ÜHPLAKBILJETTEI. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. VIRGROOTIIMG Haarlem's Dagblad. J. C. PEEREBOOM, De onneembare Stad. 133 Jaargang Donderdag 29 Angnstns 1895. No. 3729 HAARLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37 L Dit blad verschijnt dagelijkB, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat 14:, Haarlem. Telefoonuoinmer 122. ADVERTENTIËN: van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. By Abonnement aanzienhjk rabat. Reclames 20 Cents per regeL Abonnementen en Advertenkiën worden aangenomen door ouae agenten en door alle boekhandelaren en courantien. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM; Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE dt Co., JOMOf F. JONES, Sue*., Pargi 81M» Faubourg Montmartem BILJETTEN voor Veilingen en Aanbestedingen, voor Feestelijk- beden, Concoursen etc Ham men ter Stoomdrukkerij van dit Blad tot hoogst billijken piós laten drukken. Aleuwste Lettersoorten. Spoe dige aflevering. De\ Directeur Uitgever J. C. PKBREBOOM. van Hoe belangrijk de vergrooting van dit blad, die eerstdaags plaats zal Rebben, wezen zal, moge big ken nit het feit dat Elfhonderd regels druks meer zullen worden opgenomen. Door deze meerdere ruimte zullen verschillende Rubrieken worden uit gebreid. Uitvoeriger nog dan tot dus verre zal het Stadsnieuws kunnen wor den medegedeeld Sport en Letteren en Kunst zullen haar aandeel in de uitbreiding erlangen, maar ook het Feuilleton en de zoo geliefde rubriek Gemengd Nieuws kunnen thans wor den vergroot. Voor militairen in ac tieven dienst en gepensioneerden zal de rubriek Leger en Vloot eene aan trekkelijkheid voor het blad te meer zijn. Nu en dan zullen kleine Hoofd artikelen over onderwerpen van den dag eene plaats vinden. Kortom, de Courant zal voor „elck wat wils'4 bevatten. Directeur- Uitgevei STADSNIEUWS. Haarlem, 28 Augustus 18Ö5. Voorgesteld wordt door B. en W. als directeur der Burgeravondschool in de plaats van Dr. E. vau der Ven die bedankt beeft, de heer H. J. de Vries thans leeraar aan die school en als leeraar in de wis- en werktuig kunde dragen B. en W. een tweetal voor, bestaande uit de heeren W. H. L. Janseen van Raaij en D. Mare. In het Stads armen- en ziekenhuis alhier zijn tot binnenvader en kin dermoeder benoemd D. H. de Munck en echtgenoote te 's Gravenhage. Haarlem's Zanggenot. Op 22 Augustus jl. hield de Lie dertafel Haarlem's Zanggenot hare gewone Jaarvergadering en werden met algemeene stemmen de aftredende heeren herkozen. C. Heemskerk, PresidentD. Bou wer, PenningmeesterC. Schoon, 2de Secretaris en tot Commissaris in plaats van J. J. Walter, de heer A. A. van Zanten. lOjarig bestaan van „God is mijn Lied." De Christelijke zangvereeniging „God is mijn Lied", die zich op het gebied der zang reeds lang een bekenden naam heeft verworven,vierde Dinsdag avond haar 10-jarig bestaan in „Felix Favore". De zaal had door aange brachte bloemen een feestelijk aanzien. Nabij het platform, of beter gezegd, er voor stond het vaandel der ver- eeniging, waarop „God is mijn Lied 188ö1890." Ook achter in de zaal was vlaggedoek aangebracht. Aan lange tafels zat men gezellig bijeen, nu en dan eene versnapering gebrui kende. De bij eenkomst ,werd geopend met het zingen van pp. 68:10, waarna de voorzitter, de heer Spaan, de aan wezigen welkom heette en in gebed voorging. Hierna las hij ps. 103 voor en sprak naar aanleiding van dit 10-jarig feest enkele toepasselijke woorden. Thans bracht de secretaris verslag uit over den toestand der vereeniging gedurende de 10 jaren van haar be staan, waaruit bleek, dat de oprich ters er van waren eenige leden der christelijke zangvereeniging „Halle lujah" t.w. de heerenG. H. Schou ten, J. v. Dalen, A. Versteeg en J. Tjaden, en dat de vereeniging zich reeds spoedig in bloei mocht ver heugen. Ds. Weiss trad spoedig als lid tot haar toe en aan zijne muzikale kennis dankt de vereeniging voor een eroot deel haar opkomst. Daarvoor werd Zijn Weleerw. in het verslag dank gebracht. Ia het jaar 1888 trad de vereeniging toe als buitengewoon lid van den Bond van chr. zangver- eenigingen in Nederland. In het jaar 1889 werd de heer Lo- ran haar directeur. De vereeniging telt thans 70 ledeD, 11 eereleden, en 16 oegnnstigers; zij geefi geregeld twee uitvoeringen per jaar hier ter stede en heeft gedurendt haar bestaan twee maal in andert plaatsen eene uitvoering gegeven, eene te Amsterdam en eene te Alk maar. Het verslag eindigt met den w< nsch, dat de zangvereeniging meer en meer in bloei moge toenemen en dat de schoone spreuk „God is Mijn Lied" aan alle harten ernst moge worden, opdat ze in waarheid in haar lied God moge verheerlijken. Uit het verslag van den penning meester, dat vervolgens werd uitge bracht, blijkt, dat van 1 Sept. 1894 tot 27 Aug. 1895 werd ontvangen f 347.98)4 en uitgegeven f 233.56, zoo dat de kas sluit met een batig saldo van f114.4214. Ook bracht de secretaris verslag uit, omtrent den 10 jarigen toestand der financiën, waaruit blijkt, dat van 27 Aug. 1825 tot 27 Aug. 1895 ontvan gen is f 2846.66 en uitgegev. f 2732.2414. Thans hield de eere-voorzitter, de heer ds. E. Weiss, eene toespraak. Hij herinnerde er aan hoe men aan vankelijk niet had gedacht, dat de vereeniging zulk een hooge trap van bloei zou bereiken, pree3 den len directeur der vereeniging, den heer J. v. Dalen, voor zijn geduld en ijver en eindigde met zijne zegenwenschen voor het welzijn der vereeniging uit te brengen. Verder bracht men den avond ge noeglijk door met zang en voordracht. De laatste deden voortdurend de feestvierenden schudden van 't lachen, zeer begrijpelijk. De voordrachten waren juist voor een feestavond als deze geschikt, o.m. werden bizonder id voorgedragen„Barbiers panto- mine" door 4 personen, „De Ver strooide," Het is erg met de meiden," „Jurger als rekruut" enz. De feest vierende zangers brachten ten gehoore: „Lobgesang" en „Psalm 95" van Mendelssohn. Vermelding verdient ook het voordragen van een kinder- symphonie van Romberg en eene van Haydn, beide door 10 personen. Trommel, orgel, alles deed zich hierin hooren. In de pauze bood de heer Spaan den directeur, den heer Loran, een fraaien zetel aan voor diens „moei'e en taai geduld, als een bewijs van sympathie." De directeur werd zittende in dien stoel in de hoogte geheven en „leve de heer Loran, leve onze directeur" klonk het. De heer Loran dankte hiervoor met eene toespraak waarin hij zeide, dat bij datgene, wat hij voor de vereeni ging had gedaan, van ganecher harte had verricht, met liefde en uitwaar achtige belangstelling in haar heil. Voor de ontvangen zegeningen dankte hij in de eerste plaats God, daarna den heer D3. Weiss en ten laatste alle leden. Hij eindigde met den wensch, dat God hem kracht mocht schenken om voort te gaan met te werken in het belang van de door hem zoo geliefde vereeniging. De heer Klein, lid van den Ge meenteraad hier ter stede en eerelid der vereeniging, die thans vertrok, hield vooraf nog eene toespraak, waarin hij dankte voor de vriendelijke uitnoodiging tot het bijwonen van dit feest en den wensch uitsprak dat God der vereeniging geve moge haar be staan tot in lengte van dagen voort te zetten. Hierna bracht hij hulde aan den eerevoorzitter en wensch te dat het laatste woord der leden bij het scheiden van deze aarde mocht zijn „God is mijn Lied." Nadat vervolgens „de verstrooide" was voorgedragen, bracht de heer Hanse, bestuurslid van den Bond van Chr. Zangvereenigingen in Nederland uit den Haag, zijne zegewenechen aan „God iB Mijn Lied" over, waarna de heer G. Klijn, hoofdonderwijzer te Heemstede, namens de zangvereeni ging „Exanimo" hetzelfde deed. Hij drukte allen op het hart vooral de naam der vereeniging hoog te hou den, want „God" dus eindigde hg, „blijft altijd dezelfde". Langzamerhand brak nu het uur van scheiden aan. Voordat men eindigde, bracht de heer Spaan allen een woord van dank voor hunne tegenwoordigheid, wen- schende, dat zg een goeden indruk van dit feest mochten medenemen. Nu zongen allen Gezang 180 1 en eindigde te lJ4 uur dit feest met dankzegging door den beer J. 't Hart. Brongebouw. Dinsdagavond woonde ik voor de eerste maal een concert bij aan het Brongebouw, waar dezen keer zich het orkest van het Concertgebouw te Amsterdam, onder leiding van den heer J. J. P. Renard, deed hooren. Wegens het minder gunstig weer had het concert in de zaal plaats, wat zeker allerminst door hen werd be treurd die ons amsterdamsch orkest op zijn waarde weten te schatten en al eens meer een symphonie-orkest in de open lucht hoorden spelen. De acoustiek van de zaal werkt niet mee tot een innige, sympathieke samensmelting der geluiden en is dus in zooverre niet gunstig voor een instrumentale uitvoering. Het voor deel van dit nadeel is dat ook bg ingewikkelde passages de verschillende samenwerkende instrumenten steedf- gemakkelijk te onderscheiden en te volgen zijn zooals 0. a. bleek bg de finale der Jupiter-Simphonie waar de vier thema's, die hier met verwon derlijke scherpzinnigheid dooréén ge strengeld zijn, zonder groote inspan ning konden waargenomen worden. Dat dit tevens wijst op de verdienste lijke voordracht van het orkest behoeft niet gezegd. Trouwens deze symphonie behoorde tot de glanspunten van den avond. Bij alle soberheid in de instrumen tatie levert zij menig oogenblik op van de tooverachtigste klankwerking. Ik herinner alleen aan het teêre andante cantabilewaar 0. m. de imi taties tusechen violen en fluit zoo'n onbeschrijflijk lieflijken indruk ma ken. Jammer dat dergelijke werken betrekkelijk zoo zelden worden uitge voerd. Het beschouwen dier volmaakt afgeronde, hecht en schoon gecon strueerde vormen is een weldaad voor ons geestelijk oog, en de voorwaarden waaronder zelfs de allergewoonste klankeffecten van groote en gelukkige werking worden, kunnen inzonderheid ons geslacht van scheppende toon kunstenaars niet te vaak worden voorgehouden. Behalve de symphonie bevatte het eerste deel van het programmaMar- sche héroique van Saint Saëns en ouverture Michel Angelovan Gade. Inzonderheid het eerstgenoemde werk werd met kleur en gloed voorgedra gen. De ouverture van Gade kwam na dit heroïsch openingsnummer niet zoo gunstig voor. Het tweede deel brachtOuverture Le Roi d'Fa van Lalo, Adagio uit „Prometheus" van Beethoven, Es- pana", Rhapsodie van Chabrier en ten slotte de Tannhauser-ouverture. Bijzonder interesseerde mij de Rhap sodie van Chabrier. Dit vurig geïnspi reerd toonwerk met zijn schitterende instrumentatie, zijn bizarre koper motieven, zijn schrille contrasten en verrassende wendingen, liet niet na de geestdrift van het publiek gaande te makende voordracht werd althanB met warme en zeer verdiende toejuiching beloond. Een afzonderlijke vermelding der overige meer bekende nummers van dit deel is zeker wel overbodig. De leden van het Brongebouw hebben weêr een genotrijken avoni te meer doorleefddat zij het hun aange bodene op prijs weten te stellen zal de beer Renard en zijn schare zeker niet zonder voldoening heb ben ondervonden. PHILIP LOOTS. Woensdagavond 4 September zal in de groote zaal der sociëteit,,Vereeni. F EUILLETON Naar het engelseh van MAX PEMBERTON. 23 HOOFDSTUK XIV. Een rit op de hoogte. „Dokter," zeide hij, „ik ga dezen weg uit om u iets bizon- dera te laten zien. Heeft het zien van eene gevangenis ooit grooten indruk op u gemaakt?" „Dat hangt van de gevangenis af," zeide ik. „Nu ik denk wel, dat al hadt u gereisd van Tobolsk naar Bordeaux u er geen gezien zoudt hebben zooals wij er hier een bezitten 1 Het is de eigenaardigste gevangenis op de gan- sche wereld." „Ligt ze ver hier vandaan „Het is een kwartier naar den voet van het dal en dan nog twintig minuten over de heuvels. U hebt toch hoop ik niet Bpoedig last vau duizeligheid Het is nu juist geen rij weg gindB." Ik zeide dat ik het zou beproeven hoewel ik juist niet bizonder veel met afgronden op had en hierna zette hij zijn paard aan tot in den galop. „Wij zullen bij de plantage daarginds wat gebruiken!'' riep hg uit; „de jongen, dien ik de lunch er heen heb laten brengen, zal daar wel langer dan een uur hebben staan vloeken." Wij volgden hem nu in snellen galop en zelfs bij het af dalen der heuvels trokken wij de teugels niet aan en renden voort alsof wij een wedstrijd hielden. Toen wij dan ook op de plantage waren aangekomen sprak ik er nog over of het wenschelijk ware dat een onzer zijn nek brak. Wij vonden daar een jongen Polynesiër, die de lunch op het gras had uitgespreid. Ik vernam dat verscheidene inboorlingen van de naburige eilanden waren meegenomen om handenarbeid in de Btad te verrichten en Monk vertelde mij nog meer van de toestanden en regelingen in deze kleine wereld terwijl wij ons hadden neergevleid in de koele schaduw van een groo ten acacia en luisterden naar het geruis van een stroom, die zich in de nabijheid van de heuvels neerstortte. Toen wij daar een uur hadden vertoefd en een sigaar hadden aange stoken, zetten wg ons weer in den zadel en begon de bestij ging naar de pas, die nu duidelijk en op eene aanzienlijke hoogte voor lag. Eenigen tijd voerde de weg over grasland, waarop het zeer aangenaam rijden was. Plotseling kwamen wij nu aan een rotsachtig pad in eene omgeving, merkwaardig door de dampende fonteinen heet water, die uit een aantal openin gen en spleten opwelden. Een van deze fonteinen voora trok mijne aandacht. Nog nooit had ik water tot zulk eene hoogte zich zien verheffen en met ongewone pracht. Helder als kristal spoot het uit den grond te voorschijn en vertoonde, beschenen door de zon een duizend kleuren en tinten, ter wijl de geheele fontein omhuld was door wolken stoom, die in hare witheid aan bergsneeuw deden denken. En toch voel den wij verscheidene meters van de bron verwijderd reeds de hitte van het water en de grond was heet over een groo ten afstand. Toen wij de bronnen voorbij waren herinnerde ik mij het gezegde van den Amerikaan, dat de weg geen rijweg was. Wij kwamen nu aan een rand, nauwelijks breed genoeg voor een rijpad en beneden liep de weg vrg steil en werd hij door brokken steen bemoeielijkt. Aan mijne rechterhand verhief zich een loodrechte wandaan mgne linkerhand keek ik naar beneden in een duizend voet diep ravijn, dat geheel in sombere duisternis lag gehuld. Op dit oogenblik werd ik duizelig in het hoofd en kwam in de verleiding mij uit het zadel te werpen een dwaze gedachte, maar die velen bij eene bergbeklimming ook zul len hebben gehad. De anderen rookten echter kalm door zonder eenige bezorgdheid te toonen en in hun vertrouwen vond ik het mijne terug en liet de ponnie kalm door stappen. Wij reden dus verder mijn angst zou gezegd hebben een week lang, mijne horloge zeide tien minuten. Ten slotte hadden wij twee wegen voor ons; de een daalde steil al alsof hij naar de ingewanden der aarde voerde; de tweede

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 1