tiaattoieü, was geen kind°meer. Het laatste wat aan den kinderlijken leeftijd herinnerde, het loshangend haar, was verdwenen en had plaats gemaakt voor een opge stoken kapsel. Onze Koningin scheen langer geworden, langer ook door de jurk die bijna den grond raakte en slank, heel slank en elegant. Daar was fierheid in haar gang en iets zeer beminnelijks tevens. En nu waren de trommen geroerd en de trompetten hadden geschetterd, met hoog diapasonHeil U jonge Vorstinne 1 Gij komt een daad ver richten die U weder de liefde verze kert van een geheel leger, een leger aan welks steun het Vaderland be hoefte heeft. Heil ui" Het carré was gevormd. Statig weer klonken de tonen van het oude „Wil helmus" en 'k Bchaam mij niet de erkentenis, dat mij de oogen vochtig werden, dat ik zoo iets voelde van een snik heel achter in de keel, een die niet naar buiten wilde en zitten bleet. Daar naderden de mannen die een heldendaad bedreven hadden en wier roemrijke krijgsmansdaden stonden beloond te worden door de jeugdige Vorstin zelve, ten aanschouwe van het gansche volk. Vetter het eerst en na den generaal de nieuwe ridders der militaire Willems orde, om den eed af te leggenernstig stonden de trekken van de meeste mannen. Ze waren misschien, om een soldatenuitdrukking te gebruiken, wat „bedonderd" en de fuselier Terpstra, die dapperste onder de dapperen, die onder een moordend vuur niet ge beefd heeft, stamelde heteedslormulier glad verkeerd„Zoo waarlijk God help mij almachtig." Een blanke, kleine hand hechtte het eereteeken op de borsten dier braven en het publiek buiten de boorden vanhetparadeveld juichte de vorstelijke daad toe. Dan kletterden de geweren en de sabels die gepresen teerd werden ter eere van de gedeco reerden en de zon kleurde alles hoog op met schelle kleuren, met een schittering van goud en zilver en staal éen mooi bont tafreel. En de oude Oranjezon lachte. Mocht zij bq dit feest ontbreken, ontbrak] ze ooit bij elke gelegenheid die Oranje vaster snoerde aan Nederland? Nu was het stil. De Koningin- Regentes sprak. Woorden van hulde ontvloeiden haren mond. Krachtig werden ze gezegd, die woorden. Nog altijd met dat eigenaardig accent dat de geboorte op Duitschen bodem verraadt, maar met volkomen juist begrip van klem toon en met dat eene onmiskenbare, dat van overtuiging spreekt. Woorden van hulde voor de volbrachte helden daden, woorden van dank voor aan Vaderland en Koningin bewezeD dien sten, woorden van vertrouwen in de toekomst, van vertrouwen op dat leger, dat nog steeds goed en bloed veil heeft voor Vorstin en land. „Zeg het uw makkers in Indië, dat Koningin en Vaderland op het Nederlandsch- Indische leger vertrouwen, nu gelijk in het verleden." Zoo ongeveer sprak de Koningin-Regentes. En er klonk weemoed in haar stem, toen ze hulde bracht aan de nagedachtenis dier dapperen die geen belooning konden ontvangen, omdat ze gevallen waren en omdat ze rustten in vreemden bodem. De stem daalde en 't duurde eenige oogenblikken alvorens de Re gentes haar rede beëindigde. Toen weder een storm van gejubel en weer 't Wilhelmus. Dan weder stilte en plotseling een kreet, een lichte kreet, met een meis jesstem uitgebracht„Leve het In disch Leger!" 't Is Koningin Wilhelmina die daar geroepen heeft. En een enthousias tisch gejuich volgt op dezen kreet, een gejuich dat de beschrijving tart. Generaal Vetter wordt onrustig. Hij heeft toch een uur lang naast en voor de Koninginnen gestaan, onbe weeglijk, met geen krimpje in het gelaat. Maar nu keert hij zich naar de opgestelde troepen en met stentor stem, met een stem die gewend is te bevelen, roept Indie's legercomman dant „Leve de Koningin 1 Leve de Koningin-Regentes. fabels gaan m de hoogte, steken en petten wuiven en luid, luid klinkt het over het veld en als een echo duizendvoudig herhaald: „Leve de Koningin. Hoerah I" Nu nog over gemeenteraads-verkie- zingen te schrijven, over iets wat licht mijn humeur en wellicht dat mijner lezers bederven kon, op een oogenblik, dat ik een heerlijken, on ver ietelij ken indruk heb trachten weer te geven het is me te machtig 1 H. A. GANUS Jr. Eene militaire plechtigheid. Op het Malieveld te ,s-Gravenhage had Zaterdag de plechtige uitreiking van verschillende eereteekenen plaats aan talrijke officierenen minderen van het indische leger. Des morgens had aan het departe ment van koloniën reeds een kleine plechtigheid plaats gehad tot inwij ding van het leest. Daar waren al de militairen en gewezen militairen be neden den rang van officier van de landmacht, die de eer zouden genie ten voor H. M. te verschijnen samen geroepen om te kunnen zorgen dat ïunne kleeding behoorlijk van een koord zou voorzien zijn waarin de koningin het eeremetaal zou vast hechten. Zij werden namens den mi nister van koloniën door den referen darischef der afdeeling militaire zaken hartelijk welkom geheeten in die lo kalen. Vervolgens werd hun een door den gepensionneerde luitenant-kolonel van het Indische leger Hooyer voor deze gelegenheid opgestelde huldi ging toegesproken door den bij het departementwerkzaam gepensionneer- den kapitein Greve en daarop werd hun aan de met bloemen versierde tafels een hartige morgendisch toebe reid. Even voor 1 uur trokken de troe pen het Malieveld binnen. Tusschen de tonen der muziek van de korpsen en van de pijpers der marine en het gebel der stoomtram, uit de verte klonken de commando's van de be velvoerders en terwijl de huzaren het veld overstaken, plaatsten zich de eerewachten terzijde van de Hofloge. Het Malieveld geleek op dit oogen blik op eene reusachtige inlegkaart, waarvan de stukken door elkaar zijn geworpen, maar waarin door goed beleid op eenmaal orde is gekomen, zoodat alles op de rechte plaats komt te staan. Onder de genoodigden op de tribune werden opgemerkt de kamerleden de heer Schaepman in hoogsluitende jas en de heer Heldt, verder de oud- gouverneur-generaal Pijnacker Hor dijk, alle ministers, de vice-admiraal jhr. Rtjell enz. Halftwee gaf een signaal het tee- ken van de aankomst van generaal Van Helden, gouverneur der residen ce, die het veld rondreed om de troepen te inspecteeren. In het mid den voor de tribunes was het nu een dooreengewoel van uniformen en witte pluimen der officieren golfden in de zon. De te decoreeren ridders stonden dicht bij die middengroep, waarvan generaal Vetter die eerst zelf zijne echtgenoote naar de tribune had ge leid, de hoofdpersoon vormde. Alles was thans in rust op het paradeveld; alleen een gedraal van eenige offi cieren neen en weer om orders te halen en over te brengen gaf eenige beweging. Toen de troepen waren opgesteld bood het paradeveld een ontzaglijke ruimte, alleen bezet door de eere wachten in het midden ter weerszijde van het pad, waarlangs de Konin- jinnen zich straks zouden begeven, ^otseling wordt „geef acht" gebla zen, het „Wilhelmus" weerklinkt, de trommen worden geroerd, de soldaten presenteerden het geweer en de rij tuigen van den hofstoet rijden het veld binnen. Het is 12 uur. Een luid gejuich weerklinkt als de Vorstinnen langs de troepen rijden in de open landauer la daumont" bespannen. Koningin Wilhelmina droeg een wit kleedje, hare moeder was in 't zwart, het kleed met witte kant afge zet. De vorstinnen reden in het rijtuig het veld rond. De eerewachten maak ten telkens front naar de richting waar de vorstinnen zich bewogen. Te midden van het levendig gejuich werd nu en dan eenig gefluit vernomen, dat echter krachtig werd overstemd. Zeer karakteristiek was de wande ling der Vorstinnen over het Malie veld; toen de Koninginnen op de tribune waren steeg van daar een algemeen gejuich op. Nadat de vorstinnen hadden plaatB genomen in de hofloge, waarin te mid den der hofcostumes de lichte toiletjes der hofdames goed uitkomen in de Oostersche omgeving der versiering, werd het carré geformeerd. Even voor halldrie nadert generaal Van Helden de tribune en on vangt de order om den ban te openen. Tromslag en hoorngeblaas kondigen die opening aan. Het Wilhelmus (oude toonzetting) weerklinkt. Alle aanwezigen ontblooten het hoofd en de ridders, die den ridderslag zullen ontvangen, salueeren. De voorlezing van de Kon. besluiten der benoe ming van de ridders geschiedt door den majoor der cavalerie Hamming op in de tribune zeer hoorbare wijze. De voorlezing der besluiten duurde een kwartier uurs. Generaal Verspyck deelde daarna aan de ridders die vuor de tribune geschaard stonden mede, dat hij door H. M. gemachtigd was hun den eed af te nemen. De gene raal las het eedsformulier voor en bij de opnoeming der namen zeiden allen het eedsformulier na. Daarna kwam ieder der gedecoreerden voor. Toen generaal Vetter het eerst voorkwam, klonk een luid gejuich van de tribune. Alle opgeroepenen betraden de trap voor het platform en ae Koningin hechtte allen het ridderkruis op de borst. Telkens wer den voor iederen ridder de geweren gepresenteerd. Toen aan den luit.- aoiunel Nie^wenhuysen de eeresabel door H. M. werd overgereikt, gingen luide bravo's op. Ook als hetzelfde eerbetoon aan de matrozen en solda ten te beurt viel, ontbrak het niet aan toejuichingen, terwijl de Konin gin de decoraties bevestigde. Vijf mi nuten voor 3 uur was het decoreeren afgeioopen. Het Wilhelmus kondigde het einde aan. Hierna hield H. M. de Regentes de volgende rede „Officieren, onderofficieren, korpo raals en soldaten 1 „Het was de wensch van de Ko ningin zelve de eereteekenen te mo gen uitreiken aan de dapperen, die in onze overzeesche bezittingen stre den voor de handhaving van onB ge zag. "„Ik wensch u allen, aan wie een on derscheiding ten deel viel, daarmede van harte geluk. „Gij hebt die onderscheiding verdiend, In moeielijke oogenblikken hebt gij bloed en leven veil gehad voor Koningin en Vaderland en met uwe kameraden van leger en vloot nieuwe glorievolle bladen toegevoegd aan de geschiedenis van het Nederlandsch- Indisoh leger. „Mede uit naam uwer jonge Ko ningin breng ik hulde aan dat leger, dat in Atjeh, op Lombok en waar ook vroeger in Indië zijne diensten werden gevraagd, zoovele schitteren de bewijzen gaf van plichtbesef, zelfverloochening en doodsverach ting. „Het lezen der heldendaden van onze troepen in Indië vervult ons met recht- matigen trots. „Ik acht het een voorrecht daarvoor aan leger en vloot openlijk den dank te kunnen brengen van de Koningin en van het Vaderland. „Eene dankbare hulde brengen wij ook in dit oogenblik aan de nagedach tenis van hen die ginds hun leven lie ten in den strijd. „Eere aan de mannen, in den dienst van het vaderland vergrijsd, die een eervol leven kroonden door een eer vollen dood aan zoovele jeugdige helden wier moed wij niet konden beloonen, omdat zij getrouw tot in den dood hun leven gaven en ginds rusten in vreemden bodem. „Officieren, onderofficieren, korpo raals en soldaten van het Indisch leger, hier tegenwoordig, zegt het aan uwe kameraden in Indië, dat Koningin en volk van Nederland de krijgsmans deugden van uw leger hoog schatten, en dankbaar erkennen dat het Ned.- Indisch leger zijne roeping met eere vervult. „Moge ook in de toekomst voor spoed rusten op uwe wapenen, tot zegen van onze schoone koloniën en tot geluk van ons dierbaar va derland." Daverende hoera's weerklonken, terwijl de muziek het „Wien Neer- landsch Bloed" aanhief. Toen het even stil was geworden, sprak Ko ningin Wilhelmina met duidelijke heldere stem luide„Leve het In dische leger!" hetwelk een storm van gejuich deed opgaan, niet min der dan toen generaal Vetter met krachtige stem „Leve de Koningin 1" riep. De juichkreten vonden echo's over het gansche vela en daar bui ten onder het publiek. Toen werd de ban gesloten. Daarna begon het défilé. Bij het voorbijtrek ken der Koninginnen stond generaal Vetter rechts van de Koningin. Toen de koloniale reserve voorbi; ging, ging er een gejuich op. De pi Sers der mariniers openden den stoet e Koninginnen bogen bij het voor bijtrekken der vaandels. Het défilé was om 3); uur afgeioopen. Na het défilé hebben de Koningin nen nog met de geridderden gespro ken. De regentes onderhield zich eerst 0. a. geruimen tijd met generaal Vetter, terwijl koningin Wilhelmina aandachtig luisterde; de jeugdige Koningin hield later nog een gesprek met den kapt.-luit. ter zee Van Wes< sem. Even vóór 4 uur verlieten de Ko ninginnen het Malieveld en was de plechtigheid afgeioopen. Hare Majesteiten de Koninginnen keerden des middags 0 uur 40 min. Eer Staatsspoor uit de residentie naar et Loo terug, vergezeld van de da mes en heeren van Haar gevolg. Koningin Wilhelmina maakte de plechtigheid van de uitreiking Lombok-decoratiën en vóór Haar terugkeer uit Den Haag nog een rij toer in de stad. Bij het voorbijgaan van den Hof stoet naar de Maliebaan werd door een bekend socialist met een fluitje gefloten. Het volk werd hierover ver toornd en wilde den kerel te lijf, De politie moest hem tegen volkswoede beschermen en bracht hem naar het bureau aan de Nieuwe Haven. Naar men te Leiden beweert, is met -en aldaar vermisten 2e luiteuant- kwartiermeester J. niet minder dan f5000 verdwenen, alleen van het stafmuziekkorps f 1500. l der Sport en Wedstrijden. Roeiwedstrijd op de Gouwzee. De roeiwedstrijden Zaterdag op de Gouwzee bij Monnikendam gehouden, zijn goed geslaagd. Het water was voldoende hoog en wind was er weinig. De uitslag van den wedstrijd was als volgt: IX. Vierriemssloepen, van het ma- tropeninstituut der Kon. Ned. Zeil- en Roeivereeniging. Ingeschreven desloe pen „Ajax", „Lina" en „IJsbreker". Eerste prijs (f10) „IJsbreker",tweede „Ajax". 'HL Twaalfriemsloepen met jon gens van Hr. Ms. opleidingsschepen'; zes deelnemers van den „Admiraal van Wassenaar". Wegens aanvaring werd om de prijzen (f 15, f 10 en 15) geloot. XV. Canoe-wedstrijd, gepaddeld door één persoon. Ingeschreven „Nan- ki-Pooh" van de Roeiver. Willem III te Amsterdam en „Ouwe Garde" der Haagsche Roeiv. Skadhi. Laatstge noemde gaf het op, zoodat „Nanki- Pooh" den prijs (verguld zilveren me daille) won. V. Tweeriemsgieken |inrigged (Ju- niores).Ingeschreven „Ko-ko"van Laga te Delft en „Damiaatje" van Het Spaarne te Haarlem. Eerste prijs (3 verg. zilv. med.) Laga, tweede (3 zilv. med.) Het Spaarne. No. 6. Achtriems outrigged (junio res). Prijs 9 verg. zilv. med.; premie 9 zilv. med. Prijs: de Hoop (ploeg Never mind, boot „Mixedpickles") tijd 7.12. No. 12. Vierriems wherry's (inrig- ged). Prijs 3 verg. zilv. med.premie 3 züy. med. Prijs: Willem IH (boot „Pauline"premiede Hoop (boot „Najade"). No. 2. Tweeriems gieken (outrig ged). Prijs 3 verg. zilv. med. en een drinkhoorn, aangeboden door den eere-voorzitterpremie 3 zilv. med. Prijs: Laga, tijd 8.14; premie: de Hoop, tijd 8.21. No. 13. Vierriems wherry's (outrig ged). Prijs 3 verg. zilv. med.premie 3 zilv. med. Prijsde Hoop (boot Lakmé) tijd 5.58Vs Zwem wedstrijd voor dames. Zondag hield de „Hollandsche Da- mes-zwemclub" te Amsterdam in de inrichting van den heer Ph. v. Heem stede Obelt, aldaar, een zwemwed strijd. Amsterdamsche en Rotterdamsche dames namen deel aan 't concours. 1. Snelzwemmen, baan 80 Meter lang. 1 Mej. J. D. Stronk in 1 min. 28 c. 2. Mej. T. Garms in 1 min. 313/s sec. II. Snelzwemmen op den rug, baan 45 M. 1. Mej. M. A. Faddegon in 1 min. 413/s sec.2. Mej. E. Meijer in 1 min. 46 sec. III. Afstand van 45 M. met zoo weinig mogelijk Blagen. 1. Mej. E. Jurjans 6 slagen 2. Mej. T. v. d. Oort 6 slagen. IV. Zwemmen met hindernissen. 1. Mej. C. Kok in 40 sec.2. Mej. J. Müller in 43% sec. V. Fraaizwemmen. 1. Mej. Gr. Müller 59 punten; 2. Mej. M. A. Faddegon 50 punten. VI. Tobbewedstrijd. tig uit. „Wij weten dat het kind van de vrouw van Smith in 1866 ouder dan twee jaar moet zijn geweest. De tweede vrouw...." „Noem haar Millicent Hendry mijnheer." „Goede HemelHendryWel, welMillicent Hendry heeft dus de eerste vrouw Smith opgevolgd. Maar in April 1866 kon dat kind van twee jaar toch niet Millicent Hendry's kind zijn?" „Er is nog niet bewezen, dat zij een kind had. Juffrouw Back verklaart dat zij nooit den leeftijd heeft gehoord van den jongen, zooals zij hem noemt. Zij meende, dat hij twee jaar moest zijn. Natuurlijk is dat onbepaald. Hij was mis schien een achterlijk kind van drie jaar of een flink ontwik keld kind van laat ons zeggen achttien maanden. Dat is een belangrijk punt mijnheer; binnen vijf minuten had ik na eene scherpe ondervraging juffrouw Back geheel uitge hoord." „En," zeide Totton, terwijl hij zijne wangen opblieB na een zucht vol gelatenheid," wat gebeurde er nadat juffrouw Back als verpleegster in dienst was getreden?" „Smith kon de aanwezigheid van het kind niet uitstaan en zijne vrouw zeide, dat zij op reis gingen. Juffrouw Back en de knaap werden naar Canterbury gezonden en bleven daar, terwijl gedurende verscheidene jaren nu en dan door de vrouw vaD Smith werden bezocht. Zij werden tamelijk veronachtzaamd, hadden veel moeite om geld te krijgen en was de oude dame op het buitenverblijf er niet geweest, dan waren zij van honger omgekomen. In 1871 stierf Smith. Zijne vrouw begaf zich naar Canterbury. Juffrouw Back ver klaart, dat zij toen een geheel andere vrouw was zeer godsdienstig was zij geworden. Twee jaar lang leefden zij als het ware van de hand in den tand. In 1873 lag Millicent Hendry op sterven. Zij verzocht juffrouw Back aan eene vroegere vriendin te schrijven...." „Mevrouw Gordon toch niet?" riep Totton uit, en om klemde de leuningen van zijn stoel. „Aan mevrouw Gordon," vervolgde Sprowle. „Deze was verhuisd; eene week verliep alvorens zij den brief ontving, en to8n zij kwam was Millicent Hendry reeds twee dagen dood. Mevrouw Gordon bleef tot na de begrafenis, en liet den grafsteen aanbrengen, die het eerst mijne aandacht op den naam vestigde. Ja zelfs nam zij William Hendry met zich, en juffrouw Back heeft nooit meer iets van hen ge hoord noch gezien." „Dus dan zou William Hendry ten slotte nog, als Smiths zoon, erfgenaam zijn, Sprowle Dan is alles in eens in orde," zeide Totton, hoewel de uitdrukking van zijn gelaat meer het tegendeel hiervan te kennen gaf. „U begrijpt mijnheer Totton, dat tot 1873 die jongen na tuurlijk Smith moet zijn genoemd. Het is een feit, dat juf frouw Back hem Willie noemde. Natuurlijk dacht mevrouw Gordon, dat hij Millicent Hendry's eigen zoon was, evenals de verpleegster dacht. Na 1871 noemde Susans meesteres zich mrs. Hendry en natuurlijk werd de jongen ook zoo ge noemd. De quaestie is nu dezeMevrouw Smith de eerste vrouw liet een kind na in 1864, daaraan valt niet te twijfelen. In 1866 heeft Smith nog een kind bij zich, slechts een. Er is geen spoor van te ontdekken, dat een tweede kind zou zijn geboren of het eerste kind gestorven. Komt het u dan niet waarschijnlijk voor, dat het kind hetzelfde is. Wan neer William Hendry niet het kind is van mevrouw Clara Smith; waar is dat kind dan?" „Wat wij doen moeten Sprowle, is de persoon opsporen, die het huis te St. Cyprian's Place bewoonde. Wij weten, dat in 1865 Smith daar is geweest; misschien had hij toen twee kinderen bij zich." „Waar is dan het oudste, mijnheer? Die persoon op te sporen is ondoenlijk, want zij is dood. Er kunnen twee kin deren zijn geweest; een daarvan kan gestorven zijn. Is dit zoo, dan is de opgaaf van overlijden in geen register te vin den. Misschien is men het op andere wijze kwijt geraakt voor het in dienst treden van Susan. Ik kan u alleen zeg gen, dat Smith in 1866 slechts een kind bij zich had. Wat mij betreft mijnheer Totton, geloof ik dat Hendry een goede kans een zeer goede kans een zeer goede kans heeft." „Er valt niet aan te twijfelen dat hij de gevangenis ver dient Sprowle." „Juist mijnheer, maar daardoor wordt hij niet minder Millicent Hendry's zoon." (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 2