BET SPOOK VAN BOOIFIELD. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. J. C. FaSREBOQg, 12e Jaargang Vrijdag 21 December 1894. No. 3520 ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIËN: li M li O li. STADSNIEUWS. Arr ondissements-Eeclitbank FEUILLETON Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37J. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- Bureau: Kleine Houtstraat 14:, Haarlem. Telefoomiuiiimer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEEEBOOM. Hoofdagenten voor tiet Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangére G. L. DAÜBE dt Co., JOHN F. JONESSnee., Parys 31ÏMJ Faubourg Montmartre. Nota's, Rekeningen, Wissels, Qui- tantiën, Brievenhoofden, Memoranda en alle overige Drukwerken, die op kantoren voorkomenworden ter Stoomdrukkerij van dit blad goed- billijk en vlug gedrukt. De Directeur-Uitgever, Een telegram van heden nit Bata via aan Het Nieuws van den Dag meldt het volgende: Generaal Vetter, hoewel ziek, blijft op Lombok. Hij wil persoonlijk de zaken tot een eind brengen. Haarlem20 Dec. 1894. Toonkunst. Onze afdeeling der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst heeft ons Donderdag 11. een heerlijken ik mag zeggen onvergetelijken avond bereid. Bij haar eerste concert had zij ter uitvoering gekozen twee werken van nieuwere fransche meesters nm.l. Rom'eo et Juliette van Berlioz en Le Deluge van Saint-Saëns. De afdeeling die ander3 bij voorkeur haar blik vestigt op de belangrijke werken uit de duitsche school heeft hiermede een stap gezet in een voor haar nieuwe richting, en dat wel met schitterend gevolg. Dank zij vooral haren onvermoeiden, energieken en betrouwbaren muzikalen leidsman, was zij in de gelegenheid haren kunst- lievenden leden het voorrecht te ver schaffen eener kennismaking met kunstwerken die slechts bekendheid behoeven om de bewondering te wek ken van allen wier muzikale smaak niet eenzijdig ontwikkeld is. Inzon derheid heb ik hier Berlioz' „Sympho- nie dramatique" op het oog im mers Saint-Saëns' D'eluge bevat veel wat ook bij de meer conservatieve partij gangbaar ie. Op de eerste plaats dient te worden opgemerkt,dat Berlioz met zijn Romeo et Juliette niet be oogde een soort van concert-drama te schrijven zooals de titel dien het tekstboek te lezen geeft verkeer delijk zou kunnen doen vermoeden maar een dramatische symphonie voor orkest en koor. Het koor is dus hier geen hoofdzaak maar onderdeel. Het heeft als 'tware slechts toe te lichten wat het orkest in zijn rijke maar onbestemde taal uitdrukt, en alleen in het tweede deel treden de stem men van koren en solisten in dezelfde rechten van 't orkest, d. w. z. dat ze hun aandeel nemen in de dramati sche toonschildering. Deze orkestrale toonschildering met of zonder be hulp der menschelijke stem maakt dus het wezenlijke van dit toondicht uit en nu mogen sommigen met een minachtend schouderophalen iets prevelen van „programmuziek" niemand, die voor muzikale indruk ken vatbaar is, zal deze programmu ziek goed hooren uitvoeren zonder er diep door te worden aangegrepen. Het is men gevoelt dit geen product van excentriciteit alleen, maar een kunstgewrocht door hooge, bla kende geestdrift in het aanzijn ge roepen. Het is hier de plaats niet in een nadere ontleding van deze reu- zenschepping te treden; bovendien is er over Berlioz en zijn werk zooveel geschreven, dat ieder oelangstellende gelegenheid te over heeft om aan zijn weetlust in dit opzicht te voldoen. Hier kan slechts het een en ander over de uitvoering gezegd worden. Het spreekt van zelf dat bij de ver tolking van een werk als het hier be sprokene een allereerstevereischteis: een orkest, dat aan alle eischen, die de moderne muziek in 't algemeen en die van Berlioz in 't bizonder stelt, kan voldoen. Dat orkest was spoedig gevonden in het keurkorps uit het Amsterdamsche Concertgebouw. Hoe het zich van zijn hoogst moeilijke taak kweet, kan bezwaarlijk worden beschreven. Onder de vaste hand van den heer Robert wiens voortreffe lijke leiding ik bij deze gelegenheid meer dan ooit heb gewaardeerd en bewonderd scheen het zichzelf te willen overtreffen. Wat een duidelijk heid in het begin van den Prologue) welk een edele sonoriteit in die ba zuinen intervention du Prince) wat onvergetelij ke teêrheid en suaviteit in de tweede vooral der beide strophen; wat virtuositeit in het Scherzetto 1 En toch dit alles is slechts als een aan duiding van wat het zal geven, wan neer het straks geheel zelfstandig gaat optreden want in den Proloog heeft het orkest meer dan elders in de eigenlijke symphonie een be geleidende partij. Die Symphonie dan was één schitterende triomf en ik waag mij aan geen gedetailleerde be spreking. Het is eenvoudig onmoge lijk aan iemand, die de uitvoering niet bijwoonde, een flauw denkbeeld te geven van den rijkdom van klank, nuanceering, virtuositeit en achevé, die hier werd ten toon gespreid. Een wonder van uitvoering was b.v. het Scherzo La Reine Mabdit brand punt van muzikaal vernuft alleen zou reeds de u tvoering tot een buitenge wone gemaakt hebben. Met alle recht mag gezegd worden dat Romeo et Juliette werd vertolkt op een wijze, die niets redelijks te wenschen over laat. Want ook het vocale gedeelte werkte ten zeerste metot den mach tigen totaal-indruk. De solistenmevr. SoetensFlament (alt), deheerenFr. Phlippeau (tenor) en Henri Fontaine (bas), hadden beurtelings gelegenheid zich van hun beste zijde te doen ken nen en het behoeft hier niet uitge maakt te worden aan wien van hen de eerepalm toekomt. Mevr. Soe tensFlament in de Stro-phes, zoowel als de heer Phlippeau in het Scher zetto en Henri Fontaine in zijn heer lijke partij van Pere Laurencebezorg den ons oogenblikken die ons nog lang in herinnering zullen blijven. Het koor, en op de eerste plaats het kleine recitatief-koor was uitmuntend van klank en de talrijke moeielijk- heden voor het kleine koor in den proloog, voor het groote in het tweede deel der symphonie werden meestal glansrijk, steeds hoogst bevredigend overwonnen. Nogmaals de uitvoering van Berlioz' geniaal toondicht mag in de annalen van onze Toonkuust-af- deeling als een schitterend feit wor den geboekt. Ten zeerste verdiend was de reusachtige lauwerkrans, die aan het einde den heer Robert onder oorverdoovend gejuich en fanfares werd overhandigd. Rest mij nog de bespreking van het tweede deel van den avondde uitvoering van Saint-Saëns Po'ème bibliquele D'elugeDit werk heelt op mij een gemengden indruk g maakt, een indruk echter die uit den aard der zaak bij een eerste auditie eenigszins oppervlakkig moet zijn. Zonder tegenspraak dwingt ditopus eerbied en sympathie af voor den hoog begaafden toondichter en zijn lofwaardig streven oude degelijk heid te paren aan nieuwe klankwer kingen. De bewijzen dat het den compo nist zoomin aan meesterschap in de polyphone schrijfwijze als aan die over de vocale en orkestrale middelen ontbreekt, zijn in 't werk als voor 't grijpen. Ik kon mij echter niet losmaken van de (wellicht geheel onjuiste) meening dat het slechts gedeeltelijk uit werkelijke aandrift tot scheppen is ontstaan en dat wel bepaaldelijk de machtige inspiratie bij het ont werp der muzikale schildering van den eigenlijken „zondvloed" den com ponist aanleiding gaf tot de samen stelling van het geheel. Dit feit zou natuurlijk niet verhinderen dat ook menig ander gedeelte als vrucht eener levendige, gloeiende verbeeldings kracht moet worden beschouwd. Voor al de meesterlijke instrumentale in leiding waarin de heer Timner zoo verrukkelijk de vioolsolo speelde en het liefelijk derde deel, wat het sologedeelte daarin betreft, ge tuigen luide voor het enorm talent van den schrijver. Het tweede deel echter komt mij voor in hoofdzaak alles te zeggen, wat Saint-Saëns in dit werk te zeggen had. Wat het eerste deel betreft kan niet ontkend worden dat het wezenlijke van den inhoud reeds door andere en oudere meesterszij het wellicht niet zoo gees tig dan toch minstens even ernstig en waardig is gegeven. De manier waarop de componist de woorden van den Eeuwige weergeeft schieten dunkt mij te kort in waardigheid, en de kabouterachtige schildering van het „verbasterde reuzengeslacht" kwam mij voor als een aardige vin ding die evenwel in een „Poëme bi blique" wat misplaatst is. Niettemin schonk het werk schoone oogenblik ken te over om de keuze ervan vol komen te rechtvaardigen. De vertolking was, hoewel niet zoo treffend als die van Berlioz' werk, zeer te roemen. De bassolist voldeed hier veel minder dan in de symphonie maar daarentegen schonk ons dit werk een nieuwe (sopraan) soliste in de persoon van mei. Jeanne Lan- dré. Zij zong haar dankbare partij, zooals men dit van deze kunstenares kon verwachten: onberispelijk. Rein en frisch klonk haar helder geluid door de' zaal en zij lokte dan ook warme toejuichingen uit. Dat mevr. SoetensFlament en de heerPhilip- peau mede voortreffelijk zongen stip ik nog even aan. De koren hadden, wat de dames betreft, wat meer klank kunnen ontwikkelen; de voortgebrach te klank echter deed hoogst welda dig aan door zuiverheid en edele warmte. De avond als geheel moet gerekend worden tot de beste, die Toonkunst in de laatste jaren gaf te genieten.Een hartelijken gelukwensch aan het bestuur en den heer Robert. PHILIP LOOTS. Voor het examen. M. O. Hoogere wiskunde K. V. is Woensdag te 'sGravenhage geslaagd de heer D. Mars alhier. Op 1 Januari ija.s. hoopt de heer P. Piepenbrink, den dag te herdenken waarop hij 25 jaar geleden werd be noemd tot inspecteur over het haven en kaaigeld alhier. Hedenmorgen is aan de vischmarkt op de Groote Markt alhier een partij bedorven schelvisch in beslag geno men, die onder politietoezicht aan de vuilnisbelt is vernietigd. Aanbesteding. Vanwege het Ministerie van Wa terstaat, Handel en Nijverheid werd heden aan het gebouw van het Pro vinciaal bestuur alhier aanbesteed: le. Het vernieuwen van een ge deelte plankier, langs de haven op Vlieland behoorende tot de zeewerken in Noord-Holland. Raming f2200. Van de 9 biljetten hiervoor inge komen was het laagst dat van G. D. van Doorn te Amsterdam voor f1640. 2e. Het maken van steenbergplaat sen langs de haven op Vlieland en eveneens tot de zeewerken in Noord- Holland behoorende. Raming 13400. Hiervoor kwamen 10 biljetten in en was dat van C. G. Doeksen te Terschelling het laagst voor f2772. en vanwege de Provincie Noord- Holland mede aan het gebouw van het Prov. bestuur voornoemd le. De uitvoeringen van baggerwerk in het Noorder Spaarne. Van de 4 hiervoor ingekomen bil jetten was dat van A. Volker Lz. te Sliedrecht het laagst voor f4150. en 2e. Het driejarig onderhoud van den grindweg van de brug aan het einde der Breelaan nabij den Huigen- dijk naar Ursum. Hiervoor kwamen 4 biljetten in waarvan dat van J. Oldenburg te Bergen het laagst voor f2110. Zitting van heden 20 December. De grappen over schoon moede) s en schoonzoons die elkander niet kunnen uitstaan, zijn groot in aantal, maar niet zelden overdreven en onjuist. Zoo slecht als men de schoonmoeders pleegt uit te teekenen, zijn ze over 't algemeen niet. Hunne verschillen bepalen zich dus meestal tot de hu moristische bladen of blijven in de werkelijkheid tusschen de vier muren beperkt, 't Was dan ook een uitzon dering, dat een geschil tusschen schoonmoeder en schoonzoon heden voor de Rechtbank kwam. Martinus Lijs, arbeider te Haar lemmermeer, 36 jaar oud, een man Naar het engelsch van THOMAS COBB. 10) HOOFDSTUK VI. Dokter Viret. „Als gij dat nietj wilt, dan moet gij het ook natuurlijk niet doen," zeide hij. „Wij zullen dit punt vandaag niet meer aanroeren. Ik wil u niet dwingen, maar het aanbod blijf ik steeds gestand doenvoor ik weggais er ook iets dat gij wenscht dat ik voor u doen zal „Ik wilde u over Ann spreken, was het antwoord. „Van Maandag af heeft zij sedert de begrafenis van moe der hare kamer niet verlaten. Zij wil deze week juist bene den blijven, maar het is pijnlijk om haar te zien rondloopen." „Het beste zal zijn, dat gij haar hier laat komen dan zal ik haar eens onderzoeken," zeide hij. „Ann wil niet onderzocht worden. U moet weten dokter Viret, dat zij u nooit heeft vergeven en ik geloof ook niet, pat zij het ooit zal vergeven." Geheel verbaasd keek hij Florence aan. „Wat heb ik gedaan?" vroeg hij. „Voor zoover ik weet heb ik de vrouw nooit gezien." „Maar u hebt mijn vader den raad gegeven om de ver pleging van mijne moeder niet verder aan u toe te ver trouwen." „De verpleegsters uit het gasthuis hebben het leven uwer moeder voor twee weken verlengd." „Toch was Ann er vreeselijk verstoord over. Ik heb nie mand ooit zoo boos gezien als zij was toen vader het haar vertelde. Zij was gewoon brutaal tegen hem en sprak niet zeer vleiend over u." „Zeg haar, dat ik dit huis niet verlaat alvorens ik haar heb gezien," merkte dokter Viret op; hierna zocht Florence Ann op, die zij in hare kamer vond. Ann Thursday was reeds in dienst geweest bij mevrouw Der went voor haar huwelijk. Na Florence's geboorte, had zij het kind verzorgd, en torn hare diensten als zoodanig niet meer noodig waren was zij de kamenier van moeder en doch ter geworden en tevens de naaister. Zij was reeds over den middelbaren leeitijd, was kort van gestalte, had een oud achtig, gerimpeld, vervallen gelaat en kroes zwart haar, dat deed veronderstellen, dat nog niet lang geleden afrikaansch bloed in hare familie was gekomen. Hare zwart katoenen japon hing haar los en slordig om het lijf en zij droeg groote zilveren oorringen. Hartstochtelijk was zij aan mevrouw Derwent gehecht geweest en dag en nacht had zij haar vol toewijding verzorgd, totdat dokter Viret twee geoefende verpleegsters had laten komen. „Ik wil hem niet zien miss Floy," zeide zij, toen Florence haar mededeelde, dat dokter Viret beneden was. Hij is een onmensch anders niets. Hij heeft niets geen gevoel, en niet te verwonderen is het, dat men hem een slachter noemt, ofschoon ik iemand hem zoo wel eens heb hooren noemen, die even slecht was." „Ann," gaf Florence ten antwoord, „als je zulk een onzin blijft doorpraten, dan krijgen wij twist met elkaar." „Doe dat niet miss Floy. Het was toch wreed van hen beideü, en ik zal het nooit vergeten nooit. Ik zou niet gaarne iets willen zeggen liefste, wat u niet wilt hooren, die ik van uwe jeugd af heb verzorgd. Ik wil alles voor u doen." „Zeer goed, wees dan eene verstandige vrouw, en ga da delijk naar beneden naar dokter Viret." Florence drong nog verder aan en slaagde er eindelijk in haar zin te krijgen, zooal3 het gewoonlijk ging, en hoewel met tegenzin volgde Ann haar naar de studeerkamer. „Wat scheelt er aan?" vroeg dokter Viret, terwijl hij haar linkerpols vastgreep. Vervolgens keek hij haar aan en voegde er plotseling bij. „Hoe heb je die snede op je voorhoofd Zij streek met hare vingers over haar linker slaap, waar een lang, smal litteeken zichtbaar was. „Woensdagmorgen, een week geleden heb ik het gekregen," verklaarde zij. „Ik viel tegen den scherpen hoek van de marmeren waschtafel."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 1