plaats vond, zaten, behalve Hari
Majesteiten met gevolg en het gezin
van den gouverneur der provincie,
aangeneraal Muschard, bevel
hebber der tweede militaire afdeeling,
baron Knobelsdorff, kamerheer in
buitengewonen dienst op den eersten
dag en jhr. mr. Schimmelpenninck,
oudste lid van Gedeputeerde Staten.
Dob middags werd door de Regen
tes audiëntie verleend aan inwoners
van Overijsel in dezelfde ruime zaal
van het hotel, waar het dejeuner ge
houden was. Deze zaal, die met vele
ramen uitzicht geeft in hetTerPelk-
wjjkpark, is kostbaar gemeubeld en
van een reusachtig blauw Deventersch
tapijt voorzien, waarop in de hoeken
het wapen van Overijsel gefonceerd
is aangebracht.
En suite met deze zaal liggen de
deftige vertrekken, met gobelins be
hangen, die als receptiesalons dienst
zullen doen op. den avond van den
raöutdaarachter de ruime serre,
Oostersch gedecoreerd.
Op de bovenverdieping liggen de.
zit- en slaapkamers van H.H. MM
en de slaapkamers van het gevolg.
De zitkamer der jonge koningin is in
den stijl van het eerste keizerrijk met
groengebloemde zgde gemeubileerd
op den schoorsteen en in een uitstal
kastje staan porseleinen en zilveren
bibelots, glazen bokalen enz.
Dit vertrek grenst aan een terras,
dat boven de eeree gelegen is, en
waarep een aardig Japansch tentje
geplaatst is, waarin de Koningin on
gezien van de buitenlucht kan ge
nieten.
Van dit terraB zal zij zich ook aan
het volk kunnen vertoonen.
De zitkamer der Regentes is een
voudig gemeubeld met kleine vergul
de stoeltjes en een groote sofa van
kleurig lichtgebloemde zijde.
Natuurlijk zijn alle gangen en trap
pen van het ruime, nieuwe huis met
dikke loopers belegd en met bergen
bloemen versierd.
Op de audiëntie verschenen de le
den van Gedeputeerde en Provinciale
Staten, de burgemeester en de Raai
van Zwolle, de burgemeesters van ve
le andere Overijselsche plaatsen, de
leden der rechterlijke macht in de
provincie, een groot aantal officieren
deputaties uit kerkbesturen van ver
schillende gezindten, afgevaardigden
van vereenigingen enz. enz.
Terwijl in het hótel de audiëntie
plaats vond, werden in het park om
het Gouvernementshotel en in den
muziektempel op de Groote Markt
muziekuitvoeringen gehouden.
Om vier uur ongeveer werd weder
uitgereden, nu door de beide Konin
ginnen, om een rijtoer te makendoor
de Btad en daarbij eenige bezoeken af
te leggen.
De stoet reed eerst naar het
R. R. Gesticht van, Liefde.
Bij het binnentreden der hooldves-
tibule werden de Vorstinnen begroet
door den heer pastoor Van Balen en
de overste van het gesticht, moeder
Stanislaus.
Deze beiden leidden de bezoeksters
over de binnenplaats naar de ont
vangkamer, die met goudbloemenen
oranje-lelies, met gordijnen in stille
kleuren en het groot blazoen der
orde, omringd van de spreuk„Liefde
zonder Eigenliefde" versierd was.
Nadat pastoor van Balen nogmaals
een kort woord van welkom igespro-
ken had, stelde hij het bestuur aan
de Koninginnen voor, nl. de heeren
mr. Vos de Wael, mr. Van der Biesen,
Helmer, Meulmeester en Schoemaker,
verder den heer Pastoor Verheul en
zuster Amatie. Annetje Overmans en
Josephientje Henzen boden bouquet-
ten aan.
Nu kwam een klein meisje naar
voren, Christientje Woolfhuis,
hield met heldere stem, langzaam en i die geheel onversierd was gelaten, en
duidelijk een toespraak. Iwaar zelfs de steigers aan alle kan-
Twee meisjes stelden daarna aan I ten stonden, waarmede de restauratie
de Vorstinnen fraai geschreven en in 1 onder leiding van prof. Cuypers vol-
prachtband gebonden examplaren van J voerd wordt.
deze toespraak ter hand, die door
Hare Majesteiten welwillend en vrien
delijk werden aanvaard. In dezelfde
albums was oók de tekst geschreven
van het lied, dat door een dertigtal
kinderen met heldere stemmen in
een aangrenzend vertrek werd aange
heven, toen de bezoeksters de ontvang
kamer verlieten, de Regentes om
zich met zuster Stanislaus naar de
zaa! der oude verpleegden en zieken
te begeven, die om Hare Majesteit
trappenklimmen te besparen van een
bovenkamer, waar zij eigenlijk thuis-
behoorden, naar de gelijkvioersche
verdieping waren getransporteerd,
Koningin SVilhelmina, begeleid door
zuster Amatis naar de bewaarschool,
om daar de kinderen te zien fröbelen
en kleine proeven van hun geringe
bekwaamheid te zien geven.
Door de kromme, witgepleisterde
gangen vereenigden de beide Konip-
ginnen en het gevolg zich weder in
de veelkleurigbeschilderde kapel,
waar door de polychrome ruiten een
stilwarm licht naar binnen viel. Op
de galerij stonden de zusters en hie
ven, begeleid door den organist,
Ponten, plechtig het driestemmig
kerklied aan met den tekst „Domme
salvum fac regem nostrum etexaudi
nos in die qua invocaverimus ite."
Hare Majesteiten schenen getroffen
door het statige gezang en stil ver
liet men de kapel, om over de met
loopers bedekte en van ceiertjes om
zoomde binnenplaats de vestibules
weder te bereiken, waarna de bezoek
sters afscheid namen van de overste
en de geestelijke Jheeren.
Een gansch andere plechtigheid was
die op het
Stadhuis,
waarheen de Koninklijke rijtuigen
zich nu begaven. Dit was weelderig
met een hooge baldakijn voor de
poort en tapijten uit de geopende
vensters versierd. Ook in de vesti
bule was aan de zoldering een groote
hemel van blauw en witte zijde aan
gebracht, die de gansehe oppervlakte
der ruime hal innam, terwijl verder
groote vakken van bloemen en planten
in de hoeken en langs de wanden wa
ren aangebracht.
Door deze hal begaven zich de Ko
ninginnen naar de daarachter gelegen
trouwzaal.
De dames-commissie, die zich ge
vormd had om de benoodigde gel
den voor het huldeblijk, dat namens
Zwolsche ingezetenen zou worden
aangeboden, te verzamelen, was aan
wezig.
Toen Hare Majesteiten de zaal
binnengetreden waren, werden zij door
den burgemeester geleid naar twee
vergulde zetels, die achter in de zaal
op een kleine estrade onder een
rood-fluweelen troonhemel stonden.
Toen zij gezeten waren, nam de bur
gemeester het woord en bood het J
huldeblijk aan.
Koningin Wilhelmina, het hulde
blijk aanvaardend, zeide: „Wat is
het mooi, Burgemeester, ik hoop, dat
U mijn hartelijkea dank wil over
brengen aan de dames, die daartoe
hebben bijgedragen."
Het huldeblijk, reeds door ons be
schreven, is een pendant van het
geschenk, door inwoners van Maas
tricht bij het Koninklijk bezoek on
langs aangeboden.
Weldra was weer de tijd van vertrek
aangebroken, en werd het Stadhuis
verlaten.
In afwijking van het programma,
werd na de plechtigheid op het
Stadhuis een bezoek gebracht aan de
Groote Kerk,
Het bezoek duurde slechts zeer kort
en werd gevolgd door dat aan het
Geschiedkundig Overijselsch Museum
een klein, onaanzienlijk woonhuis, dat
met een eerepoortje van sparregroen
en dundoek versierd was.
Daar de lokaliteit van het Museum
zeer klein is, gingen alleen de Ko
ninginnen er binnen. Nadat de be
stuursleden, de heeren Hattink uit
Almeloo, president, Cramer en Van
Hasselt (provinciaal archivaris) aan
H.H. M.M. waren voorgesteld, boden
twee dochtertjes van den laatste bou-
quetten aan, waarna een tocht door
de verschillende lokalen gemaakt
werd.
Toen Hare Majesteiten een en ander
vluchtig doch met belangstelling be
zichtigd hadden, bood de heer Hattink
baar exemplaren in goud, zilver en
brons aan van een penning ter her
innering aan haar bezoek, waarbij een
fraai geschreven oorkonde gevoegd
De Koninginnen verlieten daarop
het gebouw en namen weder in de
rijtuigen plaats, die nu naar het Gou
vernementshotel terugkeerden.
Even voor half zeven reden H.H.
M.M. naar het gebouw Odeon, waar
haar namens de provincie Overijsel
een diner, het zoogenaamde (Staten-
diner werd aangeboden. Het gebouw
was van binnen en van buiten kwistig
versierd. Twee groote zalen waren,
de eene als receptiekamer, de ander
als dinerzaal, met een groote massa
bloemen, Oostersche planten en zware
draperieën, ingericht.
Aan het diner zaten, behalve de
Koninginnen en haar gevolg, 44 van
de 47 leden der Provinciale Staten
aan; voorts de Commissaris der Ko
ningin en mevrouw Lyklama aNije-
holt, enz. enz.
Aan het diner werd door den Com
missaris der Koningin een toespraak
gehouden, welke door H.M. de Ko
ningin-Regentes werd beantwoord.
De illuminatie der stad des avonds
is schitterend geslaagd, Geen Btraat,
geen plein, geen steeg, geen slop, of
het had zjjn lange golvende lijnen
van vetpotjes, zijn slingers van kleu
rige ballons, zijn fonkelende eerepoor
ten, zijn schitterende lichtdaken, zijn
vlammende, laaiende, blakende gevel
rijen.
Groote geestdrift heerschte er, toen
de Koninginnen door de verlichte
straten reden. Als de stoet ergens
passeerde was het een opgewonden
gejuich om het neigend Koninginne
tje in haar witten mantel.
Om tien uur werd het vuurwerk
van de firma Ruys uit Utrecht ont
stoken, dat ia aangeboden door de
stad Zwolle.
Van het plein zag men de Konin
ginnen zitten op het eilandje in de
gracht, tegenover het Gouvernements-
Hótel.
Nader wordt nog gemeld
De Moeder-overste Stanislaus)(mej.
Van Sonsbeek) van het R. K. ge
sticht „De Liefde" heeft het ridder
kruis van de Oranje Nassau-orde ge
kregen.
Zaterdag werd uit Den Haag een
fraai bloemstuk, den vorm hebbende
van een parasol van rozen in een
standaard naar Het Loo gezonden
als verjaarsgeschenk voor de jonge
Koningin, vanwege den Raad van
Voogdij.
Bij de overbrenging moet
ernstig ongeval zijn voorgekomen,
Een ooggetuige schrijft daarover het
volgende
De met de overbrenging belaste per
soon kreeg aan het station te Harme
ien een zenuwtoeval waardoor hij be
wusteloos neerviel.
Spoedig was hij door vele belangstel
lenden omringd, doch hij kon zijn reis
niet met den trein vervolgen.
^Het ongeval wordt aan den te ster
ken bloemengeur toegeschreven.
Of de bloemen nog per latere ge
legenheid verzonden zijn, meldt de
berichtgever niet.
In de afgeloopen week slaagden
voor het notarieel staatsexamen
voor het e rste gedeeltede heeren
E. Kleijn te Rotterdam, C. J.J.Jan
sen te Rotterdam, F. W. van der
Ploeg te Den Helder, J. H. Verhens
te Haastrecht, J. B. Boucher te 's-Gra-
venhage, H, L. Morra te 's-Graven-
hage, K. Hoeflake te Hedel, A. Kru-
8eman te 's-Gravenhage, A. A. Dijk-
hoff te Breda, H. v. Hulst te 's-Gra
venhage, H. N. Sluis te Dokkum en
voor het tweede gedeeltede heeren
mr. J. P. S. Gualtherie van Weezei
te Deventer, G. J. M. Stolk te 's-Gra-
lage, L. A. Kemp te Kuilenburg,
W. C. Koster te 's-Gravenhage, A.
van der Boom te Leiden.
hun volharding en dat moohten er
al eens minder gelukkige dagen voor
hen aanbreken, zij dan zullen denken
en op zich zullen toepassen den regel
van wat te lezen staat in de witte
baan van hun vlag„Houd goeden,
moed".
Nu spraken de voorzitter van het
jermanent comité, de heer Jac. Joh.
Deetman en de penningmeester, de
heer jhr. Hora Siccama, eenige woor
den van waardeering tot den beheer
der, waarna de Nederlandsche vlag
statig werd geheschen en de secreta
ris, de heer J. D. C. van Dokkum,
de oorkonde voorlas. Hiermede was
de plechtigheid afgeloopen.
De heeren begaven zich daarna
naar de Wormingermate een derde
stichting van heideontginning van
den Oranjebond van Orde, om aldaar
een kijkje te nemen. Reeds drie boer
derijen vonden zij daar zoo goed als
gereed, ruime flinke woningen, ieder
met ruim 4J4 Hectare lagen zeer goe
den heidegrond.
Wij wens -hen den Oranjebond van
Orde met deze 2e stichting geluk ea
hopen, dat zij zoo voort zal gaan met
de heide dienstbaar te maken voor
het volk.
Van da bloeiende Heide.
De heer majoor J. A. In 't Velt,
de beheerder van het Hattemsche
veld, schrijft ons omtrent de inwqi
dezer stichting, waarvan wij Zater
dag melding maakten, het volgende
„Op 31 Augustus j.l. kwam het
permanent comité van hst hoofdbe
stuur van den Oranjebond van Orde,
de heeren Jac3. Johs. Deetman, J.
D. C. van Dokkum en Jhr. J. Hora
Siccama van de Harkstede, op het
Hattemsche veld te Apeldoorn bijeen,
ten einde deze 2e stichting van be
scheiden heidegeluk eenvoudig, doch
plechtig in te wijden.
Des morgens te elf uur stonden
genoemde heeren, de beheerders der
beide stichtingen en vele belang
stellenden om de vlag op het Hat
temsche veld geschaard en richtte
de beheerder dier laatste stichting
het woord tot het permanent comité.
Hij wees op het doel en het streven
van den Oranjebond van Orde en op
het reeds behaalde succes, waarbij
hij vooral deed uitkomen, welk nut
gesticht werd ten opzichte van die tal
rijke huisgezinnendie ge woonwaren in
éene kamer te leven en nu eene ruime,
goed ingerichte woning kunnen beko
men tegen matigen huurprijs, een daad,
d.e naar zijne opvatting iedersj sym
pathie moest wegdragen. De stich
tingen van bescheiden heidegeluk
maken de heide niet alleen bewoon-
maar ook productief en wan
neer hun aantal zal zijn toegenomen,
zullen zij stellig medewerken tot het
beperken van het trekken van de
plattelandsbevolking naar de groote
steden.
Den heeren van het permanent
comité van den Oranjebond van Orde
werd daarna lof en dank gebracht
voor hunne energie en hun rusteloo-
zen arbeid, tengevolge waarvan in
betrekkelijk korten tijd 14 degelijke
woningen op het veld waren verrezen.
Eene gelukkige gedachte noemde
spreker het, van de heeren bestuurs
leden om juist op dezen dag, den
verjaardag van onze veelbeminde en
geëerbiedigde Koningin en tevens den
verjaardag van de stichtingen van
bescheiden heidegeluk, naar Apel
doorn te komen, ten einde op het
Hattemsche veld aldaar, voor de eerste
maal te ontplooien de nederlandsche
vlag, een geschenk van een ingezetene
en vervaardigd door drie jonge dames.
Hierna wensohte spreker den bewo
ners dezer le stichting toe, dat het
hun in alle opzichten goed moge gaan,
dat zij de vruchten mogen dragen van
Brandstichting.
Op het erf van boer Brouwer aan
den 's Gravelandschen;weg te Hilver
sum zijn Zondagavond tegen midder
nacht in brand geraakt twee wagen
vrachten ligstroo, bestemd voor het
kamp |van Laren. Gelukkig werd de
brand juist nog tijdig genoeg ontdekt
om de wagens de straat op te kun
nen rijden en daar het vuur te blus-
schen.
Men meent de oorzaak aan baldadig
heid te moeten toeschrijven.
Het schip van H. Kriekken, dat
jl. Zaterdagmorgen op de rivier de
Lek nabij het fort „Spoel", onder
Kuilenburg gezonken is, ligtjongeveer
midden in het vaarwater.
De goederenboot Concordia VI, die
aldaar vastge varen was, is door de
hevige deining, die door het zinken
van genoemd schip teweeggebracht
werd, losgeraakt en heeft hare reis
vervolgd.
N. Holl. Utr. Looaalspoorweg
Aan de leden van het comité van
den Noordholl.-Utrechtsche Locaal-
spoorweg (Lijn Haarlem—Nieuwer-
sluiB) is door den heer A.J. Krieger
het volgenpe schrijven verzonden:
Ik mag niet nalaten uwen heeren
ter kennis te brengen, dat ik mij al
le moeite gee£ om aan uwe wenschen
mij bij schrijven van uw comité, d.d.
22 April 1.1-, kenbaar gemaakt, te
voldoen.
In de tweede helft van Juli 1.1. wa
ren alle 8tukken omwent een gewij
zigd ontwerp (langs de Zuidzijde der
kruisvaart) opgemaakt en in handen
gesteld van awen croBS-examinator.
den heer D. J. van Lennep, civiel-in-
genieur in Maaraen.
Treurige familieomstandigheden,
van laatstgenoemden heer waren oor
zaak, dat eerst eenige dagen geleden
onze eerste samenkomst plaats had.
De heer Van Lennep blijft meenen,
dat eene wijziging van het tracé Heem
stede—Haarlem, waarbij de Leidsche
vaart niet behoeft te worden verlegd
doen waarbij het tracé niet zoo gun
stig met betrekking tot het dorp
Heemstede komt te liggen, de voor
keur zou kunnen verdienen boven de
nu door mij uitgewerkte richting.
Ten einde nu hier tot helderheid
te geraken en hoofdzakelijk om te
vermijden, dat een volgende vergade
ring vsn uw geacht comité niet tot
een practisch resultaat zou leiden,
heb ik besloten ook de tweede door
den heer Van Lennep aangeduide
reld onbekend en geschrapt uit de bladzijden van het maat
schappelijk leven.
Mijn eigen plaats was aan de hoofdtafel, waaraan slechts
mannen gezeten waren een twaalftal ernstige en eer
waardige personen, die naar ik vernam de raadslieden wa
ren van den graaf en gezamenlijk den Raad vormden. Hoe
wel Fortune niet in de zaal aanwezig was had ik Adam in
mijne nabijheid, die mij hartelijk begroettehet kostte mij
echter moeite dit was de verlegenheid der liefde hem
in het gelaat te tien. Nu weet ik welk een onrecht ik hem
aandeedik had het echter toen reeds kunnen opmaken
uit zijne vriendelijke welwillendheid jegens mij, want hij
deed alsof hij mijne koelheid niet bemerkte en ovesstelpte
mg met zijne attenties.
„Trevena," zeide hg, „het schijnt wel of wij je hier
juist op het tijdstip hebben doen komen om je deel
genoot te maken van onze hullingen. Wij zullen vanavond
een ongezellig diner hebben want slecht nieuws is tot ons
gekomen en ernstige zaken houden onze gedachten bezig.
Eenige van die vervloekte schavuiten hebben getracht ons
aan de fransche regeering over te leveren. Een van hunne
brieven is heden namiddag onderschept."
Ik dacht onmiddellijk aan Dyer en zijne woorden tot mij
gesproken.
„Ken je den naam van den man?" vroeg ik.
„Van den hoofdaanlegger jamaar het ernstigste van
de zaak is dat er misschien een tiental bij zgn betrokken."
„Ik welk geval
„In welk geval wij hier kruitdamp zouden kunnen rui
ken."
„Wat wil je daarmee zeggen?"
„Wij hebben reeds alle3 gedaan wat wij konden doen.
Wanneer de vrouwen weg zgn zal je alles wel hooren
tenminste wanneer je wenscht te blijven. Het is geen aan
gename zaak en als ik in je plaats was dan zou ik naar het
koffiehuis gaan. Het is eene ironie hier, dat wat er ook ge
beurt wij nooit verandering brengen in onze dagelijksche ge
woonten. Evenals Ugolino zouden wij onze kinderen opeten
terwijl toch de muziek blijft spelen en de mensehen een
lachend gelaat big ven toonen."
„Natuurlijk," zeide ik, „hebben de vrouwen hier geen
burgerplichten te vervallen Zij zien er dunkt mg veel te
aardig uit om ook te stemmen, hoewel zij goede stemmen
kunnen hebben."
„Wij beschouwen de vrouwen^' antwoordde hij, „zooals
vrouwen beschouwd moeten worden. Wij koesteren eerbied
voor haar, trouwen met haar, en verschaffen haar al dat
gene wat haar in hare kringen toekomt. Maar wij zijn nog
niet zoo dom om het gebit in onzen mond te nemen en
haar de teugels in handen te geven."
„Hoe zijn ze hier toch gekomen vroeg ik en
deed hem de vraag, die reeds zoe dikwijls bij mg was
opgekomen.
„Zij zgn hier gebraoht," zeide hij, „toen wij ontdekten
dat het niet goed was voor de mannen om hier alleen te
blijven.
Zoo iemand hier wenscht ta trouwen, dan moet hij eerst
toonen daartoe waardig te zijn en zich dan opwerken tot
wat wij noemen onder-senator. Wanneer hij dan eene vrouw
kent in Europa, met wie hij het zou willen wagen zijn lot
te deelen, dan zoeken wij haar op om te hooren wat zij er
van denkt. Somtijds, maar zelden, hebben wij een man ver
gund zes maanden in Parijs of Weenen te vertoeven, met
het doel om te huwen; de meesten hunner hebben echter
reeds eene vrouw op het oog wanneer zij hier komen en de
huwelijksplechtigheid wordt dan voltrokken in de groete
kerk daarginds."
„En de kinderen?"
„Je moet den tuin der kinderen nog zien, hoeveel wij
hen naar Emropa zenden, zoodra zij oud genoeg zgn om
moeders knie te verlaten, om daar hunne opvoeding te ge
nieten."
„Mij dunkt," zeide ik, „dat in de toekomst die kinderen
de grootste moeielijkheden zullen veroorzaken. Laat ik u
intussohen eene andere vraag doen: Hoe komt het datje mg
dat alles verteld waarom heeft men mij hier toegang ver
schaft die slechts een vreemde is en morgen naar Europa
zou kunnen terugkeeren om Londen in opschudding te bren
gen door eene beschrijving te geven van den toestand hier
Het komt mij voor, dat dit zeer onvoorzichtig is gehan
deld."
(Wordt vervolgd.)