Kantoor-Drntierken.
Eeae verkeerde keuze.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
129 Jaargang
N 3473
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
J.C.
NABETRACHTING
STADSNIEUWS.
FEUILLETON
Zaterdag 27 October 1894.
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het gekeele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37j.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
By Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangóre G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONESSttcc., Partje 31 bi* Faubourg Montmartre.
Het Bijvoegsel van het blad dat
Zaterdagavond verschijnt, zal bevatten
De dood van Frank Melville. Haar
lemmer Halletjes CCXV. Binnen-
en Buitenlandsche berichten. Varia.
Advertentiën enz.
Nota's, Rekeningen, Wissels, Qui-
tantiën, Brievenhoofden, Memoranda
en alle overige Drukwerken, die op
kantoren voorkomenworden ter
Stoomdrukkerij van dit blad goed
billijk en vlug gedrukt.
De Directeur-Uitgever
uit den
GEMEENTERAAD-
LXX.
De stoutigheid van de architecten
van het Brongebouw heeft in de
Raadsvergadering een stroom van
woorden om het poëtisch uit te druk
ken „ontketend". Eerst na anderhalf
uur kon de welsprekendheid overlde
zaak weer aan de ketting worden ge
legd.
Ik ben het met den heelen Raad
eens, ten eerste met den Voorzitter,
die uitdrukkelijk verklaarde dat de
gemeente-ambtenaren brave menschen
zijnook ben ik het eens met den
heer Prins, die de architecten verde
digde, ook met den heer 't Hooft dat
er straf moest zijn. Met alle sprekers
ga ik mee, behalve met den heer
Van Styrum, die voorstelde en er door
ieg, dat de Staal waterbron ƒ1000
boete zal betalen.
Was de heele zaak dat wel waard
Wezenlijk, het publiek heeft er zich
lang niet zoo warm over gemaakt
als de Raad. De menschen vroegen
elkaar terloops„heb je dat gelezen
van het Brongebouw?" en dan werd
er verder niet meer van gesproken.
Niemand heb ik hooren veronder
stellen, dat de gemeente-ambtenaren
eraan debet zonden zijn en daarom
klonk de verklaring van den heer
Macaré dat men geen grond tot twij
fel moest laten, wel wat daverend.
Ik houd het ervoor, dat de archi
tecten zich eenvoudig vergist heoben
en die vergissing niet bijtijds ontdekt.
Nu maakt het op velen met mij den
indruk, dat de zaak nog niet zoo
hoog geloopen zou wezen, als het
request van de architecten aan den
Raad wat minder kalmpjes en wat
meer „schuldbewust" ware gesteld
De begrooting liep al heel vlot van
stapel. Een van de weinige merk
waardige punten was de bezoldiging
der politie.
Er is nl. gebleken, dat de Raads
leden die op dit gebied autoriteiten
mogen heeten, de heeren 't Hooft en
Macaré, er voor zijn de uitstekenden
onder de politiemannen bijzonder te
ealarieeren en tegenstanders zijn van
het systeem om goeden en slechten
gelijkelijk na vaste termijnen in trak> e-
ment te verhoogen.
Ook de burgemeester helt blijkbaar
naar dit stelsel over.
Dat dit het ideale stelsel is in
theorie valt niet te loochenen. De
slechten blijven achter, de goeden
komen vooruit en de besten worden
aan de spit3 gesteld. Maar in de
praktijk zal het aanleiding geven tot
een groote mate van verbittering. Ik
behoef niet eens in den toekomsti-
gen vorm te spreken, maar durf ge
rust verklaren, dat de toelage aan
den heer Wolffram verleend, die ver
bittering al heeft gewekt. Voor men
deze manier van beloonen tot systeem
verheit, mag men zich nog wel eens
goed bedenken.
Aan den anderen kant is bet even
min billijk een geheel korps verhoo
ging te geven en aldus geen onder
scheid te maken tusschen goeden en
slechten. De bestuurder die verbete
ring van positie wil schenken, staat
dus in een moeilijk parket en dai
kan ook niet anders, omdat er mijns
inziens een fout kleeft aan de in
richting van dit en van ieder poli
tiekorps, ja, aan den ganschen amb
tenaarsstand.
Die fout is dat een ambtenaar die
blijkt ongeschikt te zijn, niet wordt
ontslagen.
Er moet heel wat gebeuren voordat
een ambtenaar in gemeentelijken
dienst wordt ontslagen. Hij moet wel
gestolen hebben of een vergrijp tegen
de zeden gepleegd zal het zoover ko
men, maar ongeschiktheid die dage
lijks blijkt, is geen reden van ontslag.
Zoo iemand mag niet snel vooruit
komen en door jongeren over 't hoofd
worden gesprongen, als hij maar lang
genoeg op hetzelfde bureau blijft,
wordt hij toch wel bevorderd, al was
het alleen uit medelijden.
Vraag het aan de hoofden van
scholen, hoe zij tobben met ongeschikt
personeel, dat eiken dag voor zijn taak
te kort schiet en dat zij wel moeten
houden, eenvoudig omdat het geen
gebruik is een slecht ambtenaar te
ontslaan.
In den handelswereld gaat het an
ders. Als een koopman een kantoor
bediende heeft die niet deugt voor
zijn werk, dan krijgt deze eenvoudig
zijn ontslag. Zoo handelt ook de fabri
kant en de winkelier en ook de am
bachtsman krijgt gedaan als hij niet
behoorlijk zijn werk verstaat. Alleen
de ambtenaar, hoe ongeschikt hij ook
wezen mag, blijft gehandhaafd.
Deze onbegrijpelijke gewoonte is
het, die het moeilijk maakt eenjuis-
ten maatstaf van belooning aan te
leggen. Wanneer men er niet tegen
opzag een slecht ambtenaar te ont
slaan eenvoudig omdat hij ongeschikt
is wanneer men daar niet rtegen
opzag zouden de zwakke broeders
allengs verdwijnen en de geschikten
zouden overblijven en dan kon men
den weg van gezamenlijke periodieke
verhooging volgen.
Niet alleen zuivert men een korps
op die manier van ongeschikte ele
menten, maar m^n bewijst er dezen
lieden zeiven een dienst mede. Zij
worden daardoor weggedrongen uit
een carrière, waarvoor zij niet deu
gen en die hun daarom noch voor
deel noch zelfvoldoening zal opleve
ren en gedwongen een anderen werk
kring te zoeken, waarin hunne capa
citeiten beter passen.
Natuurlijk heb ik met deze opmer
king niet speciaal de haarlemsche
ambtenaren, maar den ambtenaars
stand in het algemeen op het oog.
Ging men er toe over, een ambtenaar
wegens ongeschiktheid te ontslaan,
dan zou menig verdienstelijk ambte
naar promotie maken, welke nu door
de aanwezigheid van ongeschikten
wordt tegengehouden.
Raming f 54900.
Van de 27 ingekomen inschrijvings-
biljetlen was dat van A. van der
Meijden te Hardinxveld het laagst
voor f46886.
Haarlem26 Oct. 1894.
Voor het examen vrije- en orde
oefeningen zijn Donderdag hier ter
stede geslaagd de dames: E. M. Braak
man, J. E. Copper en G. Th. Charbon,
en te Amsterdam voor het akte
examen lager onderwijs de dames E.
Plate en G. C. Adama allen alhier.
Aanbesteding.
Aan het bureel der genie alhier werd
heden aanbesteed
Het maken van sluizen bij het fort
aan den St. Aagtendijk.
Koloniaal Museum.
In het Koloniaal Museum op het
Paviljoen alhier is ingekomen een
groote verzameling voortbrengselen
van Makassar en van de oostelijke
eilanden van den Nederlandsch In-
dischen Archipel, ingezonden door
den heer Moraux, chef der firma
Moranx Co. te Makassar.
Deze verzameling geeft een volle
dig overzicht van de natuur- en
cultuurproducten, die uit een han
delsoogpunt de aandacht verdieneD,
en werd op de tentoonstelling te
Batavia met de gouden Koninginne-
medaille bekroond.
Van de boschproducten is degom-
copal vertegenwoordigd door een
dertigtal fraaie monsters en een ko
lossaal stuk dat pl. m. 150 K. G.
weegt. De gomcopal wordt vooral
van midden Celebes en Gorontalo
aangevoerd, is een voornaam handels
artikel op de nederlandsche markt
en dient voor de fabrikatie van lak
ken en vernissen. Zij wordt gewoon
lijk opgegraven uit den bodem van
vuormalige bosschen.
De reuk-, verf- en kaneelbasten
zijn meer handelsartikelen in Indië
zelf, waar zij voor het batikken, het
maken van reukwerk en olie worden
toegepast.
De Koesambie, Kamirie en grond-
noten dienen tot het bereiden van
oliënook de Kajoepoetie olie van
het eiland Boeroe is vertegenwoor-
digd.
Van houtsoorten zijn vooral het
geelhart, het Kajoe Garoe (Aioe
hout) Kemoening en Sandelhout,
artikelen van uitvoer evenals Rottan,
hertenhuiden, hertenhoorns, kolossale
buffelhoorns, fraaie vogelhuiden van
de Aroe eilanden en Nieuw Guinea,
notenmuskaat, kapok, sago, kruid
nagelen en vele koffiesoorten, rijst
en cacao. Van coprak, de gedroogde
kern der kokosnoot, zijn twee mon
sters, één in de zon, het ander door
vuur gedroogd, tentoongesteld. Dit
product wordt thans in groote hoe
veelheden uit Makassar verscheept.
De zeeproducten zijn vertegenwoor
digd door parelmoer-schelpen, schild
padschalen, haaienvinnen en tripang.
Merkwaardig vooral zijn de sponzen,
een nieuw artikel uit dit gedeelte
van den Archipel. Dit monsterpro
duct is groot van stuk maar grof.
Nadere proefneming zal moeten aan
toon en of ook fijnere soorten voor
komen die zullen kunnen wedijve
ren met die welke reeds in den[han
del zijn.
Het Museum stelt het op prijs ver
zamelingen tentoon te stellen als deze,
die de handelsproducten eener be
paalde streek van Nederlandsch-Indië
zoo volledig vertegenwoordigt. Voorts
dient hierbij opgemerkt, dat alle ten
toongestelde monsters handelsartike
len zijn die op groote schaal door de in-
zendeis worden uitgevoerd.
Door de alhier bestaande Vereeni-
ging tegen het Mishandelen van Die
ren is het onderstaand adres verzon
den aan de Provinciale Staten van
Noord-Holland.
De ondergeteekenden uitmakende
het Bestuur van de Vereeniging tegen
het mishandelen van dieren voor
Haarlem en Omstreken (Goedgekeurd
bij Kon. Besluit van 19 November
1889 No. 32) nemen de vrijheid zich
tot Uw college te wenden met het
beleefd verzoek het Provinciaal regle
ment op de wegen (No. 65) waarbij
o. a. in artikel 32 is geregeld het ge
bruik van honden tot trekdieren in
dier voege te wijzigen en aan te vul
len, dat voortaan wordt verboden de
tot trekdieren gebezigde honden an
ders dan onder het voertuig aan te
spannen.
Zij vinden aanleiding U dit verzoek
te doen in de vele gegronde klachten
over ergerlijke en dagelijks toenemen
de misbruiken, die een gevolg zijn
van het thans geldende artikel 32
hetwelk volkomen vrijheid laat om
trent de wijze waarop honden als
trekdieren gebruikt kunnen en mogen
worden.
Erkennende dat de honden den
mensch als trekdieren goede diensten
kunnen bewijzen, meenen onderge
teekenden evenzeer, dat bij het ge
bruik gelet dient te worden op de
krachten en de lichaamsbouw der
dieren.- Door de honden aan te span
nen als gewone trekhonden wordt de
last gebracht op den rug, waarvan
de draagkracht vooral bij kleine en
slechtgevoede dieren, gelijk men tegen
woordig in toenemende mate ziet ge
bruiken, zeer gering is.
Op de openbare wegen kan men
bijna dagelijks de misères waar
van eene beschrijving hier achterwege
mag blijven aanschouwen die door
het toenemend, onbeperkt gebruik
van honden in het leven worden ge
roepen en welke ongetwijfeld ook
Uwe opmerkzaamheid reeds zullen
hebben getrokken.
Ondergeteekenden vertrouwen, [dat
door U met welwillendheid deze zaak
Naar het engelsch
van CHARLES READE.
5)
HOOFDSTUK H.
„Waarom
„Omdat, wanneer je je vijand kent, je hem in het oog kunt
houden en in zeker opzicht is hij je vijand, want hij is het,
die je man van deo goeden weg houdt, zooals die jonge man
vertelde."
„Welke jonge man
„Ik meen, dat zijn naam Spencer is, en iemand noemde
hem Joe; in ieder geval is hij een knappe vent. Ik denk,
dat hij een vriend van Jemmy Mansell is geweest. Iemand
prees jou als eene goede dochter en eene goede vrouw, maar
iemand die het met haar trouwen slecht had getroffen; dat
was toen voor allen een teeken om Jemmy Mansell duchtig
af te halen. Stoor je maar niet aan wat ze zeiden. Die knappe
jonge man nu nam het voor hem op, en zeide dat hij een
uitstekend werkman was, en geen kwaad wilde, maar dat
die Dick Yarney hem verleidde. Ik vertelde nu den jongen
man, wie ik was, en hij scheen aangenaam verrast en zeide
dat hij wel eens van mij had gehoord. Natuurlijk beaamde
ik wat hij zeide, en beweerde dat er geen beter echtgenoot
of man te vinden zou zijn dan James Mansell, wanneer hij
maar niet dronk."
Sarah bedankte haar maar zeide: „O, dat het reeds zoover
is gekomen, dat men over ons spreekt!"
„Binnenshuis wordt dat van iedereen gedaan," zeide De
borah, „en zij die luisteren leeren weer wat. Nu ben jij in
de gelegenheid gesteld om een oogje te houden op dien
Dick Varney."
„Hoe is dat mogelijk? Ik ken hem niet."
„Dat is waar ook; wat dom van mij, dat ik aan dien knap
pen jongen man niet wat meer over hem heb gevraagd. Ik
zou wel eens willen weten, wie hij is. James zal ik het eens
vragen."
„Neen."
„Waarom niet?"
„Geef maar eene beschrijving van hem."
„Nu hij is slank en breed over zijne schouders, en heeft
blond haar en donkergrijze oogen als juweelen, en tanden
zoo wit als melk, en beleefde vriendelijke manieren; hij ziet
er wat droefgeestig uit, alsof hij teleurgesteld is in de liefde,
maar dit is niet zeer waarschijnlijk, zoo dwaas zou geen
vrouw zijn, die oogen in haar hoofd heeft. Bovendien was
hij zeer netjes gekleed als een man, die eerbied had voor
zichzelf en als hij tot eene vrouw spreekt dan verzacht hij
zijne stem. Het is een flinke vent!"
Sarah was wel wat verwonderd over deze geestdriftvolle
beschrijving. Zij dacht een oogenblik na en ik denk dat zij
van oordeel was, dat ze toch wel waarheid bevatte. Daarna
zeide zij onverschillig
„Wat was zijn ambacht?"
„Ik geloof, dat hij hetzelfde vak beoefent als James."
„Was zijn naam Pinder Joseph Pinder?"
„Ja, zooiets was het. De naam was nieuw voor mij, maar
dat hij Joe heette weet ik zeker."
„Nu, als het Joseph Pinder is, dan verzoek ik je geen
kennis met hem te maken. Het komt mij voor, dat je wel
wat al te spoedig kennismakingen aanknoopt voor eene
vrouw in jou omstandigheden."
„Mijne omstandigheden," zeide Deborah. „Ja, hoe die ook
zijn ik kan het niet uitstaan om te denken. Ik moet
werken of praten. Het is niet zeer vriendelijk van je om mij
mijne omstandigheden voor de voeten te werpen."
„Dat meende ik ook niet Deb. Vergeef het mij."
„Van ganscher harte jij hebt je eigen zorgen. Noem mij
slechts de reden waarom ik niet met dien Joseph wat
een buitenlandsche naam met dien knappen Joe mag
praten."
„Nu dan, een van de redenen is, dat hij mij vroeger het
hof heeft gemaakt.
„O, zooIs het daar, dat hem de schoen wringt
„Wij wandelden vroeger dikwijls met elkaar totdat ik ken-