Een benarde josiiie. „Gaat Jack Tunniclifie morgen met je mee, Tom?" vroeg mijn vrouw. „Ik wilde wel, dat je liever iemand anders meenaamt." „Waarom, Nora?" vroeg ik. „Sedert zijn vrouw stierf is hij zoo wonderlijk geworden. Verschillende menschen hebben mij gezegd dat hij krankzinnig is. Het zou dan ook geen wonder izijn, een droeviger gebeurte nis is bijna niet denkbaar. Nog maar een week getrouwd en dan zijn vrouw onder zulke omstandigheden te ver liezen, het is genoeg om iemands hersenea in de war te brengen en ik wou wel Tom, dat iemand anders met je meeging." „Dwaasheid, Nora. De menschen overdrijven altijd de dingen. AL is iemand nu eens wat origineel of wat zonderling, dan behoeft hij nog niet gek te wezen. Zeker, Jack is neer slachtig en afgetrokken, ,maar het is te hegrijpen dat hij tobt over die vreeBelijke geschiedenis. Wanneer hij maar eens opwekkende bezigheid heeft zal het wel beter gaan en daar hij evenals ik op luchtreizen verzot is, zou er geen beter uitstapje voor hem gevonden kunnen worden." Dit gesprek voerden mijn vrouw en ik op den avond voordat ik met mijn ballon zon opstijgen. Een luchtreis maken is mijn liefste werk en lang zamerhand was deze liefhebberij zoo sterk geworden, dat ik niets Gever deed dan over huizen en boomen in de wolken ronddrijven. Nog niet lang geleden had ik het nuttige met het aangename vereenigd en eenige lucht reizen gedaan enkel en alleen voor wetenschappelijke doeleinden. De jonge Tunniclifie was daarbij mijn metgezel geweest en we hadden samen eenige bijzonder aangename reisjes gemaakt, maar de ongelukkige dood van zijn jonge vrouw (zij was in de rivier gevallen en verdronken) had gedurende eenigen tijd aan die tochtjes een einde gemaakt. Ik wensch- te niets liever dan die onderzoekin gen voort te zetten en daar de jonge Tunniclifie zich bereid had verklaard mij te vergezellen, was voor ons vol gende uitstapje een dag bepaald. Het kostte mij ten slotte niet veel moeite om de tegenwerpingen van mijn vrouw te weerleggen en haar vrees te doen bedaren. Zij was vol strekt niet tegen mijn liefhebberij en had mij zelfs een paar maal op een klein luchtreisje vergezeld. Bo vendien kon zij zich mijn verlangen om de wetenschap daaraan dienst baar te maken zeer wel begrijpen, te meer nu zij zelve de aangename ge waarwordingen van een luchtreis kende. Den volgenden dag stegen wij dan ook op het afgesproken uur op. Tun niclifie was, in tegenstelling met zijn gewoonte van de laatste weken, iet wat opgewonden, maar dat baarde mij geen zorg. Büjkbaar was zijn be langstelling in onze onderzoekingen ontwaakt en het was niet dan na tuurlijk, dat hij bij zulk een gele genheid een weinig opgewonden was. Zoodra wij plaats genomen hadden werd de ballon losgelaten en steeg prachtig, gelijkmatig, zonder eenige trilling of schok, omhoog. Een zachte bries dreef onB allengs zuidwaarts. Aanvankelijk stegen wij langzaam en hadden volop tijd om het uitgestrekte panorama beneden ons te bewonde ren. Daarna waren wij omringd door een stapel wolk en kregen het er zóó koud, dat wij ons in dekens wikkel den. Toen we uit dien wolk te voor schijn kwamen, zagen we eentoover- achtig fraai tooneel. We waren in een soort van dal, omgeven door wolk- bergen van de meest fantastische vor men, reusachtig -groot en beschenen door het heldere zonlicnt. Dit wonderschoone schouwspel wek te mijne bewondering in zéo hoogen mate op, dat ik sedert onze opstijging ternauwernood met mijn reisgezel ge sproken had. Een uitroep dien hij deed hooren trok nu mijn aandacht en ik was zeer verwonderd te zien, dat hij was opgestaan en er bijzonder wonden uitzag. „Wat scheelt eraan, Jackvroeg ik. „I3 het niet prachtig?" riep hij. „Boven de wolken moet mijne Ada zgn. Zouden we haar niet kunnen bereiken „Beste vriend," zei ik haastig, eenigszins ongerust minder door zijn woorden, dan door den toon, waarop hij die uitte „je denkt te veel aan den dood van je vrouw. Het is niet goed om daarover altijd en altijd weer te zitten peinzen. Wil je. „In elk geval," riep hij woest, „kun nen we het probeeren. Daar gaat het dus!" en meteen, een zak ballast grij pende, wierp bij dien over den rand van het schuitje. Onmiddellijk schoot de ballon omhoog. „Wat doe je, Jack?" riep ik. „Blijf toch bedaard, we zijn al zoo hoogen als we verder stijgen, zal onze adem haling belemmerd worden. Het is nu al onaangenaam genoeg." •Denk je dat? Dat zullen we dan eens zien. Bovendien kan het mij niet schelen of ik adem kan halen of niet, ik wil mijn Ada zien." Ik begreep nu den .toestand. Hij was blijkbaar krankzinnig en de mee ning van mijn vrouw over den staat van zijn hersens dus |niet overdreven. Bitter berouwde het mij nu, dat ik niet voorzichtiger was geweest. Wat moest ik doen? Verzet zon de zaak natuurlijk nog erger maken en het eenige was hem met een zacht lijntje tot kalmte te brengen. „Hoor eens hier, Jack," antwoord de ik, zoo kalm als mij mogelijk was. „Je wilt Ada zien Goed, dan weet ik een beter middel om haar te vin den. Als je naar mij luistert," hier bewoog ik onwillekeurig mijn hand naar het touw van de veiligheids klep) „als je naar mij luistert dan zal ik „Geen praatjes, ik laat mij niet om den tuin leiden. Blijf van dat touw af, zeg ik. Vandaag ga ik niet meer naar beneden. Honger gaan we, altijd hooger tot we niet meer kun nen." Bij deze woorden keek hij mij woe dend aan. Ik gevoelde het koude zweet op mijn voorhoold en het was mij alsof mijn hoofd duizelde. Met proote inspanning behield ik mijn calmte. De eenige kans op redding was (van een gevecht met den krankzin nige die zooveel sterker was, kon geen sprake zijn) hem te verschalken, maar hoe Vruchteloos tobde ik mijn brein af om een middel te vinden het wilde mij niet gelukxen. De hopeloosheid van den toestand verlamde mijn denkvermogen: ik was niet in staat om te spreken, zelfs niet om mij te bewegen. Wanhopig tuur de ik maar naar het touw van de klep, dat, door de draaiende bewe ging van den ballon, nn tusschen andere touwen verward was geraakt. Om het te kunnen losmaken zou ik in den ring hebben moeten klimmen en, wanneer ik daartoe de kracht ook bezat, de krankzinnige zon mij dat zeker belet hebben. Wij waren nn op zulk een hoogte, dat verstikking dreigde. Ik kon mijn hart duidelijk hooren kloppen. Niet dan met moeite kon ik ademhalen en er kwam een gewaarwording over mij als van zeeziekte. De felle koude deed mij huiveren onder de dikke dekens. Ik mocht niet langer werk loos big ven, anders zou ik binnen eenige minuten bewusteloos worden en alles gedaan zijn. Opeens viel mijn oog op het anker. Hier had ik een wapen. Het was een akelige gedachte, het zou eenvreese- lijke daad zijn, maar er was geen andere keus en uitstel was onmoge' lijk. Ik greep naar het anker, maar de krankzinnige die geen oog van mij af had, begreep mijn doel en sprong BINNENLAND, De Koningin-Regentes heeft beiankt voor de bekroning van het door haar ingezonden model van het ss. Konin gin Wilhelmina op de tentoonstelling te Amsterdam, aangezien dit model slechts op verzoek en tot opluiste ring der tentoonstelling was afge staan. In het eerste gedeelte van het grootambtenaarBexamen voor denlndi- schen dienst bedoeld bij art. 2 der Bepalingen, behoorende bij het Kon. Besluit van 20 Juli 1893 (Stbl. 117) dat van 4 tot 26 Juli 11. te 's-Gravenhage gehouden is, zijn naar de orde der eind-ranglijst de volgende heeren geslaagd: W. P. Hillen, N. Scheltema, J. G. Haekman, H, J. v. - - R. Brink, C. A. Nieuwenhuijsen, Krull, J. de Haan, G. J. du Marchie Sarvaas, C. L. Stoll, A. J. H. Nun nink, jhr. J. H. Cornets de Groot, W. F. L. Wichers, L. L. Prins, H. J. Harteveld, J. D. de Vries, A. J. Knaap, O. P. Besseling, A. J. G. M. Gau- lard, J. M. P. Kooreman, J. W. van der Sluys, C. E. Sayers, J. E. Dam- brink, J. M. Uhl, J. A. A. in't Velt, C. C. P. Vigelius, K. H. R. Pluim Mentz, H. G. L. L. de la Parra, L. P. G. Hartwig, J. Scharp, L. F. J. Wolterbeek Muller, H. C. Knappert, G. L. F. F. Haarman, J. H. Soes man, J. Tuyl, jhr. W. Engelen van Pijl8weert, G. A. van Putten, H. W. du Cloux, jhr. J. W.- F. van den Bosch, J. G. van Gelder, H. W. Daendels. Van de 87 candidaten zijn dus 40 toegelaten, 14 trokken zich voor of tij dens het examen terug en 33 werden afgewezen. der wegen in de gemeente Loosdui nen, toen plotseling vlak voor hem een geweerkogel neerplofte, waardoor hij natuurlijk zeer verschrikte. Weldra naderden twee officieren, die genoemde heer bovendien verwe ten, dat hij zich op den weg bevond, niettegenstaande in de Lootduinsche Courant vermeld was, dat aldaar mili taire schietoefeningen gehouden wer den. Met alle respect voor genoemde courant, deelde hij den officieren mede, dit blad niet te lezen. De heer S. deed daarop zijn beklag bij de bevel voerende militaire overheid aldaar, waarvan hij een zeer onvoldoend ant woord ontving. Daarop heeft deze heer zich schrif telijk tot den minister van oorlog ge wend om zich over deze handelwijze te beklagen. Onschuldig. Ongeveer een jaar geleden werd te Gravenhage in een der drukste winkelzaken de tweede bediende ontslagen, als verdacht van oneer lijkheid. Voor korten tijd bleek het echter aan de eigenares dat de eerste be diende, een man, die bijna 20 jaren in de zaak werkzaam was geweeBt, zich aan diefstal schuldig maakte. Hij werd gearresteerd en bekende ook den diefstal, waarvan zijn medebediende verdacht was geworden, 't Bleek ver der, dat hij een heel aardig bedra< op de spaarbank had staan. De vroegere bediende, die nog steeds zonder werk was, werd in de plaats van den dief als eerste be diende aangenomen en troont nn we der in den bekenden winkel als van onds. Feestelijkheden op de tentoonstelling. De verjaardag van de Koningin- Regentes, Vrijdag 2 Aug., zal op het terrein der tentoonstelling te Amster dam gevierd worden door een schit terend vuurwerk, een groote militaire taptoe en nog verschillende andere feestelijkheden. In Oud-Holland zal het vendel des middags parade houden en de evoiutiën uitroeren en des avonds zal er groote verlichting zijn. Op Zondag 4 Augustus zal op het terrein van de wielerbaan een inter nationale worstelwedstrijd worden gehouden en Zaterdag den lOn zal de vereeniging „Spartacus" aldaar een gymnastiekuitvoering geven. Op Maandag en Dinsdag 12 en 13 Augustus komt Eduard Strauss, de Walskoning uit Weenen in Oud- Holland muziekuitvoeringen geven, waarvoor eene grootere muziektent op het Marktplein zal worden opge- Dan komt op 17 en 18 Augustus het groot .internationaal schermcon- cours. Dit zijn in tusschen alleen de fees naar voren om het anker eveneens telijkheden waarvoor de dagen reeds te grijpen. In zijn vaart viel hij even-' wel op den rand van het schuitje en verloor bijna zijn evenwicht. Hij deed een heftige poging om weer te gaan staan, maar ik gaf hem in wanhoop met al mijne krachten een geweldigen stoot, zoodat hij over den rand echoot en met een verschrikkelijken gil ver dween. Zelf bijna krankzinnig ik durf niet verklaren dat ik het op dat oogenblik niet was klom ik in den ring om het touw van de klep te bereiken, maar mijn handen waren zoo door koude verstijfd, dat ik het niet vatten kon. Door een gelukkige ingeving greep ik het met de tanden en rnkte er aan zoo hard ik kon, tot eindelijk de Mep openging en de ballon begon te dalen. Goddank ik was geredIk liet mij vallen in de mand en lag daar eenige oogenblik- ken hall bewusteloos. Evenwel kan mijn bezwijming niet lang hebben geduurd, want toen ik weer op den barometer keek, zag ik, dat ik nog altijd zeer hoog in de lucht was, hoewel de ballon snel daalde. Ik wreef en kneedde mijne handen totdat de bloedsomloop daarin was teruggekeerd en nam toen de maatregelen, noodig om een al te snelle daling te voorkomen. Evenwel handelde ik meer als een automaat,dan als iemand die bij zijn volle bewust zijn is. Hoe en waar ik op den grond kwam, kan ik niet zeggenalleen heb ik een flauwe herinnering aan een dichte volksmenigte om mij heen. Mijn hoofd deed mij pijn en toen ik weer voor 't eerst bij kennis kwam, boog mijn vrouw zich over mij heen en zeide, dat ik veertien dagen lang hersenkoortsen had gehad. Mijn daad was zelfverdediging en ik behoef er geen wroeging over te ge voelen, maar nooit kan ik er zonder een huivering aan denken en na de ontzettende gebeurtenis ben ik niet weer opgestegen." (Naar het JBngekch zijn vastgesteld, maar tegelijkertijd zijn er nog verschillende andere in voorbereiding. Zoo zal er een afzon derlijke tentoonstelling van voedings middelen worden gehouden met een kookwedatrijd, wat meer in het bij zonder ook van toepassing zal zijn op het hotelwezen. Boven .lien komt er nog een tentoonstelling van rijwielen, Onder andere plannen overweegt het Comité ook het geven van een groot Italiaansch vuurwerk en een wedstrijd tusschen een aantal vuur werkmakers uit verschillende landen waarbij een commissie van beoordee ling onderscheidingen zal toekennen. Het schip zal op een avond prachtig worden geïllumineerd als een navol ging van de Hohenzollern bij de Kielsche feesten. Ook zal daar een eigenaardige gekostumeerde vertoo ning worden gegeven, een receptie door Admiraal deRuyter met een groot gevolg van vlootvoogden. Op het middenterrein wordt een kinderfeest gegeven, een voorstelling van „de schoone Slaapster in het Bosch". Ten slotte moet nog melding worden gemaakt van den Lombokdag waarbij de .verovering van Mataram zal worden voorgesteld, een spiegel gevecht waarbij de .NederlancUche troepen de poeri bestormen en in nemen. Tot 30 Juli bestaat voor alie Nederl. zang-, fanfare- en andere muziekge zelschappen de gelegenheid zich bij het uitvoerend comité aan te melden om zich op het terrein te laten hooren, ten einde mede te dingen in een eigen- aardigen wedstrijd. Daarbij zal name- lgk door het publiek bij stemming in op het terrein geplaatste bussen uitgemaakt worden aan welke dezer gezelschappen de uitgeloofde herin- nerings- en baniermedailles moeten worden uitgereikt. Met het gezelschap van den Chat Noir te Parijs zijn regelingen gemaakt om op te treden in het gebouw voor speciale tentoonstellingen op het terrein. Een wielrijder uit Rotterdam, de heer v. S., reed dezer dagen op een De nieuwe booten der „Mij. Zeeland." 2ooals men weet heeft de Maat schappij „Zeeland" voor den dienst Vlissingen—Queensborough bij de „Fairfield-Company" drie nieuwe ra derbooten beBteld, die 20 mijl moeten houden. Zij zijn bestemd voor den nacht dienst en zullen den overtocht van Vlissingen naar Queensborough in zes uur doen. De schepen zullen zuster schepen zijn, lang ongeveer 97,5, wijd 10,60 en hol 7,30 M. Zij zullen de namen dragenKoningin Wilhelmina, Koningin Regentes en Prim Hendrik. De Koningin Wilhelmina is 23 Mei jl. reeds te water gelaten. Aan de Engineer ontleent het Werkt. Weekblad het volgende omtrent de inrichting die deze booten zullen hebben De romp van het schip wordt door stalen waterschotten onderverdeeld. Achteruit- wordt een groot dekhuis getimmerd en achter den schoorsteen tusschen de r^derkasten een ruime brug voor de passagiers. Voor den scnoorsteen zijn de commandobrug met de stuurinrichting en een dekhuis, waarboven de brug voor den uitkijk. De drie bruggenj zijn met elkaar in gemeenschap door loopbruggen, hoog genoeg geplaatst om de op het boven dek aanwezige passagiers niet te hinderen. Op alle drie de dekken zijn de passagiers-inrichtingen getimmerd voor de 2e Masse vooruit. Midden in de lengte van het achterdekhuis is de toegang voor de le M. passagiers. Dit gedeelte is met mahoniehout en eschdoorn bewerkt. Op dit gedeelte komen ook uit een salon, bewerkt in mahoniehout van versohillende tinten bestemd voor passagiers van hoogen rang en vier dekhutten. Het overige gedeelte van dit dekhuis is de rook- salon. De eetsalon en de damessalon zijn op het maindek. De eetsalon is be timmerd met stijlen en pilasters van mahonie- en satijnhout met schilder stukken ak paneelen, de damessalon met Lincrusta paneelen en alles ge schilderd in lichte, zachte kleuren. De inrichtingen voor de passag. 2e M. bestaan uit een eet- en damessalon op het maindek en een kajuit op het tusschendek; iu die kajuiten zijn kooien en rustbanken getimmerd. Het aantal passagiers le kl. bedraagt 180, dat der 2e kl. 72. De schepen worden electriflch verlicht; voor ventilatie, enz. wordt zeer voldoende gezorgd. Volgens de voorschriften van den „Board of Trade" zal een volledig stel reddingstoestelien aan boord aan wezig zijn. Het aantal sloepen zal zes bedragen. De vrouw van een hovenier te Prinsenhage nabij Breda vermiste lederen morgen te veld staande groen ten en vruchten. Haar echtgenoot bewaakte (I) gedurende eenige nach ten den moestuin, doch kon geen daders snappen. De vrouw, zich ter contróle eveneens derwaarts bege^ de, ontwaarde dat haar man het ooft aan een venter verkocht. Eene afrossing met den Momp was de straf van den ontrouwen gemaal. Hoogebrug in een twist zeer ernstig gewond. Den jongsten broeder werd met eene biljartqueue de linkervoor arm verbrijzeld en den anderen broe der met hetzelfde voorwerp een slag op het hoofd toegebracht, waardoor hg bewusteloos neerzeeg. Hun toestand moet zorgwekkend zijn. Vriend of Vijand. Men schrijft uit het Oldambt: De rattenvanger van Hameln, in hoogst eigen persoon, of misschien een neefje van hem, bezoekt tegen woordig het oostelijk deel der pro vincie Groningen, om de menschen van allerlei gespuis te verlossen. De kinderen laat hij gelukMg met vrede, maar men behandelt hem ook beter dan zijn grooten voorzaat in de fabel. Zijne kunst is dat dan ook wel waard. Hij moet er wonderwel den slag van nebben, ratten en mollen te vangen en dat op zijne wijze, door ze n.l. met allerlei hokua-pocus uit hunne holen en buitenplaatsen te lokken, waarna ze spoedig in zijn handen vallen. Voor ratten laten we dit gaarne gelden. Maar de mollen 1 De vreem deling draagt aanbevelingsbrieven bij zich van landbouwers en tui niers, waarvan men in de verste verte niet zon vermoeden, dat ze nog zoo dom zijn. Want dom, erg dom is het zich de centen uit den zak te laten kloppen, om zich, nota bene, een zeer getrouwen vriend te doen ontrooven. Jammer dat, waar de men schen zoo slecht hun eigenbelang begrijpen, het vangen en dooden van mollen niet bij de wet verbo den is. De mijnwerker onder de dieren, de ijverigste insectenjager, de hongerigste en daarom onvermoeidste dooder van allerlei schadelijke insecten en inaec- tenlarven, hij wordt slecht beloond voor de diensten, welke hij den land man bewijst. Omdat hij werkt in het duister, wantrouwt men hem. Omdat men het goede, door hem verwekt, niet ziet, ook omdat men het niet zien wil en daarentegen aanstonds opmerkt de nadeelzijde van zijn be staan, van zijn werken en wroeten, beschouwt en behandelt men hem als I een vijand. Men geeft een dubbeltje voor een mollestaart 1 Zoo slaat men I in blinden waan eigen glazen in en 1 werkt het voortwoekeren van de las tige en schadelijke kwaal, welke kort en duidelijk met den naam „vrete- - rij" bestempeld wordt, in de hand. Nu is het waar, dat de mollen I door hun rusteloozen aard, hun stre ven om alles „op den kop" te zetten, op sommige plaatten niet gedoogd kunnen worden. In de bedden van den tuinman, bestemd voor allerlei fijae zaden en gevoelige gewassen en bij den boer bv. op vlasiand, kan de mol schade, misschien vrij wat schade aanrichten. Maar 'tis ook waar, dat te dezen aanzien dikwijls erg over dreven wordt en dat er b.v. ten op zichte van vlasiand verstandige land bouwers zijn, die den mijnwerker stil letjes zijn gang laten gaan en vol strekt geen reden hebben, om zich deze vrijgevigheid te beMagen. En wat wel de deur dicht doet is dit, dat men, zelfs als de onvermoeide wroeter schade, veel schade aanricht, toch nog geen enkel exemplaar heeft te dooden, omdat de mollen zich ge- makkelijk genoeg van een plek, waar men op hunne aanwezigheid niet ge steld is, laten verjagen. Sterk riekende stoffen, in den grond gebracht, vreem de geluiden etc. alle middelen, welke gemakkelijk zijn aan te wenden, zijn daartoe reeds voldoende. En zoo han delt men toch heel wat verstandiger, dan door het mollengeslacht, met een ijver een betere zaak waardig, uit te roeien. Wat daarvan eindelijk de gevolgen moeten worden, blijkt duide lijk uit het volgende geval, waarbij misschien het toeval een rol speelt, maar, waarvan dan toch beweerd kan worden, dat het zich nooit meer ver diendvan ongunstige zijde ver toonde. In het jongste voorjaar was aller wege het leger der vijanden van den boer talrijk vertegenwoordigd. Van twee buren nu, landbouwers in de ge meente Midwolda, wier landerijen zich ook langs de geheele lengte der boer derij langs elkaar uitstrekken, onder vond de esn in zeer erge mate de macht zijner belagerszijn koren stond zoo dun, dat veel omgeplosgd moest worden. De ander daarontegen klaagde weinig over „vreterij" en overal stond zijn gewas meer dan dik genoeg. De eerste was een erge mollenhater; waar hij maar kon, vervolgde hij zijne vrienden en hij zal het nog wei doen, want lieden van zijn slag zijn ge woonlijk voor overreding onvatbaar De ander daarentegen laat de mollen rustig werken, beschermt ze in plaats van dag in dag uit er jacht op te maken. De rattenvanger van Hameln zal dan ook bij hem wel „voor de dichte deur" gekomen rijn. De gebroeders Tjabbes te Blij ham, van de markt te Winschoten terug- keerend, zijn door den kastelein S. op

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6