BI RÖÖKFIELD. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. EEOHÖSBOÜW. l2e Jaargang Maandag 21 Januari 1895. No. 3543 ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIËN: Dit nummer bestaat uit twee bladeu. c. 'STADSNIEUWS. Enquête-Verslag F E U ETON Vo»r Haarlem per 3 maandenf 1,20. Fraaoo door Let gelieele Kijk, ]nr 3 maanden l,G5. Atzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37J. Dit felatl verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat X-=l=, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meër 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Keclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiere. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publicité Etrangèrc G. L. DAUBE dt Co., JOBS F. JONES, Succ., Patjjt 31fria Faubourg Montmartr* EERSTE BLAD. BILJETTEN voor Vellingen en Aanbestedingen, voor Feestelijk heden, Concoursen etc. kan men ter Stoomdrukkerij van dit Blad tot hoogst billijken prijs laten drukken. Nieuwste lettersoorten. Spoe dige aflevering. De Directeur Uitgever Haar Jem, 19 Jan. 1895. over bouw Heden is verschenen het verslag van de in de raadszitting van 14 No vember 1894 benoemde commissie uit den gemeenteraad, bestaande uit de heeren mrs. W. A. 't Hooit, Rethaan Macaré en F. W. van Styrum, tot onderzoek naar de plaatsing van het brongebouw in het Frederikspark. Na verhoor der architecten, deheeren J. A. G. van der Steur en D. E. L. van den Arend en der betrokkene gemeen te-ambtenaren en deskundige, richt de bedoelde commissie eene tweetal zeer lijvige stukken tot den Raad, waarvan het een de verhooren van de verschillende bij de zaak betrok ken personen, niet minder dan 22 en het andere, dat een beknopt overzicht en de conclusie der Commissie be helst, 8 pagina's druks groot is. Wij moeten ons dus bepalen tot een uittreksel. Allereerst dan zij me- deged eld, dat de Commissie komt tot de navolgende slotsom „Resumeerende komt het ons voor, „dat hoewel lang niet alles tot klaar- „heid is kunnen gebracat worden en „meer licht ons zeker aangenaam zon „zijn geweest, uit het gehouden on- „derzoek is gebleken, dat van het voor „de rooiïng aangegeven punt is afge- „weken, doch dat de bewering der architecten, dat dit is geschied in overleg met en onder medeweten „van de gemeente-ambtenaren en van „den heer Zocher, niet nader is ge staafd." Aan de toelichting der Commissie ontleenen wij de navolgende zinsne den Het staat vast, dat het te stichten ge bouw in strooken is uitgelegd; verschil bestaat echter over de zeer belangrijke vraag, of vóór dien tijd besloten is het gebouw achteruit te zetten en of zulks heeft plaats gehad in overleg en met goed vinden van den heer Michielse. Naar de verklaring ,van den heer Mi chielse duidde de lijn, welke door dat punt rechthoekig door de aslijn werd ge trokken, aan waar het opgaande werk moest beginnen, terwijl de architecten meenen, dat daardoor alleen werd aange duid de grens welke, in de richting naar de Baan, niet mocht worden overschreden. Zij, de architecten, baseeren dan ook de beweerde goedkeuring van den heer Michielse niet op hetgeen vóór, maar op hetgeen na de uitlegging van het gebouw zoude hebben plaats gehad. Wat is omtrent die uitlegging zelve ge bleken? Dat de maten werden afgelezen door den architect van den Arend, terwijl Traanberg, met het meetlint assisteerende, volgens die door den heer van den Arend verstrekte aanwijzingen de jalons op de uitspringende hoeken van het gebouw plaatste. Of de lieer Traanberg bij die gelegenheid fungeerde als een vanwege het gemeentebestuur controleerende amb tenaar, dan wel eenvoudig ten gerieve der architecten hulp verleende, is niet tot klaarheid gekomen. Verder mag als vaststaande worden aangenomen, dat de uitlegging is begonnen bij den gevel van de bestuurs- en bureau listenkamers en dat gaandeweg, bij gebrek aan jalons, de eerstgeplaatste jalon (in den top van den driehoek) is weggenomen. Daardoor viel het niet meer dadelijk in het oog, dat 'het gebouw was uitgelegd op eenigen afstand achter dien jalon, welke de plaats aanwees, waar het opgaande werk moest beginnen. Over de vraag of bij die gelegenheid de heer van .den Arend aan den heer Traanberg heeft medegedeeld, dat het gebouw achteruit was gezet en dat er re kening moest worden gehouden met de i.8o M. voor de treden, heeft de enquête geen licht verspreid. Het is voorts pertinent ontkend door Traanberg en de juistheid van de be wering is door geen enkele verklaring gestaald. Nadat het gebouw was uitgelegd hebben de heeren van der Steur, van den Arend, Zocher en Michielse het rond geloopen. Volgens de voorstelling der architecten zou bij die gelegenheid de achteruitzetting van het gebouw met de heeren Zocher en Michielse zijn besproken en in overleg met hen vastgesteld. De heer van der Steur heeft dien aangaande verklaard dat, terwijl de heeren Michielse en van den Arend in zijne onmiddellijke nabijheidston den, hij onder de accacia tot den heer Zocher heeft gezegd, dat tengevolge van de trappen het gebouw is terug gezet moeten worden en dat de heer Zocher, na zijn kaartje geraadpleegd te hebben, daarop geantwoord heelt „als de aslijn maar op de juiste plaats staat-, dan is het mij om het even, of het gebouw wat voor- of achteruit staat." Wordt deze bewering door den heer Zocher als juist erkend? In geenendeele: de heer Zocher ontkent pertinent ieder overleg met hem over de achteruitzetting; hardhoorend zijnde acht hij het mogelijk, dat de heer van der Steur iets van dien aard gezegd heeft, maar hij kan daar nooit op geantwoord hebben in den zin als is beweerd, aangezien hij eerst van de achteruitzetting heeft vernomen, toen de quaestie bij den Raad ter sprake kwam. Ten opzichte van den heer Michielse zijn de heeren van der Sleur en van den Arend bij hunne verklaringen minder per tinent geweest dan bij hun adres; de heer van der Sleur veronderstelt, dat de heer Michielse het gesprek met den heer Zo cher over de achteruitzetting (gelijk is ge zegd, door dezen ontkend) wel zal hebben gehoord, doch erkent dat hij den heer Michielse nooit heeft gevraagd om het gebouw achteruit te mogen zetten, be werende dat zulks een gevolg is geweest van een gemeenschappelijk overleg, zon der te kunnen zeggen, welk aandeel de heer Michielse daarin gehad heeft. De heer van den Arend heeft ver klaard, dat hij onder de accacia o. a. met den heer Michielse heeft besproken, dat het gebouw i.8o M. achteruit was gezet; dat hij o. a. zeker weet, dat 'de heer Mi chielse met hem op de werkkaart keek. toen hij onder de accatia zeide: «heeren. het gebouw staat nu «i.8o M. achteruit.'1 Bij een later verhoor heeft de heer van den Arend opgegeven, dat hij natuurlijk den heer Michielse geen verlof had gevraagd voor die achteruitzetting, omdat hij begreep dat deze «niet bevoegd was om daar «ver gunning voor te verleenen," Op onze vraag aan den heer van den Arend of hij dat, voor hen zoo belang rijke gesprek onder de accacia ook aan den heer Michielse in herinnering heeft gebracht, hetzij toen zij na diens schrijven van 13 October zich op het bureau van gemeentewerken vervoegden, hetzij bij de daarop gevolgde conferentie voor den heer Burgemeester, heeft hij in ontkennenderi zin geantwoord. Zoowel bij bet adres als bij de ver klaringen spelen de piketpalen een groote rol, zonder dat daarover vol doende lieht is verkregen. Diende de noordelijkste dier palen enkel als rich- tingspaal of ook als afstandspaal De architecten beweren het laatste, de heer Michielse het eerste. De heer van der Steur heeft zich ten bewijze van bet door hem inge nomen standpunt beroepen op de omstandigheid, dat op dien piketpaal, op last van den heer Michielse door den onderbaas Saeys een kruiszaag- enede is aangebrachtde heer Mi chielse ontkent zulksde heer van den Arend weet niet op wiens last die kruiszaagsnede is aangebracht, terwijl Saeys, daarover ondervraagt, heelt verklaard dat hij niet weet of de heer Michielse daarbij tegenwoordig was, maar dat bij de zaagsnede aanbracht op last van de heeren van den Arend of Traanberg, waarna beiden verklaar den, dat het zoo goed was. Intusschen kon op andere wijze blij ken, dat de heer Michielse dien paal als afstandspaal had bestemd en als zoodanig was de verklaring van den aannemer van Ommeren, bij het adres >gd, van groot belang. Daarin staat dat, nadat de afstand van den piketpaal naar den gevel van de be stuurs- en bureaulistenkamers was gemeten en bevonden was 12.10JÉ te zijn, deze maat door den heer Mi chielse werd aangegeven als die, waar uit van uit den pikaatpaal de genoem de gevel moest worden aangelegd. Genoemde aannemer, na de perti nente ontkentenis van den heer Michielse ondervraagd, heeft daarop te kennen gegeven, dat hij zich bij zijne schriftelijke verklaring te sterk had uitgedrukt; dat hem ndch door den heer Michielse, nóch door den heer Traanberg ooit is gevraagd, of zij zich aan die maat hadden gehou den en hij alleen weet, dat de heer Michielse „bij de heeren was," toen hem de maat van 12.105 werd opge geven. Als een bewijs dat de zaak van de achteruitzetting in alle opzichten was geregeld en zij die zonder terughou ding behandelden, hebben de archi tecten gewezen op de omstandigheid dat, toen de heer Vierkant op het terrein is gekomen, zij hem uit eigen beweging hebben medegedeeld dat het gebouw was achteruitgezet, zij het ook dat zij daarbij niet hebben opgegeven hoeveel. Uit de verklaring van den heer Vierkant volgt ten opzichte van den heer van den Arend beslist het tegen deel; wat den heer van der Steu r be treft Ï8 de hcSr Vierkant minder per tinent als de heer van 4er hem dit gezegd heeft, heelt £ij dit in ieder geval niet begrepen. Ten slotte noemt de Comm. hêt onverklaarbaar, hoe de architecten, wetende dat het gebouw niet M. 1.80 maar meer zuidelijk zou verrijzen, voortdurend hebben gesproken over een terugzetting van M. 1.80. Verhoord werden achtereenvolgens en later in elkanders bijzijn de beide architecten, de aannemer M. van Om meren, de timmerlieden J. F. Bakker en W. Saeijs en de heer L. P. Zocher benevens de gemeente-ambtenaren: de heeren Michielse, Traanberg en Kol- lerie. Tentoonstelling Berlage. Op het Museum van Kunstnijver heid alhier wordt op het oogen- blik eene tentoonstelling gehouden van de werken van den architect H. P. Berlage Nz. Ofschoon de heer Berlage op het gebied der architectuur in ons land eene bijzondere plaats inneemt, heb ben de hier tentoongestelde teekenin- gen, in verband met de plaats waar de tentoonstelling gehouden wordt, in hoofdzaak betrekking op het kunst ambacht en zijn vooral voor deH practiech gevormden werkman zeer merkwaardig omdat ze alle voor de praktijk hebben gediend. De betimmering, meubelen en ver* dere détails voor de proeflokalen van Lucas Bols, voor „Arti et Amicitia" en vele andere gebouwen zijn voor den timmerman en meubelmaker, voor den kunstsmid, in éen^woord voor allen, wier hulp bij het daar stellen van een gebouw wordt ingeroepen, zeer merk waardig, omdat men dergelijke tee- keningen hoogst zelden te zien krijgt. Dat de artistieke bekwaamheid van den ontwerper gepaard mei de zeer ont wikkelde vaardigheid van zijn teeken- stift hier bijzonder in het licht treden, bewijzen de verrassende op lossingen, die de ontwerper vaak bij de meest eenvoudige onderwerpen weet te verkrijgen. De tentoonstelling zal Zondag 20 Januari a.s. geopend zijn des morgens ten 10 uur. Des Zondags is de toegang vrij. Officieel wordt ons medegedeeld, dat de kerkeraad van de Remonstran- sche Gemeente alhier in hare gister avond gehouden vergadering met al- gemeene stemmen besloten heeft, dat aan alle bladen die zulks wenschen de opgave der predikbeurten geregeld zal worden verstrekt, mits deze des Vrijdags op een zeker uur bij den koster worden afgehaald. Ten aanzien van de quaestie der Predikbeurten verwijzen wij naar het Zaterdagavonapr«^je ons tweede blad. De collectie in „Maison Hals" is vermeerderd met de navolgende stuk ken: Bertzik: Meisjeskop; Van Borselen: Riet en Boomen; Jan van Essen: In het Boscb; W. Verschuur Sr.: In den Naar het engelsch van THOMAS COBB. 31) HOOFDSTUK XVIII. Inspecteur Holt. „Op het oogenblik nog alles te gelijk, maar," voegde de detective er bij, „ik wilde gaarne nog een paar vragen- tot dokter Viret richtenHoe zag het graf er uit dokter u hebt zeker de begrafenis van mevrouw Derwent, wel bijge woond het was toch zeker niet met steenen dichtge metseld „Ja, dat was het wel." „Watu weet toch, dat als een lijk in een gemetseld graf wordt begraven, bet in een looden kist moet zijn vervat, die ten slotte wordt dicht gesoldeerd Nu moet er in dat looden omhulsel toch eene opening zijn?" „Laat ik u dat eens verklaren," zeide dokter Viret. „Het graf was reeds verscheidene jaren familie-eigendom en mijn heer Derwent wilde, dat zijne vrouw er in begraven werd en er nog genoeg ruimte overbleef om zijn stoffelijk overschot te bevatten als zijn tijd gekomen was. Hij bad echter een stokpaardje u zult er hem wel eens over hebben hooren epr-Ëen mijnheer Edwards „U bedoelt het stof tot stof systeem dokter O ja, ieder die hem kende heeft hem er wel eens over hooren spreken. U moet weten inspecteur, dit mijnheer Derwent van oordeel was, dat boe eerder iemand in aanraking kwam met moeder aarde des te beter." „Eo," vo"-?de dokter Viret er bij, „de moeielijkheid was I om dit begrip m uitvoering samen te doen gaan met zijn wensch om het bestaande gemetselde graf te gebruiken. Hij dacht er nog nader over na, en kwam tot de ervaring, dat i autoriteiten toestaan zulke graven te laten vullen en in i dit geval bestaat de lijkkist alleen uit een houten omhulsel." „In het denkbeeld dus," voegde Edwards er bij, „dat het hout weldra zal verteeren, en het lijk in aanraking brengen met de aarde." „Dat is de reden," zeide dokter Viret, „dat het graf in den nacht na de begrafenis epen is gebleven." „Is het open gebleven?" vroeg Holt. „Ja, natuurlijk zal de doodgraver het wel eenigszins heb ben bedekt; tenminste bet is niet wel aan te nemen, dat bij de lijkkist zoo open zou laten liggen." „Hij zal wel planken over het graf hebben gelegd," zeide Edwards. „De misdadiger had dus niets anders te doen dan deze te verwijderen, het deksel van de kist los te maken, en de lijken te verwisselen; ofschoon het onbegrijpelijk is, wat ter wereld zijne beweegreden daartoe,kan zijn geweest.Misschien zal het onderzoek eenig licht over deze zaa k verspreiden." „Op het oogenblik," zeide de detective, „is ze nog geheel in duisternis gehuld. Natuurlijk veronderstellen wij, dat de_ moord is gepleegd in den nacht van den 4en Maart. Wan neer het een moordaanslag is geweest, dan moeten er sporen van geweld aanwezig zijn; wij hebben meer gegevens noodig „Denkt u wel aan den inbraak inspecteur?" merkte Ed wards op. „Zeker mijnheer, ik heb een tamelijk goed geheugen. „Ik dacht dat u miss Derwent zou vertegenwoordigen bij het onderzoek, mijnheer Edwards," zeide dokter Viret en stond op; dat kan morgen reeds plaats hebben zoodat er geen tijd overbleef om u te schrijven." „Zoodra u zeker weet, dat het gehouden zal worden," antwoordde Edwards, „wilt u het mij en inspecteur Holt zeker wel seinen." Na dit te hebben beloofd verliet dokter Viret het kantoor en keerde met den laats ten trein naar Rook field terug, waar bij aankwam lang nadat Florence zich doodelijk vermoeid ter ruste had begeven. Zij genoot echter weinig slaap. Er waren oogenblikken geweest, dat zij bijna naar een einde der spanning had verlangd; zoo vreeselijk scheen haar de onze kerheid toe, dat zelfs de overtuiging te bezitten van Derwents dood haar minder rampzalig voorkwam. Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 1