DE MOEDEB. HAARLEMMER HALLETJES Naar hetfranseh van JOSE DE COPPIN. Gekleed in groot tenue, het gezicht stralend van genoegen, een cigarette tus8chen de lippen, ging de jonge officier naar het station omzijn moe der te halen. Hij zag er uit alsof hij de wereld te rijk wasde blonde kne vel was coquet opgekruld en de gou- nen epauletten schitterden in de hel dere Aprilzon. Hij was er lang vóór den tijd en wandelde eeirgszms zenuwachtig op en neer in de wachtkamer tusschen de haastige reizigers die aankwamen en vertrokken. Een kennis legde de hand op zijn schouder en zei „Goeden morgen, Eugène, ik felici teer je van ganseher harte. En wan neer is het huwelijk?" „Er is nog niets beslist, ik wacht mijn moeder," antwoordde de jonge officier. „Van je moeders toestemming zul je toch wel zeker zijn. Mejuffrouw Larcier is een allerliefst meisje en, wat daarbij geen kwaad Kan, een rijke erfdochter." Eugenès vriend zeide de waarheid. Clotilde Larcier was bekoorlijk en haar vader had haar een aardig for tuin nagelaten, dat hij met inspan- aing en noesten vlijt verdiend had. Eugène en Clotilde hadden elkander lief en men had kwalijk een passen der paartje kunnen vinden, dan de jonge, dappere officier met zijn goede uoekomst en het schoone jonge meisje met haar fortuin. Wat hun stand betrof, goen der beide familiëa kon sich verhoovaardigen op voorvaderen onder de kruistochten. Dat nam niet weg, dat mevrouw Larcier, steu nende op het kapitaal van haar man gaarne zich de air» gaf van een def tige dame. Dien dag zou de moeder van Eugène laar een bezoek brengen met het oog >p het aanstaande huwelijk. De brave /rouw moest daarvoor een groote reis loen. Ver weg in een hoekje van Erankrqk dreef zij een boerderijtje, ie eenige nalatenschap van haar overleden echtgenoot. Met snelle vaart rolde de trein het station binnen. Eugène snelde toe >m zijn moeder te helpen bij het uitstappen. Het waB een vrouw van ongeveer vijftig jaar, met een echt ooerinnen-uiterlijK. Haar oud, gerim peld gezicht werd echter mooi door naar vriendelijke oogen, die haar een sprekende gelijkenis gaven met haar ,.oon. Zij droeg een buiten modelsjapon, ien zeer ouderwetsche sjaal met groote idoemen en een hoed met lange anten, die onhandig onder de kin yaren vastgeknoopt. En dit alles was zoo verschoten en antiek, dat het was alsof zij de kleederen van haar groot moeder had aangetrokken. In het genoegen dat hg ondervond big het weerzien van zijn moeder, merkte Eugène die wonderlijke klee ding niet op. Hij vond haar mooi omdat hij haar aanzag met zijn harten het oude gezicht hem herinnerde aan al de schatten van die moederlijke liefde en feeders eid. De moeder hield een oogenblik den zoon omvat in de vreugde van het wederzien. Toen nam zij glimlachend zijn arm, vroeg naar zijn gezondheid en sprak over het geluk dat hem te beurt viel. Haar taal was eenvoudig, maar ieder woord was oprecht en wel gemeend. Er stond een rijtuig voor het station en hij bood haar aan, om daarmee naar zijn kamer te rijden. Zij weigerde evenwel en verklaarde dat zij zeer flink loopen kon en gaarne wandelde bij dit mooie weer. De hoofloorzaak van hare afwijzing was evenwel een klein weinigje trots op dien knappen zoon, met wien zij fier wasjzichinde onbekende stad te vertoon©». In Eugènes kleine zitkamer was het tweede ontbijt klaargezet. In vroo- lijke stemming gingen zij aan tafel, beide verrukt dat zij nu eens samen, heel intiem, konden praten over alles wat Eugènes uitverkorene betrof. „Hou je zooveel van haar?" vroeg met een vriendelijken glimlach. „Meer dan ik zeggen kan," ant woordde hij, haar eem portret over handigende dat hij uit een étui in zijn bostzak nam. „Zij is bekoorlijk mompelde de moeder na eenige oogenb.Hkken het portret te hebben bekeken. „Meer dan dat," zei Eugène ver rukt en noemde een voor een hare 8 eigenschappen op. De oude vrouw luisterde stil toe. Het deed haar goed, dat hg nog zoo opgewekt, zoo enthousiast was. Die soldaat die in het vuur van den vijand de gouden epauletten had verdiend, was senti menteel gebleven als een jong meisje. De aanraking met de scherpe kanten van het leven hadden de gevoeligheid niet aan zijn ziel ontnomen. Zijn moeder kuste hem glimlachend en aangedaan. Daarop vroeg zij eenigs- zins aarzelend „Clotilde is rijk, niet waar? „Ja, haar vader heeft in den handel fortuin gem takt. Mevrou w Larcier bewoont een zeer groot huis." Een half uur later begaven zij zich per rijtuig naar het huis van mevr. Larcier. Eugèae had aan het bezoek van zijn moeder een zeker decorum willen geven. Zij belden aan. Een knecht, gekleed in het zwart met witte das, verscheea. Eugènes moeder schikte haar sjaal recht, keek naar hare gekreukte japon en scheen door een droevig voorge voel te worden bevangen. Terwijl de knecht de bezoekers in den salon liet, keek hij tersluiks naar de bezoekster, wier zonderlinge klee ding hem zeker zou hebben doen glimlachenware het niet dat d© tegenwoordigheid van den officier hem respect had ingeboezemd. Eugènes moeder gevoelde zich reeds niet op haar gemak in de weelderig gemeubileerde kamers die men haar liet doorgaan en toen zij binnentrad in het coquette blauw gemeubelde boudoir, waar de dames Larcier ge woonlijk ontvingen, was zij geheel verlegen. Clo lilde en hare moeder stonden op, klaarblijkelijk verwonderd en de bezoekster die dat zeer wel bemerkte, groette met een hoofdbuiging, als een nederig ondergeschikte. Mevrouw Lar cier droeg een toilet, dat meer weel derig dan deftig wasCiotilde was eenvoudiger, maar zeer smaakvol ge kleed. Het contrast tusschen haar beide en Eugènes moeder was zoo groot, dat zelfs Eugène het opmerkte en onmiddellijk begreep welk een in druk zij maatte. Mevrouw Larcier, bezat, al trachtte zij ook de groote dame tezijn, volstrekt niet de gemak kelijkheid en de zelf beheersching waarmee vrouwen nit de hoogere standen hunne gedachten weten te verbergen en zelfs op Ciotildes gezich tje was de teleurstelling duidelijk te zien. Dit alles ontging Eugènes moeder die gezond verstand genoeg had, vol strekt niet. Het deed haar pijn, min der voor haar zelve dan om haar zoon en zij maakte zich reeds beangst over de mogelgke gevolgen. Zij had beter gedaan met weg te blijven; haar komst had alles bedorven, Eu gènes toekomst misschien vernietigd. Verlangend om een beteren indruk te maken, trachtte zij zich door haar gesprek aangenaam te maten, uit liefde voor haar zoon. O, alleen daar om, want al» zij vrij was geweest in haar handelen zou zij die trotscne vrouw wel op haar plaats hebben gezet. Mevrouw Larcier antwoordde haar nauwelijks. Zij verweet zich zelve, dat zij niet beter geïnformeerd had. Wan neer hare dochter er op stond met Engèae te trouwen, 10 a in elk geval de moeder op een afstand moe ten worden gehouden en dat zou niet moeilijk vallen daar zij zoo ver weg woonde. Misschien zelfs zou men eea middel kunnen vinden om haar niet bij het trouwen t© hebben. Daar zou zij een nog treuriger figuur maken. Glotilde herstelde zich spoedig, zij glimlachte Eugene toe, maar bleef koel en bijna minachtend voor zijn moeder. Na de beschrijving die de jonge man haar van zijn moeder had gegeven, verwachtte zij geen aristo cratische verschijning, maar de wer kelijkheid bleef toch ai te ver onder hare verwachting. Eugène was na een oogenblik van verwarring weer spoedig meester van zichzelven. Hij begreep volkomen welk een onvoordeeligen indruk zijn moeder maakte, maar hij verborg zijn toorn uit trots en nam met verfijnde beleefdheid en veel tact aan het ge sprek deel. Het bezoek duurde kort, allen wen6chten spoedig een einde te ma ken aan een gespannen toestand. San Zaterdagavondpraatjs. CCXXXIH. De Raad doet in den laatsten tijd •veer druk aan geheimzinnigheid. Den 27sten Maart is hij al eens in comité /ergaderd en nu gisteren was er zoo- vaar zelfs een spoedeischende gehei- ne zitting noodig. En dat op Vrijdag! 3ijgeloovige lieden zouden er van ril len en zich angstig maken over de /raag, of uit een geheime vergadering, op den onheilsdag van de week ge houden, ooit wel iets goeds zal kun- aen voortspruiten. Waar onze Vroedschap het over had? Ik weet het heusch niet. De Leden zeggen het niet wanneer ge het ann vraagt: de een antwoordt met een stalen gezicht dat hij het zelf aiet weet, „dan," denkt hij, „ben ik van dat lastige gevraag bet gauwst if"; de ander, niet minder leuk, geeft a in overweging „dat het misschien iver het kohier zou kunnen wezen," (alsof daar een spoedeiechende ver gadering voor noodig was) en de derde verklaart op de vraag kalmpjes weg: ,,ik zeg het niet," wat ook eigenlijk le quinteBsens uitmaakt van het ant woord der twee anderen. Summa summarum zijn we nog even wij». Welnu, laten we dan onze fantasie eens laten werken en nagaan vaar de Raad het over zou kunnen hebben gehad. Bestaat er misschien een plan, om de ambtenaren der ge meente steken in uniform? Lach niet lezer, er is al een stap op dien weg gedaan door het voorschrift dat de caasdragers moeten zijn gekleed in een witte kiel, en zooals ge weetals -r eenmaal éen stap is gedaan (men loemt dat op z'n hollandsch in den Raad een an-te-ce-dent), dan volgen er licht meer. En waarom niet? Een ambtenaar ;s iedereen niet en mag waarlijk wel ets hebben, dat hem ook op straat van de groote menigte onderscheidt. Toea Eugène en zijn moeder terug keerden in de kleine kamer, die zij zoo opgewekt hadden verlaten, »cheen hun het vertrek droevig en somber toe. Toch was er niets in veranderd, maar ons huis wordt verfraaid door het hart en het gemoed. Zelfs de zonnestraal die door het venster scheen maakte thans een somberen indruk op hem. Bleek en neerslachtig met, een traan aan de wimpers, viel de oude vrouw neer op een stoel. Eugène begreep hare droefheid en deze kwelde hem. Hij herinnerde zich zijn ziekelijke jeugd, de lange elapelooze nachten waarin de zorgvuldige moeder waakte aan zijn bedje. Die herinnering deed een verleden van lielde en teederheid v#or hem oprijzen, waarin zijn moe der de goede ©ngel wa« geweest. „Waarom »chreit u, moeder? Doe dat niet, het doet mij pijn." „Ik schrei niet, Eugène; ik ben gelukkig omdat jij gelukkig bent, Ze is heel lief, Clotilde, heel lief...." „Spreek mij niet van haar, alleB is uit." „Wat? hou je niet meer van haar." „O zeker, ik heb haar nog altijd lief, nooit zal ik een andere vrouw zoo kunnen liefhebben. Maar ik wil toch dit huwelijk nu niet meer..." De moeder «tond op, verschrikt dat haar zoon aldu» afstand wou doen van zijn geluk. „Eugène, Eugène hoe kun je er aan denken riep zij uit en nu stroomden hare heete tranen over vloedig. De wreede waarheid stond haar duidelijk voor oogen. Ik de moeder, oen het beletsel voor het ge luk van mijn zoon. Deze gedachte pijnigde haar zoo, dat zij wel had willen sterven opdat hij gelukkig zou zijn.... met haarl" „Schrei niet, moeder. Haar heb ik lief, maar niet zooveel als ik u lief heb 1" En in weerwil van zijn zelfbeheer- zijn saamgesteld: barones Van"Har- denbroek, grootmeesteres; freule Van de Poll, snr-intendantebarones Van Ittersum, barones Rengers, hofdames miss Winter, gouvernante der Ko ningin baron Van Hardenbroek, opper-kamerheerluit.-generaal graal Dumonceau, chef van het militaire huisbaron Clifford, hofmaarschalk baron Van Hogendorp, kapitein ter zee en adjudant; jhr. Van Pabstvan Bingerden, kamerheer; baron Bentinck le stalmeester; kapitein Van den Bosch, adjudantle luitenant jhr. Van Suchtelen en graaf Dumonceau, or- donnanee-officieren; jhr. de Ranitz kamerheer en particulier secretaris. Ook de directeur van het kabinet der Koningin zal gedurende het ko ninklijk verblijf te Amsterdam in de hoofdstad zijn. De Koninginnen zullen Zaterdag 27 dezer van Amsterdam over Vlissingen rechtstreeks de reis naar Londen aannemen. Het gevolg van Hare Ma jesteiten in Engeland zal bestaan uit jonkvrouw v. d. Poll, baronessen Van Ittersum en Rengers, miss Winter, baron Clifford, majoor baron Sirtema van Grovestina adjudant, le luite nant graaf Schimmelpennink, ordon- nance officier. De directeur van het kabinet zal ook deze reis medema ken. Uitvaart van Mgr. Snickers, Vrijdagmorgen ten 9 uur werd de pontificale uitvaart van wijlen mgr. Snickers, aartsbisschop te Utrecht, in de Cathedraal aldaar gehouden. Het ruime kerkgebouw was overyol. Onder de aanwezigen werden opge merkt de bisschoppen van Haarlem, Breda, 's Hertogen bosch en Roer mond, de onlangs benoemde hulpbis schop mgr. Van de Wetering meerdere hoogere geestelijken. De pontificale requiem-mis werd verricht door den bissohop van Haar lem, mgr. B jttemanne. Na afloop der mis beklom de kanun nik en plebaan der Cathedraal, pas toor Essink, den predikstoel. In warme woorden werden de vele verdienste» van wijlen Petrus Mathias Snicken herdacht. Na afloop der lijkrede omringden de Hoogwaardigheden (de bisschoppen de hulpbisschop) de lijkbaar ei sching welden dikke tranen in zijnverrichtten de wijding van het lijk oogen op en schreiend hielden deze twee brave menschen eikaars handen vast. Des avonds vertrok zijn moeder weer naar hui». Een uur later had Eugène den brief verzondeu, waarbij hij zijn engagement verbrak. Clotilde was er een week ziek door, maar vier maanden later trouwde zij met groote praal met een kapitein van het garnizoen 1 Ik zou dan de ambtenaren ter secre tarie willen kleeden in een zwart wambuis, zwarten kniebroek, zwarte kousen en schoenen met geapen daaroverheen voor de kou een langen zwarten mantel en als hoofddeksel een zwarte baret met twee gekruiste penneveeren. Voor den chef van een al- deeling wordt dit hoofddeksel vervan gen door een steek. De ambtenaren op het bureau van den gemeente-ontvanger zouden iets dergelijks kunnen dragen, maar met dit onderscheid dat zij enorme zakken zouden moeten hebben, ten teeken dat zij de mannen zijn die onze be lastingpenningen laten verdwijnen in de bodemlooze gemeentekas. Voorts zouden zij als insignes een rijksdaal der op hun wambuis kunnen dra gen. De uniform voor de ambtenaren van Publieke Werken i» als vanzelf aan gegeven ze zal moeten bestaan uit stevig bruin pilow, waarvan de archi tect een gekleede jas, de hoofdopzich ter een jasje met panden en de overige ambtenaren een colbert zullen dragen. Hun schoeisel zal zijn hooge laarzen over den pantalon heen en een pet met twee kleppen hun hoofddek sel. Alleen aan den hoofdop zichter en aan den architect zal, desgewen8cht,het dragen van een steek kunnen worden toegesiaan model te bepalen door Burgemeester en Wet houders. Dit is, naar ik gehoord heb, de korte inhoud van het voorstel dat B. en W. in de geheime zitting aan den Raad hebben ingediend. Groote moei lijkheid leverde de vraag op, hoe men de ambtenaren der gemeente-reiniging kleeden zou. Een toespeling op hun vak zou het costuum niet verfraaid hebbende reinigingsdienst leent zich kwalijk tot symboliek. Na veel ge- dachtenwisseling werd besloten hun een bruin linnen pak aan te trekkeD, meteen tonnetje binnenin de pet ge stikt, zoodat de Burgemeester en de Raadsleden wanneer ze door een man der reiniging gegroet worden, altijd zouden kunnen zien wien ze biiNJMKNLAMJJ, Hofberichten. Het gevolg der Koninginnen tijdens het verblijf te Amsterdam zal aldus vóór hadden zonder dat het tonnetje in 't publiek al te zeer in het oog viel. Plaatsruimte verbiedt mij, het ge- heele voorstel van B. en W. aldus na te gaan. Gaarne hadde ik anders nog vermeld, dat er een oogenblik aan gedacht is de bruggewachters te Bte- keu in zwemcostuum, met het oog op eventueel te redden drenkelingen. Wegens ons lieflijk klimaat (zie hier voor de zoogenaamde lenteavonden van deze dagen) heeft men daarvan moeten afzien. De leden van den Raad wenscht en te dossen in een costuum, dat aan het staatsiegewaad van de leden der Tweede Kamer doet denken, even wel zonder degen. Tegen dit gedeelte van het voorstel wordt ernstige op- poBitie verwacht van den heer Klein, die zich bevreesd maakt dat de be trekking wanneer er een mooi cos- tnum aan verbonden iB, al te zeer zal worden geambieerd door perso nen, wier deftigheid met den ernst van de post niet in overeenstemming wezen zal. Aan het slot van het voorstel van B. en W. komt de bepaling dat uit gezonderd de leden van den Raad en de hoofdambtenaren, de gemeente ambtenaren ten allen tijde bereid moe ten zijn om, wanneer zulks verlangd wordt, deel te nemen aan alle offioi- eel goedgekeurde optochten en sere nades. B. en W. zijn van meening dat zij dit voor de besparing in klee deren en voor de eer van uniform te dragen, wel mogen overhebben. Maar de lezer schudt het hoofd en meent dat de fantasie wat ver gaat, die B. en W. het plan toedicht om uit de karig gemeubelde gemeente kas nog sommen voor uniformen te putten. Welnu, laat ons aannemen dat dit onderwerp niet de reden was van de geheime zitting. Wat dunkt u dan van de Duinwaterquaestie Die is wel degeijjk aanhangig en wordt in den laatsten tijd met kracht aan gepakt, nadat men een jaar heeft la ten voorbijgaan in nuttelooze onder handelingen met eene ingezetene van Overveen en haren rechtsgeleerden raadsman, een lid van Provinciale Staten voor Amsterdam. Deze recla- mante wilde men zooveel mogelijk tegemoet komen en wat is daarvan het gevolg geweest? Ken jaar opont houd, anders niets. In zaken komt galanterie eenmaal niet te pas. Maar wat baat schreien over ge morste melk? zooals onze engel- sche buren zeggen. Laat men zich voornemen in de toekomst niet weer met melk te morsen en asjeblieft eens wat haast achter het werk zetten. Zitten we al niet veel te laag onder de zware hand van de amsterdam- sche water-overheersching en hare draconische bepalingen? Verliezen we er den moed niet bijik heb er iets van hooren droppelen, om niet te zeggen „uitlekken", dat water de ware oorzaak van de geheimzinnige vergadering is. Zoo moge het zijn! Lezer, hebt gij een dienstbode, die zich wel eens verstout het stof uwer voeten dat in het tapijt is gedrongen, nit te kloppen op straat na het reg lementaire uurtje van tienen Strooit ge wel eens aseh of zand of turfmolm wanaeer dat niet mag en laat ge het wel eens na als het wel moet gedaan worden Wijkt ge wel eenB van den breeden weg der deugd af door uw voet te plaatsen op den smallen grasrand der ondeugd? Ziet ge een voetpad wel eens voor een rijweg aan? Laat ge wel eens een kar onbeheerd des nachts buiten staan Kortom, begaat ge wel eens een van de misdaden, waartegen bij po- litie-vererdening straf is bedreigd? Zoo ja dan, ongelukkige, luister, verbleek en sidder I Het vorige jaar besloot de Raad op voorstel van den Burgemeester, om het aantal agenten le en 2e klasse uit te breiden, om zoodoende de promotie voor de talrijke agenten der 3e klasse wat te verbeteren. Aan dit besluit is dezer dagen gevolg gegeven en de bevordering is inder daad geschied. Na afloop der kerkelijke plechtighs den stelde de stoet zich op, vooraig# gaan door het koor, bestaande uit jon gens en knapen; de lijkkist, getf door den herderlijken stat, het waad en het kussen waarop de insig nee lagen van het commandeurschap der orde van den Ned. Leeuw en het grootkruis van het H. Gral. De hooge dignitarissen en ver;: gevolg namen plaats in 30 rijtuigen door leden der eerste familiën daat voor beschikbaar gesteld. De stoet nam den volgenden L. Nieuwatraat, Znilenstraat, Nieu* Gracht, (aartsb. paleis) Bregittenstrast Naar rangorde van dienstjaren zoudt gij denken. Neen, bij keuze. Dat is het than heerschend systeem aan het buret van Politie. Promotie bij kenze f. gratificatiën aan inspecteurs en ad juncten, die zich bijzonder hebbel onderscheiden. Ik vind dat in vele opzichten vicieus stelsel, maar, enfin, 't is et: beginselquaestie en daarover kal men van gevoelen verschillen. Wi dan ook m. i. de grootste onjuistheii in deze promotie heeft uitgemaakt is dat daarbij don doorslag heeft gi geven het aantal proces-verbalen, dl door hen die voor bevordering i aanmerking kwamen, in het jaar is opgemaakt. Wordt nu, om het kort te zegge! de verdienste van een politieman b paald door het aantal bekeuringt dat hij constateert? Ik zou die stelling niet graag t dedigen. Het zij verre van mij to weren, dat de agent die de meest verbalen heeft opgemaakt, een i caneur zou zijndie maar tactiel rethts en links bekeurt maar» den anderen kant stel ik zijn kan» raad, die vijf of tien verbalen mil der heelt, volstrekt niet lager. T(X vallige omstandigheden kunnen dal van geheel en al de oorzaak zijn. Wat is evenwel van deze promoti het curieusegevolg? Dat de agenten! klasse die gepasseerd zijn, zich vo« nemen om nu eene druk te gaan Tt baliseeren. Wee den mng die op dl neus van een politieman gaat zitte Wee den burger, die zich gesnapt S op een tot dusver getolereerde f noozele overtreding! Burgers van Haarlem, neemt n acht I De beer is los 1 Haarlems poi tieagenten gaan de prooesverbaalspoi uitoefenen op de rustige paden vi nwe dagelijksohe gewoonten. Wie i het hun kwalijk nemen De houd van het record wordt immers heloot met promotie FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6