EENE ERFTANTE.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
J. c.
12e Jaargang
Donderdag 14 Maart 1895.
No. 3588
ABONNEMENTSPRIJS:
ADYERTENTIËN:
STADSNIEUWS.
BINNENLAND,
FEUILLETON
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37J.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat X-X, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantien.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangére G. L. DATJBE Co., JOHN F. JONES, Snee., Partjl 31 bi. Faubourg Montmartre.
Nota's, Rekeningen, Wissels, Qui-
tantiën, Brievenhoofden, Memoranda
en alle overige Drukwerken, die op
kantoren voorkemenworden ter
Stoomdrukkerij van dit blad goéd-
billijk en vlug gedrukt.
De Directeur-Uitgever,
Haarlem13 Maart 1895.
De le-luit. H. Gr. J. Maas Geeste-
Tanue, van het 2de reg. huzaren,
wordt overgeplaatst van Venloo naar
Haarlem.
fa Tegen 1 April e. k. is door den
heer Mr. A. J. Heshuijsen eervol
ontslag aangevraagd uit zijne betrek
king van adjunct commies ter pro
vinciale griffie van Noordholland.
Ëïfe»
Vierde Bach-concert.
De vier kunstenaars wier samen
werking Dinsdag het vierde Bach-
eoncert tot stand bracht, kunnen
met groote voldoening terugdenken
aan den eenvoudig-schoonen avond
welken zij het zeer aanzienlijk led en-
tal onzer Bachvereeniging hebben
bezorgd. De geheele uitvoering ken
merkte zich door een trek van inti
miteit die, in verband met het be
langrijk kunstgehalte der onderschei
dene voordrachten er op aangelegd
scheen ons het ideaal van een .huis
concert voor te too veren. Vooral zij
die steeds geneigd zijn tusschen het
woord Bach-concert en den naam
Bach eenig verband te zoeken zullen
dezen trek op de rechte waarde weten
te schatten. De meester toch wiens
Teuzengeest nog na eeuwen op vele
natiën zijn invloed zou doen gelden,
rekende tot zijn gelukkigste oogen-
hlikken die waarin hg, ver van het
gewoel der buitenwereld, in den hui-
gelijken kring de schatkamer van
zijn hart en geest mocht ontsluiten
en den rijkdom van zijn gemoed in
dat der zijnen over te storten. Iets
van die innigheid welke zich in die
oogenblikken vooral in Bach's fami
liekring moet hebben geopenbaard,
was thans voelbaar in den vrij wat
ruimeren kring waarvan hier sprake
is en het behoeft niet gezegd dat het
teweegbrengen van een dergelijke
stemming slechts het werk kan zijn
van kunstenaars, die „schatkamers
hebben te ontsluiten" en wier gemoed
rijk genoeg is om van dien rijkdom
iets aan anderen over te doen. Dit nu
was hier zeer zeker het geval.
Mevrouw Lillian Henschel uit Lon
den beschikt over de noodige eigen
schappen om een beschaafd en ont
wikkeld publiek belangstelling en
sympathie af te dwingen. Haar geluid
heeft iets eigenaardig penetrants, i
dat een enkele maal, vooral in
hoogte, minder aangenaam aandoet;
overigens deed z;i zich kennen als
een veelzijdig ontwikkeld kunstenares.
Vol adel, eenvoud en innigheid was
de aria uil „Herakles" van Handel,
waarmede zg haar programma opende.
De frissche, origineele compositie
„Nymphs and Shepherds" van Pur-
cell bezorgde haar mede een welver
diend suceè3 door de geestige en
geacheveerde wijze waaropzij ons met
dit weinig gehoorde nummer deed
kennis maken. Onder de duiteehe lie
deren (van Liszt, Brahms en Schu
mann) muntte vooral uit J„Der Nüss-
baum", hoewel de zangeres ook aan
de intentieën der componisten van
,Kennst du das Land" en „Meine
Liebe ist grün" alle recht deed we
dervaren. Zeer juist opgevat was ook
de „Sérénade du Passant" van Mas
senet en het alleraardigste lied
„Spring" van Henschel zal wel ver
geefs op een betere vertolking wach
ten, aangezien dit werkje wel voor
niemands stem en voordrachtswijze
meer zal zijn berekend dan voor die
van mevrouw Henschel.
De tweede solist was onze te Ber
lijn gevestigde landgenoot, de heer
Max van de Sandt. Wie zooals ik
dezen kunstenaar voor 'teerst
hoorde, zal zich met mij verbaasd
hebben over de enorme vaardigheid
die hij zijn eigendom mag noemen.
En wie mede zooals ik de ver
zoeking niet kon weerstaan een ver
gelijking te maken tusschen het hier
gegeven pianospel en dat van den
kleinen hofpianist Raoul Koczalsky
zal zich waarschijnlijk bewust gewor
den zijn van de hoogere macht die
den ademtocht van het genie doet
zegevieren over den krachtigsten gieep
van het talent.
Hoe dit zij, talent, schitterend talent
zelfs was hier aanwezig en aan krach
tige grepen ontbrak het al evenmin.
Meer nog. De heer v. d. Sandt moge
in zijn ontwikkelingsplan een buiten
gewone plaats aan de techniek heb
ben ingeruimd, hij vertoont zich niet
aan zijn publiek als een muzikalen
accrobaat, integendeel hij doet zich
voor alles gevoelen als een ernstig
streven kunstenaar die in de door
hem gekozen richting met energie en
met de schoonste resultaten werk
zaam is. En al ligt, dunkt mij, zijn
artistiek zwaartepunt in de vertolking
der z. g. virtuosenmuziek op dit ge
bied althans toonde hij zich volko
men meester toch kan ik niet na
laten hem tevens warme hulde te
brengen voor wat hij ook in ander
genre leverde inzonderheid voor zijn
voorbeeldige pianopartij in de violon
cel-sonate van Mendelssohn.
Zijn partner in dit werk was de
heer Charles van Isterdael uit 's Hage.
Prachtige, breede toon, ontwikkelde
techniek en groote muzikaliteit zijn
de eigenschappen, die dezen violon
cellist sieren en die hij zeer gelukkig
in het lieht stelde bij de voordracht
van bovengenoemde sonate en eenige
kleinere werkjes van Godard, Bargiel
en Popper. Tot zijn beste kunstuitin
gen reken ik het Adagio van Bargiel
en de Sonate. De „Gnomensang" van
Popper was misschien geheel vol
gens de bedoeling van den speler
meer karakteristiek dan bepaald
schoon van klankwat na de in dit
opzicht zoo uitmuntende „Berceuse",
van Godard, des te meer opviel. Dat
een cellist als deze overal en Bteeds
een dankbaar publiek zal vinden, valt
niet te betwijfelen.
De vierde kunstenaar eindelijk was
onze hoogstverdienstelijke stadgenoot,
de heer L. Schlegel, die zich voor
de begeleiding van de kleinere violon
cel- en van de zangnummers had be
schikbaar gesteld en daardoor zijn
zeker niet onbelangrijk aandeel bij
droeg tot het in alle opzichten zoo
gelukkig slagen van dit Vierde Bach-
concert. PHILIP LOOTS.
Voor de betrekking van directeur
der Ambachtsschool alhier, is door
het bestuur de volgende in alphabe-
tische orde gestelde voordracht opge
maakt, nl. de heerenr
G. van Driel te Leiden, J. Kuijper
te Haarlem, C. W. Nijhoff te Amster
dam, P. H. Scheltema te 'sGravenhage
J. Temme te Amsterdam en P. A. Tim-
mers te Amsterdam.
Naar wij vernemen gaat de tooneel-
nitvoering hedenavond in den schouw
burg, niet door. Er was slechts voor
f 400 aan plaatsen besproken. Degenen,
die hier ter stede Eleonore Duse in
haar spel hebben willen bewonderen,
blijven dus van dit kunstgenot ver
stoken.
Voor het kantongerecht hier ter
stede werd heden de behandeling der
zaak tegen P. J. van Hemert voort-
tegen wien eene vervolging is
ingesteld wegens het onbevoegd uit
oefenen der pharmacie.
Na een kort requisitoir van den
ambtenaar van het Op. Min., werd
door dezen de eisch gesteld van 2
boeten van f10 ieder.
Een haarlemsch ingezetene heeft
f100 geschonken aan het politiekorps
alhier, als belooning voor zijn beleid
vol optreden bij den jongsten brand
in het Florapark.
De geniewerken in Haarlemmer
meer, zijn te Hoofddorp weer in vol
len gang. Nauwelijks was de felle
vorst geëindigd, of het reeds begon
nen werk, het graven der fundeering
voor den bouw van een ammunitie-
magazijn werd met kracht voortge
zet, zoodat men spoedig tot den
bouw kan overgaan. Mocht na het
einde der werkzaamheden, met het
pantseren der aardenforten begonnen
worden, dan is er voor den werkman
te Haarlemmermeer, weer veel werk
in 't verschiet.
Door den langdurigen winter, heeft
het armbestuur te Haarlemmermeer
een zeer moeielijke taak gehad. De
gewone subsidie bleek ontoereikend
te zijn, zoodat die met f400 werd
overschreden. Neemt men echter het
groote getal bedeelden in aanmerking,
dan mag men toch zeggen, dat het
armbestuur van Haarlemmermeer,
krachtig is opgetreden, en met veel
beleid is te werk gegaan.
De subsidie over 1894 bedraagt
10400.
Parlementaire praatjes.
Als er weinig belangstelling is voor
de „orde van den dag" dan doet zich
in de Tweede Kamer wel meer het
verschijnsel voor dat men appèl
nominaal noemt en dat ook heden
(Dinsdag) plaats had, zoodat de tegen
11 uur belegde „vergadering" in een
„bijeenkomst" moest worden veran
derd, bij gebrek aan een voldoend
aantal leden om de werkzaamheden te
beginnen.
Toen de zitting te 1 uur werd
hervat vond dan ook de heer Schepel
in het gebeurde aanleiding om erop
te wijzen, dat de eerste zitting in de
week om 1 uur moest beginnen om
de leden die ver weg wonen gelegen
heid te geven present te zijn. Hij
wilde er zelfs een beschouwing aan
toevoegen over de onbillijkheid, dat
de vergaderingen niet in het centrum
maar in een uithoek des lands (o 1 den
Haagl) gehouden worden, maar de
voorzitter achtte de beschouwingen
ontijdig en verwees den »pr. naar het
reglement van orde.
Dat de Kamer „tijd genoeg" heeft
bewees een discussie van een paar
uren over het kantongerecht te Rid
derkerk, waarvan de heer A. Smit,
in een motie van orde, de handhaving
had voorgesteld. De quaestie is deze,
dat, nu Charlois bij Rotterdam is
ingedeeld, de Minister van Justitie
een derde kantongerecht te Rotterdam
wil oprichten, waaraan daar behoefte
schijnt en de rechtzoekende uit den
kring van het Ridderkerksche kanton
deels te Sliedrecht, deels te Rotter
dam, deels te Dordrecht naar 's rech
ters oordeel wil doen vragen. Daartoe
was een wetsontwerp ingediend, dat
tegelijk met de motie, of liever de
motie met het wetsontwerp, aan de
orde was.
Aan de zijde van den heer Smit
afgevaardigde van Ridderkerk, schaar
de zich de heer de Kanter, terwijl
't den heer van Gennep vooral te doen
was om voor Rotterdam het 3e kan
tongerecht te krijgen. De 'Minister
van Justitie slaagde er blijkbaar,
naar het gevoelen der Kamer, niet
in, tegenover de argumenten der
heeren Smit en de Kanter, duidelijk
te maken, dat de justiciabelen door
de opheffing van het Ridderkerksche
kantongerecht niet zouden geschaad
worden.
Althans de Kamer nam met 41
tegen 27 stemmen de motie Smit aan,
uitsprekende als haar gevoelen ge
zegde opheffing niet wenschelijk te
achten.
De discussie over het wetsontwerp
werd toen, op 's ministers verzoek,
geschorst en men begon aan de
geverenwei.
Slechts één redevoering werd ge
boord, die van den gep. kapt.-intendant
de Ras en die rede werd nog niet eens
ten einde gebracht. Het is een lange
redevoering. De korte zin is echter,
dat de heer Ras het gevraagde niet
wil toestaan, omdat hij mede op
grond van allerlei militair-technische
overwegingen meent, dat een ge
weer van nog kleiner kaliber dan het
nu gevraagde in de naaste toekomst
zal worden ingevoerd en het optimisme
acht om te zeggen laat ons dit geweer
van millimetter, maar nemen het
zal 15 jaren kunnen dieneu. Want
het kaliber vraagstuk is z. i. nog vol
strekt niet opgelost.
Als volslagen leek zou ik willen
vragen
De heer de Ras erkent, dat er een
nieuw wapen komen moet, zelfs
„binnen eenigen tijd." Is het nu niet
Naar het engelech
van A. B. ROMNEY.
.24)
HOOFDSTUK XII.
„Tante Hawkins is dood," antwoordde Hubert zacht. „Zij
is een paar uur geleden gestorven."
„Dood 1" riep Amy uit en werd zeer bleek. „O hemel
Ligt zij werkelijk daar dood O Hubert, ga niet weg. Ik
ben zoo bang om hier te blijven, zoo dicht bij die kamer.
O, ik kan hier niet alleen blijven! Ik ga naar beneden naar
Nellie's kamer. Jane is opgestaan om te zien wat er te doen
was, en is in het geheel niet teruggekomen die egoïste
Ik kon mij maar niet begrijpen waar zij bieef
Hubert en Amy gingen naar beneden naar Nellie's kamer.
„Ben jij daar Amy 7" riep Jane uit, toen hare zuster bin
nensnelde. „Ik dacht, dat je weer waart gaan slapen. Ik ben
zoo blij, dat je beneden bent gekomen. Men wordt zoo hui
verig alleen en Nellie wilde opBtaan om thee voor moeder
te zetten. Ik heb nog nooit zulk een ongevoelig meisje ge
zien als zij is; zij had er niets op tegen om geheel alleen
naar beneden te gaan naar de donkere keuken."
„Ik hoop, dat zij nu zij toch thee zet, ons een kopje zal
brengen. Ik verlang er werkelijk naar ik voel mij zoo
zenuwachtig," merkte Amy op, nam den deken met eider
dons op en wikkelde dien om z eb heen. „Wat rustig om
den dag te zien aanbreken I"
„Op welken dag zal denk je de begrafenis plaats hebben
zeide Jane.
„Ik denk Zaterdag. O, wat zullen wij eenige afschuwelijke
nachten doorbrengen I" Ik kom hier slapen."
„Dat zal je wel laten," antwoordde Jane scherp. „Nellie
heeft mij beloofd, dat ik bij haar kon slapen, en dat zal ik
doen ook, dus voor jou is geen gelegenheid."
„Het kan mij niets schelen wat Nellie beloofd heeit, ik
kom hier slapen," zeide Amy. „Yoor niets ter wereld zou ik
boven willen blijven slapen."
„Maar wij kunnen toch niet met ons drieën in dit kleine
bed slapen," wierp Jane hiertegen in.
„Nu wat dat betreft, Nellie kan heel goed een bed voor
zich maken met Btoelen of de sofa uit de studeerkamer,"
verklaarde Amy.
Jane Btemde toe, dat deze schikking zeer goed kon ge
maakt worden en hierna legden beide meisjes zich ter ruste.
Zooals Amy bad voorspeld werd de begrafenis op Zaterdag
vastgesteld.
Dit werd den notaris Sparkes medegedeeld, en hij ver
klaarde aan majoor Dudley dat ingevolge de hem gegeven
instruction door wijlen zijne cliente, miss Hawkins, het hem
niet veroorloofd was om den inhoud van het testament be
kend te maken voor den eersten dag van het volgende jaar.
Toen dit aan de verschillende bloedverwanten werd ge
meld, verontschuldigden bijna allen zich voor de begrafenis,
maar werd door hen de wensch uitgesproken tegenwoordig
te kunnen zijn op Nieuwjaarsdag bij het openen van het
testament.
HOOFDSTUK XIII.
De Zaterdagmorgen brak aan, regenachtig en somber. De
regen kletterde tegen de ruiten. De wind deed de blader-
looze hoornen buigen en huilde rondom het huis. De herfst
was voorbij en de winter was met buitengewone strengheid
ingetreden.
Van al de bloedverwanten, die gedurende haar leven miss
Hawkins hadden gevleid en voor haar hadden gekropen,
stond er dien dag geen enkele aan het graf. Majoor Dudley
en Hubert waren de eenige familieleden die de plechtigheid
bijwoonden.
De buren zonden hunne leege rijtuigen, maar bleven zelf
kalm thuis. Waarom zouden zij zich eene gevaarlijke ver
koudheid op den hals halen door de begrafenis bij te wo
nen van eene oude vrouw, van wie zij toch niets hadden te
wachten