de tweede lijn) naar zich toe trekt. Om dit te constateeren, zijner aan hét touw twee strikken vastge maakt, die bij den aanvang van den strijd door den kamprechter precies boven de lijn waar zij behooren, wor den gehouden. Aan eiken kant van dat touw pos- teeren zich vier strijders, die zoodra het sein var» aanvangen wordt gege ven uit al bun macht beginnen te trekken. Natuurlijk is het verboden, bet touw om het lichaam te slaan, er den voet op te zetten en dergelijke meer. Hier kon men Zondag zien, dat de HolJandsche Jannen, Pieten en Kla zen nog merg inde knokken hebben. Wel keken ze loelijk (goeie help, wat trokken die touw rekkers scheve ge zichten maar ze spanden hunne spie ren in dat het ee n lust was en trok ken, alsof ze de zuidpool naar de noordpool wilde trekken. Er waren er bij van die kereltjes met armen waarop de spieren lagen als kus sentjes, van die kleine, gedrongen lui bijna even breed als hoog, die geheel en al uit -pieren schijnen te bestaan, maar de zege verbleef aan de grooten. De Haarlemsche Club wist wei wat ze deed toen ze dit viertal in het vuur bracht, 't Waren de vleugel mannen uit BloemendaalOverveen, de gebroeders Koolhoven en de ge broeders Eldering, die wanneer men ze boven op elkaar zette, er geen been in zouden behoeven te zien om een ooievaarsnest uit te halen. Van de heeren Koolhoven herinner ik mij dat toen ze eens samen in Frankrijk waren, een Franschman hun vroeg, of alle Hol ars zoo groot waren als zij, waarop zij met de grootste kalmte antwoordden: „Monsieur, wij behoo ren in ons land eigenlijk nog tot de kleinen". Naar men zegt moet dit zulk een indruk hebben gemaakt, dat defran- sche Ministerraad die er over dacht het rijke Holland maar eens in te slikken, van dat plan heeft afgezien. Zonder badinage, er is dezen Zon dag flink gewerkt. 'tPubiiek was dan ook Diet enkel belangstellend, maar opgetogen. Dames juichten de kloe ke touwtrekiers toe, vooral toen de overwinnir g aan de Haarlemsche Club verbleef. Want ai zegt het koele verstand, dat de wereld er weinig door wordt gehaat of Jan of Piet de overwinning in de sport behaalt, ieder wil teel; graag zijn vriendenen kennissen, do club van aijn woon plaats, de kampioen van zijn land zien overwinnen. Terwijl ik daar zoo stond te kijken hoorde ik een levendig gesprek tus- schen oen toeschouwer en een van de deelnemers. De toeschouwer betoogde, dat te genwoordig de sport veel te veel overdreven wordt dat het bespotte lijk is om den leerlingen van de scholen die hun tijd zoo noodig heb ben, vrijaf te geven om naar een football-wedstrijd te gaan zien en Jat allengs meer jongelui zullen blijven steken voor al de overgangs- en toe latingsexamens die ze tegenwoordig te doen hebben. „Dat hoop ik van ganscher harte" zei de sportsman en lei, op het gras zittende, wei behaaglijk zijn stevige beenen met daarbij behoorende dikke te turen naar de schepen met hun witte zeilen en naar de ondergaande zon. Niemand zou meer verwonderd zijn ;eweest dan zij zelve, wanneer men laar eens gezegd had, dat zij roman tisch was. Toch is het waar, dat wan neer zij niet aan hare schooljaren met Jacob dacht, of aan hun kort stondig geluk, zij onwaarschijnlijke droomen had van toegeven van haar vader, of van het plotseling rijk wor den van Jacob, die haar dan zou ko men halen en aan wien zelfs een hui zenbezitter en armvoogd haar dan niet weigeren zou. Het meisje kreeg nu en dan een eigenaardige gewaarwording, wanneer zij een minnend paartje zag voorbij wandelen. Van z9lf-analyse ver stond zij al heel weinig, zoodat haar wanneer zij een beetje erover geschreid had, niets overschoot dan zich terug te haasten naar huis en het avond eten klaar te maken, in de hoop dat haar vader de hoogroode kleur van hare wangen niet zou opmerken. Wat Van Wils betreft, op zijn ruwe manier toonde hij zich ingenomen met de gehoorzaamheid van zijn dochter en brak er zich het hoofd niet mee of zij wei eens kwellende voor hem aan den dag gelegd, vooral toen hij een hevigen aanval van typ hus kreeg, die hem op den rand van het graf had gebracht en waar de trouwe, onvermoeide oppassing van de weduwe hem doorgeholpen had. De dokter had dan ook na zijn her stel gezegd, dat zonder hare goede zorgen hij zeker het leven niet zou hebben behouden en zoo was Jacob, gedreven deels door vriendschap, deels door dankbaarheid, er toe ge komen om haar ten huwelijk te vra gen. De weduwe die heaa werkelijk lief had, had met tranen ia de oogen van vreugde, toegestemd. Het nieuwe hui» wa» bijna gereed en wanneer Jacob een weinig treu zelde met het nemen van denoodige maatregelen dan wa» dat niet omdat hij zijn belofte niet vervullen wou, maar wel omdat hg ten gevolge van zijn ziekte nog weinig energie had. Ten slotte was evenwei het huis ge reed en gemeubeld en op zekeren dag ontwaakte Jaoob met het bewust zijn, dat het heden zijn trouwdag was. Toen hij uit zijn slaapkamer in zijn zitkamer kwam vond hij een roos in een glas water op tafel, een attentie van de bruid voor zijn knoopsgat. Zijn trouwpak, fonkelnieuw, lag op kuiten over elkaar. „Ik hoop dat van harte. Jij zegt, dat er te veel aan sport wordt gedaan, ik beweer dat er in dezen tijd niets zoo schro melijk wordt overdreven als de leer- derij. 's Morgens begint dat al en 's avonds komen de jongens met moeite met hun huiswerk klaar. Zie jij van al dat geleer nu zulke razend schit terende resultaten? 't Is waar, de jongens van de Hoogere Burgerscholen weten van alles wat: ze zijn precies linnenkasten met een hoop laadjes er ineen voor nederlandsch, een voor geschiedenis, voor fransch, voor duitsch, voor engelsch, een laadje voor scheikunde, plantkunde, algebra, wiskunde, te veel om op te noemen. Maar als je die laadjes eens open trekt dan valt het doorgaans bitier tegen; in de meeste vindt je enkel wat stof in de hoekjes. Wel zetten de jongens een borst op alsof al de laadjes propvol waren 1 Allemaal dwaasheidOp al de scholen wordt veel te veel ingepompt. Denk je, dat die kleine wurmen van de lagere scholen in staat zijn, om eorst drie uur en dan nog eens twee uur achter elkaar te leeren? Ik be weer, dat ze evengoed twee of drie uur les op een dag konden hebben, den overigen tijd zijn ze toch stomp geworden en nemen niets meer op. Kijk eens naar Duitsch.andDaar zijn ze er achter. Ze hebben er de middagschooltijden afgeschaft, 's Mor gens te negen uur beginnen de les sen en te een uur is alles gedaan. Wees jij maar heel blij en dank baar dat wij de liefhebberij voor de sport er in houden. Als nu een jon gen door zijn ellenlange schooluren is heengeworsteld en zijn boeken in een hoek kan smijten, dan gaat hij op zijn wiel wat frisse be lucht hap pen of een partijtje football of cricket spelen. Hij komt vermoeid thuis, maar slaapt ervan als een roos en houdt er een stofwisseling op na, die lacht met dokter en apotheker. Als ze de sport niet hadden, dan waren ze armbloedig en bleek en miserig en hadden last van weet ik wat voor kwalen en kwaaltjes. Ik zeg je„de sport houdt den wijzer in het huisje, anders zou de balans tot schade van onze jongens leelijk overslaan." Op dat oogenblik werd er gejuicht op het terrein van den wedstrijd. De oogen van den sportsman begonnen te j glinsteren. „Daar moet ik bij zijn," zei bij en was opgesprongen en rende over het veld, voordat de ander nog recht begreep dat hij weg was. „Ik zeg toch maar...." begon de toeschouwer tot zijn vrouw die erbij stond, maar hij maakte den zin niet af. Zijn vrouw begon zonder naar hem te luisteren, in de handen te klappen en riep opgetogen„Zie je dan niet de Haarlemsche club beeft haar te genpartij over de streep getrokken 1 Bravo, bravo En in het gejuich dat er om hem heen opging, begreep de toeschouwer dat hij alleen stond in zijn opinie en kon blijkbaar toch niet nalaten zich voor te nemen, thuis eens boel meer van te vertellen Daar de spreker »ooiets van zestig lentes had beleefd (om dat eens poëtisch uit te drukken) en zijn va der alzoo naar menschelijke bereke ning ongeveer tachtig zomer» tellen moet, heb ik van verdere intervie wing van laatstgenoemde afgezien. Ik hoop, dat de leden van den Raad geen onrustige nachten van 's mans uitspraak zullen ondervinden, kalmpjes na te denken over wat de noch dat de geest van Ripperda (dien sportsman hem gezegd had. hij zeker bedoelde) hun verschijnen zal. Gelukkig hebben de kinderen den b eel en Hout nog om in te spe len en behoeven we ons dus in dat opzicht over de bebouwing van den Koekamp niet te bedroeven. Nu het een voldongen feit is, dat het Brongebouvr wordt gebouwd, ontbreekt het niet aan voorspellingen over het lot van die onderneming. De een meent, dat de Sociëteit Ver- eeniging er leden door zal verliezen; de ander dat Trouw moei blijken er menig jid, die alleen om de buiten- 0 f sociëteit lid blijft, bij zal inschieten, het fantastisch, luid blazend Ylicht. Een derde houdt het er voor, dat Het Kurhaus, heila ik bedoel het Brongebouw, komt al aardig uit den grond schieten. Als men nagaat dat het den löden December onder de kap moet wezen, dan is het niet te verwonderen dat er zooveel haast mee gemaakt wordt. Tot 's avonds laat wordt er ge werkt. 't Is een merkwaardig gezicht, die metselaars daar in de uitgravin gen bezig te zien, boschenen door Van boven of van verre gezien is het of een hoop dwergen wroet „in 's aar <- rijks ingewand". Aan een anderen hoek van het terrein zitten steenhou wers met de kalmte aan de beoefe- een Brongebouvr niet tegelijk een soorty van buitensocieteit wezen kan en ziet in de toekomst, dat het ge bouw en het terrein buitensocieteit van Trouw moet Blijken zullen wor- naars van dit vak eigen en die zij j den, daar hare tegen woordige buiten van het materiaal dat zij bewerken, j socicteit te koud is gelegen en te schijnen te hebben overgeërfd, hun j veel overlast heeft van stof. arbeid te verrichten bij het meerhui- j Men ziet het, geen van alle zeer selijke licht van lantarens. j gunstige profetieën.'t Is merkwaardig Sommige menschen klagen er over j dat de menschen alleen dan zich aan dat de Koekamp aldus bebouwd wordt, j voorspellingen wagen wanneer ze een Ik vat niet recht waarom. Is dan,somber beeld van de toekomst wil- een grasveld met twee en een halvenlen ophangen. Heeft men iemand boom er in en waarop an der half j ooit hooren zeggen: „ik verwacht paard loopt te grazen, alles omgeven j van dit of dat een schitterend suc- door een geteerd houten hek, zoo j ces iets bijzonder fraais? Ik heb het er Optimisme schijnt eteed» zeldzamer nooit in gezien. Op vreemdelingen maakte dat grasveld altijd een zonderlingen indruk, 't Was dan ook, alsof het er bij vergeten was blijven liggen sinds den tijd dat de Hout werd volgebouwd. Nu er een mooi gebouw komt met een sierlijk park, is er toch waarlijk geen reden tot klagen. Maar 't was zoo'n heerlijke speel- te worden en hei mag den aandeel houders van de Staalbron tot troost verstrekken, dat toen zg de onder neming begonnen, eveneens van alle kanten de doodsklok al bij voorbaat geluid werd. In weerwil van die droevige voor zeggingen keerde men over het eer ste jaar toch vijf proeent uit Laat ons dus onze sombere pro plaats voor kinderen I" betoogen som- fetiën maar binnenhouden en er lie- migen. De leverancier van schuur- j ver het beste van hopen. Als iets zand van een van mijn kennissen j niet goed gaat, is het tot klagen en was ook die meening toegedaan en i kermen altijd nog tijds genoeg, verklaarde, dat het ongepermitteerd i FIDELIO. was de jeugd deze speelplaats te ont- 5 nemen. „Een weesjongen heeft inder- j tijd dat veld aan de kinderen cadeau gedaan," zei hij „en dat mocht nooit ergens anders voor gebruikt worden. Mijn vader weet daar nog een heele- j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 6