BINNENLAND,
Haagsche Brieven.
door bemiddeling der Haarl. Veloci-
pède-elub.
De opvoering zal plaats bebben
Woensdag 27 Maart. Het eventueel
batig saldo zal strekken ten bate der
kas van „Weldadigheid naar Ver
mogen".
Lijeten ter inteekening circuleeren
door de stad tevenB ligt bij de Erven
Loosjes een lijst.
Zoowel om den inhoud van bet
Btuk als de goede vertolking, verdient
de opvoering wel een woord van
aanbeveling.
In „de Kampioen" lezen wij bet
volgende gunstige oordeel over die
vertolking
„De hoofdrollen waren aan goede
krachten toevertrouwd en het geheel
vormde een ensemble, zooals we wei
nig bij amateurs-tooneelvoorstellin-
gen hebben bijgewoond. Kan dit an
ders, waar de heeren Jan Feith, Carl
Corvey, H. Spoor, H. Daniels, Ant.
Abspoel en J. Braat, de typeering
van mr. Bell, van Peddelen, Penne-
wip, Hendrik, Captain en Foezel in
handen hadden?
„Daisy" was de eenige damesrol en
die tevens door iemand vertolkt werd,
die het eerste „Buhnen-fieber" reeds
had doorgemaakt. Op uitnemende
wijze, zooals wij dit van mej. 8. Bos
konden verwachten, werd de moeielijke
rol van Daisy door haar vervuld.
Wat den inhoud van „de papa van
Daisy Bell" betreft, men gaden 27ste
het stuk hooren, vooral wielrijders
en wielrijdsters mogen niet ontbreken
en men zal een waardeerend oordeel
verkrijgen over 's heeren J. F's talenten.
Te Beverwijk werd een keuring ge
houden vanwege het Ned. Paarden
stamboek, afdeeling Noordhollandde
uitslag was als volgt
Aangeboden 8 driejarige hengsten,
3 premiën ad. i 150, „Prins Willepa"
van de' vereeniging IJpolder, „Felix"
yan A. A. van den Berg te Haarlem
en „Jonge Prins" van W. van Wou
denberg te IJpolder.
Nog toegekend premie f 150 voor
„Brutus van K. Schoen te Houtrak-
polder, welk tweejarig paard, zoomede
„Bismarck" van den heer S. van
Breugel te IJpolder, werden inge-
Bchreven in het Stamboek.
Rijka-Normaalieajen. j 11
Voor het toelatings-examen der
Rijks-Normaallessen te Velzen hebben
zich een tiental personen aangemeld,
vier jongens en zes meisjes, waarvan
een voor de tweede klasse. Om op de
voorbereidende klasse dier inrichting
te komen hebben er zich ook tien
aangegeven, zes jongens en vier meis
jes.
Zaterdagavond te 7 uren brak er
een zware brand uit in het huis van
den magazijnmeester De Kraaij, staan
de op de terreinen nabij de in aan
bouw zijnde nieuwe sluis te IJmui-
den.
Het huis (hoofdzakelijk van hout
gemaakt) is met het aangrenzende
magazijn in minder dan geen tijd tot
den grond afgebrand.
In het magazijn waren o. a. veel
touw, olie, teer en meer fel brandende
goederen geborgen.
Met uitzondering van een paar pers
pompen, die men uit het reeds bran
dende magazijn heeft kunnen bergeD,
is alles vernield.
Bij gebrek aan spuiten kon van
het kanaalwater geen partij getrok
ken worden, doch de polderjongens
deden al wat mogelijk was om den
brand tot de twee gebouwen te be
perken door zand er in te werpen,
waarin men slaagde.
De brand ontstond doordien de kat
in het huis van De Kraaij op tafel
sprong waarop zich eene brandende
lamp bevond die omviel.
Alle schade is door assurantie
gedekt.
Te IJmuiden zijn verschillende val-
sche muntstukken in omloop.
Tot voorzitter van het bestuur van
den Vereenigden Grooten en Kleinen
polder is gekozen Jhr. W. Ph. Teding
van Berkhout, Burgemeester van
Haarlemmerliede c. a.
XI.
De Influenza
't Is niet zonder een kleine rilling,
zoo iets als men ondervindt als de
een of ander een kannetje water
tussehen uw hemdsboord en uw hals
naar beneden laat loopen, dat ik het
gevreesde woord uitspreek. Ik heb
haar gehad en 'k kan dus een beetje
meepraten van al de ellende die zij
teweegbrengt in de wereld in het al
gemeen en de Haagsche wereld in
het bijzonder, zij, een ziekte die toch
vroeger uitsluitend voor paarden be
stemd was en waarmede de menschen
dus feitelijk niets te maken hebben.
Zij bewerkt eene revolutie, eene ware
omwenteling, in zooverre zij op den
gang van het verkeer belemmerend
inwerkt en de zaken in de war stuurt.
We krijgen nu in sommige stadswij
ken onze brieven en couranten reeds
1'4 uur na den gewonen posttijd. En nu
zijn er nog maar ongeveer 30 zieken
ter postkantore. Als 't erger wordt
zullen de bestellingen misschien won
den opgeheven.
Gekheid ter zijde'tis ernstig ge-
noeg, als men de doodenlijst van
deze dagen raadplegende, jonge man
nen en vrouwen ziet weggesleept, die
weinige dagen te voren frisch en vroo-
lijk warenals men nagaat hoe aan
groote gezinnen de kostwinners wor
den ontrukt en hoe zelfs sommige
huishoudens schrikkelijk bezocht
worden: vader en zoon tegelijk aan
het leven ontrukt 1
Dat stemt zwartgallig. En het lieve
zonnetje dat op mijn papier schijnt,
alsof 't reeds Mei ware en alsof de
verraderlijke Maarttemperatuur niet
allerlei verderf brengende ziektekiemen
met zich voerde, het is niet bij machte
mij uit mijn pessimistisch gepeinBte
wekken.
Wat is het droevig, denk ik dan
z o, dat een bacil in staat is om
zelfs een afdeeling van onzen Raad van
State het zitten te belettendat dit
zelfde kleine, ja onzichtbare organiB-
me alle diplomatieke bijeenkomsten,
maaltijden of feesten, beperkt en na
den Internuntius nu ook den Japan-
schen gezant op het ziekbed werpt;
dat zelfs de hoffeesten aan levendig
heid lijden onder den invloed der
ziekte en van de 900 invitaties nau
welijks meer dan de helit worden
aangenomen.
Intusschen en dan wijkt mijn
pessimisme voor een oogenblik
heeft een plotselinge outbreak als deze
toch ook zijn goede zijde. Natuurlijk
dat een ware bestorming plaats heeft
van alle ziekenhuizen en liefdadig
heidsgestichten, waar verpleegsters
beschikbaar zijn. Als men een patient
m huis heeft en de „zuster" heeft
haar intrede gedaan in het zieken
vertrek, dan komt men aanstonds
onder de bekoring van hare met
zachtheid gevoerde heerschappij
men voelt zich kalmer, rustiger ge
stemd. Maar het getal der verpleeg
sters is beperkt en velen moeten dus
worden teleurgesteld. Vandaar een
lofwaardig streven van de philantro-
pische instellingen instellingen hier
ter stede, om de ziekenverpleging te
centraliseeren, door in éen bureau
de rekening op te j maken van alle
in de geheele stad aanwezige krach
ten, geschikt voor verpleging. Een
uitmuntend denkbeeld, niet alleen
voor tijden van epidemie, maar in
het gewone leven ook.
Van verpleegster tot geneesheer
il n'y a qu'un pa*. Over een tweetal
medici heeft men 't dezer dagen nog
al druk. De een was betrokken in
het u bekende proces van den kapi
tein v. V. (tegen wien 5 jaren ge
vangenisstraf is gevorderd I) en kwam
er in den loop der getuigenverhooren
geenszins aangenaam at. De dingen
werden tamelijk cru bij hun naam
genoemd en termen gebruikt, die
mijn zedig gestemde pen weigert neer
te schrijven.
De andere geneesheer, dien ik op
het oog heb, is or eigenlijk nog erger
aan toe. Men heeft hem in staat van
kennelijk onvermogen verklaard en
spreekt van een passief van acht ton
gouds 1 (zegge achtmaal honderddui
zend gulden). Ik zou 't bijna niet
kunnen gelooven als ik 't niet van zeer
geloofwaardige zijde had vernomen
en als er niet de verklaring was hij-
gevoegd, dat minder een verkwistend
leven dan wel beurs- en ander spel
tot deze debacle aanleiding hadden
gegeven.
Acht ton I Men zou daarmede al
aardig eind kunnen opschieten
rede over„De behandeling der Al
gemeens Geschiedenis."
om de Scheveningsehe viascherij te
hulp te komen. Want 'tis inden
gemeenteraad ronduit, zelfs van de
zijde der meest besliste strijders voor
de Scheveningsehe belangen erkend
die viascherij gaat verloren, tenge
volge van de te maken kunstverde
digingswerken, dijken als anderzins.
Het lijdt geen twijfel, dat dientenge
volge het landen der bommen op het
Scheveningsehe strand onmogelijk
wordt en op dien grond zal dan ook
wellicht niet langer bezwaar worden
gemaakt tot het verleenen der door
den heer He mans te Londen ge
vraagde concessie tot aanleg van een
325 M: lange wandelpier in zee. Men
heeft in den Raad zelfs het denkbeeld
geopperd zoodanige pier dienstbaar
te maken aan de strandver. lediging,
doch het schijnt dat daartegen, vooral
om de enorme kosten van onderhoud,
gewichtige technische bezwaren be
staan.
Iets anders is, dat men er wellicht
kan de werken tot verde-
Generaal Booth.
Omtrent de ontvangst van generaal
Booth op 30 Maart in het circus
Carré, te Amsterdam wordt nog ge
meld, dat zich zullen doen jhooren
een „Niagara van Zang" en een reus
achtig muziekkorps voor den gene
raal zullen o. a. defileeren vertegen
woordigers der verschillende provin
ciën van Nederland in nationaal cos-
tuum.
Des avonds spreekt de generaal in
den Parkschouwburg over het onder
werp „Zal het leger het maatschap
pelijk vraagstuk oplossen?"
Wereldtentoonstelling te
Amsterdam.
De schepen met materiaal zijn
thans alle onderweg en intusschen is
men niet alleen aan Oud-Holland en
aan het hoofdgebouw goed gevorderd,
maar is ook het dek reeds in de
maiiboot geplaatst.
Ter voorziening in maatregelen
tegen brandgevaar zal op het terrein
een volledige brandweerpost worden
geplaatst. Aan water zal geen gebrek
zijn, want behalve eene duinwaterlei
ding komt er ook eene van het Vecht
water.
Er is reeds een voorloopige verdee
ling van het hoofdgebouw opgemaakt.
Volgens deze zal da Nederlandsche
afdeeling vlak bij den hoofdingang
komen, dus in het midden, rechts
daarvan Frankrijk, links België, en te
gen de achterzijde Engeland, Italië.
Duiteehland, Rusland, enz.
Op het terrein komt nog waarschijn
lijk een groot Fransch Casino van
2000 vierk. Meter.
diging van de kust en de zeewering
zoodanig in te richten, dat, evenals
te Ostende en Blankenberghe, vooral
in de laatstgenoemde badplaats, de
belangen van badplaatB eu visscherij
kunnen samengaan. Te dien einde
zullen de ingenieur van het hoog
heemraadschap Delfland en de inge
nieur-directeur der gemeentewerken
een onderzoekingsreisje gaan maken.
Dit schijnt het begin te zijn van het
tuaschen Delfland en de gemeente in
deze geheele aangelegenheid te pleg
overleg, waartoe de Raad jl. Dinsdag
een totaal onnoodige machtiging
verleende.
B. en W. zijn vrij om te onderhan
delen met wie ze willen en de Bur
gemeester gaf dan ook toe dat 't hier
een formaliteit gold. In mijn oog was
't nog minder dan een formaliteit.
Let wei: Dinsdag werd de machtiging
verleend, 's middags ten 5 uur.
Woensdagavond werd reeds gemeld
het bericht van het reisje der beide
ingenieurs.
Ad qui ergo
Töch een handig man onze
Burgemeester 1
H. A. GANÜS Jr.
Dr. Bussemaker, voorheen leeraar
aan het gymnasium alhier,aan va ardde
Zaterdagnamiddag zijn ambt als hoog
leeraar in de Geschiedenis (vacature
prof. Blok) aan de Universiteit te
Groningen met het uitspreken eener
ZaanlaDdsche [tentoonstelling
Gevolg gevende aan den wensch
meermalen uitgesproken door vele le
den der afdeeling „Zaanlandsche Ge
meenten" van de Hollandsche Maat
schappij van Landbouw, heeft het
bestuur van genoemde afdeeling het
plan opgevat, zoo mogelijk in 1896,
eene afdeelings-tentoonstelling te hou
den, en daaraan tevens te verbinden
eene tentoonstelling van uitsluitend
Zaanlandsche nijverheid. De door het
bestuur benoemde commissie, belast
met de regeling van al wat betrek
king heeft tot dat plan, is voornemens
alles te doen wat mogelijk is om deze
zaak te doen slagen.
Daartoe wenscht zij in de allereer-
e plaats te onderzoeken hoe groot
het aantal inzenders en de verlangd
wordende plaatsruimte zal zijn.
In een schrijven aan de Zaansche
landbouwers, veehouders en fabrikan
ten noodigen zij dezen uit, eene zaak
te bevorderen van zoo gewichtige be
teekenis voor de Zaanstreek, die door
eendrachtig samenwerken van velen
op eenvoud-ge, doch tevens flinke en
gelijke wijze kan en moet worden ten
uitvoer gebracht.
De commissie bestaat uit de heeren:
J. Hartog Cz., te Zaandam, voorzitter
A. H. Oostmeijer, te id.; H. Zwaar
demaker, te id.; E. G. Duyvis Tz.,
Koog a/d. ZaanJ. J. Dekker, te Zaan
dijk; J. C. Laan, te WormerveerW.
Kaars Sijpestein, te Krommenie; K.
Cz. de Boer, te Assendelft; Chr. Grootes
Mz., te Westzaan secretaris.
Rotterdamsche ü-asschentrek
kers te Arnhem.
Onder dit opschift leest men in de
Arnh. Ct.
Bergen en dalen ontmoeten elkan
der niet, maar menschen wel.
Donderdagmiddag zag ik in de
Steenstraat drie heeren loopen met
een nieuwe, prachtige velocipède. De
middelste was de verkooper, de andere
twee warenflesschentrekkers.
Den Binjeur, die links liep, herken
de ik.
Ik wil mijn avontuurtje te Rotter
dam met dat heer even mededeelen.
Oudejaarsavond '94 wandel ik op de
Hoogstraatvoor een winkel met
„waterschade" maakt een zeer net
;ekleed heer (deze sinjeur) een praatje;
lij heeft den tijd; ik vraag hem naar
hetgeen in de schouwburgen opge
voerd wordt. We gaan een „café"
binneneen ander deftig heer komt
binnen. No. 1 vraagt aan no. 2 of hij
ook weet, wat vanavond gespeeld
wordtja zegt no. 2 „Klaveraas."
't Is doodeenvoudig, kastelein, geef
eens kaarten1, 2, 3, klaveraas, kla
veraas, klaveraas, waar is nu klaver
aas?" „Ik wed om een rijksdaalder"
zegt no. 2 tot no. 1, „dat j'm niet
vindtno. 1 waagt verliest, ver
liest weer, nog eens weer, wint alles
terug en doet met no. 2 allerlei ver-
geefsche pogingen om mij aan het
kaarten te krijgen.
Die no. 1 nu liep daar in de Steen
straat te Arnhem, Donderdagmiddag
14 Maart.
Ik durfde den koopman niet waar
schuwen, ik kon me immers ook ver
gissen.
Toch zat het mij den ganschen
avond in de gedachte.
Ik vernam wie de rijwielenhande
laar was en ging 's avonds naar hem
toe; hij deelde hot volgende mede
(waaruit bleek, dat het niet alleen
werkelijk no. 1 geweest was, maar dat
ook no. 2 te Arnhem is en zelfs nog
een no. 3, en dat zij alle pogingen
aanwenden, door afzetterij en kaart
spel, de Arnhemmers er in te laten
loopen).
Een net gekleed heer kwam giste
renmiddag een best rijwiel koopen
en wist den handelaar door groote
bekendheid met diens familie eenig
vertrouwen in te boezemen, welk
vertrouwen echter totaal geschokt
werd door de vraag van den onbe
kende (die zich Bos liet noemen) om
even f200 te leenen, die hij om 3 uur
betalen moestbij het afrekenen van
het rijwiel zou dit gelijk verrekend
kunnen worden.
Natuurlijk kwam déar niets van.
Nu ging men met het rijwiel og
weg. Buiten sloot zich een heer bij
hen aan en in Musis zou eerst wat
gebruikt worden. Het gelag, 50 cent,
werd door den kooper (dien ik voor
het gemak no. 3 wil noemen) be
taald.
Toen zei die no. 3 dat hij de fiets
wel eens probeeren wou 1
Maar onze koopman rook lont en
weigerde ook dat.
„Nu," zegt no. 3 „dat hoeft ook
niet, de fiets lijkt heel goed, alleen
't zadel bevalt me niet."
Inmiddels was men tegenover Kei-
holt gekomen einde Steenstraat.
Daar moest ook wat gebruikt worden.
De rijwielhandelaar gaf hoofdpijn
voor en joeg de flesschentrekkers op
kosten door wijn te drinken.
Daar zat nu ook bovengenoemde
no. 2, die al spoedig met de drie
heeren een praatje aanknoopte en
voorstelde te gaan kaarten d.w.z. 1,
2 3 hartenazen. No. 1 liet zich f50
verliezen en terugwinnen, maar de
Arnhemmer was niet in de val te
krijgen. Deze werd ten laatste driftig
en zeide dat hij zoo zijn tijd niet be
steden kon.
Toen ging men weer op weg en
eindelijk op den Velperweg zal no. 1
„Hoor eens mijnheer uw rijwiel be
valt ons goed, maar u moet er een
nieuw zadel opzetten, en dan komen
we het morgenochtend afhalen."
En toen namen de flesschentrekkers
afscheid, ontevreden dat zij niets ver
diend, maar wel f2.50 pl. 0.50 is f3
verloren hidden.
„Binnen een paar seconden ben ik gereed I" riep hij uit,
maar ontving geen antwoord. „Zij zal mij niet gehoord heb
ben, maar ik zal er vroeg genoeg zijn," mompelde hij, toen
hij eindelijk een paar handschoenen vond; zij waren veel te
groot, maar dat deed er nu minder toe.
Toen hij den majoor en zijne dochters hoorde wegrijden,
greep hij zijn hoed en snelde op de deur toe. Deze kon ech
ter niet open. Hij duwde en trok en draaide den knop naar
verschillende kanten om. Hij rammelde opnieuw aan de
deur.
Ten Blotte doorschoot de vreeselijke waarheid, dat zij aan
den buitenkant gesloten was, zijn brein. Hij riep om hulp aan
de dienstboden, maar herinnerde zich, dat haar met uitzon
dering van de keukenmeid vergunning was gegeven naar de
kerk te gaan en dat deze waarschijnlijk een buurpraatje
stond te houden over den tuinmuur.
In zijne wanhoop duwde hij het venster open en begon
te gillen
„Help Brand I Help I Moord maar er kwam geen ant
woord. Het venster zag uit op de binnenplaats en daar be
vond zich geen ander levend wezen dan een hond, die heftig
begon te blaffen, welk geblaf zijn geroep overstemde.
De klok sloeg half twaalf. Het zweet brak hem aan alle
kanten uit.
„O, wat moet ik doen?" riep hij uit. „O jou ondier 1" en
hij balde zijn vuist tegen den. woedenden hond. „Hoe gaarne
zou ik je willen doodschieten 1"
Hij snelde weer op de deur toe en trachtte die met kracht
en geweld te openen, maar zij weerstond zijne heftigste po
gingen. Met zijn geheele lichaam bonsde hij er tegen, maar
zonder ander gevolg dan dat hij de verf beschadigde.
Hierna snelde hij naar het raam en begon opnieuw om
hulp te roepen.
Plotseling hoorde hij de gangdeur opengaan en iemand de
trap opsnellen.
„Helpgilde hij. „Doe de deur open, vlug
De deur werd ontsloten, en de verbaasde Hubert trad
binnen.
„Wat ter wereld is er gebeurd?" vroeg hij, „Wij dachten
dat je dood waart. Hoe komt het, dat je bent opgesloten
De ongelukkige bruidegom wachtte niet om hierop een
antwoord te geven, maar snelde naar beneden en sprong in
het rijtuig.
Hubert sprong er na hem in.
„Tien pond geef ik je," riep Crum tot den koetsier, „wan
neer je er mij binnen vijf minuten brengt
De man legde de zweep over de paarden en in vliegenden
draf reden zij weg.
„Waarom ben je niet het raam uitgeklommen?" vroeg
Hubert. „De pijp van de dakgoot loopt er zeer geschikt vlak
langs. Ik ben daarlangs wel honderde malen naar beneden
„Een mooi werk voor iemand op zijn trouwdag om met
zijn beste, grijze pantalon aan langs een pijp naar beneden
te glijden I" antwoordde Black Crum gemelijk.
„Dat zou in ieder geval beter zijn geweest dan zoo laat te
komen," zeide Hubert. „Mijn moeder was er verschrikkelijk
van in de war en Jane scheen eene flauwte nabij.
„Wanneer ik te laat ben," zeide dokter Crum toornig, „dan
heb ik wel lust om in het geheel niet met uwe zuster te
trouwen. Ik vind het een groot schandaal zooals men mij
behandeld heeft I"
„Ik kan mij begrijpen, dat je uit je humeur bent," merkte
Hubert op en zag den jongen man kalm maar doordringend
aan, „maar wanneer ik kon denken dat je meendet wat je
zooeven hebt gezegd, dan zou ik geen been in je lichaam
heel laten."
De toornige bruidegom bewaarde verder een diep stil
zwijgen.
De kerk werd bereikt; het dampende paard bleef staan.
Dokter Crum sprong uit het rijtuig en snelde de kerk bin
nen. Toen hij zijne verontwaardigde, verbaasde bruid had
bereikt, verkondigden de vroolijke klokketonen het middag
uur. Zij konden nu zeggen: „De Tijd was, de Tijd is, en de
Tijd is voorbij."
Amy en Samuel, nu door den band des huwelijks veree-
nigd, wierpen een zegevierenden blik op Jane en Crum, toen
zij zich naar de kerkekamer begaven. De predikant stond te
wachten.
Wordt vervolgd.)