DE MOORD TE SCEAGEN. maar als getuigen gehoord. Reeds is gebleken, dat beiden onkundig waren van het feit, dat de aangehouden vrouw daags te voren een revolver had ge kocht en op reis medegenomen. Te Alkmaar wordt Woensdagavond een vergadering gehouden vaa be langstellenden tot oprichting eener afdeeling „benoorden het IJ" van de „Vereeniging tot bescherming van dieren." Te Monnikendam] heelt zekere S. zich den dood van een vriend zoo zeer aangetrokken, dat hij zich Zater dag op diens graf heeft doodgeschoten. Eene botsing. Op de tramlyn van den staatsspoor weg WageningenEede had Zondag een ongeluk plaats. Ten gevolge van de vele sneeuw had de hoofdmachi nist T. in overleg met den waarne mend stationschef besloten de trams tusschen Wageningen en Bennekom (omdat daar nogal veel bochten in den weg zijn) door twee machines te laten vervoeren. Om 9.25 voorm. was genoemde machinist van Wageningen vertrokken; ter hoogte van wissel 5 moest hij wachten op de tram, die om 9.03 uit Eede vertrekt. Aan wissel 5 gekomen bemerkte hij dat die tram uit Eede een eind verder in de sneeuw vast zat. Hij heelt toen met 2 locomotieven die tram aan wissel 5 gebracht, waarop deze verder de reis naar Wageningen kon voortzet ten en den conducteur K. van die tram werd opgedragen aan station Wageningen te zeggen dat de tram van 10.05 niet uit W. mocht vertrek ken vóór hij met zijn hulplocomotief weer aan genoemd station terug was, daar hij eerst de tram van 9.25 tot door Bennekom moest brengen. Toen hij dit gedaan had reed hij met de losse locomotief weer op W. aan. Be halve hij zelf bevonden zich op die machine de ploegbaas F., twee ma chinisten en een arbeider. Inmiddels was te 10.12 (alzoo 7 min. te laat) de tram uit W. vertrokken, waarin behalve de post, o. a. ook 4 passa giers voor Amsterdam. Naar de waar schuwing was alzoo niet geluisterd. Even voorbij de bierbrouwerij, waar een aantal scherpe bochten zijn, reden de locomotieven in volle vaart tegen elkaar in. Wel hadden beide lang durig gefloten, doch daar dit te gelij kertijd geschiedde, heeft waarschijn lijk de een den ander niet gehoord. Door de bochten kon niet geremd wordende botsing was daardoor zoo hevig dat beide locomotieven en de personenwagen totaal onbruikbaar werden. In het geheel zijn 5 personen ge wond, waarvan 2 zwaar. Onder de zwaar gewonden behoort de machinist A. A., en de reiziger J. V. Er werd terstond geneeskundige hulp verleend. De politie, die onmiddellijk ter plaatse was, heeft proces-ver baal op gemaakt naar aanleiding van art. 165 van het Wetb. v. Strafrecht. Door dit onheil ontstond natuur lijk eenige vertraging in den dienst. Te 1.30 was echter de weg weer vrij. maar een jongeling van 16 jaren schijnt de vreeselijke daad te hebben gepleegd. Deze, thans in Duitsohland wo nende, sinds gehuwd, en vader van vijf kinderen, is aldus door het te betreuren en zeer afkeurenswaardig stilzwijgen van ooggetuigen zoolang aan den arm der justitie ontsnapt, maar zal niet langer zijn gerechte straf ontgaan. De administreerend kerkvoogd der Nederl. herv. gemeente te Spannum (Fr.) is afgetreden. Men spreekt van een tekort in de kas van ongeveer f20,000. Rechtszaken Valsche bankbiljetten, Voor den Hoogen Raad werd Maan dag behandeld de bekende zaak der valsche bankbiljetten. Gelijk men weet zijn alleen de veroordeelden Toebaerts en Keese in cassatie gekomen. Voor de eerste werd het woord gevoerd door den advocaat mr. L. W. van Gigch te Amsterdam, welke onder de middelen der voorziening zijnerzijd; ook meende te moeten opnemen, die welke meerj in het bijzonder betrek king hebben op den requirant Keese, dewijl de gegrondheid vaneenig mid del ten behoeve van laatstgenoemde aangevoerd, in het oogenblik ook ten goede moest komen aan de requirante Toebaerts. Personen en feiten zijn onzen lezers bekendhet gold Maandag dan ook uit sluitend en alleen de juridieke zijde van de zaak. De raadsheer mr. De Rgmitz bracht uitvoerig rapport uit. Door mr. van Gigch werden zes cassatie-middelen tegen het arrest van het Hof te Amsterdam voorge dragen. Op de aangevoerde gronden conclu deerde pl., dat de Hooge Raad het arrest van het Hof zoude vernieti- en de zaak, ten behoeve van een nieuw onderzoek, zal verwijzen naar een ander gerechtshof. Pl. gat toe, dat door rechtbank en Hof te Am sterdam door de berechting van deze zaak een omvangrijke en inspannende arbeid was verricht en dat, mocht de Hooge Raad het arrest vernietigen, de nieuwe rechter wederom een moei lijk werk zou hebben te verrichten, maar pl. was daartegenover overtuigd dat de Hooge raad met deze utiliteits- gronden hoegenaamd geen rekening zou houden en naar scherpte van recht ongeacht de inconveniënten zou uit spraak doen. Mr. J. C. Post coucludeerde ten behoeve van Keese tot vernietiging van het arrest van het hof. Uitspraak 28 dezer. Na 13 jaren ontdekt. Dertien jaren geleden werd te Ne der w ert tijdens een hevige vecht partij zekeren Jonkers een steek in den buik toegebracht, tengevolge waarvan hij na eenige minuten be zweek. Destijds werden 3 personen als vermoedelijke daders gearresteerd, maar deze moesten bij gebrek aan bewijs na eenige maanden weder in vrijheid worden gesteld. Thans is bij een woordentwist uit gekomen, wie de moordenaar is. Geen der vroeger gearresteerden In ons vorig Nr. deelden wij tele grafisch, dat is uit den aard der zaak beknopt, de voornaamste punten mede uit het verhoor, dat de presi dent der Rechtbank Nicolaas Boes liet ondergaan. Wij deelen hieronder verschillende bijzonderheden uit het verhoor mede. Geen woorden zijn instaat om een juisten indruk te geven van de ver regaande onverschilligheid en kalmte, waarmede de beklaagde antwoordt op al de vragen die hem gedaan worden. Het jongenshoofd met stug blond haar is voortdurend opgericht, geen sprake is er van een traan en de ijselijke bijzonderheden vertelt hij kalmpjes, al-of het de meest natuurlijke zi van de wereld gold, en zonder dat zijn ietwat vermoeide stem door een enkele trilling ook maar een enkel toeken van aandoening geeft. Wanneer deze jongen toerekenbaar is (en er is geen reden om dat niet aan te nemen) dan is hij een monster Hoe kwam hij tot den moord? Door het lezen van boeken waarin moordverhalen voorkwamen en die door zijn vriend Jan Oudshoorn wer den gecolporteerd. Reeds lang gele den beraamde hij met dien vriend allerlei misdaden, zooals de diefstal bij Mr. Asser, een diefstal bij den burgemeester, die evenwel niet tot uitvoering kwam en eveneens den moord en diefstal bij de weduwe Bute. Oudshoorn zou evenwel tot geen dezer misdrijven medewerken, daar hij nooit 's avonds uit kon gaan. Herhaaldelijk trachtte hij de beide vrouwen te vergiftigen nu met loodwitdan met zuringzout of met een slaapmiddel. Geen dezer po gingen slaagde. Eenmaal had hij loodwit in een koffiekan geworpen, maar dien avond dronken de vrouwen geen koffie. Een andermaal mengde hij, loodwit in taartjes en ging die aan de slacht offers brengen, toen ze onderweg on der zijn buis vandaan vielen en hij ze niet meer kon vinden. Ook be raamde hij een plan om de beide vrouwen met een touw te worgen. Eindelij k had hij besloten, de vrou wen op den eersten keer dat zich de gelegenheid voordeed, te vermoorden, Oudshoorn wist daarvan en had, Anna Beijers ziende, nog eens gezegd heeft een dun nekje, 't Is toch jam mer van de meid!" Boes evenwel antwoordde: „ja, het moet toch ge beuren en wel vóór Alkmaarsche kermis." Op den avond toen hij de daad beging, zag hij Anna Beijers vóór den winkel staan en maakte met haar een praatje, bij welke gelegen heid zij hem haar portret beloofie. Een paar uur later ongeveer kwar tier voor elven, keek hij over de schutting en zag alleen vrouw Bute de achterkamer zitten met een krant. Toen besloot hij het maar da delijk te doen, klom over de schut ting en nam een bijl mee, die hij onderweg zag staan. Na een paar oogenblikken van aarzeling opende hij de deur en viel onmiddellijk aan op vrouw Bute, die met den rug naar hem toe zat. Met kracht en zoo «Del hij kon gaf hij haar drie slagen met het scherp van de bijl, op het hoofd en ging toen haastig weer weg. Vrouw Bute riep alleen: „O God, o God, o God I" Meer kon zij niet zeggen. Nu klom hij weerover de schuttin; en ging door de herberg van zijn vader naar buiten de straat op, geilde dat hij naar zekeren H ekstra ging. Inplaats daarvan bleef hij staan voor het huis van vrouw Bute, wachtte tot er geen voorbijgangers te zien waren en ging toen het huis (een winkel) binnen, waarbij hij de bel vasthield om geluid te beletten. Daarna sloot hij de deur achter zich, deed zijne schoenen uit, blies de lamp uit en sloop, na een groot mes te hebben gegrepen, dat in den winkel lag, naar de kamer waar Anna Beijers te bed lag. Met het mes gaf hij het ongeluk kige meisje een steek in den hals. Door eene onwillekeurige beweging gaf zij hem een slag in het gezicht. Daarop stak hij de lamp aan en wilde in de kast naar geld en geldswaardige voorwerpen zoeken, toen hij zag dat Anna zich ophief op éen knie en het bed trachtte te verlaten. Hij duwde haar weer in den hoek en sneed op nieuw haar hals door en dat met zulk een geweld, dat het mes er krom van werd. Ook vrouw Bute ademde nog en haar maakte de onverlaat met een snede van hetzelfde mes af. Toen waschte hij zich, stal alles wat hij vioden kon en borg dat in zijn zakken. Toen wou hij weer te ruggaan naar huis, maar daar hij le ven op de plaats meende te hooren, wachtte hij nog een poosje op het privaat en klom toen weer over de schutting. Toen begroef hij het ge- 8tolene in het steegje naast het huis. Maar hiermede was zijn schrikke lijk werk nog niet volbracht. Opnieuw klom hij over de schutting en ging weer in bet huis waar zijn slachtoffers dood lagen. Hij schroefde de peer van een der petroleumlampen af, goot den inhoud daarvan over de licha men uit en stak die in brand, met de bedoeling dat alles verbranden en daarmee elk spoor van de misdaad verdwijnen zou. Het lijk van Anna Beijers sleurde hij uit het bed om naar zijn pet te zoeken, die hij ver loren had, maar op dat oogenblik niet vond. „Maar bedacht je niet," zoo vraagt de president, „dat als het huis van vrouw Bute verbrandde, ook het huis van je vader en jelui allemaal gevaar liept Beklaagde antwoordt toestemmend. Hij had dan ook besloten, wakker te blijven opdat hij bij eventueel brand gevaar met zijn broers en zijn zusje nog tijdig de trap af zou kunnen gaan. Bovendien had hij met Jan Ouds hoorn afgesproken, dat deze zoodra hij brandalarm op straat zou hooren maken, de brandspuit van Lycurgus waar deze vlak bij woonde, uit het huisje zou halen, om de premie voor de eerstaankomende spuit te verdienen. Juist toen hij naar bed wilde gaan, zagen zijn vader en moeder hem en laatstgenoemde vroeg„hoe komt je haar zoo nat?" Hij antwoordde, dat hij bij Hoekstra punch gedronken had en dat zijn pet in de sloot was ge vallen, waarna hij zoo gauw moge lijk naar boven liep en naar bed ging- Het was nu ongeveer middernacht. Zijn uitputting was zoo groot, dat hij in weerwil van zijn besluit, niet wakker kon blijven en indutte. Toen hij wakker werd verbaasde het hem dat hij van geen brand hoorde of zag. Hij had den afschuwelijken moed om weer naar beneden te gaan, over de schutting te klimmen en de twee iijken opnieuw met petroleum te begieten en in brand te steken. Daarna ging hij weer naar bed en ontwaakte te 6 uur. Nog was er geen brand te zien en de gedachte kwam bij hem op, dat hy toch moest trach ten zijn pet weer te vinden. Voor de vierde maal ging hij het huis binnen, de lijken voorbij en vond onder de bebloede dekens van het bed waarin Anna Beijers gelegen had, de pet, die evenwel zeer met bloed was bevlekt. Kalm wiesch hij de pet uit en ging toen op de slaapkamer wat naar buiten kijken, totdat het tijd was om naar beneden te gaan. Dienzelfden Zondagmorgen ont moette hij Oudshoorn en zei: „nu het is gedaan 1" „Dat heb ik ge merkt," zei Oudshoorn. Daarop gaf Boes hem een muntbiljet van tien gulden en spraken de twee af, dat zij elkander niet zouden verraden. Maandag zag zijn moeder bloed vlekken aan zijn overhemd en trachtte hem uit te hooren of hij iets van den moord wist, doch hij hield zijne ont ken tenis vol. Den Vrijdag daarna raadde zijn moeder hem aan als hij den moord gepleegd had, zich maar liever te verdrinken en in overleg met Oudshoorn, besloot Boes op het voorbeeld vermeld in een der opge roeide romans, een der gestolen ket tingen neer te leggen op het erf van Alot om de verdenking op dezen te werpen. „Heb je wel eens," vraagt de presi dent, „eenig gevoel van berouw ge kregen „Ja, soms." „Om welke reden? Omdat de misdaad ontdekt was „Neen, omdat ik het gedaan had.'^ „Heb je dus geen voortdurende wroeging? Of weet je niet wat wroe ging is?" „Neen." De verdediger, mr. Van der Hoe ven vraagt nu of de beklaagde ge loofd heeft wat men hem zei, dat namelijk zijn moeder dood was ,Eerst niet, toen mijn zuster het schreef zoo'n beetje." „Heeft de vader van beklaagde niet gezegd: „nou, Klaas, dat is wel een beet je al te erg „Dat weet ik niet meer, vader heeft wel gevraagd naar de voorwerpen." „Wisten zijne ouders toen zij in de volgkoets achter de lijken zaten, dat beklaagde d-3 vrouwen had ver moord „Niet zeker." „Gebleken is, dat Jan Oudshoorn en beklaagde tal van gesprekken heb ben gevoerd over allerlei misdaden,"' zegt verdediger ten slo.tte. „Wie be gon daarmee, Oudshoorn of de be- "aagde „Ik meneer," zegt Boes zonder een oogenblik te aarzelen. Na de pauze, die volgde op dit lange verhoor dat door den president met veel tact tegenover den beklaagde werd afgenomen werd gehoord de rechter-eommi8saris, Mr. Lagerweij Deze verklaarde o. a. dat hij driemaal teekenen van uiterlijke aandoedoening had waargenomen, bij het vernemen van den dooa- zijner moeder, bij het intrekken van de valsche beschuldiging van Alot en vooral bij het terugzien van de wapenen, die hij bij den moord had gebruikt. Wat hem gevraagd werd begreep hij steeds voldoende. Het overige van d t zittinggedeelte wordt ingenomen door voorlezing van de rapporten en nadere toelichting door de doctoren, die de lijken hebben gezien, Dr. Simon Thomas te Alkmaar en de heer A. Melchior, arts te Scha- gen. Te vijf uur wordt de zitting tot zeven uur geschorst. In de Avondzitting van Maandag kwam het eerst als getuige voor de brigadier der rijks veld wacht I. P. van der Struiff. Op de schuttiugaan de zijde van Boes heeft hij den afdruk van een bloedigen vinger opgemerkt. De moeder van Boes, aldus deelt hij mede, had weinig op met de politie, daar ze eens wegens mishandeling heeft terecht gestaan. Het was een driftige vrouw, die niet veel gaf om haar man en zorg had voor haar uiterlijk, zonder bepaald pronkziek te zijn. De reden waarom zij zich op zoo ijselijke manier heeft van kant gemaakt (zooals men weet sneed zij zich met een scheermes na de gevan genneming van haar zoon den hals af) is den getuige niet bekend. De vader van beklaagde werd overheerscht door zijn vrouw en had niets te zeg gen. Vrouw Boes is in huis geweest toen de lijken er nog waren en gedroeg i zich vriendelijk, buitengewoon vrien delijk zelfs. Jan Oudshoorn was een weinig in 't oog vallend persoon, stil en terug getrokken van zijn jeugd af aan. De volgende getuige is de gemeente veldwachter Abma te Schagen. Hij is I de man, die met den eemeentereini- ger Rietveld, eigenlijk genaamd Dom per, ontdekt heeft dat er onraad was in het huis van vrouw Bute. Hij ver- j telt hoe hij aan het gordijn voor het I venster den bloedigen afdruk van vijf vingers vond en dat er onder het lijk van Anna Beijers door het tapijt heen een gat in den vloer was ge- aangeboden voor Ann. Dat zal kosten besparen, en ik vind het met meer dan natuurlijk zoo te handelen." „Natuurlijk ik zie het niet in. Evenwel," voegde hij er bij, „wanneer uwe nicht het wenscht dan is het voldoende." „Daar is zij," zeide Arnold toen de deur openging, „u kunt het haar zelve vragen." „U wenscht dus Ann naast uwe moeder een plaats in het graf te geven vroeg hij en drukte de hem toegesto ken hand. „Ja, zoo dacht ik er over dokter Viret. Als u er geen be zwaar in ziet." „Ik volstrekt niet; wanneer het werkelijk uw verlangen is. Maar wees nu niet onverstandig: is er hier werkelijk geen geldquaestie in het spel?" Hij scheen op dit punt zeer moeielijk te overtuigen, maar ten slotte was de zaak beslist, en Arnold slaakte een zucht van verlichting. „Nu genoeg daarover," zeide hij. „Drommels dokter, ik ben er leelijk van af gekomen vannacht, nietwaar?" „Ja, je bent in het hol van den leeuw terecht gekomen. Je zult je vergieeing nu toch wel willen erkennen. Je hebt mij op mijn woord ook nog doen gelooven, dat er eene vrouw in het Bpel was." „Ik geloof het nog, dokter." „Hmu hebt goede redenen om sceptisch te zijn." „Ik stem toe," was Arnolds bescheid, „dat ik dom gehan deld heb. Inplaats van voorzichtig te werk gegaan, heb ik er voor gezorgd, dat Fairford op zijn hoede was. Het is, dat hij mij heeft trachten te misleiden. Hij heeft den regen te baat genomen om zijn gelaat onder eene parapluie te verbergen en is zelf uitgegaan in plaats van de vrouw. O, ik doorzie zijn list!" Deze verklaring verwekte bij Florence niet weinig teleur stelling. Wanneer Lizzie alleen Owen zelf had gezien, dan was het volstrekt onnoodig om te gelooven, dat hij eene vrouw bezat. Toch kon zij Arnolds veronderstelling niet ge heel van zich werpen, zooals zij had gewenscht. Het was toch wel mogelijk, dat iets hem was ter oore gekomen van het komplot door de Mogfords gesmeed, en dat hij hiervan ge bruik had gemaakt om de geruchten, die nu in het dorp algemeen werden, te logenstraffen. Toen Owen dien namiddag kwam wist zij nog niet wat er van te moeten denken. Het was een bezoek, dat zij dien geheelen dag half met vrees, half met verlangen had te gem o et gezien. „Door leedwezen kan men den gebroken arm van uw neef niet heelen," zeide hij, „en het is vrij onnoodig om te zeggen, dat het mijn voornemen niet was om mijnheer Derwent let sel te bezorgen. Tot zekere grens vrees ik, dat dit het geval was. Miss Derwent," voegde hij er ernstig bij, „ik begrijp, dat u groote nieuwsgierigheid zult koesteren betredende betreffende...." Hij zweeg met eenige verlegenheid en na een oogenblik van aarzeling, keek zij hem vrijmoedig aan. „Ik was ik ben nieuwsgierig, zeer nieuwsgierig mijn heer Fairford." „Ik ben er zeker van. dat dit het geval moet zijn," ver volgde hij, „toch kan ik zelfs niet trachten uwe nieuwsgie righeid te bevredigen. Ik kan u geen verklaring aanbieden geen woord, en het ergste is, dat ik u misleid heb." „O," riep zij uit, „ik zou u geen oogenblik willen verbin den met misleiding." „Dank u," Hij zeide dit met groote warmte en voegde er na eene korte stilte bij „Ik weet, dat ik uwe nieuwsgierigheid in de hoogste span ning breng, en slechts om mijn eigen baatzucht te voldoen voor iets anders niet. Ik wilde u echter verzoeken Florence, in 's hemelsnaam niet naar den schijn te oordeelen, hoe die ook moge zijn." Voor haar was dit oogenblik een gewichtig oogenblik Eene zekere plechtigheid scheen dit onderhoud te beheerschen en zij ging niet te rade naar de stijve vormelijkheid, die in gewone omstandigheden in hun onderhoud in acht zou zijn genomen. „Ik heb nooit gevraagd, nooit een oogenblik getwijfeld. Natuurlijk heb ik begrepen, dat een geheim een schaduw werpt over uw leven, iets zeer droevigs en pijnlyks. Ik ik* wenschte alleen dat het in mijne macht was u te helpen." (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 2