Nieuwe Rotterdamsche Courant boven bokking, wier handen ten gevolge
zijn hoofd zwaait gebruikt hij dat ook
al als een argument om zijne talrijke
concurrenten te bestrijden en verkon
digt: hier kun je lezen bij wien je
beste koninklijk gebreveteerde sigaren
kunt krijgenEenig en alleenig bij
mij
En die concurrenten hooren zijn
geschetter, dat hij nog opluistert met
het gelui van een groote tafelschel en
de verzekering, die hij opzijnbeenen
waggelend geeft, dat hij al een beetje
dronken begint te worden, met een
minachtend schouderophalen aan. Zij n
naaste buurman, een klein mannetje
dat zijn half verlamd lichaam met
qen paar krukken onder de armen
moet ondersteunen, werpt verplette
rende blikken van onder zgn zeil
doeken dak op zijn schreeuwerigen
vakgenoot en zegt tot de voor zijne
tafel staande toehoorders„Ansteb*
lerij mense, niks as anstellerij. Zoo'n
advertentie kan ik ook wel (in de
krant laten zetten, maar als je je
gezond verstand gebruikt, dan moet
u begrijpen dat jullie dat moeten
betalen. Maar ik adverteer niet! Ik
geef jullie liever goede sigaren voor
je geld!"
„Kerel, roept de eerste handelaar,
zeg niks van mijn sigaren, hoor, lee-
lijke alikruuk! Van mijn kan je zeg
gen wat je wil, maar mijn vak laat
je d'r buiten, of..."
„Zijn vak gaat de ander met
onverstoorbare kalmte voort. „Zijn
vak Hij loopt met paraplus te koop,
da's zijn vak en Zaterdags stopt nij
jullie dat bocht in je maag. Maar
hier en nu steekt hij een saam
gebonden bos tabaksblaren omhoog
dit is tabak en kun je me eiken
Zaterdag morgen hier op de markt
zelf mijn sigaren van zien maken. En
dat is geen Amerfoortsch of
Java, neen, dat is echt Vorstenland I"
Terwijl die twee daar zoo staan te
kijven en tot vreugde van de omstan
ders elkaar voortdurend uitschelden,
want ook de koninklijk gebreveteerde
houdt zijn mond niet, klinkt eens
klaps met stentorstem van een derden
koopman over de menigte: „hou jullie
toch je mond, een menech kan zijn
eigen woorden niet verstaan 1 Jelui
bent toch allebei kwakzalvers 1 Je ver
koopt koolblaren voor tabak. Maar
hier moesten de menschen wezen 1 Ik
verkoop sigaren van meneer Trio 1
Di,e weet wat een werkman toekomt
en daarom mag ik allen Zaterdags
avonds sigaren verkoopen, opdat de
mindere man Zondags ook eens met
zijn vrouw of zijn meisje naar een
fatsoenlijk lokaal zal kunnen gaan
zonder dat hij bang behoeft te zijn
er om zijn stinkende sigaar uitgegooid
te zullen worden."
Zoo gaan die mannen den geheelen
avond voort elkander en hunne wa
ren in kleinachting bij het publiek
te brengen en als de koopman op
krukken op een oogenblik bijna al
zyn hoorders naar den meer luidruch
tige gebreveteerde ziet trekken, dan
roept hij nog eens in machtelooze
woede uit„van sigaren heeft hij net.
zoo min verstand als jullie, maar weet
je wat hij heeft, hij heeft een goeie..."
En dan wijst hij met de gebalde hand
naar den mond, waaruit hij boven
het tooverachtig licht der walmende
petroleumlampen met een nijdigen
grijns zijne tong steekt. Na zoo zijne
minachting ook voor het domme pu
bliek te hebben te kennen gegeven,
werpt hij zijne krukken weg en valt,
naar adem hijgend.
Middelerwijl hebben de kooplieden
in de lange rij kraampjes vóór de
sigarenkoopers zich ook niet onbetuigd
gelaten maar ook door luid geschreeuw
en allerlei grappen koopers trachten
te lokken. Onder deze is de onver
moeidste; Clasina. Deze Clasina is
een juffrouw die handelt in gerookte
van de aanhoudende aanraking met
de bokking, glimmen van vet, terwijl
ook haar gelaat, waar zij elk oogen
blik met de vingers over wrijft, een
olieachtigen glans vertoont, die haar
geheele hoofd wel eenigszins op een
in den brandewijn drijvende abrikoos
doet gelijken.
Hare bokking kondigt zij aan als
echte zalmbokking, vet als paling en
terwijl zij op de stijf in manden ge«
pakte visch wijst zegt zij„ja ei
„loopt" zelfs wel een enkel walvisch-
je onder door, wie het maar treft,
die heeft het 1 Vijl voor elf centen 1
jEn wie nu dro e boeking wil
hebben en magere bokking die moet
hier naast gaan. Maar dikke, lekkere,
vette bokking, die zijn alleen te krij
gen bij Clasina! Heel Utrecht eet
bokking van Clasina! Bokking dik
en lekker, vraag het maar aan mijn
man.
Gevaarlijke verwonding.
Bij eene hevige vechtpartij, die Zon
dagavond in de Kortesteeg te Enschedé
plaats had, werden zekeren S. ver
scheidene sneden van 1012 cM. op
het hoofd toegebracht en tevens een
diepe steek boven een zijner oogen.
De ongelukkige werd per ziekenwagen
naar het huis van dr. Ter Kuile ver
voerd, waar hij door de doctoren Ter
Kuile, Kosters en Berghege verbonden
werd.
Men vreest zeer voor het behoud
van zijn leven.
De politie doet ijverig onderzoek.
Cholera.
Te Weesp heeft zich weder een
geval van Aziatische cholera voorge
daan bij een kindje van 19 maanden,
dat overleden is.
Een zesjarige knaap is te Woerden
maa'r die* staat op "het oogen-'door de cholera aangetast en daaraan
bekl., onder wie een lid van den
gemeenteraad, wiens plicht het was
'eest, de orde te helpen handha
ven, in plaats van te verstoren, zich
hebben schuldig gemaakt aan open
lijke geweldpleging en opruiing.
Z.Ed. Achtb. vorderde voor de drie
personen op rijperen leeftijd 6 maan
den, voor den jongen van 17 jaren,
die aan de standjes had deelgeno
men, 1 maand gevangenisstraf. Door
een der beklaagden, voor wien 6 maan
den waren gevorderd, werd eene uit
voerige memorie van verdedigin
voorgelezen, waarin hij er o.a. den
officier van justitie op attent maakte,
dat hij sedert 3 jaren geen raadslid
van Monster meer is. Uitspraak over
8 dagen.
blik in Amsterdam, vlak over „Kras-
napolskij 1 Ja, ja, het zit er an tegen
woordig, we staan vlak over „Kras-
napolsky, dat moet je niet afvegen
En zou je denken dat we déür moch
ten staan, als we geen lekkere bok
king verkochten. Allo, wie moet er
nog vijf voor elf centen van Clasina."
Het spreekt van zelf dat in het
nevenstaande kraampje waar de zaak
door een drietal „heeren" gedreven
wordt, de niet onopgemerkte schimp
scheuten van Clasina niet onbeant
woord blijven en eene repliek uitlok
ken die nu juist niet van overdreven
hoffelijkheid jegens het schoone ge
slacht getuigt.
Geheel die heftige woordenstrijd
belet echter volstrekt niet, datalede
markt is afgeloopen, al die straks
nog zoo grimmige kooplui zeer vriend
schappelijk met elkaar in gesprek zijn
terwijl zij het overschot hunner koop
waar inpakken en eendrachtig „die
stomme honden" verwenschen die hen
nog met zooveel lieten zitten. Dan
zoeken zij ook te zamen hunne slaap
steden in de Willemstraat op of spoe
den zich naar het station om nog met
den laatBten trein af te reizen.
overleden.
Een anarchist.
In het verslag eener anarchisten
vergadering, geleid door den ontsla
gen onderwijzer Dijkstra, .leest men
o. a. de volgende woorden door dezen
bij de sluiting gesproken:
Zijn raad was, te nemen wat men
noodig had. Maar dan de politie 1 zou
men zeggen. Ga dan bij tientallen.
Maar dan de marechaussee 1 Ga dan
bij honderdtallen. Maar dan militaire
macht! Ga dan bij duizendtallen.En
de militaire macht, het zijn immers
jongens van onze arbeiderszij zul
len inzien dat zij een misdaad be
gaan door tegen hun eigen volit op
te trekken. De kapitalisten moeten
van de aarde worden weggevaagd.
Alles moet algemeen eigendom wor
den, en dan is er overvloedig voor
ieder.
Hoo het zoo te krijgen?
Het eenige middel is, dat de ar
beiders het zelf doen. Zy kunnen den
knuppel nemen, zij kunnen steenen
zoeken om de glazen in te gooien, zij
kunnen brandstichten, zij moeten
zich jzelf bevrijden en nemen wat zij
noodig hebben.
Dat is nu eens „onvervalscht anar
chisme."
En iemand, die zoo kan spreken,
sodiciteert nog naar eene nieuwe be
trekking als onderwijzer in eene
streng rechtzinnige gemeente in den
ZW. hoek zijner provincie.
Mag zich de Bond van Nederland-
sche onderwijzers het niet tot een
geluk rekenen, niet krachtiger voor
dezen „onvervalschten anarchist" te
zijn opgetreden?
N. R. Ct.
Rechtszaken.
Soc. dem. bond een verboden
vereeniging.
De advocaat-generaal mr. Gregory
nam Maandag voor den Hoogen Raad
uitvoerig conclusie in de zaak der
drie bestuursleden van den sociaal-
democratischen bond door de recht
bank te Groningen en het hof
Leeuwarden tot 150 boete veroor
deeld wegens het deelnemen aan een
verboden vereeniging op het in Dec.
1893 in het gebouw „De Toekomst"
te Groningen gehouden congres van
bovengenoemden bond. De adv.-gen,
achtte het namens de twee der ver-1
oordeelden, die in cassatie waren ge
komen, voorgestelde middel onge
grond en was het met den procu
reur-generaal te Leeuwarden eens,
dat hier de strafbepaling van de le
linea van art. 140 strafrecht toepas
selijk was betreffende het deelnemen
aan eene vereeniging, welke op het
oog heelt het plegen van misdrijf. Z.
waren doei en middelen van den
bond één, omdat het doei niet an
ders dan door onwettige middelen
zou zijn te bereiken. Volgens de be
kende motie van den bond deinst
deze voor geen middel ter bereiking
van zyn doel terug: geen middel,
wettig of onwettig, ook niet het mis
dadigste wordt uitgesloten tot berei
king van het doelomverwerping
der bestaande maatschappelijke orde.
De adv.-gen. concludeerde op grond
daarvan, dat de Hooge Raad met
verwerping van het beroep der ver
oordeelde requiranten het beklaagde
arrest zal vernietigen voor wat de
qualificatie en de opgelegde s raf be
treft en ieder der drie beklaagden
zou veroordeelen, overeenkomstig art.
140, 1ste Jid van het strafwetboek,
tot twee maanden gevangenisstraf.
Uitspraak 3 December.
De Opstootjes te Monster.
De jongste opstandjes te Monster
bij gelegenheid van de opheffing van
het telegraafkantoor en de verplaat
sing naar 's Gravenaaade brachten
Maandag een aantal mannen uit
Monster voor de Haagsche recht-'
bank, beklaagd de voor het huis van
den burgemeester sam ngeschoolde
menigte te hebben opgeruid om de
glazen bij den burgemeester in te
gooien, daar aan te hebben deelge
nomen en hunne goedkeuring over
die baldadigheid uitende, de menigte
te hebben aangevuurd. Alle beklaag
den bekenden het hun ten laste ge
legde. De subst. officier van justitie
mr. Buttingha Wichers, die het voor
gevallene op 30 Juni nog eens rele
veerde, achtte, gehoord de getuigen,
wettig en overtuigend bewezen dat dé
Koloniën,
Lombok.
Naar aanleiding van eene door den
minister van koloniën, aan den gou
verneur-generaal van Ned.-Indië ge
dane vraag naar den stand der ope-
ratiën op Lombok, is Maandagochtend
van den landvoogd het volgende te-
legraphische bericht ontvangen
„Mataram bijna geheel opgeruimd.
Tjakra Negara wordt beschoten uit
batterij te Pagasangan en uit twee
nieuwe batterijen aan oostrand van
Mataram bij Karang-Bedil en bewes
ten het vroegere bivak van het 7e
bataljon. Brug over de Djankoek door
bandjir vernield. Gemeenschap vol
genden dag hersteld en brug op ijze
ren palen in aanbouw. Bivak Ampe-
nam is deels naar Kapitan verplaatst.
Havenhoofd Ampenam en Decauville-
baan tusschen forten zijn in uitvoe
ring. Ziektecyfer gestegen door kwalen
van lichten aard.
Inneming van Pagasangan.
Uit Lombok werd o. m. over de
inneming van Pagasangan aan de Loc.
geschreven.
„Het 2e bataljon met eenige artil
lerie en genie onder aanvoering van
kolonel Swart en onder medeleiding
van den majoor van den staf Hamer
ster, trok in O. richting voorwaarts,
muur voor muur met voorzichtigheid
overschrijdende en den vijand, die op
sommige punten vrij lang stand hield,
telkenB uit zijn positie verjagende.
Het 9e bataljon met artillerie en
genie onder aanvoering van luitenant
kolonel Scheuer, nevens wien de ka
pitein van den staf Willemstijn optrad,
drong met onstuimigen moed zuid
waarts, met de bedoeling om bij het
groote kruispunt van ,breede wegen
in de kampong aan de colonne Swart
de hand te reiken en dan gezamenlijk,
Oostwaarts optrekkende, de geheele
verdere kampong schoon te vegen.
Vooral het 9e bataljon had het
bij zijn zuidelijken opmarsch zwaar
te verantwoorden, daar er een regen
van kogels neerviel. Scheuer, een man
voor wien onder zulke omstandighe
den aarze.ing en vrees onbekende;
woorden zijn, trok gestaag voorwaarts
en wist de operaties zoo precies te
leiden, dat hij gelijk met Swart bij
het kruispunt aankwam en den daar
stand houdenden Baliërs zulk een ge
ducht pak slaag kon toedienen, dat
deze laatsten niet wLten hoe zij zich
door de vlucht zouden redden.
„Daarop werd oostelijk doorgegaan
en werden in den rug der colonnes
door de Sassaks al.e muren neerge
worpen en alle huizen in brand ge
stoken, zoodat geen levende ziel het
meer in de kampong kon uithouden.
„Bij voortrukken werden massar
lijken gevonden van vijanden, die ge
durende de vlucht waren neergelegd
of tijdens het gevecht waren gesneu
veld, terwijl den dag na het gevecht,
toen de brand geëindigd was, werd
bespeurd, dat vele vijanden gewond
of gedood in hun huizen waren ver
koold.
„Door den val van Pagasangan die
zeer belangrijke balische desa, werd
de gelegenheid om tegen Tjakra Ne
gara een zware belegeringsbatterij op
te werpen, geopend en w»6 dus het
doel van den dag volkomen bereikt.
„Niettegenstaande het zeer hevige
vuur en de groote macht die van ons
op de been was, kregen we maar vier
gewonden, de kerels schieten dus
miserabel slecht
„Een Europeesch sergeant, die ter
hoogte van zijn hart een horloge
droeg, kreeg in het uurwerk een ko
gel die het geheele werk vernielde
doch in den zilveren achterwand bleef
zitten.
„Dat horloge heeft hem dus het
leven gered."
Ook werd den 24en September aan
de Loc. geseind, dat zich te Tjakra
Negara veel vijanden bevonden, ge
wapend met klewangs en dragende
een witten hoofddoek, hetteekendat
zij zich ten doode hadden gewijd. In
het gebergte werden kolossale brand
stapels opgericht.
Dat was het voorspel van den poe*
poetan
Een Chinees te Kertosono, zoo
deelt men mede aan de Soer. Ct
moet van een landgenoot te Ampe*
nan een brief hebben ontvangen, waar
in verteld wordt dat de Radja van
Lombok alle vrouwen en kinderen
heeft doen opsluiten in eene om
muurde ruimte, welke door een groote
hoeveelheid hout herschapen is in
een reusachtige brandstapel, welke
slechts wacht op de vonk, welke haar
aansteekt. Dit aansteken zou gebeu
ren zoodra onze overwinnende troe
pen die plaats naderen. Dan wordt
het reusachtig auto-da-fe gevierd on
der welks bloedroode glansen de
B ilineezen zich tot den laatsten man
zullen doodvechten.
Het „Soer. Hbl." schrijft:
Nog iets anders heeft de Lombok
expeditie aan het licht gebracht, nl.
hoe onze ;oorlogsmagazijnen niet be-
hooren te zijn inger.cht.
De ernstigste gebreken zijn aan het
licht gekomen. Als in 1870 in Frank
rijk was op het papier alles in orde,
geen schroevedraaier of olieüeschje
ontbrak. En in de werkelijkheid kon
den zelfs geen 250 stel wapens in 24
uren in het groote oorlogsmagazijn te
Soerabaja worden gereed gemaakt,
zijn tal van soldaten naar het oor
logsterrein gezonden met ongebrui-
neerde geweren, ongebruineerde kap
messcheden, met geleende en jbijeen-
gescharrelde equipementsstukken. De
magazijnmeester wist en kon nog
minderofficieren wier taak het niet
was moesten zelf zorgen voor de wa
pening en uitrusting van hun naar
het oorlogsterrein gedirigeerde sol
daten.
Eene batterij artillerie moest naar
het oorlogsterrein vertrekken zonder
eenige reservemunitiete Batavia
had men wel alles bij elkaar doehin
verkeerde kisten gepakt, zoodat die
kisten te Soerabaja geopend moesten
worden en eerst vijf dagen na de ka
nons de munitie op Lombok kwam.
Zulke feiten bewijzen dat organisatie
noch personeel deugen. En dat niet
tegenstaande er sedert een xleine 20
jaren artilleristen aan het hoofd van
het leger nebben gestaan!
Men zoekt, alweer evenals in Frank-
rijk voor de groote catastrop-.e, in
onze magazijnen zijn kracht in het
kleine. Oude, afgekeurde of verou
derde kanons worden met een ijver
een beter onderwerp waardig opge
poetst tot ze glimmen als spiegels
öf in het vet gezet, projectielen, die
voor geen enkelen in gebruik zijnden
„Ja, maar ik laat mij toch liever zien in de kerk met mij n
nieuwen hoed op." Om een nader verzoek te voorkomen
zich met haar papillotten op straat te vertoonen want
daar was het, dat haar de schoen wrong liep zij naar de
zitkamer en schreeuwde langs de wenteltrap naar boven
„Kom eens hier James Mansell, wij hebben je noodig I"
„Houd je toch stil," zeide Sarah kleurende, „hij is je knecht
niet. Die het gewoonlijk doet zal wel spoedig komen. Het is
toch niet het werk van den man om de luiken voor den
winkel zijner vrouw weg te halen."
„Ik vind van wel, want het is toch in ieder geval mail-
newerk."
Deborah sprak deze woorden zoo luid mogelijk, daar zij
voor James Mansell waren bedoeld. Nauwelijks waren ze
over hare lippen gekomen of men zag, dat de zware luiken
door eene mannehand werden verwijderd, en het licht viel
naar binnen.
„Heb ik het je niet gezegd zeide de slagvaardige De
borah. „En deze is voor dit bizonder geval uit den hemel
komen vallen 1"
„Wel, het is Joseph Pinder," zeide juffrouw Mansell en
trad achteruit.
„Ja 1 Je vroegere aanbidder 1"
„Nooit 1 Schaam je toch, houd je mond 1"
Deborah grinnikte van genoegen, en snelde de zitkamer
binnen om hare papillotten te verbergen en toch te kun
nen luisteren. Sarah ging achter de toonbank staan en
lette slechts op haar winkel. Zij was er zeker van dat Pinder
zijn weg zou vervolgen na die daad van beleefdheid te heb
ben verricht.
In plaats daarvan trad hij langzaam en verlegen de deur
binnen en bleef staan voor de toonbank tegenover haar. Hij
was geheel in wit katoen gekleed met uitzondering van zijn
slappen bruineD, hoed, en zag er bizonder knap en helder uit.
„Goedenmorgen, juffrouw Mansell," zeide hij eerbiedig.
„Goedenmorgen, mijnheer Pinder," zeide juffrouw Mansell
en vervolgde daarna stijfjes: „Het spyt mij, dat u zich voor
ons zooveel moeite hebt gegeven."
Pinder keek zoo verbaasd, dat zij ten opheldering ver
volgde
„Ik bedoel om de luiken weg te halen. Ik heb daarvoor
in het bizonder iemand aangesteld."
„O, ik hoorde iemand zeggen, dat het mannewerk was."
Sarah verklaarde haastig„O, dat was mijne zuster."
„Zoo, Deborah?"
„Deborah," zeide zij koel, op een toon, welke er op bere
kend was, om hiermee het gesprek te doen eindigen. Pin
der bleef echter op zijne plaats. Hij speelde met zijn hoed
tusschen zijne handen en zeide ten slotte, dat hij niet toe
vallig hier was gekomen, maar haar wilde komen spreken.
„Waarover En zij sloeg hare oogen wel wat wijd open.
„Over zaken."
Sarah kleurde, maar zeide droogweg. „Waarmee kan ik u
van dienst zijn
„O, niet u maar uw man wilde ik daarover 6preken."
„Ah zoozeide zij wel wat ongeloovig, ja bijna argwanend.
„Ik kan hem aan een mooi werk helpen."
„Dat is ongetwijfeld zeer vriendelijk van u," was het ant
woord, en nu was haar toon eenigszins satirisch. „Mijn man
kan werk genoeg vinden."
„Ja, zoo was het vroeger, maar nu hebben de werkgevers
iets tegen hem; zij zeggen, dat hij zijn werk laat liggen."
Sarah maakte van de gelegenheid gebruik om van Pinders
gezelschap verlost te worden. „Zijt u hier gekomen om mijn
man voor mij zwart te maken?" vroeg zij trotsch.
„Ben ik er de persoon naar om dat te doen?" zeide Pin
der uitdagend. Hij begon zich eenigszins beleedigd te gevoe
len, wat ook niet meer dan natuurlijk wae. „Ik ben hier
gekomen om hem een goeden dienst te bewijzen, of ik er
dank voor oogst of niet."
Sarah werd rood en veranderde van houding. Hij had nu
den rechten toon bij haar getroffen, mnar het viel den goed-
hartigen jongen man moeielijk dien vol te houden, vooral
tegenover haar; weldra klonk zijn toon dan ook weer vriend
schappelijk, toen hij haar mededeelde, dat de nieuwe pastorie
door eene londensche firma van binnen moest worden beschil
derd in houtkleur, en de houtverver was ziek geworden en
hij (Pinder) had den aannemer medegedeeld, dat hij een
uitstekenden houtverver, James Mansell, konde, en de aan
nemer wilde hem nu in dienst nemen.
(IVordl vervolgd