Een benarde josiiie.
„Gaat Jack Tunniclifie morgen met
je mee, Tom?" vroeg mijn vrouw. „Ik
wilde wel, dat je liever iemand anders
meenaamt."
„Waarom, Nora?" vroeg ik.
„Sedert zijn vrouw stierf is hij zoo
wonderlijk geworden. Verschillende
menschen hebben mij gezegd dat hij
krankzinnig is. Het zou dan ook geen
wonder izijn, een droeviger gebeurte
nis is bijna niet denkbaar. Nog maar
een week getrouwd en dan zijn vrouw
onder zulke omstandigheden te ver
liezen, het is genoeg om iemands
hersenea in de war te brengen en ik
wou wel Tom, dat iemand anders
met je meeging."
„Dwaasheid, Nora. De menschen
overdrijven altijd de dingen. AL is
iemand nu eens wat origineel of wat
zonderling, dan behoeft hij nog niet
gek te wezen. Zeker, Jack is neer
slachtig en afgetrokken, ,maar het
is te hegrijpen dat hij tobt over die
vreeBelijke geschiedenis. Wanneer hij
maar eens opwekkende bezigheid heeft
zal het wel beter gaan en daar hij
evenals ik op luchtreizen verzot is,
zou er geen beter uitstapje voor hem
gevonden kunnen worden."
Dit gesprek voerden mijn vrouw en
ik op den avond voordat ik met mijn
ballon zon opstijgen. Een luchtreis
maken is mijn liefste werk en lang
zamerhand was deze liefhebberij zoo
sterk geworden, dat ik niets Gever
deed dan over huizen en boomen in
de wolken ronddrijven. Nog niet lang
geleden had ik het nuttige met het
aangename vereenigd en eenige lucht
reizen gedaan enkel en alleen voor
wetenschappelijke doeleinden.
De jonge Tunniclifie was daarbij
mijn metgezel geweest en we hadden
samen eenige bijzonder aangename
reisjes gemaakt, maar de ongelukkige
dood van zijn jonge vrouw (zij was
in de rivier gevallen en verdronken)
had gedurende eenigen tijd aan die
tochtjes een einde gemaakt. Ik wensch-
te niets liever dan die onderzoekin
gen voort te zetten en daar de jonge
Tunniclifie zich bereid had verklaard
mij te vergezellen, was voor ons vol
gende uitstapje een dag bepaald.
Het kostte mij ten slotte niet veel
moeite om de tegenwerpingen van
mijn vrouw te weerleggen en haar
vrees te doen bedaren. Zij was vol
strekt niet tegen mijn liefhebberij
en had mij zelfs een paar maal op
een klein luchtreisje vergezeld. Bo
vendien kon zij zich mijn verlangen
om de wetenschap daaraan dienst
baar te maken zeer wel begrijpen, te
meer nu zij zelve de aangename ge
waarwordingen van een luchtreis
kende.
Den volgenden dag stegen wij dan
ook op het afgesproken uur op. Tun
niclifie was, in tegenstelling met zijn
gewoonte van de laatste weken, iet
wat opgewonden, maar dat baarde
mij geen zorg. Büjkbaar was zijn be
langstelling in onze onderzoekingen
ontwaakt en het was niet dan na
tuurlijk, dat hij bij zulk een gele
genheid een weinig opgewonden was.
Zoodra wij plaats genomen hadden
werd de ballon losgelaten en steeg
prachtig, gelijkmatig, zonder eenige
trilling of schok, omhoog. Een zachte
bries dreef onB allengs zuidwaarts.
Aanvankelijk stegen wij langzaam en
hadden volop tijd om het uitgestrekte
panorama beneden ons te bewonde
ren.
Daarna waren wij omringd door een
stapel wolk en kregen het er zóó
koud, dat wij ons in dekens wikkel
den. Toen we uit dien wolk te voor
schijn kwamen, zagen we eentoover-
achtig fraai tooneel. We waren in een
soort van dal, omgeven door wolk-
bergen van de meest fantastische vor
men, reusachtig -groot en beschenen
door het heldere zonlicnt.
Dit wonderschoone schouwspel wek
te mijne bewondering in zéo hoogen
mate op, dat ik sedert onze opstijging
ternauwernood met mijn reisgezel ge
sproken had. Een uitroep dien hij deed
hooren trok nu mijn aandacht en ik
was zeer verwonderd te zien, dat hij
was opgestaan en er bijzonder
wonden uitzag.
„Wat scheelt eraan, Jackvroeg ik.
„I3 het niet prachtig?" riep hij.
„Boven de wolken moet mijne Ada
zgn. Zouden we haar niet kunnen
bereiken
„Beste vriend," zei ik haastig,
eenigszins ongerust minder door zijn
woorden, dan door den toon, waarop
hij die uitte „je denkt te veel aan
den dood van je vrouw. Het is niet
goed om daarover altijd en altijd
weer te zitten peinzen. Wil je.
„In elk geval," riep hij woest, „kun
nen we het probeeren. Daar gaat het
dus!" en meteen, een zak ballast grij
pende, wierp bij dien over den rand
van het schuitje. Onmiddellijk schoot
de ballon omhoog.
„Wat doe je, Jack?" riep ik. „Blijf
toch bedaard, we zijn al zoo hoogen
als we verder stijgen, zal onze adem
haling belemmerd worden. Het is nu
al onaangenaam genoeg."
•Denk je dat? Dat zullen we dan
eens zien. Bovendien kan het mij
niet schelen of ik adem kan halen of
niet, ik wil mijn Ada zien."
Ik begreep nu den .toestand. Hij
was blijkbaar krankzinnig en de mee
ning van mijn vrouw over den staat
van zijn hersens dus |niet overdreven.
Bitter berouwde het mij nu, dat ik
niet voorzichtiger was geweest. Wat
moest ik doen? Verzet zon de zaak
natuurlijk nog erger maken en het
eenige was hem met een zacht lijntje
tot kalmte te brengen.
„Hoor eens hier, Jack," antwoord
de ik, zoo kalm als mij mogelijk was.
„Je wilt Ada zien Goed, dan weet
ik een beter middel om haar te vin
den. Als je naar mij luistert," hier
bewoog ik onwillekeurig mijn hand
naar het touw van de veiligheids
klep) „als je naar mij luistert dan
zal ik
„Geen praatjes, ik laat mij niet
om den tuin leiden. Blijf van dat
touw af, zeg ik. Vandaag ga ik niet
meer naar beneden. Honger gaan we,
altijd hooger tot we niet meer kun
nen."
Bij deze woorden keek hij mij woe
dend aan. Ik gevoelde het koude
zweet op mijn voorhoold en het was
mij alsof mijn hoofd duizelde. Met
proote inspanning behield ik mijn
calmte. De eenige kans op redding was
(van een gevecht met den krankzin
nige die zooveel sterker was, kon
geen sprake zijn) hem te verschalken,
maar hoe Vruchteloos tobde ik mijn
brein af om een middel te vinden
het wilde mij niet gelukxen.
De hopeloosheid van den toestand
verlamde mijn denkvermogen: ik was
niet in staat om te spreken, zelfs niet
om mij te bewegen. Wanhopig tuur
de ik maar naar het touw van de
klep, dat, door de draaiende bewe
ging van den ballon, nn tusschen
andere touwen verward was geraakt.
Om het te kunnen losmaken zou ik
in den ring hebben moeten klimmen
en, wanneer ik daartoe de kracht ook
bezat, de krankzinnige zon mij dat
zeker belet hebben.
Wij waren nn op zulk een hoogte,
dat verstikking dreigde. Ik kon mijn
hart duidelijk hooren kloppen. Niet
dan met moeite kon ik ademhalen
en er kwam een gewaarwording over
mij als van zeeziekte. De felle koude
deed mij huiveren onder de dikke
dekens. Ik mocht niet langer werk
loos big ven, anders zou ik binnen
eenige minuten bewusteloos worden
en alles gedaan zijn.
Opeens viel mijn oog op het anker.
Hier had ik een wapen. Het was een
akelige gedachte, het zou eenvreese-
lijke daad zijn, maar er was geen
andere keus en uitstel was onmoge'
lijk. Ik greep naar het anker, maar
de krankzinnige die geen oog van mij
af had, begreep mijn doel en sprong
BINNENLAND,
De Koningin-Regentes heeft beiankt
voor de bekroning van het door haar
ingezonden model van het ss. Konin
gin Wilhelmina op de tentoonstelling
te Amsterdam, aangezien dit model
slechts op verzoek en tot opluiste
ring der tentoonstelling was afge
staan.
In het eerste gedeelte van het
grootambtenaarBexamen voor denlndi-
schen dienst bedoeld bij art. 2
der Bepalingen, behoorende bij het
Kon. Besluit van 20 Juli 1893 (Stbl.
117) dat van 4 tot 26 Juli 11. te
's-Gravenhage gehouden is, zijn naar
de orde der eind-ranglijst de volgende
heeren geslaagd: W. P. Hillen, N.
Scheltema, J. G. Haekman, H, J. v.
- - R.
Brink, C. A. Nieuwenhuijsen,
Krull, J. de Haan, G. J. du Marchie
Sarvaas, C. L. Stoll, A. J. H. Nun
nink, jhr. J. H. Cornets de Groot,
W. F. L. Wichers, L. L. Prins, H. J.
Harteveld, J. D. de Vries, A. J. Knaap,
O. P. Besseling, A. J. G. M. Gau-
lard, J. M. P. Kooreman, J. W. van
der Sluys, C. E. Sayers, J. E. Dam-
brink, J. M. Uhl, J. A. A. in't Velt,
C. C. P. Vigelius, K. H. R. Pluim
Mentz, H. G. L. L. de la Parra, L.
P. G. Hartwig, J. Scharp, L. F. J.
Wolterbeek Muller, H. C. Knappert,
G. L. F. F. Haarman, J. H. Soes
man, J. Tuyl, jhr. W. Engelen van
Pijl8weert, G. A. van Putten, H. W.
du Cloux, jhr. J. W.- F. van den
Bosch, J. G. van Gelder, H. W.
Daendels.
Van de 87 candidaten zijn dus 40
toegelaten, 14 trokken zich voor of tij
dens het examen terug en 33 werden
afgewezen.
der wegen in de gemeente Loosdui
nen, toen plotseling vlak voor hem
een geweerkogel neerplofte, waardoor
hij natuurlijk zeer verschrikte.
Weldra naderden twee officieren,
die genoemde heer bovendien verwe
ten, dat hij zich op den weg bevond,
niettegenstaande in de Lootduinsche
Courant vermeld was, dat aldaar mili
taire schietoefeningen gehouden wer
den. Met alle respect voor genoemde
courant, deelde hij den officieren mede,
dit blad niet te lezen. De heer S.
deed daarop zijn beklag bij de bevel
voerende militaire overheid aldaar,
waarvan hij een zeer onvoldoend ant
woord ontving.
Daarop heeft deze heer zich schrif
telijk tot den minister van oorlog ge
wend om zich over deze handelwijze
te beklagen.
Onschuldig.
Ongeveer een jaar geleden werd te
Gravenhage in een der drukste
winkelzaken de tweede bediende
ontslagen, als verdacht van oneer
lijkheid.
Voor korten tijd bleek het echter
aan de eigenares dat de eerste be
diende, een man, die bijna 20 jaren in
de zaak werkzaam was geweeBt, zich
aan diefstal schuldig maakte. Hij werd
gearresteerd en bekende ook den
diefstal, waarvan zijn medebediende
verdacht was geworden, 't Bleek ver
der, dat hij een heel aardig bedra<
op de spaarbank had staan.
De vroegere bediende, die nog
steeds zonder werk was, werd in de
plaats van den dief als eerste be
diende aangenomen en troont nn we
der in den bekenden winkel als van
onds.
Feestelijkheden op de
tentoonstelling.
De verjaardag van de Koningin-
Regentes, Vrijdag 2 Aug., zal op het
terrein der tentoonstelling te Amster
dam gevierd worden door een schit
terend vuurwerk, een groote militaire
taptoe en nog verschillende andere
feestelijkheden. In Oud-Holland zal
het vendel des middags parade houden
en de evoiutiën uitroeren en des
avonds zal er groote verlichting zijn.
Op Zondag 4 Augustus zal op het
terrein van de wielerbaan een inter
nationale worstelwedstrijd worden
gehouden en Zaterdag den lOn zal
de vereeniging „Spartacus" aldaar een
gymnastiekuitvoering geven.
Op Maandag en Dinsdag 12 en 13
Augustus komt Eduard Strauss, de
Walskoning uit Weenen in Oud-
Holland muziekuitvoeringen geven,
waarvoor eene grootere muziektent
op het Marktplein zal worden opge-
Dan komt op 17 en 18 Augustus
het groot .internationaal schermcon-
cours.
Dit zijn in tusschen alleen de fees
naar voren om het anker eveneens telijkheden waarvoor de dagen reeds
te grijpen. In zijn vaart viel hij even-'
wel op den rand van het schuitje en
verloor bijna zijn evenwicht. Hij deed
een heftige poging om weer te gaan
staan, maar ik gaf hem in wanhoop
met al mijne krachten een geweldigen
stoot, zoodat hij over den rand echoot
en met een verschrikkelijken gil ver
dween.
Zelf bijna krankzinnig ik durf
niet verklaren dat ik het op dat
oogenblik niet was klom ik in den
ring om het touw van de klep te
bereiken, maar mijn handen waren
zoo door koude verstijfd, dat ik het
niet vatten kon. Door een gelukkige
ingeving greep ik het met de tanden
en rnkte er aan zoo hard ik kon, tot
eindelijk de Mep openging en de
ballon begon te dalen. Goddank ik
was geredIk liet mij vallen in de
mand en lag daar eenige oogenblik-
ken hall bewusteloos.
Evenwel kan mijn bezwijming niet
lang hebben geduurd, want toen ik
weer op den barometer keek, zag
ik, dat ik nog altijd zeer hoog
in de lucht was, hoewel de ballon
snel daalde. Ik wreef en kneedde
mijne handen totdat de bloedsomloop
daarin was teruggekeerd en nam toen
de maatregelen, noodig om een al te
snelle daling te voorkomen. Evenwel
handelde ik meer als een automaat,dan
als iemand die bij zijn volle bewust
zijn is.
Hoe en waar ik op den grond
kwam, kan ik niet zeggenalleen heb
ik een flauwe herinnering aan een
dichte volksmenigte om mij heen.
Mijn hoofd deed mij pijn en toen ik
weer voor 't eerst bij kennis kwam,
boog mijn vrouw zich over mij heen
en zeide, dat ik veertien dagen lang
hersenkoortsen had gehad.
Mijn daad was zelfverdediging en ik
behoef er geen wroeging over te ge
voelen, maar nooit kan ik er zonder
een huivering aan denken en na de
ontzettende gebeurtenis ben ik niet
weer opgestegen."
(Naar het JBngekch
zijn vastgesteld, maar tegelijkertijd
zijn er nog verschillende andere in
voorbereiding. Zoo zal er een afzon
derlijke tentoonstelling van voedings
middelen worden gehouden met een
kookwedatrijd, wat meer in het bij
zonder ook van toepassing zal zijn op
het hotelwezen. Boven .lien komt er
nog een tentoonstelling van rijwielen,
Onder andere plannen overweegt
het Comité ook het geven van een
groot Italiaansch vuurwerk en een
wedstrijd tusschen een aantal vuur
werkmakers uit verschillende landen
waarbij een commissie van beoordee
ling onderscheidingen zal toekennen.
Het schip zal op een avond prachtig
worden geïllumineerd als een navol
ging van de Hohenzollern bij de
Kielsche feesten. Ook zal daar een
eigenaardige gekostumeerde vertoo
ning worden gegeven, een receptie
door Admiraal deRuyter met een groot
gevolg van vlootvoogden.
Op het middenterrein wordt een
kinderfeest gegeven, een voorstelling
van „de schoone Slaapster in het
Bosch". Ten slotte moet nog melding
worden gemaakt van den Lombokdag
waarbij de .verovering van Mataram
zal worden voorgesteld, een spiegel
gevecht waarbij de .NederlancUche
troepen de poeri bestormen en in
nemen.
Tot 30 Juli bestaat voor alie Nederl.
zang-, fanfare- en andere muziekge
zelschappen de gelegenheid zich bij
het uitvoerend comité aan te melden
om zich op het terrein te laten hooren,
ten einde mede te dingen in een eigen-
aardigen wedstrijd. Daarbij zal name-
lgk door het publiek bij stemming
in op het terrein geplaatste bussen
uitgemaakt worden aan welke dezer
gezelschappen de uitgeloofde herin-
nerings- en baniermedailles moeten
worden uitgereikt.
Met het gezelschap van den Chat
Noir te Parijs zijn regelingen gemaakt
om op te treden in het gebouw voor
speciale tentoonstellingen op het
terrein.
Een wielrijder uit Rotterdam, de
heer v. S., reed dezer dagen op een
De nieuwe booten der
„Mij. Zeeland."
2ooals men weet heeft de Maat
schappij „Zeeland" voor den dienst
Vlissingen—Queensborough bij de
„Fairfield-Company" drie nieuwe ra
derbooten beBteld, die 20 mijl moeten
houden.
Zij zijn bestemd voor den nacht
dienst en zullen den overtocht van
Vlissingen naar Queensborough in
zes uur doen. De schepen zullen zuster
schepen zijn, lang ongeveer 97,5, wijd
10,60 en hol 7,30 M. Zij zullen de
namen dragenKoningin Wilhelmina,
Koningin Regentes en Prim Hendrik.
De Koningin Wilhelmina is 23 Mei
jl. reeds te water gelaten. Aan de
Engineer ontleent het Werkt. Weekblad
het volgende omtrent de inrichting
die deze booten zullen hebben
De romp van het schip wordt door
stalen waterschotten onderverdeeld.
Achteruit- wordt een groot dekhuis
getimmerd en achter den schoorsteen
tusschen de r^derkasten een ruime
brug voor de passagiers. Voor den
scnoorsteen zijn de commandobrug met
de stuurinrichting en een dekhuis,
waarboven de brug voor den uitkijk.
De drie bruggenj zijn met elkaar in
gemeenschap door loopbruggen, hoog
genoeg geplaatst om de op het boven
dek aanwezige passagiers niet te
hinderen.
Op alle drie de dekken zijn de
passagiers-inrichtingen getimmerd
voor de 2e Masse vooruit. Midden
in de lengte van het achterdekhuis
is de toegang voor de le M. passagiers.
Dit gedeelte is met mahoniehout en
eschdoorn bewerkt. Op dit gedeelte
komen ook uit een salon, bewerkt in
mahoniehout van versohillende tinten
bestemd voor passagiers van hoogen
rang en vier dekhutten. Het overige
gedeelte van dit dekhuis is de rook-
salon.
De eetsalon en de damessalon zijn
op het maindek. De eetsalon is be
timmerd met stijlen en pilasters van
mahonie- en satijnhout met schilder
stukken ak paneelen, de damessalon
met Lincrusta paneelen en alles ge
schilderd in lichte, zachte kleuren.
De inrichtingen voor de passag. 2e M.
bestaan uit een eet- en damessalon
op het maindek en een kajuit op
het tusschendek; iu die kajuiten zijn
kooien en rustbanken getimmerd. Het
aantal passagiers le kl. bedraagt 180,
dat der 2e kl. 72. De schepen worden
electriflch verlicht; voor ventilatie,
enz. wordt zeer voldoende gezorgd.
Volgens de voorschriften van den
„Board of Trade" zal een volledig
stel reddingstoestelien aan boord aan
wezig zijn. Het aantal sloepen zal zes
bedragen.
De vrouw van een hovenier te
Prinsenhage nabij Breda vermiste
lederen morgen te veld staande groen
ten en vruchten. Haar echtgenoot
bewaakte (I) gedurende eenige nach
ten den moestuin, doch kon geen
daders snappen. De vrouw, zich ter
contróle eveneens derwaarts bege^
de, ontwaarde dat haar man het ooft
aan een venter verkocht.
Eene afrossing met den Momp was
de straf van den ontrouwen gemaal.
Hoogebrug in een twist zeer ernstig
gewond. Den jongsten broeder werd
met eene biljartqueue de linkervoor
arm verbrijzeld en den anderen broe
der met hetzelfde voorwerp een slag
op het hoofd toegebracht, waardoor hg
bewusteloos neerzeeg. Hun toestand
moet zorgwekkend zijn.
Vriend of Vijand.
Men schrijft uit het Oldambt:
De rattenvanger van Hameln, in
hoogst eigen persoon, of misschien
een neefje van hem, bezoekt tegen
woordig het oostelijk deel der pro
vincie Groningen, om de menschen
van allerlei gespuis te verlossen. De
kinderen laat hij gelukMg met vrede,
maar men behandelt hem ook beter
dan zijn grooten voorzaat in de
fabel.
Zijne kunst is dat dan ook wel
waard. Hij moet er wonderwel den
slag van nebben, ratten en mollen
te vangen en dat op zijne wijze, door ze
n.l. met allerlei hokua-pocus uit hunne
holen en buitenplaatsen te lokken,
waarna ze spoedig in zijn handen
vallen. Voor ratten laten we dit gaarne
gelden. Maar de mollen 1 De vreem
deling draagt aanbevelingsbrieven
bij zich van landbouwers en tui
niers, waarvan men in de verste
verte niet zon vermoeden, dat ze nog
zoo dom zijn. Want dom, erg dom
is het zich de centen uit den zak te
laten kloppen, om zich, nota bene,
een zeer getrouwen vriend te doen
ontrooven. Jammer dat, waar de men
schen zoo slecht hun eigenbelang
begrijpen, het vangen en dooden
van mollen niet bij de wet verbo
den is.
De mijnwerker onder de dieren, de
ijverigste insectenjager, de hongerigste
en daarom onvermoeidste dooder van
allerlei schadelijke insecten en inaec-
tenlarven, hij wordt slecht beloond
voor de diensten, welke hij den land
man bewijst. Omdat hij werkt in het
duister, wantrouwt men hem. Omdat
men het goede, door hem verwekt,
niet ziet, ook omdat men het niet
zien wil en daarentegen aanstonds
opmerkt de nadeelzijde van zijn be
staan, van zijn werken en wroeten,
beschouwt en behandelt men hem als I
een vijand. Men geeft een dubbeltje
voor een mollestaart 1 Zoo slaat men I
in blinden waan eigen glazen in en 1
werkt het voortwoekeren van de las
tige en schadelijke kwaal, welke kort
en duidelijk met den naam „vrete- -
rij" bestempeld wordt, in de hand.
Nu is het waar, dat de mollen I
door hun rusteloozen aard, hun stre
ven om alles „op den kop" te zetten,
op sommige plaatten niet gedoogd
kunnen worden. In de bedden van
den tuinman, bestemd voor allerlei
fijae zaden en gevoelige gewassen en
bij den boer bv. op vlasiand, kan de
mol schade, misschien vrij wat schade
aanrichten. Maar 'tis ook waar, dat
te dezen aanzien dikwijls erg over
dreven wordt en dat er b.v. ten op
zichte van vlasiand verstandige land
bouwers zijn, die den mijnwerker stil
letjes zijn gang laten gaan en vol
strekt geen reden hebben, om zich
deze vrijgevigheid te beMagen.
En wat wel de deur dicht doet is
dit, dat men, zelfs als de onvermoeide
wroeter schade, veel schade aanricht,
toch nog geen enkel exemplaar heeft
te dooden, omdat de mollen zich ge-
makkelijk genoeg van een plek, waar
men op hunne aanwezigheid niet ge
steld is, laten verjagen. Sterk riekende
stoffen, in den grond gebracht, vreem
de geluiden etc. alle middelen, welke
gemakkelijk zijn aan te wenden, zijn
daartoe reeds voldoende. En zoo han
delt men toch heel wat verstandiger,
dan door het mollengeslacht, met een
ijver een betere zaak waardig, uit te
roeien. Wat daarvan eindelijk de
gevolgen moeten worden, blijkt duide
lijk uit het volgende geval, waarbij
misschien het toeval een rol speelt,
maar, waarvan dan toch beweerd kan
worden, dat het zich nooit meer ver
diendvan ongunstige zijde ver
toonde.
In het jongste voorjaar was aller wege
het leger der vijanden van den boer
talrijk vertegenwoordigd. Van twee
buren nu, landbouwers in de ge
meente Midwolda, wier landerijen zich
ook langs de geheele lengte der boer
derij langs elkaar uitstrekken, onder
vond de esn in zeer erge mate de
macht zijner belagerszijn koren stond
zoo dun, dat veel omgeplosgd moest
worden. De ander daarontegen klaagde
weinig over „vreterij" en overal stond
zijn gewas meer dan dik genoeg. De
eerste was een erge mollenhater;
waar hij maar kon, vervolgde hij zijne
vrienden en hij zal het nog wei doen,
want lieden van zijn slag zijn ge
woonlijk voor overreding onvatbaar
De ander daarentegen laat de mollen
rustig werken, beschermt ze in plaats
van dag in dag uit er jacht op te
maken. De rattenvanger van Hameln
zal dan ook bij hem wel „voor de
dichte deur" gekomen rijn.
De gebroeders Tjabbes te Blij ham,
van de markt te Winschoten terug-
keerend, zijn door den kastelein S. op