1895.
Voor onze Vensters.
EET SPflOK VAN ROÖKFIELD
mar,
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
I2e Jaargang
Dinsdag 1 Januari 1895.
No. 3527
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTI EN:
Bij ditj nummer behoort een Bijvoegsel
SI ADSNIEUWS.
FEUILLETON-
HAARLEM'
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37 g
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat IA, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en cour antiera.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publictté Etrangére G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONESSuccPariji 31 bis Faubourg Montmartr
Uithoofde van den Nieuw
jaarsdag aal het eerstvolgend
nummer Woensdagavond a.s.
verschijnen.
Nota's, Rekeningen, Wissels, Qui
tantiën, Brievenhoofden, Memoranda
en alle overige Drukwerken, die op
kantoren voorkomenworden ter
Stoomdrukkerij van dit blad goed-
billijk en vlug gedrukt.
De Directeur Uitgever
Onzen lezeressen en lezers heil 1
Bij den aanvang van bet Nieuwe
Jaar wenscht de Redactie van Haar-
kin's Dagblad hun geluk en voor
spoed in het jaar dat voor hen ligt.
Zij beveelt de Courant in hunnen
steun en in hunne goede gezindheid
aan en hoopt, dat de lezers zooveel
genoegen mogen hebben gevonden in
het lezen als de Redactie in het sa
menstellen van het blad.
Voor aan- en opmerkingen in op-
bouwenden zin houdt zij zich aanbe
volen.
Ook kunnen Geabonneerden en le
zers, hunne zeer gewaardeerde mede
werking verleenen door het geven van
ingezonden stukken, die algemeene
belangen raken, ot door de Redactie
attent te maken op dingen die hun
de moeite van behandeling in een
courant waardig schijnen, zoowel
waar het betrelt toestanden die ver
andering ol verbetering eischen, als
instellingen en ondernemingen, die
den steun van het publiek verdienen.
Op deze wijze zullen Geabonneerden
en Redacteuren zich steeds meer en
meer aan elkander verbonden gevoe
len en elkander steeds meer waar-
deeren.
Daarom nogmaals: Onzen Lezeres
sen en lezers heil in 1895
DE REDACTIE.
In de étalage voor de vensters van
het Bureau van dit Blad zijn de na
volgende afbeeldingen gelegd
Richard Saunderson, misschien Jack
the Ripper.
Uit den Dierentuin.
Hottentottendans.
Kerstmis op het schip en in de
kazerne.
Kerstmis-mark te Watford.
Wintertafreel in Brugge.
Vertrek der kerstmisbezoekers.
De Heilige Familie.
Kindertafreeltjes.
Generaal Tchertkoff deelt Casimir
Périer de troonsbestijging van Czaar
Nicolaas mede.
Franschen in ballingschap.
I. Receptie van den hertog van
Orleans.
II. Prins Victor in zijn werkkamer.
Kapitein Dreyfus hoort zijn vonnis
aan.
Uit Eigen Haard
Armenisch koopman en ezeldrijver.
Tafreelen uit Lombok.
Vóór het affiche.
De oorlog in het Oosten.
Japansche soldaten aangetast door
dysenterie op de marsch naar Séoul.
II. De tweede zoon van den Ko
ning van Korea te Chemulpo aan
komende op zijn reis naar Japan.
Chineesche gevangenen na den slag
bij Ping Yang.
Eene ambulance, na den slag bij
Ping Yang.
Hospitaal van het Roode Kruis te
Tokio.
Politieke Platen en Portretten.
I
Het is kwartiervoor twaalven.
Bijna middernacht.
Donker is het uitspansel. Geen ster
vertoont zich. Klagend loeit de wind
door de zwiepende boomen.
In een hutje ligt een grijsaard met gol-
venden, witten baard op zijn legerstede.
Zijn handen zijn mager en uitgeteerd,
doorschijnend als was, zijn gezicht is
bleek en ingevallen en zijn als van
koorts lonkelende oogen liggen diep
in de kassen.
Wij staan aan een sterfbed. Vier
en negentig ligt te zieltogen. Roche
lend gaat zijn borst op en neer en
als een plotseling opzettende rukwind
het huisje doet schudden, dan richt
de grijsaard den blik op den bijkans
ledigen zandlooper en fluistert:
„Nog slechts weinige minuten. Zou
hij niet komen
Daar wordt de deur met kracht
opengestooten en een jongeling treedt
over den drempel. Alles aan hem
getuigt van frisch en krachtig leven,
van opgewektheid en levenslust. Zijn
houding is recht en onbevreesd, zijn
gang vlug en elastisch.
„Hier ben ik," zegt hij en treedt
aan de sponde van den grijsaard.
„Zijt gij het, mijn zoon Vijl en
negentig?" vraagt de grijsaard en een
oogenblik schijnt hij weer op te flik
keren.
„Ik ga stervan, maar vóór dien tijd
wilde ik u zoo gaarne nog spreken.
Zie mijn zoon, gij komt nu onder de
menschen. Weet wel, dat gij niet
altijd een vriendelijke bejegening van
hen ondervinden zult. Er zijn er, die
niets dan goeds zouden willen ont
vangen rijkdom, eer en aanzien, en
die een enkel oogenblik van moeilijk
heid en tegenspoed doet morren. Er
zijn er die alleen opgewekt zijn als
de zon schijnt en die het hoofd laten
hangen wanneer er een wolkje aan
den hemel komt. Anderen wijten de
bezwaren waarmede zij te kampen
hebben, enkel en alleenf a_n den
slechten tijd. Dezen allen zullen
boos zijn op u, Vijf en Negentig,
want zij bedenken niet dat men met
het goede ook het minder aangena
me moet ontvangen en ondergaan.
Prent dit in uw geheugen, het zal
u teleurstelling en miskenning ge
makkelijker doen dragen."
Op het gelaat van den jongeling
werd een ernstige trek zichtbaar. „Ik
weet het," zeide hij, „maar dit schrikt
mij niet af om mij onder de menschen
te begeven. Naast het leed dat ik hun
zal brengen hoop ik hun vertrouwen
te geven en berustinghet geluk zal
ik hun schenken met een herinne
ring, dat eenvoud en tevredenhuid
dat geluk nog verdubbelen. Sterf in
vrede."
De grijsaard lachte hem nog eens
toe en was niet meer. De laatste kor
rel ging door den zandlooper.
Vijf en negentig trad naar buiten.
Uit de stad, die daar in een gordel
van licht voor hem lag, dreunde een
kanonschot, zijn welkomstgroet.
De wind was gaan liggen. Alles was
kalm en rustig. Aan den hemel schit
terden millioenen sterren, die spraken
van hoop en vertrouwen.
En Vijf en negentig het hoofd op
heffende, met een glimlach op de
lippen ving met kraentigen tred in
den duister zijn tocht aan.
Haarlem31 Dec. 1894.
Aanbesteding.
Vanwege het Ministerie van Wa
terstaat, Handel en Nijverheid werd
heden aan het gebouw van het Pro
vinciaal bestuur alhier aanbesteed:
Het begrinden van een gedeelte
van den zuidelijken dijk langs het
Noordzeekanaal. Raming f2300.
Van de 4 ingekomen inschrijvings
biljetten was dat van C. Smit Cz. te
Nauerna, gem. Assendellt, het laagst
voor f2275.
Een Jubileum
Morgen, den eersten Januari, her
denkt de heer H. Scherpenhuijsen
inspecteur van politie, le klasse al
hier, den dag waarop hij voor 25 jaar
bij de haarlemsche politie in dienst
trad.
Hij begon zijne cairière als klerk
bij den toenmaligen Rijksontvanger,
den heer Van Breughel onder wien
hij vier jaar arbeiddetoen ging hij
over op het kantoor van den contro
leur en werkte daar 3 jaar. Den eer
sten Januari 1870 trad hij, na in 1868
en 1869 nu en dan tijdelijk op het
bureau van politie te zijn werkzaam
geweest, voorgoed bij de politie in
dienst en wel als klerk, met den
persoonlijken titel van inspecteur. Den
eersten Juli 1873 werd hij effectief
inspecteur 3e klasse, in 1885 volgde
zijne bevordering tot 2e klasse, terwijl
hij nu sedert April 1889 als inspec
teur le klasse aan het bureau van
politie werkzaam is.
Wij weten, dat het hem morgen
aan huldebetoon van verschillende
zijden niet zal ontbreken. Een blijk
van waardeering aan dezen ambte
naar gebracht, is zeker gepast. Scher
penhuijsen is een kalm, bezadigd en
tactvol politieman, die in de lange
jaren van zijn werkzaamheid velen
met raad en daad heelt bijgestaan en
dien door den Burgemeester menig
maal, laatstelijk nog tijdens de ziekte
van den tegenwoordigen titularis, de
eer is te beurt gevallen van als waar
nemend Commissaris van politie op
te treden, een bewijs v- orzeker van
het vertrouwen dat ook het Gemeen
tebestuur in hem st.lt.
Volgens eene door den makelaar
F. C. Piët opgemaakte statistiek, zijn
in het verkooplokaal „de Gouden
Leeuw" alhier in 1894 geveild 380
perceelen waarvan 309 zijn verkocht
met een totaalopbrengst van f 850.248.
71 perceelen zijn opgehouden tot een
bedrag van f245.220.
^Arbeidsraad.
Jl. Zaterdagavond had in het ge
bouw voor „Weten en Werken," de
eerste algemeene vergadering plaats
van afgevaardigden der aangesloten
vereenigingen van den Particulieren
Arbeidsraad voor de Bouw- en aanver
wante vakkeD, voorzitter de heer J.
van den Ban.
Vertegenwoordigd waren
le. De aid. Haarlem van de Maat
schappij tot bevorderirg der Bouw
kunst.
2e. Vereeniging van Industrieelen
en Kooplieden enz.
3e. Schilders-en Behangers-Vereeni
ging „Hulp lenigt den Nood."
4e. Timmerlieden- en Modelmakers-
Vereeniging „Eensgezindheid."
5e. Tim merlieden-V ereeniging„Door
Eendracht Verbetering."
6e. Timmerlieden-Vereeniging van
de aid. R Katb. Volksbond.
7e. IJzer- en Metaalwerkers Ver
eeniging van de R. Kath. Volksbond.
8e. Kalk- en Steen werkers-Vereeni
ging van de afd. R. Kath. Volksbond.
9e. Aid. Haarlem van den Nederl.
Kalk- en steenwerkersbond.
Door den heer J. W. Veldheer,
penningmeester, werd namens den Ar
beidsraad de begrooting ingediend
voor 1895, welke werd goedgekeurd
en vastgesteld in ontvangsten en uit
gaven op f69.21*4; de contributie
voor dat jaar werd bepaald op f5.
voor iedere Vereeniging.
Hierna werd door den secretaris, den
heer J. van der Wijde namens voor
noemden Raad, het jaarverslag uitge
bracht, waarna besloten werd dit in zijn
geheel te laten drukken en te doen
publiceeren.
Daarna had de Verkiezing plaats
voor leden van den Ari eidsraadaan
de beuit van aftreding waren dehee-
ren J. van den Ban, architect; J.
Machiehe, patroon G. Hulsebosch,
patroonH. Blokdijk, werkman (Tim
merman) J. van der Wijde, werkman
(Schilder) en B. Dreef, werkman (Meu
belmaker).
Alle aftredenen werden herkozen,
terwijl voor den heer D. E. L. van
den Arend, architect, welke bedankt
heeft, gekozen werd de lieer J. W.
G. Droste, architect.
Alle gekozenen namen, voorzoover
aanwezig, de benoeming aan.
Het bekende gezelschap onder direc
tie van de heeren Jan C. de Vos en
W. vanKorlaar uitdenTivoli Schouw
burg te Rotterdam, dat sinds gerui-
men tijd niet hier ter stede is opge
treden, voert morgenavond Nieuw
jaarsavond op het stuk van den
Naar het engelsch
van THOMAS COBB.
16)
HOOFDSTUK X.
Arnold Derwent.
Uit den aard der zaïk kalmer dan de anderen bedacht
dokter Viret onmiddellijk, dat Arnold den Kaap moest heb
ben verlaten, voor Edwards brief aan hem was afgezonden,
waarin hem de verdwijning van Derwent werd medegedeeld,
zoodat hem hiervan waarschijnlijk nog niets bekend was.
Er zooals altijd voor bezorgd om Florence's gevoelens te
sparen, legde hij een zijner handen op Arnolds arm toen zij
de kamer binnentrad, en zijne stem doen dalende bijna tot
een gefluister, zeide hij
„Gij zijt zeker pas in Engeland gekomen mijnheer Der
went
„Zaterdagavond ben ik te Southampton aangekomen", was
het antwoord. „Ik ben hier gekomen op de „Radnor" een
prachtige boot."
„Dan", zeide dokter Viret steeds fluisterend en bleef een
paar schreden van den drempel verwijderd staan, „hebt ge
zeker nog niet gehoord, welken slag uwe nicht getroffen
heeit dat uw oom verdwenen is?"
Arnold trad het studeervertrek binnen toen hij antwoordde
en deed geen poging om zijne woorden voor Florence te ver
zwijgen, die er zich over verbaasde waarom de twee mannen
zoo talmden.
„Ja ik heb het gehoord," zeide hij met opgewekte stem.
„Het was het eerste wat ik in het hotel te Southampton
las de aankondiging voor de belooning bedoel ik. Ja, ik
nam dadelijk een krant ter hand, en de advertentie staarde
mij aanden geheelen Zaterdagnacht kon ik er niet van
slapen, want voortdurend dacht ik er aan. Gistermorgen
ging ik met een vroegen trein naar Londen vriend Edwards
hield mij echter den geheelen morgen bezig, zoodat ik maar
besloot niet voor vandaag hier te verschijnen."
Florence viel het op dat haar neef zoo luchtig- sprak en
begrijpende, dat hij den geheelen omvang van het ongeluk
nog niet besefte, wilde zij hem dit duidelijker voor oogen
stellen.
„O Arnold," riep zij uit, „het was vreeselijk om hem op
die wijze te verliezen zonder een enkel woord tot voor
bereiding. Hij was hier Dinsdagavond elf uur den vol
genden morgen van den aardbodem weggewischt, zonder
een teeken na te laten, dat ons eenigszins een spoor kon
verschaffen."
„Het was natuurlijk genoeg Floy om je hooid in de war
te brengen," gaf hij ten antwoord en draaide zijn licht brui
nen knevel op. „Een vreeselijke schok voor je groot genoeg
om je te dien bezwijken. Werkelijk, het spijt mij vreeselijk
voor je."
Er was iets in zijne manieren, dat haar niet bevredigde.
Zij had hem zichtbaar onder den indruk willen zien.
„Het spijt je toch ook voor hem Arnold Denk eens aan
al het goede, dat hij heeit bewezen aan jou aan mij, aan
iedereen. Denk daar eens aan, en bedenk dan eens wat zijn
lot is geworden. O, het is vreeselijk 1"
„Dat is het ook," gaf hij ten antwoord, „vreeselijk. Ik
besef het zelf zeer duidelijk, maar natuurlijk niet zooals jij
zelf. Geschillen kunnen in de netste familiën voorkomen,
nietwaar?" voegde hij er bij, en keek van Florence's betraand
gelaat naar dat van dokter Viret.
„Toen ter tijde wilde ik het niet inzien. Oom Roderick
was gewoon om zedepreken tegen mij te houden, en ik ver
zeker u dat ze mij begonnen te vervelen, maar hij is nu
dood, en ik erken nu, dat ik verkeerd handelde, en ais hij hier
nog was, dan zon ik het hem zeggen."
„Ongelukkigerwijze is hij hier niet," liet dokter Viret er
op volgen. „Het is zeker uw plan mijnheer Derwent om hier
eenigen tijd te blijven?"
„Geraden. Ja dokter, ik heb nog een aardig werkje voor
mij. Voor alles moet die kleine geheimzinnigheid worden
opgehelderd."
„Ik wist wel, dat je niet zoudt rusten, voor dat er geen