BINNENLAND.
ÖemengdNieuws.
deren, die van daag vriendelijker dan
ooit jerens mij was. Ik onderhield
mij langen tijd met haar en werd zoo
meegesleept door hare taal, dat het
mij moeilijk viel, haar mijne gene
genheid te verbergen. Wat speet het
mij, dat onze reis nu reeds ten einde
spoedde 1 Ik nam mij vast voor, direct
na onze aankomst te Montevideo de
familie te bezoeken en deelde Edu-
arda dit mijn voornemen mede. Zij
moedigde mij meteenen vriendelijken
glimlaeh aan en verzekerde mij, dat
haar vader bepaald blij zoude wezen,
mij te leeren kennen.
[Overgelukkig verliet ik haar.
Voor den avond was een afscheids
feest afgesproken. Na de thee vereenig-
den alle passagiers zich in het salon
om voor de laatste maal in gezellige
vroolijkheid samen te zijn. De cham
pagneglazen klonken, telkens en
telkens opnieuw werd er op onze ge
lukkige reis gedronken, die ook niet
door het kleinste ongeval verstoord
was. Om elf uur gingen de dames ter
ruste, terwijl wij mannen naar de
rookkamer gingen en daar nog wat
bleven drinken en zingen. Toen donna
Franceses afscheid van mij nam, zeide
zij„Tot weerziens 1" en zacht voegde
zij er bij„Van nacht I"
Bij deze vermaning ging mij een
koude rilling door de leden een
oogenblik dacht ik aan den dood,
maar de volgende glazen champagne
verjoegen mijne sombere gedachten.
Middernacht was reeds lang voorbij,
toen de een na den ander opstond,
om zijne kooi op te zoeken. Ook ik
wilde opstaan, maar gevoelde, dat de
rijkelijk genoten champagne niet zon
der uitwerking gebleven was.
Ik kon niet opstaan.
Met bet hoofd in de handen had
ik bepaald we! een kwartier alleen
in de zaal gezeten, toen een dof ge-
druisch mij deed opschrikken. Vroe
ger reeds had ik opgemerkt, dat het
schip niet meer zijnen rustigen gang
had, nu echter begon eensklapB een
gestoot en geschommel, dat de glazen
van de tafel rolden.
In een oogenblik was mijn wijn-
roes over. Ik snelde naar het dek,
waar ik de bemanning in koortsach
tige bedrijvigheid vond. Wat mij voor
een uur nog ondenkiaar had toege
schenen, was gebeurd een woedende
pampero had ons verrast en dreet het
schip met een onweerstaanbare kracht
naar de noordelijke kust van de La
Plata, die hier aan den mond eene
breedte van meer dan honderd mij
len heeft en zich alleen door de troe
bele kleur van haar water van de
oceaan onderscheidt. Te vergeefs hijg
de de machine tegen de geweldige wa
termassa de aanval was te heftig
en onverwacht gekomen.
De storm gierde huilend door het
touwwerk en zweepte de golven on
stuimig tegen het wankelende vaar
tuig, dat nu eens hoog opgetild werd,
om in het volgende oogenblik weer
in het kokende schuin» weg te zin
ken. Met namelooze inspanning ge
lukte het mij, in de nabijheid der
commandobrug te komen, waar de
kapitein met zijne oificieren stoud te
beraadslagen. Van tijd tot tijd hoorde
men het eentonige roepen van den
matroos, die bij den boeg het schiet
lood in de zee wierp, om de diepte
van het vaarwater te meten.
„Acht vademen!" klonk het nu, en
direct daarna: „Twaalfvademen!"Ik
herademde; wij schenen ons van de
dreigende riffen te verwijderen.
„Twintig vademen 1"
De kapitein knikte bevredigend met
het hooid.
„Acht vademen! Vier vademen!"
De eerste officier snelde verschrikt
naar des preakbuis, om den machinist
een luid „Terug toe te roepen
te laat! Een vreeselijk gekraak, de
boeg zakte, het achterste gedeelte der
boot verbiet zich hoog boven de zee,
zweefde een oogenblik vrij in de lucht
en viel daarop weer in het water
neer. Wij waren op eene klip geraakt,
die zich diep in het machtelooze
vaartuig boorde en het met gewel
dige kracht vasthield.
Nu stormden alle passagiers wan
hopig naar het deker heerschte een
onbeechrijfel. ke verwarring slechts
twee menschen hadden hunne tegen
woordigheid van geest bewaard de
kapitein en donna Francesea. Rustig
begaf deze zich naar den comman
dant en vroeg hem of het schip te
redden was. Op zijn ontkennend ant
woord zag zij ruet nadenkenden blik
in 'trond, als.,-fzij de verschrikkelijke
werkelijkheid met haren droom ver
geleek, daarop richtte zij zich tot mij
en zeide„Nu moeten wij sterven,
don Enrique alle» is gekomen,
zooals het komen moest."
„Ik staarde haar aan, niet in itaat
een woord te spreken, de schrik had
mij verlamd." Nu zag ik Eduarda,
die hare zuster weenend omstrengeld
hield. Haar aanblik gaf mij mijne
koelbloedigheid terug, met eeneu
sprong was ik aan hare zijde.
„Moed 1" riep ik haar toe, nog niet
is alle hoop verloren, wij zijn in de
nabijheid van het land
„In de bootenl" klonk des kapi
teins bevelende "stem, en overeen
komstig dat bevel werd een vaartuig
gevuld met de vrouwen onder wie
sennora Graciano, die in de alge-
meene verwarring van hare dochters
gescheiden werd. Eduarda en Elena
wilden haar volgen, maar een officier,
hield haar terug. „De boot af!" riep
den matrozen tee.
Nu hoorde ik donna Francosca's
stem, die mg toeriep: „Zorg voor
mijne kinderen"!
„Tot den laats ten ademtochtriep
ik terug.
De boot stootte af, werd echter
onmiddellijk door den maalstroom
weggerukt, de manschappen «treden
met de kracht der vertwgfeling tegen
de branding te vergeefsEene
gelf, die met verbazende snelheid
kwam aanrollen, slingerde de boot
in de hoogte en begroef haar voor
altijd inden wild schuimenden vloed.
Een kreet van ontzetting ontsnapte
aan de aan boord achtergeblevenen
de laatste hoep op redding was
bij dezen aanblik uit elke borst ge
weken.
Eensklaps gevoelde ik mij van
achter aangegrepen.
„Laat het meisje los I" riep een
heesche stem.
Ik liet Eduarda op het dek glij
den en keerde mij om. Voor mij
stond de heer Godin met van woede
verwrongen gezicht.
„Weg van hier!" Zij is de mijne!
riep hij en beproefde mij op zijde te
stooten.
Ik gin?: vastberaden tegenover hem
staan. „Mij heeft haar moeder haar
toevertrouwd" zoo lang ik leef, zal
ik haar niet verlaten," zeide ik.
„Welnu," antwoordde hij, „dan
ontsla ik u van uwe belofte," en met
de snelheid des bliksems haalde hij
eene revolver te voorschijn en mikte
op mijns borst.
Toen gebeurde er iets onverwachte.
Eduarda die weer tot zich zelve ge
komen was, stormde naar hem toe
en beproefde hem het wapen te ont
rukken. Het schot ging af, zonder
iemand te verwonden. In het vol
gende oogenblik klemde Eduarda
zich angstig aan mij va6t. „Bescherm
mij voor dezen man!" riep zij, „jou
heb ik lief, jou alleen
Godin raasde.
Te midden van a! de verschrik
kingen, die ons omringden, met het
ontketende element, dat ons dreigde
te verslinden, voor oogen, ontspon zich
een wanhopige strijd tusschen on«
beiden. Hijgend van woede en inspan
ning bereikten wij den rand van het
schipmet eene kracht, die ik mij zelf
nooit toegedacht had, tilde ik mijnen
vijand op, om hem in de zee te slin
geren, maar eer ik mijn voornemen
kon uitvoeren, werden op mijne
schouders twee krachtige armen ge
legd, die mij tegen hielden. Niet in
staat, mij tegen dezen nieuwen aanval
te verweren, liet ik Godin los, die
half bedwelmd op zijde tuimelde,
schudde met de laatste inspanning
mijnen onbekenden tegenstander van
mij af, keerde mij om en keek
in het glimlachende gezicht van den
hofmeester, die mij vriendschapplij k
bij de armen vasthield en mij zacht
schudde.
„Sennora Graciano wacht buiten,om
afscheid van u te nemen.
Ik keek om. Was het mogelijk
Ik lag op een sofa van het rooksalon
het schip stond stil, en door de
vensters zag ik masten en wimpels en
in de verte de stad met hare bonte,
vriendelijke huizen, die in den zon
neschijn glansden.
„Waar ben ik vroeg ik, terwijl ik
mij de oogen wreef.
„In de haven van Montevideo,"
antwoordde de hofmeester lachend.
„Gij sliept zoo vast, dat het ons on
mogelijk was u te wekken, em u in
uwe hut te brengen. Gij schijnt leven
dig gedroomd te hebben."
„Donna Francesea leeft dus vroeg
ik, mijne zinnen nog altijd niet ver
trouwend.
„Ja, God zij dank!" riep eene
stem, die aan mijne vriendin, sen
nora Graciano scheen te behooren.
„Is het gepermitteerd nader te ko
men
Ik sprong verschrikt op en ordende
haastig mijn eenigszins verwaarloosd
toilet.
„Sta mij toe, u mijnen man voor
te stellen 1" zeide zij glimlachend en
zich tot eenen statigen heer richtend,
die met haar in de kamer gekomen
was, ging zij voort„Dat is don En
rique, de ionge Duitscher, van wien
ik je verteld heb en die ons zoo trouw
gezelschap gehouden haeft."
Ik zocht te vergeefs naar woorden.
Donna Francesea kwam naar mij toe
en zeide: „Vergeef mij, dat ik umet
mijne sombere vermoeden» gekweld
heb. Daarvoor zult gij nu ook de
eerste zijn, wien ik eene blijvende
familiegebeurtenis toevertrouwmijne
dochter Eduarda heeft zich met den
heer Godin verloofd, dien zij, zooals
ik nu eerst vernomen heb, rseds te
Parijs leerde kennen. Stel u voor,"
ging zij lachend voort, „terwijl wij
niets vermoedend musiceerden, heb
ben die twee alles beklonken en vra
gen onze toestemming aan haar vader
en mg en wij zijn zoo gelukkig die te
kunnen geven. Wij kennen Godins fa
milie al sedert jaren."
N* kwam Eduarda met haren ver
loofde naar mij toe en schudde mij
hartelijk de hand. „Wij zijn u zoo
dankbaar 1" zeide zij ondeugend glim
lachend. „Wie weet, of wij zonder u
zoo gelukkig zouden zijn. Niet waar,
gij zult ons dikwijls bezoeken?"
Ik weet niet meer, wat ik ant
woordde.
De boot was niet vergaan. Donna
Francesea was niet in de golven
begraven, geen haar van ons hoofd
was gekrenkt en toeh voelde ik mij
zoo terneergeslagen. Wie zou mij
vooruit voorspeld hebben, toen ik op
de boot stapte, dat ik al deze „vree-
selijke dingen" zou hebben te door
staan.
Een koninklijke gift,
H. M. de Regentes heeft ter be
schikking van den commisearis van
polite watereehout te Scheve-
ningen gesteld f1200, om daaruit
zeemans- en andere gezinnen, waarvan
de kostwinners, [door de schade aan
de schepen in den nacht van 22/23
December 1894, thans tijdelijk buiten
verdiensten zijn, te ondersteunen waar
dit blijkt noodig te zijn, en f2300 om
de schade te doen herstellen, die
eenige daarbij aangeduide personen
aan hun eigendommen leden.
De ondersteuning bestaat in bons
voor levensmidlelen en brandstoffen.
Geld wordt niet uitgereikt.
De ondersteuning geschiedt door
eene commissie bestaande uit de hee-
ren Vemée, A. de Jong, Jacob Pronk
Nz. en A. Hoogenraad.
Vrijdag werd daarmede een aanvang
gemaakt.
Begrafenis dr. A. H. den
Hartog.
Vrijdagmiddag had onder grooten
toeloop van belangstellenden de plech
tige uitvaart van dr. A. H. den Har
tog plaats te Amsterdam.
Aan het graf werd het woord ge
voerd door prof. Fabius namens de
vrije universiteit; door ds. van An-
del te Gorkum namens de gerefor
meerde kerkendoor den student
Boekenoogen namens het hospitium
en door ds. van Loon voor den Ker-
keraad der gereformeerde gemeente
aldaar.
De broeder des overledene directeur
van de H. B. S. te Nijmegen dankte
voor de eer den afgestorvene bewe
zen, waarna de vereenigde schaar het
2de vers van den 68sten Psalm aan
hief.
Ds. Winkel uit Zetten sprak ten
slotte den zegen uit.
Hiermede was de plechtigheid af-
geloopen.
Van Deth. fn Amerika.
In het Nbl. v. h. N. publiceert dr.
L. A. Bahler een sehrij yen, door hem
van dr. C. J. Calkoen uit Midland
Park N. J. ontvangen. Daarin komen
o. a. deze zinsneden voor
Ik denk dat Van Deth thans te
New-York is doch hij heeft nog al
veel moeten reizen en trekken. Met
de quaestie-Neerbosch heeft hij een
volledig fiasco gemaaktmenschen
die hem al genegen zijn, vinden zijn
optreden to bar en te ruw en deze
manier van doen sluit hem de deu
ren.
De heer Van Deth ondervindt een
heftieen tegenstand der predikanten
en der Nederlanders in Amerika en
ik geloof zeker dat als hij het geld
had, hij de zaak-Neerbosch zou ver
volgen maar de middelen ontbre
ken hem om zulks te doen. Sinds
lang heb ik niets meer van deü heer
Van Deth vernomen. Wat hij doet,
weet ik volstrekt niet. Van harte
wenschte ik hem in een betere posi
tie te ziendoch zijne ware positie
schijnt hij voor mij te verbergen.
Een „curieuse" beschrijving.
Een antwoord op deze vraag vindt
men in een pas te Chicago uitgege
ven verzameling groote fraaie licht
drukken, herkomstig uit alle hoekjes
der wereld. Een onderschrift vaneen
kijkje op een der havens van Rot
terdam vermeldt, dat de stad zoo
heet naar een dijk of dam aan de
Rotter. De openbare square's in de
Hollandsche steden heeten dan ook
dam's en daarom staat dat woord op
de omnibussen geschreven Rotter
dam heeft zooveel bruggen, dat men
er altijd acht of tien tegelijk ziet op
welk punt van de stad men zich ook
bevindt, en daar 't meerendeels wip-
bruggen zijn, ziet men ze afwisselend
op en neer gaan, alsof zij deelen wa
ren van eenzelfde groote machine.
De meeste schepen, die in de ha
vens van Rotterdam varen, komen er
water brengen; want hoewel de om
streken zeer moerassig zijn, heeft
Rotterdam, 'evenals de meeste Hol
landsche [steden, maar weinig drink
water. Niet te verwonderen is 't der
halve, dat men niet ver van Rotter
dam, in een andere kleine fabriekstad,
driehonderd distilleerderijen vindt,
die de beroemde Hollandsche jene
ver, gemeenlijk „schnapps" genoemd,
vervaardigen.
Een aanklacht.
Men schrijft uit Amsterdam van 7
dezer aan het Utr. Dagblad:
In het voorjaar van het vorige jaar
werden wegens slapte in het werk
aan 's rijksmarinewerf ongeveer 250
werklieden ontslagen. Een dezer ziende
dat in zijne plaats dadelijk een ander
werd aangesteld en dat zijn pogin
gen, gedurende een jaar door hem
aangewend om weer geplaatst te wor
den, vruchteloos warm, heeft zich
thans met een adres tot de Tweede
Kamer gewend, waarin hij zijn ont
slag toeschrijft aan onthullingen, welke
door hem zouden zijn gedaan bij den
officier van politie, voor een raad van
informatie en bij den toenmaligen
commandant van 's rijks marinewerf
omtrent een diefstal van eenige dui
zenden kilogrammen ijzer, welke ge
durende den tijd dat hij op de werf
werkzaam was midden op den dag zou
plaats gehad hebben, en die, volgens
hem, wel aan het licht zou gebracht
zijn, indien men dit slechts had ge
wild. Hij deelt mede, dat hij voor
den raad van informatie zijne verkla
ringen onder eede heeft bevestigd, en
verzoekt der Kamer, nu van de werk
lieden, die den diefstal zouden ge
pleegd hebben, éen is gepensionneerd
en vier anderen nog op de werf
werkzaam zijn, en hij, de eerlijke
werkman, werd ontslagen, een nauw
keurig onderzoek in te stellen.
Kolendamp.
Donderdag avond namen te Deven-
ten twee dienstboden een theestoef
met briquetten mede naar haar slaap
kamer. Vrijdagmorgen vond de heer
des huizes beiden bewusteloos liggen
De geneesheer wiens hulp ijlings werd
ingeroepen, was Vrijdag-middag er
nog niet in geslaagd het bewustzijn
weder op te wekken.
In den Boraelepolder op Zuid-Be-
veland is Woensdagnacht door een
tweetal stroopers een schot gelost
op de rijksveldwachters Troupée en
Becks, waardoor de laatste eenige
hagelkorrels in de jas kreeg en boven
dien de hand bezeerde, toen hij bij
het vervolgen der daders het ongeluk
had te struikelen. De stroopers zijn
herkend en den volgenden dag gear
resteerd.
Het anarchisten-proces te
Luik.
Na de pleidooien der advocaten
verrastte in de zitting van Woensdag
de beklaagde Muller alle aanwezigen
door alle bekentenissen omtrent de
beklaagden uitgesproken te looche
nen. Men was dientengevolge zeer
nieuwsgierig naar de houding van de
rechtbank en den advocaat-generaal.
Om half tien Donderdag opende de
president de terechtzitting, en mr.
Faüaise, Müller's raadsman, verzocht
zijn cliënt aan een geneeskundig on
derzoek te laten onderwerpen.
Mr. De Marteau, advocaat-generaal
nam het woord. Wij zijn, sprak hij,
nu over de verbazing heen gisteren
waren wij in de war gebracht door
de nieuwe verklaringen van Muller,
maar nu gelooven we dat men daar
aan geen gewicht mag heohten, omdat
ze eenvoudig veroorzaakt zijn door de
pleidooien, omdat Muller ertoe ge
bracht is hetzij door de overige be
klaagden, hetzij onmiddellijk, door.ie
woorden hunner verdedigers. Aan de
verklaringen van den getuige Peter
son mag men niet veel waarde toe
schrijven, want zijn overtuiging dat
Müller en anderen de waarheid spre
ken berust niet op ieiteu, althans bij
heeft er geen meegedeeld.
Het terugkrabDelen van Müller zal
dus geen verandering brengen in de
houding van de aanklagers en in het
proces.
Alsof er niets gebeurd was, begint
de advocaat-generaal daarop de be
weringen van de verdedigers te weer
leggen. Hij tracht aan te toonen dat
het bewijs van de medeplichtigheid
van Vessen, Westkamp en Wilke aan
den dynamietdiefstal ook buiten de
beschuldiging van Müller is te leve
ren. Vossen was erbij omdat hij de
eenige was die de streek kende en de
bewaarplaats van het dynamiet wist,
Westkamp is door drie getuigen uit
Chevron herkendde schuld van
Wilke is ook onbetwistbaar. Mr. De
Marteau betoogt dat de aanklagers
Müller niet noodig hebben om hun
overtuiging te vestigen nopens de ver
schillende aanslagen.
Als het overbrengen van de mani
festen van Maastricht naar Luik een
persdelict is, zooals mr. Schuersaans
heeit beweerd, dan nog zijn de per
sonen van die overbrenging beschul
digd voor het assisenhof op hun plaats.
Op voorstel van mr. De Marteau
wordt het verzoek van den verdediger
van Müller, strekkende tot een ge
neeskundig onderzoek vu zijn cliënt,
door het Hof van de hand gewezen.
De advocaat-generaal mr. Delwaide
is evenmin in zijn overtuiging ge
schokt door de verdedigers. Het iB
onjuist dat samenspanning alleen be
staat ais er een bepaald besluit is
genomen, als alle onderdeelen precies
zijn afge»prokener is samenspanning
zoodra de samenspanners bijeen zijn
gekomen om over de uitvoering hun
ner plannen te spreken. Allen bij voor
beeld die den len Mei vergaderden,
hadden één gemeenschappelijk do?l:
wraak op mr. Renson. Over den graad
van organisatie kan men het oneens
zijn, maar er bestond samtnwerking
met het doel schade toe te brengen
aan personen en eigendommen.
Mr. Delwaide houdt thans Arnold
en Leblanc voor nieuwe recruten, niet
voor aanvoerders. Maar onschuldig
zijn ze niet, en de Schlebaohs evenmin.
Mr. Lejeune verdedigt Arnold nog
eens nadrukkelijk: de eenige besehul
diging te zijnen laste is zijn vriend
schap met den Rus, ai h»t overige
zijn gissingen en gevolgtrekkingen.
Arnold zou niet schuldig zijn geweest
ais jhij had geweten dat de Rus een
misdadiger was, ff -eveel te minder nu
hij het niet wist. De verdediger ein
digt met een welsprekend beroep op
de rechtvaardigheid van de jury.
De oorlog tusschen China
en Japan.
Volgen» bericht uit Weihaiwei zet
ten de Japanaers het bombardement
voort met het gevolg dat ze twee
groote Chineesche pantserEchepen, de
Tingjoe'én en de Tsjenjoeèn in den
grond boorden, hetgeen luide hoera's
aan de Japanners ontlekte. De Chi-
neezen verweerden zich tot het laatst
Behalve genoemde pantserschepen
namen van Chineesche zijde aan den
strijd voornamelijk deel het pantser
schip Laijoén en een paar kanon-
neerbooten. Deze werden Zondag
zwaar gehavend, evenals de forten op
het eiland. De Japanners meenden
dat de Chineesche vloot 's nachts
zou traohten te ontsnappen, maar
het blijkt dat de Chineesche admi
raal Ting bevelen had uitgedeeld dat
de sohepen d»r vloot ten einde toe
de overgebleven forten moesten steu
nen. De Japanners maakten zich
Maandag gereed om de landing op
het eiland en de bestorming der for
ten te bewerkstelligen. Vermoedelijk
zal daardoor het lot van de eiland
forten en de overblijvende schepen
worden buzege.d. De schepen moeten
de Japanners in handen vallen tenzij
de Cnineezen ze verniel- n.
De verliezen van de Japanners voor
Weihaiwei zijn tot dusverre de vol
gende de tweede divisie heett ver
loren 120 dooden en gewonden, de
zesde divisie 115. Voortdurend komen
nieuwe vluchtelingen uit Weihaiwei
te Tsjifoe aan.
Volgens bericht aan de Shanghai
Mercury blijven de Chineesche vxedes-
gezanten op bevel van hun Keizer te
Nagasaki om nadere instructiën af te
wachten. Zijn Majesteit verklaart dat
hij vroeger slecht was ingelicht en
eerst thans den waren staat van za
ken begrijpt.
Volgens bericht uit Kaiping ont
vangen de Chineezen te Jingtsjou
aanhoudend belangrijke versterkin
gen.
Eene Japansche macht lie on Don
derdagmiddag uit de nabijheid van
Ninghai de Westelijke forten van
Tsjifoe te beschieten. Alle vreemde
lingen zijn onder de wapenen. De
poorten zijn gesloten. Barricades zijn
opgericht. Men gelooft, dat de aanval
kwansuis geschiedt om eene nieuwe
iandiug te bedekken.
Te middernacht hebben de Japan
ners 10.000 man ten Oosten van
Tjsifee aan wal gezet. Zij vielen Je
forten len Oosten van Tsjifoe aan. Er
heerschte groote opgewondenheid in
de stad.
Eenige Jap nsche oorlogsschepen
voerden te Tsjifoe Donderdag voorbij,
in volle jacht op twee Chineesche
torpedobooten, die vermoedelij k de uit
Weihaiwei vluchtende admiraals 'l'iog
en McLure aan boord hadden. Naar
het heet zijn de torpedobo -ten ten
Noorden van Tsjifoe ingehaald eu in
den grond geboord. Uit Weihaiwai
wordt gemeld, dat het Chineesche
pantserecnip Tingjoeén aan den grond
gevaren en de Ttjenjoeén gezonken
is. De Chineezen veriaten Tsjifoe bij
duizenden. JapanBche sohepen, die te
Tsjifoe kruisten, hebben op de forten
geschoten, zonder schade te berokke
nen, en zijn toen weggevaren.
Da Sjanghai Mercury deelt mede
dat de Chineeiche Keizer de Chi-
neeschen vredesgezanten heeft bevo
len voorloopig te Nagasaki te blijven.
Zij zullen eene nieuwe laetgeviag
ontvangen.