De ie Op zekeren namiddag in het begin van den zomer (het is al jaren gele den) trad een heer met een eenvou dig gezicht en als een burgerman ge kleed, bet hek uit van de Tuilerieën te Parijs. Hij ging zeer langzaam, daar bij gearmd liep met een jonge vrouw die een weinig lijdend scheen te zijn. Op eenigen afstand werden zij gevolgd door twee statige lakeien. Toen zij enkele minuten waren voortgewandeld, gaf de heer op ver zoek van zijn vrouw aan de twee be dienden een tee^en dat zij niet ver der behoefden mee te gaan en dezen keerden dan ook op hunne schreden terug. Het paar mengde zich daarop onder {de wandelaars, die zeer talrijk waren daar de kracht van de zon door lichte wolkjes getemperd werd en de temperatuur heerlijk was. Vooral bij de ChampB Elysées was er een groote menigte wandelaars, waartusechen straatzangers en bede laars de rondte deden en de modes van den dag werden door opgesierde dames uitgestald in gaas, kanten en zijde. Er stonden twee breede rijen stoelen waarop men tegen betaling laats kon nemen. Do heer, die op et gezicht van zijn gezellin teeke nen van vermoeidheid waarnam, stelde haar voor op die stoelen te gaan uitrusten en het tweetal nam dan ook plaats vlak bij een paar bij zonder schitterend uitgedoste dames, die over den abij heidvan deze eenvoudig gekleede lieden blijkbaar niet gesticht waren. Laatsi genoemden deden alsof ze dat niet zagen, maar voerden op zachten toon samen een vriendelijk gesprek. Op eens kwam tusschen hen de uitgestoken hand van de stoelenver huurster, een waar geraamte, dat met een krakende stem als een zaag, zei„Twee dubbeltjes, meneer 1" „Ja, juffrouw." Hij tastte in zijn rechterzak, toen in zijn linker, toen in zgn vest en zijn jaszakken er was geen cent in. Hij ziet zijn vrouw aan, maar lee3t in haar oogen een ontkennend ant woord. Daarop kijkt hij om zich heen of er ook een bekende in de buurt is, niemand 1 „Wel, juffrouw, daar heb ik verge ten geld bij mij te steken." „Ja, dat begrijp ik, dat zie ik." „Het doet mij genoegen dat u het begrijpt, want ik zal u niet vergeten." „Ja natuurlijk, als zoovele anderen. Ik ben daar aan wel gewoon, ziet u." „Het gebeurt zeker wel eens meer, niet waar?" „Wel eens, meneer? o, het gebeurt ïederen dag." De stoelenverhuurster nam allengs den lompen toon aan, waarop men kleine lieden terechtwijst in een schitterend gezelschap. „U meent toch niet, dat ik u te kort zou willen doen „Ik moet mij wel met het kleingeld van uwe beloften tevreden stellen, omdat gij geen ander hebt om mij te betalen, maar als men den bodem van zijn beurs kent, moet men zulke dingen niet doen „Dat is wel wat kras," zei de heer een weinig geraakt," maar zich be dwingende, zei hij„wees zoo goed deze parasol te bewaren en die niet at te geven, dan op vertoon van een handschoen van deze kleur." De vrouw keek minachtend naar de fraaie parasol en gaf door een verachtelijk schouderophalen hare be reidwilligheid te kennen, om als onder pand voor hare schuldvordering de honderdvoudige waarde of meer, tot pand te nemen. „Men kijkt naar ons, mijn vriend, laat ons heengaan." „Och waarom „Ge doet er mij een genoegen mee. De heer zeide schertsend dat zij to h nog een kind was, bood haar toen weer zijn arm aan en verwijderde zich met haar in de groene lanen, evenwel niet nadat hij voor de stoelenverhuur ster den hoed had atgenomen, welke groet evenwel niet beantwoord werd. Hartelijk over het geval lachende, wandelden zij kalmpjes verder, totdat op den boulevard de la Madeleine een klein regenbuitje hen verraste. „Hoe jammer, uat ge nu uw parasol niet meer hebt „Laat ons wat vlugger voortgaan." Het paar stapt sneller verder, maar het regentje wordt een regenbui, de regenbui een plasregen. Van alle kanten gaan mannen, vrouwen en kinderen zich beschutten onder luilels en boomen, waar het water welhaast even hard afdruipt. „We zullen een rijtuig nemen. Koet sier 1" „Bezet, burger 1" „Maar dat is fataal, hoe dom dat ik nergens aan gedacht heb. 't Is een goede les. Kom Caroline, laten we doen als iedereen." Zoo snel zij voortkan, vluchtten zij nu in de Kue Duphot. Le stortregen wordt allengs een wolkbreuk gelijk, een rukwind waait hun het water in 't gezicht. De goten loopen over, de riolen kunnen al het water niet ver- zw. lgen en de straten worden zoo glad, dat het paar bijna niet meer vooitkan. Gelukkig is daar de dub bele deur van een groot huis die aanstaat en u aarachter, in een don ker portaal, zoeken de twee een schuil plaats, in 't zweet geraakt door de haast en de inspanning en rillende van den killen tochtwind, die daar waait in bet portaal. In de vestibule is een oude portier, met een bril op den neus en een ieeren voorschot voor, bezig met het water zooveel mogelijk weg te vegen. Bij het zien van de jonge dame, die riit van kou neemt hij beleefd zijn ver sleten pelsmuts af en wijst daarna naar zijn kamertje. „Als mevrouw wil, als meneer mij het genoegen wil aandoen. 'ils er HAARLEMMER HALLETJES wel klein, maar in ieder geval war mer dan hier." Er is geen keus en het aanbod is vriendelijkmen gaat dus bij hem binnen. Daar hij behalve portier ook nog schoenlapper is, staat het hokje vol laarzen en schoenen. En natuurlijk doet hij aan politiek: hebt ge wel ooit gehoord van een portier, die- zich met politiek niet inliet? Nu, dit schijnt den heer wel te bevallen. Hij luistert met plezier naar de wezenlijk snaaksche uitvallen van zijn gastheer tegen de koningsgezinden want de portier is een republikein van de bovenste piank en vertelt allerlei grappen over keizers, konin gen, prinsen en hertogen, die zijn toehoorder in een allervroolijkste stemming brengen. Iutusschen is er aan de plasregens nog geen einde te zien en de dame, die blijkbaar de politiek minder inte resseert, wordt ongeduldig. De portier dit bemerkende, staakt zijne aardighe den en zegt ,Ik heb nog wel een parapluis, maar het is een antieke. Die durf ik u waarlijk niet presenteeren." Nu komt hij voor den dag met een regenscherm van zeker zes voet mid dellijn, op een stok van vier voeten trvan de stof zoo vaak gerepareerd dat het aan een regenboog doet denken". „Die is uitmuntend," roept de heer uit. „Mooi is ze niet, maar beschutten doet ze wel. Ü8 menschen zullen aar digheden over u.. zeggen als ge met zoo'n parapluie over straat gaat." „Dan lach ik altijd maar, be3te vriend, maar vertrouwt ge mij de pa rapluie zoo maar toe?" „Zeker, zeker." "Ik woon hier dicht bij." „Ik vertrouw ze u wel, ge ziet er uit als een eerlijk man. Evenwel hecht ik er aan, ziet ge, want een ander koopen kan ik niet." Het paar verliet daarop na vele dankbetuigingen het hokje van den portier en waagde zich onder de groote parapluie op straat. Een uur daarna kwaai een groote lakei den braven schoenlapper de pa rapluie terugbrengen met 4000 frs. in een portefeuille als geschenk van den hertog de Berry Daarop stapte de lakei even statig naar de Champa Elysées, zocht daar de stoelenverhuurster op en zeide tot haar met de grootste kalmte „Kent u d8zen handschoen, juf frouw. Ziehier twee dubbeltjes, die de hertog de B°rry mij opgedragen heeft u ter hand te stellen in ruil voor de parasol van de prinse3." Naar hel Fransch. met bijbehooren te Amsterdam (be groot op 1868,840), was de hoogste inschrijver de heer J. H. 8 teil wagen te Rotterdam voor f 903.000. Het laagst werd ingeschreven door de heeren D. Cerlijn en Zoon en A. J. de Haan te Amsterdam, voor f 794,860. Ben ZaterdagaYondpraat]e. CCXLV. Toen ik de vorige maal waar schuwde tegen mogelijke aanvallen van de familie Grijpgraag Co. heb ben sommigen mij een pessimist ge noemd en gezegd, dat ik de men- schen niet noodeloos aan 't schrik ken mocht maken. Ik zal er mij niet op verhoovaardigen dat mijn voorspelling is uitgekomen, wantcfaf ze verwezenlijkt werd, is op zichzelf al treurig genoeg, maar ik mag toch wel even constateeren dat er aanlei ding was om de burgerij te waar schuwen. Er zijn zoo van die menschen, die hun gansche leven in gevangenissen doorbrengen en ik weet eigenlijk niet of het wel juist is van hen nog te spreken als varr inecschen. Wat den mensch onderscheidt: de kos telijke gave van onderscheid tusschen goed en kwaad schijnt bij hen ver doofd en uitgebluscht. Er zijn er van wie men, hen op vrije voeten ziende, zeegen kan „binnen een paar maan den raakt hij wel weer opnieuw ach ter slot." Evenals bij den dronkaard wordt dit van jaar tot jaar erger naarmate de misdadiger van profes sie toeneemt in jaren neemt zijn weerstandsvermogen af, totdat .hij een bal gesold wordt door slechte begeerten en zich eindelijk nergens beter thuis gevoelt, dan tusschen de muren van de gevangenis. Nu is het niet gemukkelijk voor hem die eenmaal „gezeten" heeft, om weer aan 'twerk te komen en op een eerlijke manier het brood te verdienen, maar aan den anderen kant is het niet zoo moeilijk als sommigen wel willen beweren. Zij zeggen namelijkonze maatschappij deugt niet, voor hem die eenmaal een misstap op zijn geweten heeft, is er geen kans meer om er bovenop te komen en dat is de schuld van BINNENLAND, Aanbesteding Postkantoor. Bij de Vrijdag te'a-Gravenhage ge houden aanbesteding van den bouw van een popt- en telegraafkantoor de maatschappij, die zoo rot is en zoo bedorven En zoo voorts en zoo voorts. Maar dit zijn alles groote,woorden en we komen er niet verder mee. Nog niet langer geleden dan Donderdag Btond hier terecht een jongen van twaalf jaar, beschuldigd van drie dief stallen en die daarna nog weer een dief stal had gepleegd. Was dat een jongen met bekrompen geestvermogens, een halve idioot? Integendeel, zijn onderwijzer verklaar de. dat hij vlug van begrip was en ijverig en in weerwil daarvan heeft dat ventje in den lijd van enkele weken vijf diefstallen begaan. Vóór dezen was hij al eens veroordeeld en hoeveel maal daarna zal hij nog met de gevangenis kennis maken? Dit nu kan toch waarlijk de maat schappij niet helpen. Besteedde de jongen zijn vermogens goed, dan zou nij in de maatschappij kunnen voor uitkomen en nu komt er waarschijn lijk niets van hem terecht. En het ergste is dat hij niet eens een zeld zaamheid mag genoemd worden steeds groeien ze aan, die boefjes in de lange kleeren, die diefjes van een turf hoog. Hoor, hoe de heer Krelage, een man 05 jaren, er zich over be klaagt dat in dezen tijd de overlast dien hij van de balddadigheid der jeugd ondervindt, oneindig grooter is dan vroeger en denk er dan eenB over na, wat wel de reden kan zijn van den moreelen achteruitgang van het kind. Het is onze dwaze teerhartigheid in het straffen, de machteloosheid waarin we ons zeiven door de wet gebracht hebben, om kleine vergrijp- jeshet wegkapen van een appel, het ingooien van een ruit aan den kleinen boosdoener te straffen door een fermen oorveeg 0!'een behoorlijke rammeling. Geef den agent van politie weer het recht van parate executie en het aantal kleine boefjes zal ver minderen. {Militaire Willemsorde, Zooals men ons van zeer vertrouw bare zijde mededeelt, groeit het aantal reclamanten voor een koninklijke onderscheiding wegens op Lombok ver richte daden met den dag aan. Er moeten thans reeds reclamezaken van ongeveer 30 officieren en 200 min deren bij de verschillende korpsen in behandeling zijn. Daar al de schriftu ren geheim behandeld worden, zijn de heeren korpscommandanten daar door minder voor hun pleizier uit. Maar de schatkist profiteert erbij, aan gezien de reclames per request moeten worden behandeld. Het is wel te hopen, dat men in dit verschijnsel aanleiding zal vinden, om de statuten der Militaire Wil lemsorde eens te herzien en het meer daarheen wete te leiden, dat in den vervolge iedereen tijdig krijgt wat hem toekomt; dat geen onderscheidingen meer worden toegekend aan personen, die zeggen zelr niet te begrijpen, waarom ze eigenlijk gedecoreerd zijn. en dat het reclameeren van personen, die uit dit euvel het recht putten tot ontevredenheid, onmogelijk worde gemaakt. Op die wijze zal men de scherpe schaduw doen verdwijnen en de Militaire Willemsorde doen be schijnen door het heldere licht, dat haar toekomt. {Bat. Nhlad.) Landboü.wfoesten te Edam. De zonneschijn van Donderdag heeft plaats gemaakt voor een trie3tigen motregen op Vrijdag. Toch scheen de ongunstige weersgesteldheid geen in vloed te hebben op het bezoek uit de polders. Tilbury na tilbury rolde over de ophaalbrug het stadje bin nen; de stoomtram kon ter nauwer- nood den stroom van passagiers ver zwelgende breede laan, die den Pur- merpolder doorsnijdt, gaf eene lange reeks van speelwagens te zien, boe- ïenwagens, tilbury's, hooge sjeezen en tentwagentjes, belast en beladen met jonge en oude boerinnen. Voor het landvolk was de dag van heden dan ook de gewichtigstede tentoonstel ling en keuring van het hoorn- en wolvee en in den namiddag de hard draverij op den Purmerweg. De veetentoonstelling was, gelijk men algemeen hoorde, zeer belang wekkend, .vooral voor zooveel de in zendingen koeien en varkens betreft. Paarden waren er slechts zeer weinig (deze worden eerst heden bekroond). Op het terrein waren enkele artillerie- paarden opgesteld om de boeren in kennis te stellen met de eischen, die voor de remonte worden gesteld. De jury voor de bekroning van het vee kende tal van onderscheidingen toe. Met de tram van 12 uur kwamen uit 's Gravenhage te Edam aan de ministers van binnenlandsche zaken, justitie en oorlog, begeleid door den waamemenden commissaris der Ko ningin, den heer Ferf. De heeren werden aan het station opgewacht en verwelkomd door den burgemees ter der gemeente, den heer Calkoen, en begaven zich per rijtuig terstond naar het tentoonstellingsterrein, waar zij ontvangen werden door de leden van het hoofdbestuur en van het uit voerend comité en later op het ter rein werden rondgeleid. In den middag werd ten stadshuize geluncht, waarna het tijd werd voor de bijwoning der harddraverij. N.R.C. De arrestatie van den kwar tiermeester. Men schrijlt uit Utrecht aan de Tel Naar aanleiding der arrestatie van den kapitein-kwartiermeester,den heer N. H. M. van A., de volgende bij zonderheden De controleur bij de militaire ad ministratie, na alvorens te Leidenen anders plaatsen de verantwoording der administratiën van kapitein- kwartiermeesters te hebben nagegaan, vervoegde zich Dinsdag met een ma joor en 2 officieren der vesting-artil lerie ten huize van den heer N. H. M. v. A. Na eenige besprekingen en een onderzoek van bescheiden, werd de kapitein-kwar tier meester gelast, zich in arrest te begeven en per rij tuig naar het huis van bewaring overgebracht. De publieke opinie laat zich te Utrecht vrij duidelijk te zijnen gunste hooren en men neemt gaarne aan, dat zal blijken, dat de beweerde on regelmatigheden niet van financieelen doch van administratieven aard zijn. Mocht het nader onderzoek dit be vestigen, dan mag de vraag worden gesteldhoe ver gaat de macht van het legerbestuur, door een militair zonder verderen vorm van proces, zonder machtiging van den auditeur militair noch van een officier van justitie, naar de gevangenis te brengen, en hem daardoor voor altijd van zijn eer te berooven? Had genoemde militair niet het De heer Ferwerda, eenig lid van de firma Ferwerda en Tieoaan, is een strgdvaaraig wijnsooper. Hij kan als 't er op aankomt van zich af slaan en weet als men hem aanvalt, niet van water iii ziin wijn te doen. Met andere woordenhij schenkt dan klaren wijn. Wat is er gebeurd I De redacteur van het wielerblad de Kampioen Bchreef in het nummer van 26 Juli 11. het navolgende: We lezen in de „N. R. Ct." „Naar ons wordt medegedeeld moest Zaterdag bij de wedioopen te Ciin- gendaal het nummer „prix du Restau rant Royal" vervallen omdat van hooger hand een wenk was gegeven, dat officieren niet voor een redame- prijs mochten uitkomen." Fermzouden wij willen uitroepen. Wanneer w-'^-it eens 'n einde gemaakt aan Ferwerda en Tieman-prijzen, Bo- dega-cadeaux, Zeepbekers, enz.?" Dat dit "oor den heer Ferwerda niet pleizierig was, laat zich begrijpen, maar hij wist raad. Fluks werd de jaargang van „de Kampioen" van 1894 opgezocht en daarin staat (num mer vanj 22 Juni 1894) het navol gende te lez6n: Gaat dat zien De hoofdprijs van den wedstrijd welke de wleiziidersgemoederen te Amsterdam beziehoudt, is oorzaak van straatverspe rringen in de Kalverstraat. Groepjes menscnen staan met bewon derende blikken te staren op het I zilveren kunstgewrocht den beker, in de beke«d- -' riek der firma Bo nebakker Zoon vervaardigd. Wij kunnen tevens mededeelen dat deze prijs, ter wa s f500. een geschenk is der firaj.» Fotwerda en Tieman. Hulde l" Dit berichtje ia vrijwel de tegen voeter van d .t van Juli '95 en me dunkt zo het niet de heer Ferwerda is, die hier aan 't kortste einde trekt. Overigens laat de zaak zelve ons, den lezer en mij, denkelijk koud. Wj> '.al, ais er dan toch wielrenneiydu moeten plaats hebben, de prijs niet even goed een beker van Ferwerda en Tieman, als een medaille van een vereeniging mogen zijn?Die zoo'n beker niet hebben wii, moet dan maar niet meerijden, dat is dood een voudig. Aan den anderen kant heeft de redacteur van de Kampioen het recht, om er in 1896 anders over te denken dan in 1895. Wie durft zeggen, dat hij nooit eens van opinie verandert? Ja, ik wil nog verder gaan en hem het recht toekennen zich te vergissen zich met precies mesr te herinneren wat hij ruim een jaar vroeger schreef wel, daar liggen bijna zesiig num mers van de Kampioen tusschen. Ik zet het iemand in zessen, om zich niet i eens te vergissen als hij voortdurend haastig een courant in elkander zetten moet. Daar hebt ge een van onze groote bladen, die een dag of wat geleden met de grootste kalmte be richtte, dat de voe ring voor korporaals en minderen „definitief' den lBten Januari zal worden ingevoerd, alsof de menschen tot nu toe van Rijkswege tot verhongeren waren gedoemd ge weest. De woorden „voor rekening van het rijk" waren er uitgevallen. Een ander staaltje. Een ander groot blad, gewag makende van de resul taten van het gesticht voor drank zuchtigen „Hooghullen", meldt met den grootsten ernst: „twee vervielen weer tot hun oude kwaal en werden geheelonthouders." Men zou het voor een pereifflage houden, zoo men niet begreep dat er een cijfer is uitgevallen en dat het moest zijn: Twee vervielen weer tot hun oude kwaal en drie werden geheelonthouders." Veretandige menschen bekijken al die ongelukies met toegevendheid en maken er zich niet warm over, of het bericht dat de eerste steur ge var gen is voorkomt onder.... schoolnieuws. Alleen opzettelijke kwaadaardigheid is stuitend, niet een abuis veroor zaakt door begrijpelijke haast. De Deli-Courant heeft het noodig geacht zich er over te verbazen, dat bij de opening van de Wereldtentoonstelling de minister van binnenlandsche zaken den arm gaf aan een zuater van een van de leden van het uitvoerend comité, die meubelmaker is. Voor den minister vond men dit niet hoog genoeg. Nu daarover zou men kunnen lachen, ware het niet dat de schrijver van de aanmerking in het feit de bevestiging meende te vinden van het vermoeden, dat de zoon des Ministers financieel zeer bij de Ten toonstelling is betrokken. Zulke supposities zijn ongepast wan neer men ze niet bewijzen kan an daartoe is de schrijver niet in staat, om de eenvoudige red n dat er niets van aan is. De zoon van den Minister is volstrekt niet financieel bij de ten toonstelling betrokken en de pijl van den onbekenden schutter kan hem dus niet raken. Het is een van die schichten, zooals men ze smeedt in het weinig nieuws opleverend Indië waar de krant dan toch vol moet. In de laatste dagen wordt nogal eens de vraag bespro sen, of de kermis vooruit dan wel achteruit gaat. Ik geloof het laatste. Langzamer hand wordt het aantal kramen en groote tenten minder. Tooneelveree- nigingen, behalve die in een vasten schouwburg spelen, klagen steen en been over de slechte zaken3peel- goedkramen jubelen evenmin, alleen de consumptie-artikelen gaan naar't schijnt nog levendig van de hand. Ik herinner me, wat een toeloop er was naar de tent van „Mevrouw de weduwe Bakker geboren Stips," wan neer haar gezelschap deo schipbreuk van de Medusa vertoonde op een vlo:, dat alleen door geweldig hobbe len in beweging was te houden, of wanneer Maria Stuart aan denvolke werd vertoond gezeten op een troon* die bestond uit een houten pakkist waarvoor de hoeken door een rood kleed vol vlekken nauwelijks gemas keerd werden. Helaas, ik heb in jaren niet van haar gehoord, misschien heeft zij met haar schouwburg wel schipbreuk geleden door de Medusa der weelde. Ja, we worden weelderig, ook in het kermisvermaak. De draaimolen, voortgeduwd door den eigenaar en zijn zoon is nu veranderd in een Rutschbaan met een door stoom ge dreven orgel en electrisch licht. Vroe ger zag de eenvoudige draaimolenman als hij de haarleinsche kermis verliet, er geen been in om driehonderd gulden te geven aan de armen, ik betwijfel of hem dat nu nog zou convenieeren. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6