De bekooitijks fi'ieirijdsier. BINNENLAND, ftechtszakei). (iönieügd NiöiiWij. Brand in een petroienm-depa t. „Je behoeit niet op mij te wachten Frits. Stellig en zeker zal ik nog een uur noodig hebben om die vet wensch- te trappers weer in orde te brengen. Rijd liever naar Noordhoek en bestel daar in den Gouden Leeuw een 8te- vigen lunch voor twee personen. Als niet helpen, 't is mijn eigen schuld, kon 1 voorstel juffrouw Wijnsma eenigszinsniet, dat is zeker. Zoo'n geslepen; Naar Reuter uit Berlijn seint bevatgen op deu openingsdag ujoit kiatr in verlegenheid te brengen. i dievegge en die machine van haaris i de Reichsanzdger een keizerlijk besluit, zijn, doch de Amstsrdainscha tento m- „Daartegen bestaat maar éen grootnog geen tientje waard. En jij lietwaarbij professor dr. J. van 'tHoff bezwaar," zei zij toen. „Jacob ik haar maar kalmpjes wegrijden 1" 1 wordt benoemd tot buitenlandeed meen mijn broer kapitein Wijnsma,: Ik gevoelde my getroffen in mijn ridder in de orde „peur ie mérité" heeft mij zonder een cent op zakbeurs en in mijn ijdelheid (dat ijegens kunsien en wetenschappen. gelaten." Bij deze bekentenis kreeg zij laatste was 't ergste) en werd daar-1 een kleur die haar allerliefst stond door onbillijk tegen den kellner, die! iiingeisoha Viaaelierg vervolgde: „Natuurlijk kan hij dat het toch waarlijk ook niet stelling moet een „deprimirenden Eindruck" gemarkt hebben. De volgende week geven wij een rij uitvoerige artikels van onze naar Amsterdam ezonden berichtgever over de tentoonstelling en kunnen Ik ga dikwijs uit zonder beurs, maar ik zal het nu nooit weer doen." dat klaar is ben ik wel weer bij je." „Dat is zeaer beter, dar, hier te blijven, als ik je toch niet helpen kar. 't Was een leelijke val, oude leedwezen uit te drukken voegde erzijn beurt, jongen en je moogt van geluk spre-Jbij,: „ik kan dus uw vriendelijk voor-1 v"'"' 11 ker, dat je er afgekomen bent met 6tel niet aanvaarden." helpen j De vigacilei.3 van wierum en Mod-ons daarom eaa nader ingaan op het dergat klagen nog steeds over denonderwerp besparen. Constateeren wij Waarom heeft u dan ook een meisje ^f dien van hunne Engelsche i te dezer' plaatse alleen een conse^ dat u niet kende, zooveel vertrouwen i beroepsgeuoote ondervinden. Een qnentie, welke in handelspolitiek op- o,1 UOlUOUofiaUUDDCU UIJUOl V1111'-Bil. JU011 T.r '-'""" f Daarop lachte zy even als om baar geschonken vroeg de man, boos op deei rd|r ED„elec;le vi3ecber8v!oot I llicht van heteekenis is en welke de 3oo gebepen tegelijk, naderententoonstelling reeds heeft getoond. Nooit heb ik mijn wiel teruggezien Op de tentoonstelling zijnde Fran- een paar schrammen en wat opont- houd. Op mijn woord, ik dac it dat j te meer ons reisje al aan een eind was. Laat mij maar over, om voor den inwen dige mensch te zorgen l" „Ja, dat weet ik wel." zei mijn fietskameraad Willem Holm, toen ik den stuurstang greep en in den zadel sprong. „Wanneer je mij niet langer afleidt met je hupsche opmerkingen over mijn val, zal ik spoediger klaar zijn dan je denkt! Met dezen i-pot om mij aan te zetten trapte ik voort en rolde den weg langs naar Noordhoek, waarvan ik nog on geveer zes mijlen verwijderd was. Het was een mooie heldere morgen en een ritje op mijn wiel, zoo snel en zoo langzaam als ik zelf maar ver- kooe, was heel wat aangenamer, dan met een sigaar in den mond op een bank te zitten en te kijken naar mijn j ongelukkigen vriend, die al moppe- j rende over „verraderlijke wegen" en „dat ellendige slippen", bezig was de schade aan zijn wiel te herstellen. Ik had ongeveer de helft van den afstand afgelegd, toen ik bij een krom ming van den weg een wielrijdster zag staan, die blijkbaar een ongeluk met haar fiets had gekregen. Althans zij stond naast haar wiel en keek treurig om zich heen, alsof zij uitzag naar hulp. Getrouw aan den aandrang die iederer. wielrijder bezielt om een wiel rijder die in nood verkeert, te helpen, vertraagde ik mijn vaart en zag, terwijl ik naderbij kwam, dat de dame jong en zeer bekoorlijk was, twee omstan digheden die mij nog meer aanspoor den om haar mijn diensten aan te bieden. In dat opzicht werden mijn wen- schen spoedig verhoord, want toen ik afsteeg en beieeld vroeg, of er iets met hare machine gebeurd was, kwam er een allerliefste glimlach op haar bevallig gezichtje. „O, u is wel vriendelijk, meneer," luidde het antwoord, dat gegeven werd zonder de minste beschroomdheid, „ik moet erkennen, dat ik ineen lastige positie geraakt ben. De stuurstang van mijn wiel is losgeraakt en ik heb niets bij mij, waarmee ik hem kan vastschroeven. En alsof het nog niet genoeg was, ben ik van mijn broeder, kapitein Wijnsma, afgeraakt en hij zal geen flauw vermoeden hebben van de lastige positie, waarin ik gekomen ben." „O, dat zal ik wel gauw in orde brengen,"zei ik geruststellend en kreeg een zoo dankbaar lachje ten antwoord, dat ik wezenlijk dacht nooit zulk een bekoorlijk meisje te hebben ontmoet als juffrouw Wijnsma. Met mijn engelschen sleutel trachtte ik nu den stuurstang van het wiel weer vast te draaien. Het viel mij dadelijk op, dat haar wiel lang niet van de beste qualiteit was en ik overdacht hoe jammer het was, dat rijwiel en wielrijdster niet meer met elkander in overeenstemming waren, toen plotseling de schroefdraad van het stuur afbrak. „Dat is een mooie historie," zei ik, kleurende van boosheid en verlegen heid. „Wat zullen we nu doen, juf frouw Wijnsma?" „Ik weet het waarlijk niet," zei ze op een toon van ontsteltenis die mij nog meer van mijn stuk bracht. Ik ben minstens twintig mijlen van huis en mijn broeder, dat weet ik zeker, zal er niet aan denken om terug te keeren om te kijken waar ik blijf. Zoo zijn broers altijd geheel nutteloos als cavaliers!" Ik voor mij was niet ontevreden, dat de broer maar wegbleei en zei „Wel, ik heb u in de moeielijkheid gebracht en u moet mij toestaan, dat ik u er ook weer uit red." Aan mijn vriend Holm en onzen lunch dacht ik volstrekt niet meer. „Maar wat kunnen wij er aan doen? U kan mij toch niet op uw wiel transporteeren, het is niet voor twee gebouwd," zei de jonge dame en lachte zoo vroolijk, dat ik weer geheel op mijn gemak was. „Ik zou werkelijk op dit oogenblik wenschen, dat het wel zoo was," ant woordde ik stoutmoedig en kleurde toen zij m\j met hare heldere, mooie oogen aankeek. „Alleen kan ik u voorstellen om een hotel of koffie huis in de buurt op te zoeken, waar u blijven kan terwijl ik een nieuwen schroef tracht machtig te worden. Ik kan gemakkelijk uw wiel en het mijne te zamen voortrollen." ®Tot mijne verwondering scheen dit i i- - dikwijls zoo dicht de Friesche kust, - - en de slimme dievegge met haar aar-da(. vmj Jen zeedijk met het bloote Bchei1 het best vertegenwoordig, on geveer ten getale van 600, terwijl van Duitsche zijde slechts ongeveer 125 „Integend el," zei ik dringend, „des dig gezichtje evenmin. Ik heb haar i duideliis reden iB er dat ik u van den diefstal nog niet vergeven,maarl«ö J _k zijn waar te neuien. Maar ai te zeer worden onze visschers, 'ji i 'i -i 'i i IvlttdJ ci.t tü Jtiwci DiUt.ll UlIüB viböDuclO, J 1 v -• dienst zou zijd, vooral omdat het ge- toch weet ik met of ik, zoo ik haai <üe tQc i ook niet d& 8lijkRroadeü firma's tentóongesteld hebben. Da beurde is toe te schrijven aan mijne, ooit terugzag, den moed zou hebben, |lun bedr«f kunne i uit S^ad tengevolge, dat zich in Holland! zorgeloosheid. Wezenlijk, ik vind het haar aan de justitie over te leveren. :oefenen,dandoordeEngelecheniastig!een strooming doet gevoelen, welke hoogst onaangenaam dat uw machineZoo groot is de macht, die een paar door mijn schuld onbruikbaar gewor-mooie oogen uitoefenen op een jongen ;^ua waat den is en onder die omstandigheden j man ik mij verplicht het kwaad te er geen bezwaar in zien uitloopt op een formeelen boycot der en tuig stuk te zeilen of j E)iiltsciie industrie. Parlementaire praatjes. De Kamer heelt heden (Vrijdag) lang gepraat over iets dat nog m de acht verhelpen. Als u mij dus wil veroor loven u van dienst te zijn, kan ik het gebeurde naar ik denk spoedi« in orde brengen." Het meisje aarzelde en ik vleide lucht*- hangt in werkelijken en mij, dat zij volstrekt niets tegen mijnoverdrachtelij ken zin, ni. over het gezelschap scheen te hebben. Stelligtelefoonverkeer, dat zich toch moestal maakte ik een zeer gunstigen indruk j door het luchtruim beweegt (behalve op haar. i bij ondergrondsche geleidingen) en „Nu dan, als ik u toesta iets voor|over de Staatsexploitatie van den mij uit te geven, moet dat alleen ge- i telefoondienst. jschieden als een leening. Neen, valj Men weet, dat de heer Tydecaan 1 mij niet in de rede dat moeten een motie had ingediend, om de Ka- wij vooraf wel en duidelijk bepalen.mer te doen uitspreken, dat staats- Mijn broeder zal dat naderhand metexploitatie van dezen tak van ver- u in orde brengen. Hij zon," voegde; keer wenschelijk was. Welnu, dit ze er met een glimlach bij, „zeker sustenue heelt hij dan in een uit- niet toestaan, dat ik iemand, die mij i voerige, van veel studie blij k gevende geheel vreemd is, voor mij liet be-rede, toegelicht, in een rede, die wat talen." j droog was, omdat er zooveel cijfers „Het zou mijn verdiende straf zijn. 1 m voorkwamen en omdat de heer Ik mag u dus ergens heenbrengen,Tyde manheel droog spreekt. Ik terwijl ik de schade aan uw wiel laat i kan vanwege de ruimte hem herstellen?" {natuurlijk niet op den voet volgen, „Ik zie geen anderen uitweg," zei;maar ik ben het dadelijk met hem ze met een zucht en liet daarop, grap- eens waar hij beweerde, dat in ons pig dreigend, volgen: „Oho, broertje,land, wat de telefonie betreft, niet ik zal je leeren als ik je weerzie 1 U j alles is pour le mieux dans le meii- ziet nu eens, wat broers zich om zus- j leur des mondes. Herinnerend wat ters bekommeren; hij is niet eensvroeger was beproefd om vanstaats- teruggereden om te zien waar ik ge- wege in te grijpen in de regeling van bleven was. Laat ons dan nu maarhet telefoonverkeer, noemde spr. den voortgaan, mijnheeri toestand der telefonie hier alierdroe- Ze aarzelde evenwel nog even eniyigst, zoowel op communaal als op keek mij, half verlegen, van ter zijde j intercommunaal gebied, wat hij, met aan. Ik gevoelde, dat ik mijn hart betrekking tot het laatste, vooral wijt was en stelde mij voor weet aan het monopolie van de Bell „Frits Brander, om u te dienenj Telefoon Maatsch. en wat het eerste „Nu dan, mijnheer Brander, laat aangaat aan het te groot getal ex- ons dan naar gindsche uitspanning j ploitanten. Dat wij op dit gebied ach- gaan, aan de kromming van den i teriijk zijn toonde spr. aan met een weg. U kan dan naar Noordhoekberoep op die landen waar Staats gaan, er is geen plaats dichter bij, om exploitatie is ot in voorbereiding is. mijne machine te laten maken. Ge-!En zijn conclusie luidde natuurlijk: lukkig behoef ik u niet lang met mijn'voor een goed verkeer, voor waar- lastige nabijheid te plagen." j borging van alle belangen, voor een- ,'t Is een aangename interruptie 1 heid van dienst is er maar éénmid- van mijn tochtje," gaf ik zeer galantjdel: Staatsexploitatie, ten antwoord en was er zeker van, j Steun kwam al dadelijk van den dat ik nooit zulk een bekoorlijk en j heer Hesselink van Suchtelen, een vrijmoedig meisje had ontmoet als warm bewonderaar van de telefoon juffrouw Wijnsma. Toen wij de uit- i en die daaraan blijkbaar een groote te vermeien. Het gerucht loopt, dat een groot Verscoerpt toezicht op de veiligheid s voorname Hollanascne firma's onzer visschers daar, zou voorde vis- welke de goederen tot nog toe betrok- schers uit genoemde gewenscht zijn. plaatsen zeer Bij sententie van het Hoog Militair Gerechtshof, Vrijdag door den krijgs raad te 'e Herto^enbosch uitgespro ken, is Sjoerd Jorna, wachtmeester bij het 5e escadron, 2e reg. huzaren, schuldig verklaard aan moord en veroordeeld tot twintig jaren gevan genisstraf met vervallen verklaring van den militairen stand. Bij een hevig on weder sloeg Vrijdag namiddag omstreek 6 uur de blixsem in een petroleumtank van de Bremer Trading Company Lira, te Harburg (Hannover.) Vijf tanks stonden weldra in vlammen; aan blusschen is voorloo- pig niet te denken. De politie heeft veiligheidsmaatregelen genomen. Eene weinig vleiende beoor deeling geeft het Hamburger [Fremdenblatt van ons, Nederlanders, in een uitge breid artikel, waaraan het een en an der is ontleend. Het blad ontdekt allereerst, dat de tijd reeds lang voorbij is, toen Hol land een eerste poiltieke plaats iu nam en aan de spits der handeldrij' vende natiën stond, toen de Holland- sche kunst onvergankelijke triomfen vierde en Leiden als universiteit een wereldnaam had, Dat alles is voorbij Dat is geen bewering: „het is een feit." En een feit is 't ook, dat wij, Ne derlanders, niets daarvan weten. „De Hollander baadt zich nog altijd in den roem van het verleden, voor hem is zijn land ook heden nog het land der Rembrandts en de De Ruijters. spanning die zij had aangeduid, een j toekomst voorspelt, omdat hij in de groot koffiehuis en restaurant, be-1 telefonie een zaak van publiek nut reikten, was mij door haar aangena- bij uitnemendheid ziet en van men kout de weg zeer kort gevallen. I uwen afgevaardigde Farncombe San- Bij onderzoek bleek mij, dat ik 1 ders, die als steeds op de hoogte van Noordhoek veel spoediger door een het vraagstuk bleek,ook in teohnischen landpad dan langs den grooten weg zin, doch de illusiën eenigszins deed bereiken kon en besloot dus mijnbekoelen, waar hij de meening uit- wiel bij de uitspanning te laten staan, sprak, dat het telefoonverkeer nim- Wat mijn reismakker betreft, ik dacht; mer een middel van verkeer voor niet eens meer aan zijn bestaan. j allen zou worden, doch slechts voor Yoor ik naar Noordhoek ging liet enkele klassen der bevolking zou ik juffrouw Wijnsma een fiinkenworden gebruikt. Toch gaf ook hij lunch brengen en zeide haar: „Neem 'j toe, na vergelijking met het buiten mij niet kwalijk, maar ik heb nog-land, dat Staatsexploitatie (en dan geen gelegenheid gehad met den kof- - met betaling per gesprek) zeer wen- fiehuishouder af te rekeu en mis-schelijk zou zijn. Maar vóór alles echien verlangt hij betaling voor ik stelde de heer Sanders, die de finan- terugkeer. Behalve eenig kopergeld is j cieele zijde ernstig bekeek, in het dit bankje van 25 gulden alles wat licht, dat de Staatstelefoondienst zich- ik bij mij heb; wees zoo goed daar- zelf moest kunnen bedruipen, over te beschikken, wanneer u datOppoiitie kwam van den heer Plate, volstrekt verlangt bijwijze van leening.die een stelsel ontwikkelde, dat in Op kiesche wijze legde ik het bankbil-i het kort neerkwam op gemeentelijke jet op den hoek van de tafel en kreeg exploitatie door de gemeente (wat de en geweldige kleur onder den eigen-1 heer Sanders had afgekeurd) en inter- aardigen blik, dien ze op mij richtte communaal verkeer in handen van en dien ik mij later maar al te goedden Staat. Maar hij stelde geen motie herinnerde en begaf mij naar Noord-in dien zin voor, wat zeker den heer hoek, waar ik bij een rijwielhande-i BaBtert verheugde, die de motie wel laar alles vond wat ik noodig had. aanvaarden wilde, mits ze alleen wet- ken uit Duitschland, van plan zijn ihaar betrekkingen met Duitschlanc 'af te breken en in het vervolg mst FranErijü: handelsbetrekkingen, aan te knoopen. Men bedenkt in Holland niet dat Duitschland te Chicago op uitstekende wijze heeft deelgenomen, dat het een jaar iater ook nog de Antwerpsche tentoonstelling heeft b i hit en voor alles door een aantal nationale ten toonstellingen zoo in beslaggenomen wordt, dat men de tentoonstellings- vermoeidheid der industdeele Kringen en de betrekkelijk zwakke deelname aan de Amsterdamsche tentoonstelling kan begrijpen. Al zou het in het belang onzer betrekkingen tot Holland te wenschen zijn geweest, dat de Duitsche indus trie meer gebruik had gemaakt van deze gunstige gelegenheid om door een sterke deelname aan de tentoon stelling den betrekkelijk lossen band tusschen beide landen sterker te ma ken en een verbetering der wederzijd- sche verhoudingen in het leven te roepen, dan verdient toch de stap welken de Hollandsche firma's be sloten hebben te doen, de scherpate veroordeeling, als zijnde geheel on rechtvaardig." Hier is het Hamburger Fremden blatt niet alleen de feiten aantoonen de, maar ook de raadgevende vriend dien wij misschien niet zouden heb ben leeren kennen zonder onze on rechtvaardige Hollandsche firma's die n. b. haar betrekkingen me Duitschland willen afbreken. Bescheiden merkt het Fremdenblat dan ook op dat het niets nieuws is wat zij vertelt. „Voor dengene, die met de Hollandsche toestanden ver trouwd is en de stemming ken* welke in het land heerscht tegenover Duitschland, heeft de houding der Hollandsche firma's nie;s verrassends De Hollanders zijn, wat taai en af stamming aangaat, wel is waar het Spoorloos zijn de eeuwen Holland volk,dat ons het meest verwant is, maar Twee uur later was ik terug, maar zag van juffrouw Wijnsma geen spoor. „O, de dame is nadat u weg was, lelijke regeling vroeg, zonder meer. Bij de oppositie yjegde zich de Minister van Waterstaat, die hand- spoedig heengegaan," zei de kellner, in haafde het ook vroeger ingenomen antwoord op mijne vragen." Zij zeide standpunt, dat wettelijke regeling der dat u dat met haar afgesproken wastelefonie niet noodig was, dat de wijze en dat zij weg zou rijden op het van exploitatie der telefonie gunstig wiel van haar broer. U zou haar na rijden op haar wiel en met mij afre kenen." „Wat 1" riep ik ontsteld, „weggegaan op mijn wiel gezegd, dat ik haar broer wasEn dat ik betalen zou 1 Wat raaskal je toch, man „Ik raiskal volstrekt niet!" zei de man lomp en keek mij wantrouwend aan. „Ik hoop toch dat er geen kwaad bij is. Ze is „Geen kwaad bij?" viel ik hem woedend in de rede. „Weggegaan met mijn nieuwe fiets van driehon derd gulden en met mijn bankje van vijf en twintig op den koop toe. Geen kwaad bij Neen, voor haarnog in de lucht was te noemen, dat voor een beslissing nog tijd genoeg over ie als alle con cession ten einde loopen, dat het intercommunaal verkeer te gering is om exploitatie van Staatswege te wet tigen, dat de loop der omstandigheden den afloop dezer zaak moest beheer- schee, dat Staatsexploitatie noch beter nóch goedkooper was, dat de klachten niet algemeen genoeg zijn om tet Staatsexploitatie over te gaan. Blijkbaar had de Reg. niet veel zin in de motie. Wat zal er Woensdag mede ge beuren Wel, ik zou zeggen dat hangt ook G. Jr. „vorübergerauacht", men nam de mo derne overwinningen der technieken van het verkeer bereidwillig aan, doch overigens gaf men zich over aan de rust van den man, die zijn dagwerk heeft volbracht en die nu gelooft, dat hij van alle verdere werkzaamheid be vrijd is." Wij zijn dus eigenlijk versteend, soms wordt ons een beetje adem in geblazen en dan gaan wij weer verstee- nenMaar dan zijn wij ook als een steendan zit er geen beweging meer in: „Er is heden nauwelijks een tweede land, hetwelk zoo reactionair is als Holland. Voor alles wat buiten den engen horizon van Mijnheer en Mevrouw ligt, ontbreekt het den Hollander aan inzicht, en zdo komt het, dat Holland tegenwoordig het „Philis terland par excellencegenoemd kan worden. Gewoonweg versteend, derhalve Het wordt ons duidelijk genoeg ge zegd door het Hamb. Fremdenblatt geheel onbaatzuchttig, zonder neven bedoelingen, zonder rancune zoo franchement weg Misschien zal er een enkele „mijn beer", of „mevrouw", met het slechte inzicht en het benauwde horizonnetje vragen, hoe ter wereld het Humb. Fremdenblatt op de gedachte is ge komen om ons zoo eensklaps te ver vertellen dat wij dood, versuft, ver steend zijn. Het blad zegt het niet; maar het zou mogelijk kunnen zijn dat het ho rizonnetje van „meneer" en „mevrouw" juist wijd genoeg was om het vol gende te lezen en te begrijpen: „Tegenwoordig doet HoLland intus- schen van zich spreken door de inter nationale tentoonstelling voor Hotel- en Reiswezen, die op 11 Mei te Amsterdam werd geopend. De ten toonstelling was met groot „aplomb" op touw gezet en wettigde de grootste verwachtingen. Volgens de thans voor ons liggende berichten in Duitsche en bnitenlandsche bladen geschiedde de opening, terwijl de tentoonstellin; nog niet gereed was. Men is er aan gewend, dat derge lijke groot aangelegde tentoonstellin- geestelijk staan zij Frankrij k veel na der dan Duitschland. Voor alles wat uit Frankrijk kwam heeft deHollan der altijd een bizonder „faible" ge toond, terwijl hij, zij het dan ook niet vijandelijk, toch volmaakt onver schillig tegenover Duitschland is. Men heelt er zi«h in Holland aan gewend, op de Duitschers met een soort geringschatting neer te zien welke geheel cnbegrijpelijk is en alleen haar verklaring vindt in den alle maat te buiten gaanden nationalen trots en verwaandheid (Eigendünkel) der Hollanders. Patriotisme en nationale trots zijn iets schoons, maar wanneer zij optreed als in Holland, werkt ze een weinig komisch en herinnert zij levendig aan het overdreven en door niets gerecht vaardigde zelf bewustzijn van de zonen uit het „Reich der Mitte." In dezen verwaanden nationalen trots gaat alle stamverwantheid verloren en men moet de ware stemming, welke in Hol land tegenover Duitschland bestaat kennen, om te begrijpen dat alle plannen welke een politieke vereent ging der beide landen beoogen, bijzonder sterk voor den dag traden voor vijf jaar, bij den dood van konin Wilhelm, tot het rijk der utopie be- hoeren. En wanneer thans bij eenige groote Hollandsche kooplieden deze voor Duitschland ongunstige stemming zich uit door een boycotten der Duitsche industrie, dan bewijst dit dat een weinig beteekenend voorval als zwakke deelname van Duitschland aan de tentoonstelling niet de aan leiding is geweest tot het nemen van dezen maatregel, doch dat de oorza ken dieper liggen. Overigens is boosheid der Hollanders des te min der te begrijpen, daar bij het opzet ten der tentoonstelling ideale staathuishoudkundige doeleinden niet op den voorgrond traden, doch in eerste plaats op materieele voordeeien werd gehoopt. De tentoonstelling moest geld het land brengen; dat was van den aanvang af het wachtwoord. Het geld-standpunt speelt ten slotte

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 10