dames en het Militaire Hois te voetj
naar de tribune.
H. M. de Koningin zal voordat H.
M. op de tribune zal zijn aangeko
men en nadat het carré is gevormd,
de decoraties zelf op de borst der te
decoreeren personen hechten. De adju
dant van dienst majoor baron Sirtema
van Groveetins overhandigt de deco-
raliën aan H. M. Na afloop houdt
H. M. de Koningin-Regentes een
korte toespraak, daarna wordt voor
HH. MM. en de nieuwe ridders ge
defileerd.
De generaal Verspyok komt heden
op het Loo en vertrekt Zaterdag
ochtend.
Door Gedep. Staten van Noord-
Holland is ontworpen eene wet tot
grensverandering tusschen de ge
meenten Krommenie en Assendelft.De
overgang van grondgebied, die het
gevolg zal zijn van deze grensveran
dering, zal plaate hebben op 1 Jan.
1896.
Naar aanleiding hiervan zal eene
verkiezing plaats hebben van zeven
leden, eene commissie aan wier oordeel
dït ontwerp even als dat van den
Raad zal worden voorgelegd.
Donderdagochtend vertrokken de
Commissaris der Koningin en eenige
leden der Provinciale Staten van
Noord-Holland per extra-trein naar
Callantsoog, om den toestand van het
strand aldaar op te nemen.
De hoofd-ingenieur van den pro
vincialen waterstaat vergezelde hen.
Onmatig lange arbeidstijd-
Verschenen is een rapport van eene
commissie uit de afdeeling Amster
dam van den Volksbond, vereeniging
tegen drankmisbruik, over „onmatig
langen arbeidstijd en misbruik van
sterken drank." In de eerste plaats
gaat de commissie daarin na: „het
oorzakelijk verband tusschen overma-
tigen arbeidstijd en misbruik van
sterken drank."
Zij deelt daarin mede, wat dr. JuleB
Felix te Brussel had gezegd op het
internationaal hygiënisch congres te
Budapest betreffende het vraagstuk
„De invloed van den arbeidsduur op
den gezondheidstoestand der arbeiders
uit een lichamelijk, geestelijk en ze
delijk oogpunt".
Deze medicus was tot de volgende
conclusiën gekomen:
„lo. Dat beperking van arbeids
duur noodzakelijk is voor alle arbei
ders, én dat de rusttijd geëvenredigd
moet zijn aan de inspanning aan de
verbruikte kracht en den schadelijken
invloed van een gegeven arbeid op
de gezondheid.
2o. Dat voor de grootindustrie en
in het bijzonder voor mij nar beid de
gemiddelde arbeidsduur acht uren
moet zijn, met een maximum van
tien uren. Verwonderlijk is de felle
tegenstand, die nog altijd tegen dat
beginsel bestaat, nadat de ervaring
de utiliteit en de voordeeien ervan
overal waar het in toepassing werd
gebracht, zoo overtuigend heeft be
wezen.
3o. Dat de beechaafde mensch, welke
zijn maatschappelijke positie ook zij,
recht heeft, niet alleen op een dage
lij ksche, gemiddelde van zeven uren
siaap als minimum, gedurende den
den nacht, maar dat hij ook recht
heeft op de noodige ontspanning,
opdat hij rustig zijn maaltijden zal
kunnen gebruiken en de noodige zor
gen voor lichamelijke reinheid en
hygiëne in acht nemen opdat hij
bovendien zijn geest zal kunnen ver
kwikken door intellectueel voedsel en
zichzelven moreel verheffen door de
uitoefening zijner plichten jegens zijn
gezin, jegens de samenleving en je
gens zijn vaderland.
Hierna worden de ieiten, in het
buitenland waargenomen, behandeld.
Ten slotte komt de commissie hier
over tot de conclusie, dat het voor
komt, dat al de medegedeelde voor
het meerendeel officieele gegevens,
geput uit verslagen aan ondernemers
fabrieksinspecteurs enz. aangaande
proefnemingen met een korteren werk
dag in Engeland, Duitschland, Ame
rika en Australië aan het betoog
van dr. Jules Felix de scheonste
wijding schenken, en volkomen wet
tigen het alom ontkiemend bewust
zijn, dat het onderzoek in zake alco
holisme in den laatsten tijd een be
langrijke schrede voorwaarts heeft
gedaan, dat men thans op weg is
het kwaad op eene bij uitstek gevoe
lige plaats aan te tasten, en dat een
ieder wien de toekomst van de maat
schappij, het welzijn der natie ter
harte gaat, zich ten taak moet stellen
in zijne onmiddellijke omgeving den
ouden sleur tegen te werken die er
toe leidt, dat meedoogenloos de beste
krachten der natie worden overgele
verd aan den vijand, die op weg is,
haar zedelijke kracht onherroepelijk
te ondermijnen.
Nu deelt de commissie verklarin
gen van Nederlandsche werklieden
mede, waarvan er eenige hieronder
volgen
Werklieden ver. „Harmonie"
Appingadam.
„Lange werktijd staat in het nauw
ste verband metdrankmisbruik. Onder
de vele voorbeelden in onze vergade
ring opgesomd, deelen wij mede het
volgende
Bij een stukadoorswerk in Gronin
gen jl. herfst uitgevoerd, werd gewerkt
tot 12 a 1 uur 's nachts. Te negen
uur was reeds door ieder werkman
voor 16 cents verslonden, dit was ge
woon tarief wanneer het overwerk
gold, werd het nu twaalf of éen uur
dan had menigeen der werklieden nog
•n aardige duit meer verteerd in je
never."
Volgens de leden van „Harmonie"
is het aan geen twijfel onderhevig
dat op verreweg de meeste werk
plaatsen bij langer dan gewoon wer
ken meer of minder van sterkeu drank
misbruik wordt gemaakt.
Alg. Ned. Werkliedenverbond
afd. Rotterdam,
concludeert, dat lange werkty daan-
leiding geeft tot meerder verbruik
van sterken drank, omdat hoe langer
de werkdag duurt, des te meer de
krachten opgewekt moeten worden.
„Ten onzent bijv. bij de bootwer
kers, die 36 uren en soms langer in
het gebouw staan, wordt van tijd tot
tijd een borrel of een glas bier ge
nomen: dit dient natuurlijk, op vis-
schersmanier uitgedrukt, „om de
prikken in het leven te houden."
„Indien bij enkele vakken, bijv.
koek- en banketbakkers, typografen,
enz. na negen uur des avonds gewerkt
wordt, verstrekt de patroon een bor
rel, die ook zeer dikwijls wordt geno
men door hem, die voor eigen centen
geen barrel zal koopen.
„Indien een broodbakker slechts
tien uren achtereen in de bakkerij
werkzaam is, bestaat er geen reden
om Bterken dranx tegebrui en, dooh
wanneer het geval zich voordoet als
ten onzent, dat er Zaterdags 22 a 23
uren achtereen gearbeid wordt, komt
de patroon met de flesch rond, en
gaat dat eigen fleschje 2 a 3 keer
rond. En komt dan voor dat uitge
droogde vermoeide lichaam de tijd
van rust dan blijkt het somtijds, dat i
die twee of drie gekregen borrels, al
zijn zij klein, toch te veel zijn voor
dat lichaam, en die werkman in een
stadium van dronkenschap verkeert."
Persoonlijke ervaringen van een lid
der^childersvereeniging „Schoonheid"
Rotterdam.
„Veel ondervinding heb ik opgedaan
in den tijd van 2 jaren, dat ik werk
zaam was bij een baas, die voor een
grootestoomvaartmaatschappijwerkte.
Op die booten wordt geregeld
avonds en 's morgens gewerktnooit
heb ik op die booten avond-of nacht
werk bijgewoond zonder gebruik van
sterken drank, als was dit een nood
zakelijke voorwaarde, welke niet zel
den ontaardde in misbruik maken.
Het gebeurde ook wel (wanneer het
werk bij zonderen spoed vereischte) dat
de baas jenever liet Bchenken, om
daarmede een opgewekte en ijverige
stemming onder de werklieden te
brengen, (dat middel miste nooit
z'n doel), nog een uurtje bleef toezien
en dan schijnbaar gerust van het werk
ging, in de hoop dat die opgewekte
stemming zoo voort zou duren en
zoodoende het werk naar zijn wensch
vorderen zou. Maar niet zelden heb
ik bijgewoond, dat kort na het vertrek J
van den baas, men nog een glaasje'
en nog een en nog een dronk. Dat
die ijverige stemming Dij de meesten,
zoo niet bjj allen, verdween, kan ieder
zich denken.
Ik heb waargenomen, dat er werke
lijk behoefte bestaat aan 'n borrel bij
langen werktijd, daar ik zeer dikwijls
heb opgemerkt, dat zij die er weinig
gebruik van maakten, er altijd behoefte
aan gevoelden bij 'n langen werkdag
en kan dit ook van mijzelven ver
klaren, terwijl ik ze "anders zeer weinig
drink."
Deze medededeeling werd ons na
mens de Vereeniging „Schoonheid"
verstrekt.
Ten slotte verklaart de commissie
het volgende
Het komt ons voor dat al het
voorafgaande sterk genoeg spreekt,
om elke toevoeging van onze zijde
overbodig te maken.
Om te besluiten met de behartigens
waardige woorden van den grooten
nationaal-econoom Lujo Brentano,
onlangs door hem in het Deutsche
Wochenblatt neergeschreven
„üoe vaak wordt ons niet in ge
sprekken het argument tegen gewor
pen, dat het een ongeluk zou zijn,
wanneer de arbeiders slechts acht uren
hadden te werken zij zouden de rest
van den tijd zich dan immers gaan
bedrinken In dat stadium van argu
mentatie heeft ook eens Engeland
verkeerd, doch de grootste zedelijke
en geestelijke vooruitgang, die hand
in ghand met de reeds plaats gehad
hebbende verkorting van arbeidsduur
algemeen is waargenomen en die de
bemoeiingen tot verheffing der arbei
dersklassen leidde, heeft al dergelijke
argumenten tot zwijgen gebracht."
De 2e luit-kwartiermeester J. uit
Leiden wordt vermistmen brengt
dit in verband met onregelmatighe-
den, in zijne administratie ontdekt.
Ten einde de mogelijkheid tegen te
gaan, dat, gelijk dikwerf voorkomt,
door het reizend publiek meerdere
keeren tusschen dezelfde stations op
een zelfde baanvak wordt gebruik
gemaakt van de door de H. IJ. S. M.
verleende bevoegdheid om op de terug
reis aan ieder station éénmaal uit te
stappen, zonder verplichting tot het
doen afteekenen van het kaartje, is
thans door die Maatschappij op al
hare lijnen een maatregel ingevoerd,
waardoor het den contrölebeambten
bij den eersten oogopslag blijkt dat
de reiziger op hetzelifde station reed3
een keer van zijn recht heelt gebruik
gemaakt.
In een der speelzalen vanhetKur-
haus te Scheveningen is door twee
inspecteurs van politie op heeter-
daad betrapt een Engelsche zakken
rolier, die zijn handwerk uitoefende
ten nadeele eener dame die het spel
op een der biljarten gadesloeg.
Weerbericht.
Het navolgend weerbericht over de
maand Juni wordt medegedeeld door
het Koninklijk Nederlandsch Meteo
rologisch Instituut.
De gemiddelde temperatuur 17°.4G.
overtreft het normale gemiddelde
slechts Jmet 0°.5. Alleen op 9 en op
29 Juni steeg de temperatuur boven
de 25" C.op laatstgenoemden datum
bereikte zij om 1.30 nm. haar maxi
mum 27°.2 C. en op 13 Juni om 4 vm.
haar minimum 6°.4 C.
In deze maand was de drukking
over het algemeen zeer gelijkmatig
over Europa verdeeld; de hoogere
drukkingen werden meestal boven de
ZW.lijke, de lagere boven de NO.lijke
helft van Europa aangetroffen, dien
tengevolge kwamen zwakke NW.lijke,!
N.lijke en NO.lijke winden veelvuldig
voor. De gemiddelde barometerstand
762.4 mM. is 1.6 mM. hooger dan het
normaal gemiddelde. De laagste stand
752.2 mM. kwam voor op 18 Juni,
toen zich boven Schotland een de
pressie bevondde hoogste 771.0 mM.
op 22 en op 24 Juni.
De gemiduelde bewolking was ge
ring, zij bedroeg slechts 4.7 tegen
normaal 5.5.
De maand gaf dan ook geen enkelen
bewolkten dag (normaal 3.5) en 3
heldere dagen (normaal 3.5). De .ver
damping was groot, 164 mM. tegen
normaal 136.1 mM. en dientengevolge
overtreft ook de gemiddelde betrekke
lijke vochtigheid 72 "0 verre het nor
male bedrag 61%. Dank zij degroote
hoeveelheid neerslag gevallen op 20
Juni is de totale hoeveelheid 54.8 mM,
Deze neerslag viel op 8 dagen (nor
maal 15) en slechts 6 dagen (normaal
10) veel meer dan 0.5 mM.
In Nederland kwam on weder veel
vuldig, vooral voor een Juni-maand.
voor; dikwijls vergezeld van hagel
buien. Te Utrecht onweerde het op
4 dagen en op 1 dag viel hagel.
Vijfmaal werd te Utrecht een kring
om de zon en eenmaal een om de
maan waargenomen en verder werd
eens een krans om de zon en eens
een om de maan gezien.
Inbraak.
Een vermetele inbraak heeft plaats
gehad in het perceel Prinsengracnt
495 te Amsterdam, bewoond door
den heer W. Van Wijk en zijn gezin.
Nadat de familie zich ter ruste had
even, werd de heer Van Wijk
*s nachts wakker door een licht ge
kraak aan de deur zijner slaap kamer,
en bemerkte hij, dat zeer langzaam
iets zwarts door de deur kwam. Daar
er een groote, zwarte kat in huis was,
onderstelde hij eerst niet anders dan
dat dit dier de kamer binnensloop,
doch de kat werd al grooter en groo-
ter en kroop behoedzaam over den
grond. De heer Van Wijk dacht eerst
dat hij een nachtmerrie had, doch
toen hij voelde klaar wakker te zijn,
riep hij zijn vrouw, waarop de ge
daante op handen en voeten de kamer
weer uitsprong. Het bleek een inbre
ker te zijn.
De heer Van Wijk kleedde zich
terstond aan, en wilde de overige
leden van het gezin wekken, maar
hij vond alle deuren gesloten en de
sleutels weggenomen. Een oogenblik
later werd aan het huis gescheld, en
verscheen er de politie, die bemerkt
had, dat twee mannen hard uit het
huis wegliepen, doch zij kwam te
laat om hen te pakken. Zij zijn bin
nengekomen en ontsnapt door een
kelderluikje, dat zij hadden weten
open te breken.
Een grafkelder.
In de Nederl. Herv. Kerk te Buren
de grafkelder gevonden, waarinde
stichtster van het franie weeshuis te
Buren, Maria van Nassau, en enkele
harer familie-leden begraven liggen.
Omtrent deze vondst wordt nader
het volgende gemeld
Herhaaldelijk was vergeefs naar het
graf van Maria van Nassau gezocht.
Wel vermoedde men, dat zij in het
koor der kerk begraven lag, doch de
juiste plek was niet bekend. In het
archief der kerk werd nu dezer dagen
toevallig een stuk gevonden, dat een
duidelijke aanwijzing gaf, De vloer
werd op de aangeduide plaatB in het
koor onder het orgel opengebroken
en daar vond men een grafkelder, die
bij opening vijf looden kisten bleek
te bevatten. Boven de middelste
hing aan kettinkjes een looden plaat
met het opschriftMaria, geboren
princesse van Orangien, Gravinne van
Nassaw Gravinne douayriere van
Hohenlo. Gestorven 30 Septembris
16—16. STILO. VETERI.
Op eene der andere kisten lag ins
gelijks een looden plaat, vermeldende
den naam, titels en waardigheden,
datum en jaartal van het overlijden
van Maximiliaan van Buren, den
grootvader van Maria. Bij de andere
kisten, waarvan twee opengebarsten
waren, zijn nog geene aanwijzingen
gevonden, wel een beschreven perka
ment, dat echter reeds te zeer ver
teerd was, dan dat men het durfde
aanraken. Het geheel heeft men laten
liggen in den toestand, waarin het
gevonden is, en de kelder is voor-
loopig weder dichtgemetseld. Door
het kerkbestuur is van de vondst
mededeeling gedaan aan H. M. de
Koningin-RegenteB, terwijl ook de
Commissaris der Koningin in Gelder
land er mee in kennis gesteld is.
Rechtszaken.
Valgche munt.
Donderdag hadden zich voor de
arr.-rechtbank te Amsterdam, kamer
van vacantie, te verantwoorden Jo
hannes Petrus Polder, oud 26 jaar,
geboren te Amsterdam, koperdraaier
van beroep, en Jan Winter, oud 28
jaar, geboren te Steenwijkerwold,
koopman.
Aan den eersten beklaagde wordt
telastgelegd dat hij omstreeks Maart
1895 te Amsterdam een rijksdaalder,
zes guldens, vier kwartjes, vier dub
beltjes valschelijk heeft gemaakt, in
nabootsing van echte muntstukken;
den eersten beklaagde subsidiair,
den tweeden primairdat zij te Am
sterdam den lOen Maart 1895 in de
tapperij van Wilhelmus Smit in de
Dijkstraat opzettelijk als echte munt
speciën ter betaling van gemaakte
vertering valsche muntspeciën uitge
geven hebben, waarvan de valschheid
hun, toen zij ze ontvingen, bekend
was en nog andere valsche muntstuk
ken bij zich hebben gehad met het
oogmerk ze als echt uit te geven of
te doen uitgeven.
Beki. erkent de „in judicio" aan
wezige valsche muntspeciën te hebben
vervaardigd, doch niet het oogmerk
te hebben gehad ze uit te geven. „Ze
waren daartoe te slecht uitgevallen",
zegt hij. Dat hij in de tapperij van
Smit niettemin eenige heeft uitge
geven, komt daarvan, dat hij abnor
maal was. „Ik droeg ze bij mij, om
dat ik vreesde dat een ander zou be
merken, dat ik valsch geld had ge
maakt."
Alleen de guldens bevatten een
weinig zilver, de andere muntstukken
waren vervaardigd uit koper, tin en
antimonium.
Bekl. Winter ontkent geld te heb
ben uitgegeven, wetende dat het
seffen, wat voor iemand die man is. Al die jaren heb ik ge
beden, dat je het nooit zoudt te weten komen. Ik heb ge
logen opdat je het maar niet zoudt weten en nu nu, na
alles wat ik gedaan heb, ben je mij ongehoorzaam."
„Omdat ik nu met een en ander bekend ben, lieve moeder.
En hij is stervende."
„Hij zal niet sterven Evelyn; hij zal mij eerst dooden. Hij
is daarmee reeds bezig en nu breek jij me het hart. Het is
waar, hij is je vader, maar wat heeft hij voor je gedaan, en
wat heb ik gedaan Toch wend je je van mij af ter wille
van hem. Ik dacht dat hij dood was. De Heer in den hemel
vergeve het mijIk hoopte dat hij dood was. Ik heb je ge
zegd, dat hy dood was; wat had ik je anders moeten zeggen?"
„Maar moeder, wat hij ook gedaan heeft, hij is mijn vader
en ligt op sterven. Al was hij de slechtste man op de we
reld, ik zou zelfs niet als u het verbood hem alleen
laten sterven."
„Hij is de slechtste man op de heele wereld," vervolgde
mevrouw Gordon en werd zoo zenuwachtig, dat Dick, die
haar toestand kende, bang voor haar werd. „Hij heeft het
recht op je liefde verloren; hij heeft je aan je lot overgelaten.
Jij bent het eenige wat ik nog bezit en je dreigt mij voer
hem te verlaten 1"
Opnieuw trachtte Dick haar te overtuigen en ten slotte,
toen zij zag dat Eyelyn vast besloten was, begon zg toe te
geven. Zelfs nu zij haar geheim had geopenbaard bleef me
vrouw Gordon dezelfde geheimzinnigheid bewaren, en hij
merkte op, dat terwijl zij nu openlijk van Burton sprak als
Evelyns vader, zij geen oogenblik er op zinspeelde, dat hij
h ar echtgenoot was; deze betrekking scheen zij geheel te
willen verloochenen.
Na lang praten slaagde Dick er in haar te overtuigen, dat
zij besluiten moest zich in het onvermijdelijke te schikken.
Nu begon zij andere bezwaren te opperen„Maar het denk
beeld, dat het meipje alleen naar die herberg gaat."
„Gaat u met Eva mee," gaf hij ten antwoord, „hoewel het
is niet juist een herberg. Ik zal er u dan dadelijk heenbren
gen. Mij dunkt, u zult er u later over verheugen."
„Je denkt, dat ik hardvochtig ben," zeide zij en zette haar
bril recht, na met haar zakdoek hare oogen te hebben ge
droogd. „Je hebt medelijden met hem omdat hij ziek is; je
weet niet, wat het mij kost om hem en Evelyn tot elkaar
te brengen. Je begrijpt alles nog niet zoo goed als ik. God
verhoede, dat dit wel eens het geval moge zijn."
Evelyn ging zich haastig aankleeden terwijl Dick een rij
tuig ging bestellen. Na een droevigen rit van een half uur
waren rij er en Dick voerde een gesprek met juffrouw Man-
kelow terwijl Evelyn zich alleen naar haar vaders kamer
begaf. De koorts had zijne krachten zeer doen verminderen
zelfs in dezen korten tjjd, en toen zij neerzag op het met
een koortsigen blos bedekt, ingevallen gelaat, was het moeie-
lijk den gezonden, stevigen man te herkennen, van wien zij
een paar dagen geleden afscheid had genomen.
Toen Clara vernam, dat Burton in het „Wapen van Wether-
ley" lag, was zij niet minder zenuwachtig dan mevrouw Gor
don, en Dick wist, dat hoewei zij het voor hem had trach
ten te vermommen, zij ook bevreesd was geweest, dat Burton
iets met Oriers afwezigheid had te maken.
„Deert hem iets?" stamelde zij, terwijl alle kleur uit haar
gelaat was geweken.
„Hij ligt op sterven," antwoordde Dick.
„Is hij is hij in Btaat om te spreken vroèg zij, en
leunde op Dick alsof een hevige angst haar had aange
grepen.
„Ja, Burton is steeds ijlende. Natuurlijk is het mogelijk
dat hij er nog boven op komt, maar te oordeelen naar het
geen dokter Brodrick heden aan juffrouw Mankelow heeft
gezegd, is er niet veel hoop meer."
Zonder te zinspelen op den angst, die hem zelf kwelde
trachtte Dick haar te troosten, zooals een man zijne ver
loofde troost en langzamerhand werd zij iets kalmer.
„Die quaestie over het geld is in orde," zeide hij iets
later; „Woensdag zal ik je naar Totton vergezellen."
„Niet eerder?"
„Wel lieveling, er is slechts een dag tusschen," gaf hy ten
antwoord, „wat heb je een wanhopige haast!"
„Ja, ik maak haast," riep zij uit, „ik verlang er naar om
die zaak spoedig in orde te zien. Dick wanneer het zoover
is dan moet je met mij vanhier gaan. Eerder kan natuur
lijk niet. Ik wil liever niet hier terugkomen en jij ook
niet Wij zullen vanhier gaan, niet beste Dick?"
WonklvervolgfL)