De tentoonstelling is, en blijft, hoofd zaak. Zij hoopt op mooi weder: de belangrijkheid der expositie en de aantrekkingskracht van Sonsbeek, het schoonste park van Nederland, zullen dan zeker eene week van beteekenis voor Arnhem maken. Brutale aanranding. Zekere heer B. uit de Yondelstraat te Amsterdam werd Maandagmorgen om half elf op den Dam op de meest brutale wijze aangerand* Gewapend met een scherp mes viel de geweld dadiger den heer B. aan en bracht hem eene snede in 't aangezicht toe. De aangevallene had de tegenwoordigheid van geest zijn lichaam achterover te werpen, waardoor het mes op zijn jas uitgleed en de wond dus gelukkig minder ernstig was. Op aanwijzing werd de aanrander in de Kalverstraat gevat en naar het politiebureau ge leid hij is thans in hechtenis. Men schijnt met een gevaarlijk sujet te doen gehad te hebben, want voor den commissaris van politie verklaarde hij niet terug te deinzen weder een dergelijke daad te doen. Het speet hem, dat de heer B. er nog betrekke lijk zoo goed was afgekomen. Hij noemde zich „anarchist" en zeide uitsluitend gehandeld te hebben vol gens zijne overtuiging. Op den Z. O. Buitensingel te 's-Gra- venhage was Maandagmiddag een koetsier bezig zijn paard, dat voor een voorbijgaand rijtuig opzij was gesprongen, te mishandelen. Om het dier des te beter en des te harder te kunnen slaan, was de man gaan staan. Dit had ten gevolge, dat hij voorover van den bok viel en door zijn eigen rijtuig overreden werd Door een collega werd hij, gekneusd aan beenen en armen, naar huis ge reden. Een opstootje. De colporteur van „De Voorwaarts", sedert eenige weken een socialist uit Arnhem, kwam Zaterdagavond voor de zooveelste maal tot de ervaring dat de zaak, welke hij dient, te Nij megen „niet bijzonder is gewild. Dit maal werd hij in zijn arbeid door de hem gewoonlijk omringenden op zoodanige wijze bemoeilijkt, dat de politie hem in bescherming moest nemen, bij wie hij tot zijn terugkeer naar Arnhem een schuilplaats vond aan de hoofdwacht op de Groote Markt. Het volk daar ie hoop ge- loopen deed hem tot het station uit- meijer, ter waarde van 8 si 900 gulden, waarvan ongeveer de helft is te niet ge~aan. Meermalen had aldaar onder ver dachte omstandigheden brand plaats en nu is dat óok weer het geval. Wellicht is men thans den dader of de daders van dezen brand op het spoor, daar een paar verdachten zijn aangehouden en ter beschikking gesteld van den officier van justitie te Rotterdam. Toen de menigte weer stadwaarts trok, ontmoette zij een 60-tal perso nen, onder wie een socialist (sigaren maker.) Deze, door het gebeurde in woede ontstoken, bracht aan zekeren L., die de tocht naar het station had meegemaakt, met een mes eene diepe wonde aan den linkerarm toe. De dader verklaarde bij zijne schuldbe kentenis dat hij zich in L., in wien hij tmeende te zien den persoon, die tegenover zijn Arnhemschen geest verwant de hoofdrol speelde, had vergist. Door het vele bloedverlies is L.'s toestand zorgwekkend. Zaterdagavond heeft zich te Sche- veningen een jockey doodgeschoten, omdat zijn heer hem niet wilde laten deelnemen aan de wedrennen te Hamburg. Leidsche Studentenfeesten. Maandag was de eerste dag der studentenfeesten te Leiden, welke dien dag hoofdzakelijk gewijd waren aan de ontvangst der reünisten. Des namiddags te half éen verza melden zich de leden van het Leidsche studentencorps met hunne vaandels en banieren voor hun academiegebouw en trokken gezamenlijk naar het station, om daar de reünisten en de bevriende studentencorpsen af te wachten, die de treinen uit Amster dam, Rotterdam en Utrecht zouden aanbrengen. Nadat dezen aangekomen waren begaf de stoet zich naar het feest terrein op de Ruine. In de feestzaal, welke met den meesten smaak was ingericht, werd den reünisten een woord van welkom toegeroepen door den president van het Leidsche fctudentencorps, graai J. P. van Lim burg Stirum. Daarna nam mr. P. Brooshooft na mens de reünisten het woord om het corps te bedanken voor zijne uitnoo- diging deze feesten te komen vieren. Vervolgens werd namens de Leid sche jonge dames het woord gevoerd door mej. C. Kuenen, welke het corps geluk wenschte met dezen feestdag. Zij bood den studenten een spiegel aan voor de zaal van het Collegium, be nevens een album met de handtee- keningen der geefsters. Nadat de president mej. C. Kuenen bedankt had, begaf men zich naar de studenten-societeit „Minerva." Daar aangekomen, werd door den president der sociëteit, den heer N Rutgers van der Loeff, een welkomst groet uitgebracht aan allen. Mr. P. Brooshooft dankte namens de reünisten dezen spreker voor zijne hartelijke woorden. Des avonds was er voor de reünis ten concert op „Zomerzorg." Eene beschuldiging. Een maand ongeveer geleden ver haalde Elisabeth V., die wegens dief stal en landlooperij in het huis van arrest en bewaring te Assen was op genomen, aan eene bewaarster, dat zij een moord had zien plegen. Bij nader onderzoek bleek de door haar bedoelde moord te zijn die op Opij- nen, in het Asser bosch nabij de Buitensocieteit in den avond van 1 Nov. 1893 gepleegd. Zij wees als den dader aan den arbeider Klaas W. te N.-Amsterdam. Klaas W. werd daar 23 Mei 11. in hechtenis genomen en herhaaldelijk door den rechter van instructie gehoord en met Elisabeth geconfronteerd, die hem als den da der bleef aanwijzen, terwijl Klaas steeds ontkende zich aan den moord te hebben schuldig gemaakt. Elisabeth werd op de plaats der misdaad gebracht en gaf daar uit legging van de wijze waarop zich alles had toegedragen, zoodat haar verhaal den stempel der waarheid scheen te dragen. Later echter verzwakte zij hare verklaring door allerlei bij ver halen en wees zij o. a. een zekeren Willem M., mede in de gevangenis verblijf houdende, nog als mededader aan. Dit gevoegd bij voortdurende ontkentenis van W. leverde der jus titie geen termen op om W., wiens schuld niet bewezen was, nog langer hechtenis te houden, zoodat hij Zaterdagavond 11. uit de gevangenis ontslagen en in vrijheid werd gesteld. Weeklacht van een oud- kersenplukker. Men schrijft uit Andelst aan de N. R. Ct. Zoo hebben ze dan van m&rege begin gemakt niet de pluk vur den Engelsman Nou, 'is èvel al laot genog. In mijn tied, toe ik nog mee- plok, jweuren we nou al volop vur Rot terdam aon den gang en was den Engelsman al afgeloopen. Och, mins ak nog aon dien tijd denk, dan kan 'k me soms nog in den &rem knij pen van schik. Zes, zeuven, jao acht wèien laogen we in den bongerd en sliepen we in de hut. We kokten ons eigen putje of as we niet te wijd van huus weuren dan wier ons 't éten gebrogt, en zoo lèfden ws mar jurtoe in den kersenbongerd. En as we Zaoterdags avonds thuus kwao- men dan hawwe goed gepruufd da's waor maor we hadden schik en nog een verduveld aorig centje in den zak ok nog, da beloof ik oe. Toe was ter geld te verdienen in de kersende baozen waren rejaol, die keken op ginne borrel, maar 't kon der ok af, wat ik oe vertel I Kek, 't gebeurde toe ok wel is, dat et gewas nie zoo bezonder groot was, mar zoo as teugenswoordig, nee da geleuf ik nie da'k 't ooit zoo belèfd heb. Verleje jaor was 't 'n bietje en nou is 't niks, te minste hier in de buurtik heur zeggen, dat er in de Neêrbètuwe nog wa zit maor hier is 't mis jong, wat ik oe zegEn dan wat en wêr 't finaol koud en dat in 't hartje van Juni. In mijn tijd stingen we smarreges um drie uur al in den borstrok op de loer en nou dienen ze wel twee jas sen over mekaor aon te trekken. En mit die kauw willen de kersen ok nie daor kumt gin zutighed aon. Ik zou wel is aon die meneer Falp wille vraogen of we dit wèr nog lang zullen hauwen, die wit et wel geleuf ik, en dan liet ik da bietje kersen mar zitten vur de spreuwe en mussche. Ge hurt ze ok nie zingen. En as 'n kerseplukker nie zingt dan 't 'm ok nie naor den zin. De kersebaozen hebben 't liefst plukkers, die goed zingen kunnen. Kek dat gif zün lèyendighed bie 't wark, en in de aersenbongerd mot léven zijn, veul léven, da's goed vur de spreuwe en dkrp hen; da was anders as deesie deesie. En pas was 't stukske uit of daor hurde ge 'n heel end vanoe af beginnen: ,en ik ben der dat groenelands straatje, Zoohoo dikwijls ten einde gegaon" en daolik vielen al de pluk kers in en zie de, wij weuren allemaol felle zingers, as we 't doen wouwen dan kost ons 'n uur ver heuren. Maor 't is net of er niemeer zooveel fut in 't jonge volk zit as in mijn, tied toen ik jong was. Of 't kan ok wel zijn, dat de slechte kersejaoren mee op 't memeur van de kersepiukkers zoowel as van de kersebaozen warken. Ik wog mar liejen, dat 't weer is anders wier, want wilde wel geleuven, dat de kersetied vur de Betuwe de plezierigste tied van 't heele jaor is. Brandstichting In den nacht van 16 op 17 Juni ontstond te Bleiswijk brand aan de bouwmanswoning van den heer G. W. H. Suermondt, bewoond door den landbouwer D. Vonk. De brand nam dadelijk zulk eene uitbreiding dat binnen een paar uur tijds drie bergen en de woning in den asch lagen. Met veel inspanning mocht de brandweer er in slagen een zomerhuis en een wagenschuur ge deeltelijk voor vernieling te bewaren; van den inboedel kon slechts weinig worden geredeen en ander was door verzekering tegen brandschade gedekt. Tijdelijk was daar ook geborgen eene partij vachten schapenwol (niet ge assureerd) van den koopman C. Gluit- Rechtszaken. Mishandeling met doodelijken afloop. Maandag stond voor de rechtbank te Utrecht terecht de 17-jarige C. van Doorn, wonende te Maarn (thans te Utrecht in verz. bewaring), beklaagd van mishandeling, den dood ten ge volge hebbende, gepleegd op den 22-jarigen W. H. de Bruijn, te Doorn. Bekl.'s onmiddellijke en volledige bekentenis heeft er toe bijgedragen, dat de rechtbank de openbare behan deling van dit feit, dat pas den23en Mei jl. heeft plaats gehad zoo spoedig, en nog vóór de kamer van vacantie zitting teemt, heeft kunnen ter hand nemen. Gedagvaard waren acht getuigen, waaronder twee veldwachters, en als deskundigen de professoren Van O ver- beek de Meyer en Spronck, die de lijkschouwing gedaan hebben. Als verdediger was bekl. toegevoegd mr. Van Regteren Altena. Bekl.'s bekentenis was ook nu vol ledig. Op grond dier bekentenis, be vestigd door getuigen-verklaringen, achtte de off. van just., mr. Smidt, bekl.'s schuld wettig en overtuigend bewezen, en eischte eene gevangenis straf van 4 jaar. De verdediger vroeg een lichtere straf, daar de bekl. uit zelfverdediging zou gehandeld hebben. mussche. Van ondere raotele enschiete en van bove zinge en roepe kerl! kerl 1 dan hedde zun schik. Mar nou is 't zoo stil of ze op 'n begraofenis zijn. Och maor wat hebbe ze ok vur stukjes teugenswoordig. Daor begint er een, d e saldaot is gewest en pas van dienst kwam van deesie deesie gif me 't jaowoord mar en de êudere, die 't nog nie kunne, zinge mar niks mee as deesie deesie. Ik vraog oe wat is da nog vur 'n stukske as ge boven in den kerseboom op de leer staot? In mijn tied hawwe allemaol gepaste liedjes, zoo as beveurbeeld Toen ik op 't groenelands bargje stond, toe keek ik 't zeegat in. Ziede, as ge boven in den grunen kerseboom staot, dan kiekt te over alles hen net as of ge op 'n barg staot, en as we dan zongen ut volle borst: daor zag ik 'n scheepje zeilen dan klonk et jandome 0 7er 't heele Voor den kantonrechter in het 2e kanton te Amsterdam werd Maandag behandeld eene actie van schadever goeding legen het uitvoerend comité der tentoonstelling, ingesteld door een houder van een ticket en gegrond op het feit, dat aan den ingang geen toegang was verleend op éen ticket. De entree-prijs was namelijk verhoogd. De eischer vroeg eene schadevergoe ding van f10. Voor het uitvoerend comité stelde mr. N. A. Calisch zich partij voor eischer trad op mr. Caroli. Mr. Caroli begon met de verklaring af te leggen, dat hij niets wenschte af te dingen op de verdiensten van de ondernemers der Tentoonstelling. PI. brengt in herinnering, dat de emissie van 200.000 certificaten niet geheel is geslaagdniet alle vijf millioen tickets zijn geplaatst. Er zijn nu twee soorten van tickets, lo. die door de inschrijvers zijn.genomen en 2o. die kunnen worden gekocht aan de kiosken enz. Elk beroep op het prospectus moet „in casu" worden geëcarteerd, betoog de pl. „omdat het prospectus alleen bindend is voor hen, die op de basis van de emissie inschrijven." Maar tickets waarvoor niet is ingeschreven doch die direct door het Comité zijn beschikbaar gesteld, vallen hier niet onder. In de dagvaarding wordt daar om alleen een beroep gedaan op het ticket, niet op het prospectus. Op het ticket nu staat „toegac zijn hoofd door het portier. „Hebt u den man gezegd waar heen hij moet rijden Dank u. Ik hoop u spoedig eens weer te zien mijnheer Forsyth. Klaar, koetsier Verbijsterd staarde Dick het rijtuig na. Het louter toeval had gedaan wat Hendry niet had kunnen doen, het had hem geholpen en hem van aangezicht tot aangezicht gebracht met Wedder burns nicht. Hij keerde naar het perron terug, gaf zijn valies af om dit naar Clematis Cottage te laten brengen en haastte zich naar Meadow Bank. Hij moest iemand het nieuws vertellen en de macht der gewoonte dreef hem naar Evelyn. „Van iets zoo zonderling heb je nog nooit gehoord," riep hij uit en trad in den tuin op haar toe, „met wie denk je dat ik gereisd heb in de coupé hierheen?" „Dat weet ik niet Dick," gaf zij ten antwoord, na zich nauwelijks te hebben hersteld van hare verrassing over zijne plotselinge verschijning, daar zij meende dat hij nog goed en wel zich in Londen bevond. „Clara Smith in eigen persoon 1" „De de nicht van mijnheer Wedderburn, Dick?" „Het is niet aan te nemen, dat er twee Clara Smiths zijn," gaf hij ten antwoord, „ten minste geen twee Clara Smiths met een man Orler genaamd; je herinnert je immers alles wat Will daaromtrent verteld heeft." „Jij, hij heeft het ons verteld Dick en moeder weigerde hem te gelooven." „Nu ja, je weet Eva, dat er bij haar sprake is van een vooroordeel," vervolgde hij. „Orler was de man, die het hotel in Charlotte Street hield. Je herinnert je, dat Smith daar bewijs," het is toonderpapier, zoo goed I als tram- of spoorkaartjes, en geeft I evenals deze het recht om toegang te I verkrijgen. Maar al neemt men aan, dat del gedaagde zich in het onderhavige ge-1 val op het prospectus mag beroepen, I dan nog meent pl., dat daaruit niets I in diens voordeel zal zijn af te leiden: immers daarin staat, dat de inschrij-1 ver voor 30 cents toegang heeft, due I voor 20 cents minder dan hij, die zijn I tickets aan de kiosk koopt. Wel is het recht van het Tentoon- stellingsbestuur om meer dan éen ticket te eischen verdedigd door een I inzender in de Telegraafomdat in I het prospectus wordt gesproken van I „gewone entrée's," en er dus ook I buitengewone entrée's zijn; maar naar pl.'s meening gaat deze bewering niet I op„gewone" entr e's staat volgens pl. tegenover de tickets ter waarde van f 0.30, die een soort van faveur geven aan de inschrijvers, op de basis van de certificaten. Mocht gedaagde zich beroepen op I andere kennisgevingen, door het Ten- toonstelling8-bestuur gedaan na de I uitgifte der certificaten, dan meent I pl., dat de emittent nè. de emissie niet het recht heeft om de houders der toonderbewijzen in hunne rech ten te bekorten. Ten slotte wees pl. er op, dat als 1 aan het Uitv. Comité wélde bevoegd heid zou worden toegekend om meer dan éen ticket te eischen niet slechts twee of drie, maar evengoed driehon derd tickets zouden kunnen worden I geëischt van hem, die de tentoon stelling wenscht te bezoeken. Eindelijk de schade-quaestie. De wet I beschermt niet alleen de schade, die direct op het vermogen betrekking heeft, maar ook die welke betrekking heeft op die rechten, die strekken tot verkrijging van zeker genot. Zoo wel „jure constituo" als naar de juris- I prudentie staat dit vast. Pl. beroept zich op mr. Drucker's artikelen in het „Rechtsgeleerd Ma gazijn" van 1889 en 1892, alsmede op verschillende vonnissen geveld door den kantonrechter en de arr.-recht- bank. Pl. concludeert, dat de kanton rechter gedaagde zal veroordeelen tot I betaling van eene schadevergoeding van f 10 of zooveel minder als de rech- I ter in goede justitie zal vermeenen te behooren tegen behoorlijke kwij ting van den eischer. Mr. N. A. Calisch, voor het ge daagde bestuur optredende, zegt, dat I uit de dagvaarding niet blijkt, of de eischer ageert uit een ticket van de certificaten afkomstig, of uit die andere soort, die alom te koop is. Reeds hierom moet z. i. de kantonrechter den eischer niet-ontvankelijk verkla ren. Toch wil pl. de zaak ten princi pale bespreken. Als een toegangsbewijs te allen tijde t recht tot toegang geeft, dan zou het dus óok het recht geven om nè. de sluiting de tentoonstelling te bezoe ken, betoogde pleiter o.m. Altijd zul len de entrée-kaarteu onderworpen zijn aan zekere restricties, die het bestuur in het belang der| goede orde en tucht noodig acht. Zoo zal bijv. het bezoek op dagen, dat er hooge gasten komen, moeten worden be perkt door het heffen van hooger entree. De interpretatie door mr. Caroli gegeven van de woorden van het prospectus, waar het spreekt van „gewone" entree's, bestrijdt pl. Wil men zich op de letter van het pros pectus beroepen', wat pl. niet wil doen dan wijst pl. op het meer voud „tickets", waaruit zou volgen, dat altijd meer dan één toegangsbe wijs mag worden gevraagd. Pl. wijst er op, dat het prospectus duidelijk zegt, dat ieder die op de is overleden. Zij waren op weg hierheen om een gemeubileerd huis te zoeken; natuurlijk heb ik hen naar juffrouw Sham- bler verwezen. Wat een bekoorlijk meisje Eva!" „Laten wij het moeder gaan vertellen," zeide zij kalm en hem voorgaande naar de huiskamer, bewaarde zij een diep stilzwijgen ter wij. Dick het nieuws mededeelde. Dit maakte zulk een indruk op mevrouw Gordon, dat Evelyn vreesde, dat zij weer een harer flauwtes zou krijgen. „Richard," zeide zij toen zij eindelijk woorden kon vinden, „doe als 't je blieft niets zonder mijnheer Totton. Neem voor deze keer mijn raad ter harte, spreek er met mijnheer Totton over, alvorens je er iemand een woord van vertelt." „O, natuurlijk," antwoordde Dick onverschillig, „ik zal hem morgen het eerst opzoeken. Wat ik zeggen wil Eva, je moet miss Smith eens gaan opzoeken." „Wel zeker niet," zeide mevrouw Gordon toornig. „Evelyn zal dat niet doen." „Maar moe 'er," begon Evelyn, verbaasd over mevrouw Gordons vijandigen toon. „Je zult bet niet doen Evelyn." „Natuurlijk, zooals u wilt," zeide Dick, haalde zijne schouders op en keerde dadelijk naar Clematis Cottage terug. Na het middagmaal en de overstelpende dankbetuigingen van juffrouw Shambler te hebben aangenomen, wijl hij haar een huurder had bezorgd, die reeds een maand huur vooruit betaald en het huis betrokken had, liep Dick den tuin in, in de hoop Clara te zullen ontmoeten. Hij werd nietteleur- met zijn jasje half uit en zijne duimen in de arms gaten van zijn vest, wandelde Orler naast haar, rookende een van zijne enorme sigaren. „Honden verlevendigen de omgeving mijnheer Forsyth," riep hij uit, toen de terrier tegen Dick gromde aan den ande ren kant van het laag, ijzeren traliehek, dat de tuinen scheid de: Zooals gij ziet hebben wij hier, dank zij uwe voorlich ting, onzen intrek genomen. Wat een prachtige avond Dick wilde juist antwoord geven toen men hem op den rug klopte en zich omkeerende zag hij Burton met zijn wit ten hoed achteloos schuin op het hoofd, zijn lange jas dicht geknoopt op het middel en zijne linkerhand achter zijn vest verscholen. „Forsyth," zeide hij en glimlachte tegen Orler, „wees zoo goed mij voor te stellen." Aldus aangezocht kon Dick niet weigeren. Burton nam zijn hoed af en boog deftig voor Clara, terwijl Orler, die zijn sigaar in een van zijne mond hoeken bleef houden, zijn opgewekt gelaat in rookwolken hulde. „Een mooie streek hier, kapitein Burton," zeide hij en maakte een gebaar met de linkerhand. „Een heerlijk plekje na een verblijf in Parijs een bizonder heerlijk plekje. Is u kapitein bij de cavalerie mijnheer Burton?" „Neen bij de infanterie mijnheer," antwoordde Burton, en eene pijnlijke stilte volgde. Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 2