De bekooitijks fi'ieirijdsier.
BINNENLAND,
ftechtszakei).
(iönieügd NiöiiWij.
Brand in een petroienm-depa t.
„Je behoeit niet op mij te wachten
Frits. Stellig en zeker zal ik nog een
uur noodig hebben om die vet wensch-
te trappers weer in orde te brengen.
Rijd liever naar Noordhoek en bestel
daar in den Gouden Leeuw een 8te-
vigen lunch voor twee personen. Als niet helpen, 't is mijn eigen schuld, kon
1 voorstel juffrouw Wijnsma eenigszinsniet, dat is zeker. Zoo'n geslepen; Naar Reuter uit Berlijn seint bevatgen op deu openingsdag ujoit kiatr
in verlegenheid te brengen. i dievegge en die machine van haaris i de Reichsanzdger een keizerlijk besluit, zijn, doch de Amstsrdainscha tento m-
„Daartegen bestaat maar éen grootnog geen tientje waard. En jij lietwaarbij professor dr. J. van 'tHoff
bezwaar," zei zij toen. „Jacob ik haar maar kalmpjes wegrijden 1" 1 wordt benoemd tot buitenlandeed
meen mijn broer kapitein Wijnsma,: Ik gevoelde my getroffen in mijn ridder in de orde „peur ie mérité"
heeft mij zonder een cent op zakbeurs en in mijn ijdelheid (dat ijegens kunsien en wetenschappen.
gelaten." Bij deze bekentenis kreeg zij laatste was 't ergste) en werd daar-1
een kleur die haar allerliefst stond door onbillijk tegen den kellner, die! iiingeisoha Viaaelierg
vervolgde: „Natuurlijk kan hij dat het toch waarlijk ook niet
stelling moet een „deprimirenden
Eindruck" gemarkt hebben.
De volgende week geven wij een
rij uitvoerige artikels van onze naar
Amsterdam ezonden berichtgever
over de tentoonstelling en kunnen
Ik ga dikwijs uit zonder beurs, maar
ik zal het nu nooit weer doen."
dat klaar is ben ik wel weer bij je."
„Dat is zeaer beter, dar, hier te
blijven, als ik je toch niet helpen
kar. 't Was een leelijke val, oude leedwezen uit te drukken voegde erzijn beurt,
jongen en je moogt van geluk spre-Jbij,: „ik kan dus uw vriendelijk voor-1 v"'"' 11
ker, dat je er afgekomen bent met 6tel niet aanvaarden."
helpen j De vigacilei.3 van wierum en Mod-ons daarom eaa nader ingaan op het
dergat klagen nog steeds over denonderwerp besparen. Constateeren wij
Waarom heeft u dan ook een meisje ^f dien van hunne Engelsche i te dezer' plaatse alleen een conse^
dat u niet kende, zooveel vertrouwen i beroepsgeuoote ondervinden. Een qnentie, welke in handelspolitiek op-
o,1 UOlUOUofiaUUDDCU UIJUOl V1111'-Bil. JU011 T.r '-'""" f
Daarop lachte zy even als om baar geschonken vroeg de man, boos op deei rd|r ED„elec;le vi3ecber8v!oot I llicht van heteekenis is en welke de
3oo gebepen tegelijk, naderententoonstelling reeds heeft getoond.
Nooit heb ik mijn wiel teruggezien
Op de tentoonstelling zijnde Fran-
een paar schrammen en wat opont-
houd. Op mijn woord, ik dac it dat j te meer
ons reisje al aan een eind was. Laat
mij maar over, om voor den inwen
dige mensch te zorgen l"
„Ja, dat weet ik wel." zei mijn
fietskameraad Willem Holm, toen ik
den stuurstang greep en in den zadel
sprong. „Wanneer je mij niet langer
afleidt met je hupsche opmerkingen
over mijn val, zal ik spoediger klaar
zijn dan je denkt!
Met dezen i-pot om mij aan te zetten
trapte ik voort en rolde den weg langs
naar Noordhoek, waarvan ik nog on
geveer zes mijlen verwijderd was. Het
was een mooie heldere morgen en
een ritje op mijn wiel, zoo snel en
zoo langzaam als ik zelf maar ver-
kooe, was heel wat aangenamer, dan
met een sigaar in den mond op een
bank te zitten en te kijken naar mijn j
ongelukkigen vriend, die al moppe- j
rende over „verraderlijke wegen" en
„dat ellendige slippen", bezig was
de schade aan zijn wiel te herstellen.
Ik had ongeveer de helft van den
afstand afgelegd, toen ik bij een krom
ming van den weg een wielrijdster
zag staan, die blijkbaar een ongeluk
met haar fiets had gekregen. Althans
zij stond naast haar wiel en keek
treurig om zich heen, alsof zij uitzag
naar hulp.
Getrouw aan den aandrang die
iederer. wielrijder bezielt om een wiel
rijder die in nood verkeert, te helpen,
vertraagde ik mijn vaart en zag, terwijl
ik naderbij kwam, dat de dame jong
en zeer bekoorlijk was, twee omstan
digheden die mij nog meer aanspoor
den om haar mijn diensten aan te
bieden.
In dat opzicht werden mijn wen-
schen spoedig verhoord, want toen ik
afsteeg en beieeld vroeg, of er iets met
hare machine gebeurd was, kwam er
een allerliefste glimlach op haar
bevallig gezichtje.
„O, u is wel vriendelijk, meneer,"
luidde het antwoord, dat gegeven werd
zonder de minste beschroomdheid, „ik
moet erkennen, dat ik ineen lastige
positie geraakt ben. De stuurstang
van mijn wiel is losgeraakt en ik
heb niets bij mij, waarmee ik hem
kan vastschroeven. En alsof het nog
niet genoeg was, ben ik van mijn
broeder, kapitein Wijnsma, afgeraakt
en hij zal geen flauw vermoeden
hebben van de lastige positie, waarin
ik gekomen ben."
„O, dat zal ik wel gauw in orde
brengen,"zei ik geruststellend en kreeg
een zoo dankbaar lachje ten antwoord,
dat ik wezenlijk dacht nooit zulk een
bekoorlijk meisje te hebben ontmoet
als juffrouw Wijnsma.
Met mijn engelschen sleutel trachtte
ik nu den stuurstang van het wiel
weer vast te draaien. Het viel mij
dadelijk op, dat haar wiel lang niet
van de beste qualiteit was en ik
overdacht hoe jammer het was, dat
rijwiel en wielrijdster niet meer met
elkander in overeenstemming waren,
toen plotseling de schroefdraad van
het stuur afbrak.
„Dat is een mooie historie," zei ik,
kleurende van boosheid en verlegen
heid. „Wat zullen we nu doen, juf
frouw Wijnsma?"
„Ik weet het waarlijk niet," zei ze
op een toon van ontsteltenis die
mij nog meer van mijn stuk bracht.
Ik ben minstens twintig mijlen van
huis en mijn broeder, dat weet ik
zeker, zal er niet aan denken om
terug te keeren om te kijken waar ik
blijf. Zoo zijn broers altijd geheel
nutteloos als cavaliers!"
Ik voor mij was niet ontevreden,
dat de broer maar wegbleei en zei
„Wel, ik heb u in de moeielijkheid
gebracht en u moet mij toestaan, dat
ik u er ook weer uit red."
Aan mijn vriend Holm en onzen
lunch dacht ik volstrekt niet meer.
„Maar wat kunnen wij er aan doen?
U kan mij toch niet op uw wiel
transporteeren, het is niet voor twee
gebouwd," zei de jonge dame en
lachte zoo vroolijk, dat ik weer geheel
op mijn gemak was.
„Ik zou werkelijk op dit oogenblik
wenschen, dat het wel zoo was," ant
woordde ik stoutmoedig en kleurde
toen zij m\j met hare heldere, mooie
oogen aankeek. „Alleen kan ik u
voorstellen om een hotel of koffie
huis in de buurt op te zoeken, waar
u blijven kan terwijl ik een nieuwen
schroef tracht machtig te worden. Ik
kan gemakkelijk uw wiel en het mijne
te zamen voortrollen."
®Tot mijne verwondering scheen dit
i i- - dikwijls zoo dicht de Friesche kust, - -
en de slimme dievegge met haar aar-da(. vmj Jen zeedijk met het bloote Bchei1 het best vertegenwoordig, on
geveer ten getale van 600, terwijl van
Duitsche zijde slechts ongeveer 125
„Integend el," zei ik dringend, „des dig gezichtje evenmin. Ik heb haar i duideliis
reden iB er dat ik u van den diefstal nog niet vergeven,maarl«ö J
_k zijn waar te neuien.
Maar ai te zeer worden onze visschers,
'ji i 'i -i 'i i IvlttdJ ci.t tü Jtiwci DiUt.ll UlIüB viböDuclO, J 1 v -•
dienst zou zijd, vooral omdat het ge- toch weet ik met of ik, zoo ik haai <üe tQc i ook niet d& 8lijkRroadeü firma's tentóongesteld hebben. Da
beurde is toe te schrijven aan mijne, ooit terugzag, den moed zou hebben, |lun bedr«f kunne i uit S^ad tengevolge, dat zich in Holland!
zorgeloosheid. Wezenlijk, ik vind het haar aan de justitie over te leveren. :oefenen,dandoordeEngelecheniastig!een strooming doet gevoelen, welke
hoogst onaangenaam dat uw machineZoo groot is de macht, die een paar
door mijn schuld onbruikbaar gewor-mooie oogen uitoefenen op een jongen ;^ua waat
den is en onder die omstandigheden j man
ik mij verplicht het kwaad te
er geen bezwaar in zien uitloopt op een formeelen boycot der
en tuig stuk te zeilen of j E)iiltsciie industrie.
Parlementaire praatjes.
De Kamer heelt heden (Vrijdag)
lang gepraat over iets dat nog m de
acht
verhelpen. Als u mij dus wil veroor
loven u van dienst te zijn, kan ik
het gebeurde naar ik denk spoedi«
in orde brengen."
Het meisje aarzelde en ik vleide lucht*- hangt in werkelijken en
mij, dat zij volstrekt niets tegen mijnoverdrachtelij ken zin, ni. over het
gezelschap scheen te hebben. Stelligtelefoonverkeer, dat zich toch moestal
maakte ik een zeer gunstigen indruk j door het luchtruim beweegt (behalve
op haar. i bij ondergrondsche geleidingen) en
„Nu dan, als ik u toesta iets voor|over de Staatsexploitatie van den
mij uit te geven, moet dat alleen ge- i telefoondienst.
jschieden als een leening. Neen, valj Men weet, dat de heer Tydecaan
1 mij niet in de rede dat moeten een motie had ingediend, om de Ka-
wij vooraf wel en duidelijk bepalen.mer te doen uitspreken, dat staats-
Mijn broeder zal dat naderhand metexploitatie van dezen tak van ver-
u in orde brengen. Hij zon," voegde; keer wenschelijk was. Welnu, dit
ze er met een glimlach bij, „zeker sustenue heelt hij dan in een uit-
niet toestaan, dat ik iemand, die mij i voerige, van veel studie blij k gevende
geheel vreemd is, voor mij liet be-rede, toegelicht, in een rede, die wat
talen." j droog was, omdat er zooveel cijfers
„Het zou mijn verdiende straf zijn. 1 m voorkwamen en omdat de heer
Ik mag u dus ergens heenbrengen,Tyde manheel droog spreekt. Ik
terwijl ik de schade aan uw wiel laat i kan vanwege de ruimte hem
herstellen?" {natuurlijk niet op den voet volgen,
„Ik zie geen anderen uitweg," zei;maar ik ben het dadelijk met hem
ze met een zucht en liet daarop, grap- eens waar hij beweerde, dat in ons
pig dreigend, volgen: „Oho, broertje,land, wat de telefonie betreft, niet
ik zal je leeren als ik je weerzie 1 U j alles is pour le mieux dans le meii-
ziet nu eens, wat broers zich om zus- j leur des mondes. Herinnerend wat
ters bekommeren; hij is niet eensvroeger was beproefd om vanstaats-
teruggereden om te zien waar ik ge- wege in te grijpen in de regeling van
bleven was. Laat ons dan nu maarhet telefoonverkeer, noemde spr. den
voortgaan, mijnheeri toestand der telefonie hier alierdroe-
Ze aarzelde evenwel nog even eniyigst, zoowel op communaal als op
keek mij, half verlegen, van ter zijde j intercommunaal gebied, wat hij, met
aan. Ik gevoelde, dat ik mijn hart betrekking tot het laatste, vooral
wijt was en stelde mij voor weet aan het monopolie van de Bell
„Frits Brander, om u te dienenj Telefoon Maatsch. en wat het eerste
„Nu dan, mijnheer Brander, laat aangaat aan het te groot getal ex-
ons dan naar gindsche uitspanning j ploitanten. Dat wij op dit gebied ach-
gaan, aan de kromming van den i teriijk zijn toonde spr. aan met een
weg. U kan dan naar Noordhoekberoep op die landen waar Staats
gaan, er is geen plaats dichter bij, om exploitatie is ot in voorbereiding is.
mijne machine te laten maken. Ge-!En zijn conclusie luidde natuurlijk:
lukkig behoef ik u niet lang met mijn'voor een goed verkeer, voor waar-
lastige nabijheid te plagen." j borging van alle belangen, voor een-
,'t Is een aangename interruptie 1 heid van dienst is er maar éénmid-
van mijn tochtje," gaf ik zeer galantjdel: Staatsexploitatie,
ten antwoord en was er zeker van, j Steun kwam al dadelijk van den
dat ik nooit zulk een bekoorlijk en j heer Hesselink van Suchtelen, een
vrijmoedig meisje had ontmoet als warm bewonderaar van de telefoon
juffrouw Wijnsma. Toen wij de uit- i en die daaraan blijkbaar een groote
te vermeien.
Het gerucht loopt, dat een groot
Verscoerpt toezicht op de veiligheid s voorname Hollanascne firma's
onzer visschers daar, zou voorde vis- welke de goederen tot nog toe betrok-
schers uit genoemde
gewenscht zijn.
plaatsen zeer
Bij sententie van het Hoog Militair
Gerechtshof, Vrijdag door den krijgs
raad te 'e Herto^enbosch uitgespro
ken, is Sjoerd Jorna, wachtmeester
bij het 5e escadron, 2e reg. huzaren,
schuldig verklaard aan moord en
veroordeeld tot twintig jaren gevan
genisstraf met vervallen verklaring
van den militairen stand.
Bij een hevig on weder sloeg Vrijdag
namiddag omstreek 6 uur de blixsem
in een petroleumtank van de Bremer
Trading Company Lira, te Harburg
(Hannover.) Vijf tanks stonden weldra
in vlammen; aan blusschen is voorloo-
pig niet te denken. De politie heeft
veiligheidsmaatregelen genomen.
Eene
weinig vleiende beoor
deeling
geeft het Hamburger [Fremdenblatt
van ons, Nederlanders, in een uitge
breid artikel, waaraan het een en an
der is ontleend.
Het blad ontdekt allereerst, dat de
tijd reeds lang voorbij is, toen Hol
land een eerste poiltieke plaats iu
nam en aan de spits der handeldrij'
vende natiën stond, toen de Holland-
sche kunst onvergankelijke triomfen
vierde en Leiden als universiteit een
wereldnaam had,
Dat alles is voorbij Dat is geen
bewering: „het is een feit."
En een feit is 't ook, dat wij, Ne
derlanders, niets daarvan weten. „De
Hollander baadt zich nog altijd in
den roem van het verleden, voor hem
is zijn land ook heden nog het land
der Rembrandts en de De Ruijters.
spanning die zij had aangeduid, een j toekomst voorspelt, omdat hij in de
groot koffiehuis en restaurant, be-1 telefonie een zaak van publiek nut
reikten, was mij door haar aangena- bij uitnemendheid ziet en van
men kout de weg zeer kort gevallen. I uwen afgevaardigde Farncombe San-
Bij onderzoek bleek mij, dat ik 1 ders, die als steeds op de hoogte van
Noordhoek veel spoediger door een het vraagstuk bleek,ook in teohnischen
landpad dan langs den grooten weg zin, doch de illusiën eenigszins deed
bereiken kon en besloot dus mijnbekoelen, waar hij de meening uit-
wiel bij de uitspanning te laten staan, sprak, dat het telefoonverkeer nim-
Wat mijn reismakker betreft, ik dacht; mer een middel van verkeer voor
niet eens meer aan zijn bestaan. j allen zou worden, doch slechts voor
Yoor ik naar Noordhoek ging liet enkele klassen der bevolking zou
ik juffrouw Wijnsma een fiinkenworden gebruikt. Toch gaf ook hij
lunch brengen en zeide haar: „Neem 'j toe, na vergelijking met het buiten
mij niet kwalijk, maar ik heb nog-land, dat Staatsexploitatie (en dan
geen gelegenheid gehad met den kof- - met betaling per gesprek) zeer wen-
fiehuishouder af te rekeu en mis-schelijk zou zijn. Maar vóór alles
echien verlangt hij betaling voor ik stelde de heer Sanders, die de finan-
terugkeer. Behalve eenig kopergeld is j cieele zijde ernstig bekeek, in het
dit bankje van 25 gulden alles wat licht, dat de Staatstelefoondienst zich-
ik bij mij heb; wees zoo goed daar- zelf moest kunnen bedruipen,
over te beschikken, wanneer u datOppoiitie kwam van den heer Plate,
volstrekt verlangt bijwijze van leening.die een stelsel ontwikkelde, dat in
Op kiesche wijze legde ik het bankbil-i het kort neerkwam op gemeentelijke
jet op den hoek van de tafel en kreeg exploitatie door de gemeente (wat de
en geweldige kleur onder den eigen-1 heer Sanders had afgekeurd) en inter-
aardigen blik, dien ze op mij richtte communaal verkeer in handen van
en dien ik mij later maar al te goedden Staat. Maar hij stelde geen motie
herinnerde en begaf mij naar Noord-in dien zin voor, wat zeker den heer
hoek, waar ik bij een rijwielhande-i BaBtert verheugde, die de motie wel
laar alles vond wat ik noodig had. aanvaarden wilde, mits ze alleen wet-
ken uit Duitschland, van plan zijn
ihaar betrekkingen met Duitschlanc
'af te breken en in het vervolg mst
FranErijü: handelsbetrekkingen, aan te
knoopen.
Men bedenkt in Holland niet dat
Duitschland te Chicago op uitstekende
wijze heeft deelgenomen, dat het een
jaar iater ook nog de Antwerpsche
tentoonstelling heeft b i hit en voor
alles door een aantal nationale ten
toonstellingen zoo in beslaggenomen
wordt, dat men de tentoonstellings-
vermoeidheid der industdeele Kringen
en de betrekkelijk zwakke deelname
aan de Amsterdamsche tentoonstelling
kan begrijpen.
Al zou het in het belang onzer
betrekkingen tot Holland te wenschen
zijn geweest, dat de Duitsche indus
trie meer gebruik had gemaakt van
deze gunstige gelegenheid om door
een sterke deelname aan de tentoon
stelling den betrekkelijk lossen band
tusschen beide landen sterker te ma
ken en een verbetering der wederzijd-
sche verhoudingen in het leven te
roepen, dan verdient toch de stap
welken de Hollandsche firma's be
sloten hebben te doen, de scherpate
veroordeeling, als zijnde geheel on
rechtvaardig."
Hier is het Hamburger Fremden
blatt niet alleen de feiten aantoonen
de, maar ook de raadgevende vriend
dien wij misschien niet zouden heb
ben leeren kennen zonder onze on
rechtvaardige Hollandsche firma's
die n. b. haar betrekkingen me
Duitschland willen afbreken.
Bescheiden merkt het Fremdenblat
dan ook op dat het niets nieuws is
wat zij vertelt. „Voor dengene, die
met de Hollandsche toestanden ver
trouwd is en de stemming ken*
welke in het land heerscht tegenover
Duitschland, heeft de houding der
Hollandsche firma's nie;s verrassends
De Hollanders zijn, wat taai en af
stamming aangaat, wel is waar het
Spoorloos zijn de eeuwen Holland volk,dat ons het meest verwant is, maar
Twee uur later was ik terug, maar zag
van juffrouw Wijnsma geen spoor.
„O, de dame is nadat u weg was,
lelijke regeling vroeg, zonder meer.
Bij de oppositie yjegde zich de
Minister van Waterstaat, die hand-
spoedig heengegaan," zei de kellner, in haafde het ook vroeger ingenomen
antwoord op mijne vragen." Zij zeide standpunt, dat wettelijke regeling der
dat u dat met haar afgesproken wastelefonie niet noodig was, dat de wijze
en dat zij weg zou rijden op het van exploitatie der telefonie gunstig
wiel van haar broer. U zou haar na
rijden op haar wiel en met mij afre
kenen."
„Wat 1" riep ik ontsteld, „weggegaan
op mijn wiel gezegd, dat ik haar
broer wasEn dat ik betalen zou 1
Wat raaskal je toch, man
„Ik raiskal volstrekt niet!" zei de
man lomp en keek mij wantrouwend
aan. „Ik hoop toch dat er geen kwaad
bij is. Ze is
„Geen kwaad bij?" viel ik hem
woedend in de rede. „Weggegaan
met mijn nieuwe fiets van driehon
derd gulden en met mijn bankje van
vijf en twintig op den koop toe.
Geen kwaad bij Neen, voor haarnog in de lucht
was te noemen, dat voor een beslissing
nog tijd genoeg over ie als alle con
cession ten einde loopen, dat het
intercommunaal verkeer te gering is
om exploitatie van Staatswege te wet
tigen, dat de loop der omstandigheden
den afloop dezer zaak moest beheer-
schee, dat Staatsexploitatie noch beter
nóch goedkooper was, dat de klachten
niet algemeen genoeg zijn om tet
Staatsexploitatie over te gaan.
Blijkbaar had de Reg. niet veel zin
in de motie.
Wat zal er Woensdag mede ge
beuren
Wel, ik zou zeggen dat hangt ook
G. Jr.
„vorübergerauacht", men nam de mo
derne overwinningen der technieken
van het verkeer bereidwillig aan, doch
overigens gaf men zich over aan de
rust van den man, die zijn dagwerk
heeft volbracht en die nu gelooft, dat
hij van alle verdere werkzaamheid be
vrijd is."
Wij zijn dus eigenlijk versteend,
soms wordt ons een beetje adem in
geblazen en dan gaan wij weer verstee-
nenMaar dan zijn wij ook als een
steendan zit er geen beweging meer
in: „Er is heden nauwelijks een
tweede land, hetwelk zoo reactionair
is als Holland.
Voor alles wat buiten den engen
horizon van Mijnheer en Mevrouw
ligt, ontbreekt het den Hollander aan
inzicht, en zdo komt het, dat Holland
tegenwoordig het „Philis terland par
excellencegenoemd kan worden.
Gewoonweg versteend, derhalve
Het wordt ons duidelijk genoeg ge
zegd door het Hamb. Fremdenblatt
geheel onbaatzuchttig, zonder neven
bedoelingen, zonder rancune zoo
franchement weg
Misschien zal er een enkele „mijn
beer", of „mevrouw", met het slechte
inzicht en het benauwde horizonnetje
vragen, hoe ter wereld het Humb.
Fremdenblatt op de gedachte is ge
komen om ons zoo eensklaps te ver
vertellen dat wij dood, versuft, ver
steend zijn.
Het blad zegt het niet; maar het
zou mogelijk kunnen zijn dat het ho
rizonnetje van „meneer" en „mevrouw"
juist wijd genoeg was om het vol
gende te lezen en te begrijpen:
„Tegenwoordig doet HoLland intus-
schen van zich spreken door de inter
nationale tentoonstelling voor Hotel-
en Reiswezen, die op 11 Mei te
Amsterdam werd geopend. De ten
toonstelling was met groot „aplomb"
op touw gezet en wettigde de grootste
verwachtingen. Volgens de thans voor
ons liggende berichten in Duitsche
en bnitenlandsche bladen geschiedde
de opening, terwijl de tentoonstellin;
nog niet gereed was.
Men is er aan gewend, dat derge
lijke groot aangelegde tentoonstellin-
geestelijk staan zij Frankrij k veel na
der dan Duitschland. Voor alles wat
uit Frankrijk kwam heeft deHollan
der altijd een bizonder „faible" ge
toond, terwijl hij, zij het dan ook
niet vijandelijk, toch volmaakt onver
schillig tegenover Duitschland is.
Men heelt er zi«h in Holland aan
gewend, op de Duitschers met een
soort geringschatting neer te zien
welke geheel cnbegrijpelijk is en alleen
haar verklaring vindt in den alle
maat te buiten gaanden nationalen
trots en verwaandheid (Eigendünkel)
der Hollanders.
Patriotisme en nationale trots zijn
iets schoons, maar wanneer zij optreed
als in Holland, werkt ze een weinig
komisch en herinnert zij levendig aan
het overdreven en door niets gerecht
vaardigde zelf bewustzijn van de zonen
uit het „Reich der Mitte." In dezen
verwaanden nationalen trots gaat alle
stamverwantheid verloren en men
moet de ware stemming, welke in Hol
land tegenover Duitschland bestaat
kennen, om te begrijpen dat alle
plannen welke een politieke vereent
ging der beide landen beoogen,
bijzonder sterk voor den dag traden
voor vijf jaar, bij den dood van konin
Wilhelm, tot het rijk der utopie be-
hoeren.
En wanneer thans bij eenige groote
Hollandsche kooplieden deze voor
Duitschland ongunstige stemming zich
uit door een boycotten der Duitsche
industrie, dan bewijst dit dat een
weinig beteekenend voorval als
zwakke deelname van Duitschland
aan de tentoonstelling niet de aan
leiding is geweest tot het nemen van
dezen maatregel, doch dat de oorza
ken dieper liggen. Overigens is
boosheid der Hollanders des te min
der te begrijpen, daar bij het opzet
ten der tentoonstelling ideale
staathuishoudkundige doeleinden niet
op den voorgrond traden, doch in
eerste plaats op materieele voordeeien
werd gehoopt.
De tentoonstelling moest geld
het land brengen; dat was van den
aanvang af het wachtwoord.
Het geld-standpunt speelt ten slotte