HET SPOOK TAS RÖÖKFIELD.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
12e Jaargang
Dinsdag 8 Jannari 1895.
No. 3532
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
STADSNIEÜW8.
FEUILLETON.
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37j.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat 3.Haarlem. Telefoonnniiliuer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regeL
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM,
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAÜBE Co., JOHN F. JONES, Suce., Parijs 31 bis Faubourg Montmartre.
BILJETTEN voor Veilingen en
Aanbestedingen, voor Feestcl!|k-
heden, Concoursen etc. ban men
ter Stoomdrukker^] van dit Blad
tot hoogst blllfjkcn prijs laten
drukken.
Aleuwste Lettersoorten. Spoe
dige aflevering.
Haarlem7 Jan. 1895.
De Staatscourant van heden bevat
de wet, bekrachtigend den verkoop
van grond voor het postkantoor te
Haarlem.
De toestand van den heer Dr. D.
de Haan, wethouder van deze gemeen
te, die tot voor weinige dagen zorg
wekkend was, is naar wij met genoe
gen vernemen, zeer verbeterd. De
patiënt is op den weg van herstel.
Staalbron.
Naar aanleiding van het verzoek
van de Maatschappij tot exploitatie
van Staal waterbronnen om ontheffing
van de verplichting om het daarvoor
aan ge W' zen terrein aan de zuidzijde
van het Frederikspark een badinrich
ting te doen bouwen wordt door Bur
gemeester en Wethouders in hun
advies aan den Raad o. a. het navol
gende betoogd:
Naar onze meening kan Uwe ver
gadering op het verzoek, zooals het
thans is ingediend, en hetwelk, werd
het toegestaan, van zoo ingrijpenden
aard zou zijn op het niet dan na
zeer rijpe overwegingen breedvoe
rige gedachtenwisseling genomen be
sluit van 20 April 1892 no. 8, op dit
oogenblik geene gunstige beschikking
nemen. Immers Uwe Vergadering zou
daarmede de Maatschappij ontheffen
van eene verplichting, zonder met
zekerheid te weten, wat zij voor die
ontheffing in ruil bekomt.
Adressante toch verklaart zich wel
bereid tot nakoming van de op haar
rustende verplichting om binnen den
gestelden tijd eene badinrichting te
bonwen, maar uit het adres blijkt,
dat de bepaalde plaats daarvoor nog
niet gevonden is. Ware dit het ge
val, die pi? ats zonde ongetwijfeld zijn
genoemd. Het belang, hetwelk de ge
meente bij de geheele zaak heeft, doet
het ons op dien grond niet gerecht
vaardigd voorkomen, reeds thans een
besluit in welken zin dan ook te
nemen.
Wij hebben daarom de eer U voor
te stellen, aan adressanten te berich
ten, dat Uwe Vergadering eene be
slissing omtrent het verzoek wenscht
aan te houden, totdat de Maatschappij
de juiste plaats, waar zij eene bad
inrichting zou wenschen en zal kun
nen .stichten, aan Uwen Raad zal
hebben kenbaar gemaakt.
Eerst dan zal, naar het ons voor
komt, met grond omtrent het verzoek
kunnen worden geoordeeld en de vraag
beantwoord kunnen worden, ot door
de verlangde wijziging de belangen
der gemeente zullen worden gebaat.
De Kamer van Koophandel.
Door de Kamer van Koophandel en Fa
brieken alhier zijn in hare den 2en de
zer gehouden vergadering, de onlangs
opnieuw verkozen leden de heeren
mr. Joh. Enschedé, J. H. Kersten, J.
Sabelis, J. J. Kerbert enJ. J. F. Beij-
nes, daar tegen hunne toelating geene
bedenking gerezen waren, door den
fungeerenden voorzitter in deze hun
ne betrekking geïnstalleerd.
Voorts zijn in dezelfde vergadering
voor het jaar 1895 benoemd tot voor
zitter der Kamer de heer mr. Joh.
Enschedé en tot diens plaatsvervan
ger de heer Thomas Figée, welke bei
de heeren hebben verklaard die be
noeming wederom aan te nemen.
Verder kwamen alstoen opnieuw in
behandeling de beide adressen van de
Kamers van Koophandel te Oldenzaal
en te Enschedé aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal gericht, waarbij
bezwaren worden ingebracht tegen de
voorgestelde verhooging van invoer
rechten op manufacturen in Neder-
landsch-Indië. Ten [einde te kunnen
beoordeelen in hoeverre ook de be
langen der Haarlemsche industie bij
dit wetsvoorstel betrokken mochten
zijn, is vanwege de Kamer hieromtrent
het gevoelen van een voornaam fabri
kant in dat vak alhier gevraagd. Naar
aanleiding van het door dezen ingezon
den rapport, waaruit bieek dat ook
hij de bedoelde verhooging van rech
ten voor de katoenindustrie zeer be
zwaarlijk achtte, besloot de Kamer in
etn zelfstandig adres de geopperde be
zwaren aan de Tweede Kamer kenbaar
te maken en haar te verzoeken het
wetsvoorstel niet aan fe nemen.
Behalve nog andere op de agenda
voorkomende zaken behandelde ein
delijk de Kamer het vroeger vermel
de schrijven van de Katholieke Kies-
vereeniging en besloot zij aan die
Vereeniging te antwoorden, dat inge
volge art. 25 van haar huishoudelijk
reglement de van de Kamer uitgaan
de stukken, alsmede alles wat in de
Kamer behandeld wordt, voor zoover
zulks door de Kamer wordt geoor
deeld, door middel der dagbladen
wordt openbaar gemaaktdat aan de
bladen, die zulks verlangen, geregeld
een verslag van het verhandelde ter
opneming wordt verstrekt, dat voor
zooveel zulks van de Kamer afhangt,
dus reeds sedert geruimen tijd, de
openbaarmaking geschiedt van het
geen daarvoor vatbaar isdat de
Kamer intusschen gaarne zal over
wegen wat alsnog gedaan kan worden
om aan die verslagen meer publici
teit te verschaffen, alsook in hoever
aan die verslagen zei ven meer uit
breiding kan worden gegeven.
O. H. Ct.
De heer J. H. Brinkman, wonende
te Casaseta, benoemd tot makelaar in
vaste goederen op 14 April 1847 vraagt,
daar hij wegens het buitenslands ves
tigen zijner woonplaats, die betrek
king niet meer naar fcehooren kan
waarnemen, eervol ontslag als zooda
nig aan den Raad.
Door den heer S. Voorzanger wordt
tegen 1 Maart eervol ontslag verzocht
als onderwijzers 2e kl. aan de eerste
opleidingsschool alhier.
De van zijne detacheering bij het
O.-L. le.er teruggekeerde le luit. der
genie J. F. Schöle is ingedeeld bij
den staf der genie alhier.
Nog verdient vermelding, dat een
der medespelende dames een mand met
bloemen werd ter hand gesteld.
Met een gezellig bal werd deze zeer
goed geslaagde uitvoering besloten.
Maandag 14 dezer geeft de zang
vereeniging „Haarlemsch Gemengd
Koor, Beschermheer Jhr. Ernest H.
van Loon, directeur de heer Chr. P.
W. Kriens, haar eerste concert, met
medewerking vanMej. Johanna
Stuifsand, Sopraanmej. Marie Lü-
ning, Alt, beiden uit Rotterdam, den
heer T. B. M. Stachelhausen, Tenor,
den heer F. H. van DuineD, Bas,
beiden uit Amsterdam.
De begeleiding geschiedt door het
volledig orkest van het stedelijk mu
ziekkorps.
Gezongen worden „Die Kreuzfah-
rer" en „Erlkönigs Tochter" van
Niels W. Gade.
De generale repetitie op Zondag 13
Januari is voor het publiek toegan
kelijk a 50 ct.
Zaterdag werd eene uitvoering ge
geven door dansleerlingen van den
heer J. A. Lijcklama, in de groote
zaal ?an „Felix Favore" alhier.
Van de op het programma voor
komende nummers trok bijzonder de
aandacht het tableau, hulde brengend
aan „onze dapperen op Lombok".
Hieraan was de meest zorg besteed.
Daarna werd eene collecte gehouden
voor de overblijvenden der gesneu
velden.
Lombok.
Uit goede bron vernemen wij enkele
bizonderheden over den oorlog op
Lombok.
Hoe de Baliërs oorspronkelijk op
Lombok zijn gekomen, is niet met
zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk
hebben zij, misschien al een paar
eeuwen geleden, hulp verleend in een
oorlog op Lombok en zijn zij zich
toen in het rijke land komen vesti
gen. Nestelen zou misschien een be
tere uitdrukking zijn, want blijkbaar
hebben zij van den aanvang af ge
tracht de macht in handen te krij
gen, wat hun dan ook zeer goed ge
lukt is. Getuige het feit, dat de onge
veer 300,000 Sassaks werden onder
drukt door 50.000 Baliërs en van hunne
bezittingen allengs beroofd. Vandaar
de rijkdom der Baliërs en de vette
schatkist van den Sultan.
Reeds geruimen tijd werden er wa
penen gesmokkeld. Het eene oorlogs
schip dat op de reede van Ampenan
lag voor den aanvang der vijande
lijkheden, kon niet beletten dat de
kapiteins van chineesche bootjes re
peteergeweren uit Singapore aan
brachten, omdat er behalve Ampenan
een tweede geschikte landingsplaats
op Lombok is. Zoo groot was de be
geerte naar oorlogsbehoeften dat de
radjah hem toebehoorende tuinen op
het eiland verhuurde aan Chineezen
niet voor geld, maar voor kruit.
De meening wint steeds meer veld,
dat de radjah wel degelijk een be
langrijk aandeel heeft gehad in den
verraderlijken overval. Weliswaar lijdt
hij aan doofheid, maar in geen geval
is hij een uitgebluscht man, hetgeen
o. a. blijkt uit zijn schranderen en
heideren oogopslag. Overigens zag bij
er bij zijn overbrenging naar Batavia
armoedig uit, want hoeveel schatten
hij ook ten koste legde aan de inrich
ting van zijne paleizen, voor zijn
kleeding had hij in tegenstelling
met andere inlandsche vorsten,
geen oog. Als gewoon krijsgevan
gene en zonder eenig buitengewoon
eerbetoon werd hij op de „Prin6 Hen
drik" die hem overbracht, behandeld.
De controleur Liefrinck die trouwens
zelf zeer goed Balineesch spreekt, on
derhield zich met hem door eeti tolk.
Deze ambtenaar en de heer Scherer
nemen een groot aandeel in de beraad
slagingen over wat met den ouden
radja verder zal worden gedaan
Dat het slechte weer zich bepaald
heeft tot twee dagen is voor de ex
peditie een geink geweest. Zoodra de
ongunstige moesson woedt, komen er
buikziekten en lijders aan malaria,
zooals nu trouwens reeds zij het dan
ook in geringere mate, in die twee
dagen slecht weer het geval was.
Buitendien is in dien lijd het
ontschepen van vivres en het ver
schaffen van goed logies aan de solda
ten, zeer bezwaarlijk en door het
ageeren met natte kleed eren aan
komen dan veel ziekeD. Had men
Tjakra op dit oogenblik nog niet
genomen, dan zouden, daar de regen
tijd gewoonlijk in de eerste dagen van
Januari begint, de krijgsoperatiën
denkelijk zijn moeten worden ge
staakt.
Onze zegsman is van meening, dat
alles nu uit is en dat de toestand
van Lombok alleen nog maar admi
nistratief moet worden geregeld. Hij
acht, ook al mocht uit het onderzoek
blijken dat Djilantik een der opera
teurs van het verraad is geweest, een
expeditie naar diens rijkje K arang
Asem noodig noch waarschijnlijk.
Over de houding en den on vermoeiden
arbeid van generaal Vetter heeft hij
niets dan lof.
Volgens achterstaande advertentie
treedt de heer H. J. Leupen alhier
op als hoofdagent voor eene koffie-
essence, die naar luid der annonce
aan de koffie een fijnere smaak en
goudgele kleur geeft en bovendien
nog bespaart bij het gebruik.
Onze lezers zullen zich herinneren,
dat indertijd Jan Andries Boers we
gens den inbraak bij den heer Van
Garste op het Molenpad, conform den
eisch van het O. M. door de Recht
bank tot 12 jaar gevangenisstraf werd
veroordeeld.
Wij voegen daar alsnog aan toe,
dat het Gerechtshof te Amsterdam bij
arrest van 21 December, in hooger
beroep dit vonnis der Haarlemsche
Rechtbank volkomen heeft bekrach
tigd.
De '.rein van de H. IJ. S. M., die
om 10 uur van Amsterdam naar Lei
den vertrekt, ondervond Zaterdag
ochtend een) uur vertraging doordat
bij Vogelenzang een veer van de loco
motief sprong en bet remmingswerk
daardoor belangrijk beschadigd werd.
Een andere locomotief, uit Leiden
ontboden, bracht den trein naar zijne
bestemming.
21)
Naa' het engelsch
van THOMAS COBB.
HOOFDSTUK XII.
heimzinnige vrouw Kon het mogelijk zijn, dat zij zijne
echtgenoote was?
Owens vergissing.
Wanneer die vrouw niet in het aangrenzende huis woonde,
waar kon zij dan wonen? had Arnold gevraagd; maar toch
■als zij in hetzelfde huis woonde als Owen, waarom had hij
dan nooit op haar bestaan gezinspeeld?
Het denkbeeld, dat zij op de een of andere wijze in ver
hand stond met haars vaders verdwijning, werd door Florence
als onzinnig verworpen, en zij voelde den wensch bij zich
opkomen, dat Owen zijn geheim mocht bewaren ondanks de
krachtige pogingen van haar neef om het te doorgronden.
Het was haar onmogelijk om een gevoel van vijandschap
voor Arnold te bedwingen, en een gevoel van deelneming
voor Owen. Toen zij den volgenden morgen vroeg in Blaap
viel, was hare laatste gedachte deze.
In welke betrekking stond Owen Fairford tot deze ge
HOOFDSTUK XIII.
Het auio-da-fé.
„Ik wilde gaarne een woordje met u spreken," zeide Ar
nold Derwent en trad dokter Viret te gemoet toen deze den
volgenden morgen na een bezoek aan Ann de trap afkwam.
„Wilt u zoo gotd zijn en mij naar de studeerkamer te ver
gezellen? U moet weten, dat ik een spoor meen gevonden
te hebben."
„Zoo 1 daar hebt n ook niet lang naar behoeven te zoe
ken," riep dokter Viret uit, en volgde hem in de kamer.
„Dat kan ik u wel verzekeren," vervolgde Arnold, „wan
neer ik eenmaal zooiets bij de hand neem, dan breng ik het
spoedig tot een einde. Het is over die vrouw, die Lizzie
Maandagnacht in het dorp heeft gezien."
„Lizzie is een dwaas. Wanneer dat uw spoor is, dan denk
ik niet, dat het u veel zal helpen."
„Daar hebt u ongelijk in," zeide Arnold, nadat Florence
zich kalm bij ben voegde. „Het meisje mag dwaas zijn, waar
schijnlijk is zij het ook, maar dat belet haar nog niet goed
te zien. Zij heelt iemand gezien, dat is zeker. U kent Fair
ford hiernaast?"
„Neen, ik ken hem niet," was het antwoord. „Niemand
kent den man. Misschien wil hij niet bekend worden. Zeer
verstandig 1"
„Vader kende mijnheer Fairford," aldus kwam Florence
tusschenbeide, en keek voor zich op het vloerkleed.
„Hij was hier gisteravond," zeide Arnold. „Het is een feit,
dat die vrouw Maandagnacht heeft rondgeloopen. Welnu,
waarom kan zij dit den vierden Maart ook niet gedaan
hebben Als dal zoo geweest is, dan heeft zij honderd tegen
een oom Roderick gezien."
„En er toch haar mond over gehouden I" riep dokter
Viret ongeloovig uit. „Zeer onwaarschijnlijk I Vrouwen zijn
maar al te gauw met hun tong."
„Ik word dit moede; wanneer u elk vermoeden bestrijdt,
dan is het onnoodig om verder te gaan. Ik noem eene theo
rie; wanneer deze niet goed is, laat ze dan vervallen en tracht
eene andere op te bouwen, maar geef ze in ieder geval een
kans. U kunt niet ontkennen, dat er veel duisters bij is. Ik
zon er op willen zweren, dat Fairford tot die vrouw in be
trekking Btaat zeer waarschijnlijk is zij zijne vronw."
„Wat zegt u? Wat brengt u op dat idee?"
„Zij moet toch ergens wonen. Er wordt verondersteld, dat
Fairford het huis hiernaast alleen bewoont onzin I Waar
om heeft hij nooit op haar bestaan gezinspeeld dokter?"
„Mijnheer Fairford zal ongetwijfeld wel zijne redenen
hebben om zijn eigen gang te gaan, en daarmee hebben wij
niets te maken."
„O, ongetwijfeld heeft hij daarvoor de besteredenen!" merkt
Arnóld op. „Nooit vertoont zij zich overdag zij is eene
ware nachtvogel. U kunt niet ontkennen dokter, dat het een