HET EINDE. Maison Hals, Kruisweg 45. L 1 Naar het Duitsch. De heete Augustusdag neigde ten einde, doch do zon wierp nog met onverminderden gloed hare stralen op het Tempelhoferveld,|'t welk twee jonge mannen in vluggen pas over staken. De een van middelmatige grootte,fmet fijne liohtgebruinde trek ken, bleef opeens diep ademhalend staan en zijn makker bij den arm pakkend riep hg: „Tot hiertoe en niet verder! Denkt gy dan, dat alle mensohen even sterk zyu? Nu loop ik reeds een uur als een postpaard naast je en jij, men- schenkind, weet van geen erbarmen 1 Wanneer je niet wilt, dat ik hier voor je oogen in elkander zak, laat me dan eerst een beetje uitblazen. Je moet bedenken, [dat ik niet zoo bui tengewoon sterk en gehard ben als jy!" Lachend sloeg de ander, een groote, krachtig gebouwde gestalte, de armen uit, rekte zich eens Hink en zei toen „Dat loopon is een waar genot voor my, Frits. Ik kan dat zwoele Berlijn niet snel genoeg verlaten. Maar je hebt gelijk, we zullen een beetje uit rusten, dan gaat het daarna zooveel te beter." Hij zette zich op een zodenbank nederFrits Hansen volgde zijn voor beeld, stak een sigaar aan en zeide daarop, zioh tot zijn geleider wen dend: „Zeg eens Mas, waar wil je nu toch eigenlyk heen V Want ver ga ik niet meer met je in die hitte „Ik dacht tot aan S Daar vinden wij zeker nog wel bekenden, drinken er een glas en gaan weder terug." „Nu goed, dat gaat nog," ant woordde Frits. En opspringend riep hij„Vooruit dan maar, naar Valen cia 1" Haastig stapten beiden weder voort en het duurde niet lang of zij zagen S... voor zich. Plotseling verhaastte Max Herwig zijne schreden, zijn oog was gevallen op eenige personen, die op eenigen afstand voor hem uitgin gen hij scheen zich van iets te willen vergewissen. Daarop bleef hij weder staan en zich tot Frits wendend, die zichtbaar verwonderd hem hadnage-! keken, brak hij in e9n luiden vroo- i lyker. lach uit en riep „Weet ge wie daar voor ons uit gaat'? De „kleine Tempelhoferi' metl eene dame 1" „Werner? Nu, daar moeten we meer van hebben 1 liïj doet zich aan ons altijd als een vrouwenhater voor en nu overtuigen wij ons met eigen oogen van het tegendeel. Weetje j wat, dien moeten wij eens ergeren. Wij gaan raar hem toe, groeten hem heel hartelijk en 'vriendschappelijk en al het overige komt wel terecht." Zoo f ezegd, zoo gedaan. Het „kwam wel terecht". De bide vrienden werden aan de dumo en ha e ouders voorgesteld; een gesp ek werd aan geknoopt en de nieuwaangekomeoen lieten zich door de eenigszins koele ontvangst niet uit het veld slaan. Dat zag de „kleine Werner" ook wel in; hij begreep evenwel dat bet noodzikeijk w-s, zici maar in het onvermijdelijke, hoe onaangenaam dan ook, to scoikken zelfs daarin, dat juffrouw Marie Wenk bijzondere attentie voor Frits Hansen had Gedurende de geheele verdere wand ling hield zij zich het meest met bem bezig. Zy was een middel matig groote, flink gebouwde blon dine, met helderblauwe oogen, die gewoonlijk een trotsche, zelfbewuste uttdrukkmg hadden, welke tnans II.ÜRLEMI! HALLETJES, asi Zatsrdjcjavondpraatje. CCLI. Laat mij u, waarde lezer, in ver trouwen en onder vier oogen een mededeeling doenik ben namelijk geen Lid van den Raad. Nu heeft mij dat nooit gespeten, want het kwam mij tot heden altijd voor dat het lid maatschap van den Raad veel gelijkt op een grootcn appel, die er als hij zoo voor u ligt, alleraanlokkelijkst uitziet, maar u buikpijn bezorgt als ge er in bijt maar eenmaal per jaar gaat het me geducht aan 't hart, dat ik aan de beraadslagingen over de gemeentebelangen geen deel mag ne men en die eene keer is bij de be handeling van de begrooling. Ziet ge, dat is eigenlijk eerst eens De Dag des Beraadslagens. Op een gewonen zittingsdag komt er eoD, komen er hoogstens twee of drie be langrijke puntoo ter sprake: do rest wordt zonder eer. woord afgedaan. Maar bij de behandeling van de be grooting, dan komt er pas wat kijken. Dan zijn er honderd en tachtig voor stellen met hunno ODderdeelen te behandelen ja, ja meneer, dat is geen kleinigheid en daarover zyn afdelingsverslagen uitgebracht en een rapport van de commissie van finan- oien en een van Burgemeester en Wethouders; ik verzeker u, als je je oogen dichtdoet, kun je je best ver beelden dat ie in de vergaderzaal van de Tweede Kamer zit. Ik zeg u, dat is eon belangryke' dag. Nu zal ik u een tweede ver-' trouwelijke mededeeling doen, maar diep in 't geheim natuurlyk: ik zou zoo graag vóór mijn dood nog eens i een begrootings-speech in den Ge- meenteraad houden. Ge moogt me uitlachen, ik doe dat zelf ook wel eens en 'c is een zon derling idee, maar wat zal u zeggen 't is nu eenmaal zoo. Een ander wil graag, natuurlijk vóór zijn dood, een lintje in zijn knoopsgat hebben, een evenwel werd getemperd door den vriendelyken lacb, die hare woorden vergezelde en haar fijnbesneden ge laat een veel aangenamer uitdrukking schonk, ofsohoon werkelijke harh- lykheid haar tsch vreemd bletf Zy kon dan ook trotsoh en hooghartig zyn, want deze rijke dochter van een gro t-grondbezitter wachtte eene erfenis van een half millioen En zooals de doohter was ook de vader. Zyn geheele optreden teekende den ryken boer, doch wat by hem grof heid en onbeschoftheid was, was bij Marie trots en ongenaakbaarheid. Een dubbele prikkel dus voor een opgewonden gemoed als FritsHansen. De moeder, eene kleine corpulente vrouw, met roode wangen en glad gestreken lichtblond haar, scheen voor haren man bijzonder veel respect te hebben, hare eigen meening ten minste scheen zij niet te durven uiten. Haar sterioti°p aDtwoord was, als baar iets gevraagd werd: „Als mijn man het goedvindt Het kleine gezelschap was intus- schen by een restaurant gekomen, dat in een klein park lag. Men zette zich aan eon tafeltje, dat dicht bij een beekje stond, 't welk zich door het park slingerde. Peter Menk Btak zijne pijp op en leunde gemakkelijk achterover in zijn stoel. Hij scheen met welgevallen te luisteren naar het gesprek der jongeliedenzyn blik bleef met eene zonderlinge uitdrukking op de jonge mannen ruston, van wie vooral Frits Hansen veel succes scheen te hebben bij Marie. Hij kon zich evenwel ge ruststellen, naar bij wist, want dat beteekende allemaal niets. Hij kende zijne dochter te goedzij wilde zich wel het hof laten maken, maar was nog jong, plannen had zy nog volstrekt niet. Dat zou zoo'n armen slokker anders wel naar den zin zijn, met haar geld den heer te spelen Zacht lachte hij voor zich heen, doch plotseling zijne pijp uit den mond nemend en daarmede op een nader komenden jODgen man wijzend, zeide hij „Daar komt Gottlieb Sehiffke! Hij schijnt ons te zoeken." Daarop riep hij luide door den tuin: „Holla Gottlieb 1" Deze trad naderbij. Zijn baardeloos door de zon gebruind gezicht kreeg eene ontevreden uitdrukking, toen hij da vreemde heeren bij de familie Menk zag zitten. Trots zijne elegante kleeding teekende zijn geheele voor komen den boer. Nadat hij was voor gesteld, zeide de Joude heer, hem over de tafel heen de hand reikend „Je hebt je lang laten wachten. We zitten hier al een heelen tyd." Gottlieb zag op zijn horloge, dat aan een gouden ketting hing van wel een vinger dik. „Laten wachten? Nu, dat halfuur sohijnt u toch nog niet lang te zijn gevallen, wel Marie?" „Misschien niet", antwoordde deze kortaf en boog zich levendiger dan zij gewoon was naar Frits Hansen over, wien zij zooeven eenj vraag had gedaan. Zij scheen op Gottlieb in het geheel geen acht meer te slaan. Met een verstoord gezicht 3tond deze neg altijd achter de tafel te kijken. „Wilt ge niet gaan zitten?" vroeg de oude heer Menk tusschen de tan den door, waarmede hg zijne pijp vasthield. „Er is immers geen plaats meer!" „Wel ja, schuif maar een tafeltje bij er kernen aanstonds wel meer bezoeker?." Max Herwig en de „kleine Wer ner", zoo genaamd om zijne kleine gestalte, zetten nog een tafeltje by" en weldra zaten allen. Een wen tyd later kwamen er nog enkele grondbezitters met hunne familiën, allen lieden met een gevulden buidel, die geld konden laten rollen. En zy lieten het rollen. Max en de „kleine Werner" waren spoedig heengegaan, wel begrijpend, dat hier verteringen zouden worden gemaakt, die hunne financieele krach- ton verre te boven gingen. Frits Hansen meende evenwel aan zijne eer verplicht te zijn juffrouw Menk gezelschap te blgven houden en deed aan het geld stuk slaan dapper mee. Zyn gezond verstand ried hem te vertrekken, maar een blik in de 6choone oogen naast liem deed hem blijven. Wat kwam het er ook op aan, al moest hij al het zijne opofferenmet het verkrygen van Marie Menk's hand werd alles honderdvoudig vergoed. Deze gedachte deed zijn hart sneller kloppen en hem alle krachten in spannen om het terrein by Marie te veroveren. Frits Hansen was een schoone, flinke, jonge man, dat zag ook zyn buurvrouw heel goed. Hoe jammer dat hij maar een klein koop man met een beperkt inkomen was en niet de rykdommen van Gottlieb j bezat. Doch zij kon zich even goed 'door hem het hof laten maken, daar tegen bestond geen bezwaar. En daar om gaf zij met ongewone levendig heid en gulhartigheid toe aan de zucht om te koketteereD, wierp vrien- J delyke blikken op Frits, die deze ,met woeker teruggaf, lachte hom telkens toe, dat hare fraaie tanden j schitterend blonken en gedroeg zioh I in éen woord tegenover den jongen man op eene wijze dat deze de stoutste verwachtingen meende te mogen I koesteren. Nu en dan wierp zy een spottenden blik op Gottlieb, dio met op elkander geklemde tanden met j een verstoord gezioht zat rond te j kijken en herhaaldelijk met zijne van schitterende ringen voorziene rechterhand door zijne strooklourige haren woelde. Lang nog bleef het gezelschap bijeen, en toen men eindelijk opbrak, was het reeds laat gewordeD. Als in oen roes kwam Frits Hansen I thuis. Hij had meer dan zijn halve inkomen voor die maand verteerd. Maar wat maakte dat uit, als hij maar eerst Marie de zijne mooht I noemen 1 Ea dat zij dit zou worden, daarvan was hij vast overtuigd. "Was zij voor hem niet vriendelijker en lieftalieger dan voor alle anderen ge weest Had zij hem niet beteekenisvol toegelachen, ioen zy, terwijl zij hem j bij het afscheid nemen de hand reikte, I die hg hartelijk drukte, „tot weer- jziens!" fluisterde? Arme slokker! de zonen der ryke grondbezitters hebben er ieder een prachtige ter hunner beschikking. Maar hoe komt hy aan geld? Plotseling viel hem een denkbeeld te binnen. Vriend Herwig kon het hem zeker leenen, en een uur later stond hy voor hem. Max weigerde hem even wol. „Gij zijl een groote gek, jongen, en loopt in uw verderf 1" „Nog slechts dezen éónen keer, Max. Zie by dezen tocht zit ik ge heel alleen met haar in do slede dan moet het tusschen ons tot eene verklaring komen en dan is alles goed I" „Maar als zij nu niets van je wil weten wat dan Frits zag zijn vriend strak aan, en toonloos antwoordde hy„Dan mag er vsn komen wat er wil, doca" voegde hij op een toon vol overtuiging er by, „geloof mij Max, zy wil wol. Tot hiertoe heeft zich nog geene passende gelegenheid aan geboden, maar met deze sledevaart nietwaar, ge leent mij het geld Zuchtend schudde Herwig het hoofd. „Gij zyt niet te helpen wist ik maar waarop dat alles nog moet uitloopen." Met deze woorden gaf Max hem het 100 mark bi'jet. Frits nam het met een stralend gelaat aan, en het in de hoogte stekend riep hij„Het zal mij voorgoed redden en m-.akt my tegelijk tot den gelukkigsten aller mensohen of alles is uit 1 Met deze woorden draaide hy zich haastig om en was verdwenen vóór Max hem hal kunnen tegenhouden. lijksplannen door te drijven te b reiken. Ohad hij haar thans voor zich gehad levend had zy hem niet verlaten!Vernietigd voor altijd en dat om eene vrouw 1 Ingezonden Mededeelingen, Een halfjaar is sinds den avond te S.voorbygegaan en nog altijd leeft Frits Hansen tusschen hoop en vrees. Den eenen dag klopt zijn hart van blijde verwachting dat zijn vurige wensch eindelijk zal worden vervuldden volgenden dag wacht hem weder oen bittere teleurstelling, j Hij let niet op do waarschuwingen zijnor vrienden: zij weten immers 1 niet wat liefde isHy hoopt nog altijd, hoopt zóó lang tot hij eindelijk I begint in te zien dat er bijna geen hoop meer is. De schulden, die hij in dat ha!f jaar heeft moeten maken, zijn ontzettend groot geworden zijne geldschieters vallen hem voortdurend lastighij is genoodzaakt geweest een gedeelte van zijno goederen te verpanden en ken ze niet meer in lossen. Toch heeft hij den moed nog niet opgegeven. Hij hoopt nog alles van een sledevaart; hy moet daartoe evenwel eene slede hebben, want Slede achter slede snelde door de met een dikke sneeuwlaag bedekte chaussée; vooraan een groote met v er piarden bespannen, waarin een aa tal murikan*en zaten, die lustige deuntjes biiezen. Vroolyk gelach en gebabbel weer- i klonk vaü alle kan en. Sleohts in 'éene slede heerschte sombere stilte, en daarin zat Fr ts Hansen. Naast hem zat eene jonge, vreemde vrouw, die met schuwe blikken nu en dan naar den somberen man keek. NeeD, hy kon het niet begrypen. Marie was, zonder hem m- t meer dan een koel hoofdknikje tc verwaardigen, aan den .*.rm van Gottlieb Sch ffke in diens prachtige, door twee appelgrauwe paarden getrokken slede gest'gen. Zij had er daarbij opgewekt en tevreden uitgezien, naar g-laat stra lend van levenslust, terwijl Gottlieb, die zich eveneens in bizonder g ede lu:m bevend, hem met een spottend meielydenrten bik had aangekeken. Dat had Hansen's bloed doen koken Hij zweeg evenwel, boog beleefd voor de jonge dame, die met hem in de slede plaats nam, en bleef zwijgen, ook gedurende den rit. Strak en star bleef zijn blik op de glanzende sneeuw gevestigd, door de sleden doorploegd. Zoo doorsneed ook het schrijnende wee zyn hart, met dit onderscheid evenwel, dat de wonde daarin ongeheeld bl9el, terwijl de openiog, in de sneeuw gemaakt, spoedig weder door vallende vlokken zou worden aangevuld. De blioddoek was hem thans van de oogen ge vallen hg zag nu welke rol men hem had laten spelen de koelbloedig berekenende vrouw offerde hem on- meedoogend op, om haar eenmaal opgevat plan, een rijk grondbezitter te huwen, te volvoeren. Hij was alleen een speelbal iu hare handen geweest, een m'ddel om het doel den 'ijverzuchtigen maar besluiteloo- zen Gottlieb jaloersch te maken en daardoor aan te zetten zgn huwe- Onüje Nassau bijvoorbeeld, ja al is het maar een insigne van een ver- eeniging dat aan een ridderorde doet denken, weer een ander wil voor hij deze wereld verlaat nog graag zijn zoon of zijn dochter getrouwd zien ik voor mij snak naar de gelegenheid om eens een gemeenteraads-begroo- tingsspeech af te steken. Helaas, die gelegenheid zal zich wel nimmer voordoen! Ten eerste zien al de leden van den Raad er blozend en welvarend uit, de laatst ingekomenen niet het minst en is er, mensckelijkerwijze gesproken, voor- eerst no^ geen mutatie te verwachten, ten tweede schijnt niemand, hoe vreemd toch! aan mijn candidatuur te denken en ten derde zou ik, wan neer de eene of andere vereeniging; mij eeü candidatuur aanbood, zeggenI „hoor eens, wanneer u nog een tweede vereeniging weet te ontdekken die! mij candidaat stelt, dan zal ik het aannemen, maar eerder niet, wantj anders kom ik er toch niet!" Enj aangezien dit bij den stand van zakeD, daar iedere kiesvereeningig op haar eigen houijo werkt, zonder zich in 't minst om zusterverenigingen to be-j kommeren, een onvervulbare wensch j is, zal ik wel ten eeuwigen dage van het bezit (of bezitten i van den Raad- heerszetel verstoken moeten blgven. Ik kan mijn ongeduld evenwel niet langer bedwingen, ik moet en zal en j wil een begrootingsspeech houden. En ziet, als door tooverslag zijn wij ver- j plaat6t in do Raadszaal. De vergade-1 ring is voltallig. Daar zit de burge meester met de wethouders en den secretaris, ginds ziet gij de leden van den Raad, oud en jong (maar niet al te piepjong) lang en klein, dik en I dun, alien te zamen. „De gemeente-begrooting is aan do j orde," zegt de burgemeester. „Wie van de heeren verlangt het woord tot het houden vau algemeen© be schouwingen?" Dit is hot oogenblik. Ik schraap j myn keel en zeg, kalm m ar vast beraden „Meneer de voorzitter." „Meneer Fidelïo heeft het woord." „Bode, breDg mij een glas water." Nadat Koper met passen !e waar digheid mij een glas water heeft aan- j geboden, sta ik op van mijn zetel en zeg het navolgende: „Meneer de voorzitter, vergun mij om in de alloerste plaats U, M. de V. (buiging) en U, Mijne Heeren Wethouders (buiging) en U, Mijnheer de Secretaris, dank te zeggen voor de wijze waarop door u de begroo ting is opgesteld. Ik ben en zeker zijn alle andere leden met mij er trotsch op, om vandaag te mogen beschikken over tonnen gouds, met een kalmte alsof dat ons dagelijksch werk was. Ja, Mijnheer de voorzit ter, ik zou bijkacs van millioenen kunnen spreken, daar waar het eind cijfer van onze begroeting verre het millioen te boven gaaf. Evenwel, M. de V., hoe verdienste lijk B. en W. ook mogen wezen, onfeilbaar zijn ze niet, al raakt dan ook een lid van uw college, die vroe ger de grootste oppositieman was, tegenwoordig bij ieder verzot tegen de voorstellen van het college uit zijn humeur. (M. de V. ik verzoek u, den heer De Kanter te verbieden mij in de rede te vallen). Om deze reden dan ook zal ik mij veroorloven eenige vragen te stellen aan B. en W., die, naar ik hoop, wel zullen worden be antwoord. Ik heb dan, om te beginnen, opge merkt, dat B. en W. den opbrengst van hot vergunningsrecht evenals voor 1895, hebben geraamd op f 16200.— De vergunning, dit jaar zoo welwil lend aan het Brongebouw verleend, rekenen B. en W. derhalve blijkbaar niet mee. Of meent men, dat door den daar geconsumeerden borrel,nu het de biet van andere gelegenheden is ver minderd? Of dit zoo is of niet, M. de V., ik constateer met genoegen, naar aanleiding van de tegen deze ver gunning gevoerde oppositie, dat B. en W. in de verleende vergunning geen vermeerdering van het drank gebruik voorzien. Niet zonder verbazing heb ik ge zien, dat B. en W. in 't volgend jaar' Voor de kerk aan het Tompelhof te Berlyn, stonden een aantal men- schen en dat was geen wonder men was nieuwsgierig naar de huwelijks plechtigheid van de ryke Marie Menk met dennog rijkeren Gottlieb Sehiffke. Dat was nog eens do moeite waard om'te zien! Plotseling kwam er beweging onder de menigte. De bruidsstoet kwam in j het zioht en hield spoedig daarop j voor het kerkportaal stil. Een luid „Ahontsnapte aan de nieuw-gie- I rigen, t en Marie, in witte zijde ge kleed, met den myrthenkrans op de lokken, uit het rijtuig stapte. Zij zag er inderdaad schoon uit. Het hoofd fier op den fraaien hals, keek zy met een blik vol zelfbewustheid rond, terwijl een trotsch lachje om haren mond speelde; maar het schoonste sieraad eener bruid, het innemend- lieftallige, miste zy. De bruidegom zag er in zijn zwarten rob, enz. volstrekt, niet elegant uit Hy maakte den in druk als voelde hy zich daarin al heel weinig thuis. Na afloop der feekelijke plechtig- he d verenigde zich het bruidspaar met de genoodigden in de sacristy. Op het gelaat tier bruid lag een j e genaardige uitdrukkingspot, me delijden en treurigheid drongen daar n om den voorrang. Zy ha i in de kerk haren teleurgestelden aan bidder Frits Hansen gezien. Zij was geschrokken, maar weldra hernamen hire trekken hunne gewone uitdruk king en onverschillig gleed ha^r blik over hem heen. Toen zy weer in het rijtuig zat, zeide zij spottend tot h-ren man „Heb je iu de kerk Frits Hansen gezien De arme jongen stond daar als een half wezeriooze. Hij h-d zeker gedacht, dat ik hè-u zou huwen. Belachelijk 1" En zij haalde de schouders op. „Wat zoudt ge ook beginnen met zulk een armen slokker, crie meteen paar mark in de aand moet rond komen?" antwooiddeG ttlieb. „Neen dan hebben wij het beier, hè, Ma- rietje?" En hij sloeg op zijn zak, wa «rin de goudstukken rinkelden. De „arme slokker" stond intusschen op den landweg, dien het rytuig aanstonds moest passé ren. Het haar hing hem verwilderd om het hoofd en met wezenloozen blik staarde hy rond. Plotseling tastte hij in den zak, b acht de hand aan den slaap. een knal en levenloos zonk hij op den grond. Zijn bloed kleurde de sneeuw rood. Een paar vogels vlogen schuw op; overigens was alles stil. In de verte klinkt het bellengelu d van een ry tuig, dat snel Dadert, door een paar fraaie schimmels getiokken. Eens klaps blijven de dieren staan, snui vend dringen zij naar den kant vaa de i weg. De jonge vrouw, die in het rijtuig zit. vraa t ongedul ig naar de c orzaak van die stoornishaar man springt er uit om een onderzoek in te stellen en ook zij buigt zich uit het portier. Plotseling zinkt zij met em lud:n gil terug in de kus-ens en ook haar man s'apt doodsb eek weder in het rijtuig. Een felle zweep slag van den koetsier en in razende vaart snelt het rijtuig verder om Gottlieb en Marie naar hun nieuwe woning te brengeD. Hoe komt het nu, dat het ionge paar zoo weing gelukkig leeft? geen nieuwe straten willen laten ma- j matie op den man af zal uit mijn ken. Ik was op het punt het C' Hoge mond niet gehoord worden. Boven- er mee geluk te wensohen, dal blijk- dien, we weten allen, dat belegen baar geen zijner loden door ekster-wijn de beste is en aangezien vaak oogen of likdoorns geplaagd wordt, in deze tijden het onderscheid tusschen anders toch zou men wel niet van water en wijn niet gemakkelijk is te meening zijn, dat onze straten het ontdekken, mag met een kleiue dich- toppunt van volmaaktheid hebben terlijke vrijheid het vermoeden worden bereikt ik zou het college, zeg ik geuit, dat ook belegen water zijne daarmee geluk gewenscht hebben, eigenaardige voordeelen hee t. Ons ware het niet dat mij voorbij do ooren eigen haarlemseh duinwater zal dusj is gewaaid, dat men hier een bijzon- belegen water zijn. dero reden voor heeft, maar dat B. De vraag die ik wilde stallen is en W. het niet nood;g vonden, die [deze: Mag ik, redelijkerwijs, de hoop in 't openbaar te zeggen. 1 koesteren dat vóór mijn dood de M. de V. ik veraam tevens welke j haarlemscbe duinwaterleiding tot die reden is en ik verbaas mij nu niet meer. U en ik en ai de acdere leden kennen nu die reden, maar het publiek zal die uit mijn mond niet vernemen. Immers, M. de V. het pubüok behoeft niet alles te weten, voor het prestige van den Raad is het nuttig, dat we nu en dan eens geheimzinnig doen. dat staat KUNSTHANDEL. Restaurateur van Schilderijen. De Expositie dagelijks behalv^ Zondag geopend. Vrij entrée bij introductie. Directie VOS ZOON. GEMENGD NIEUWS, ïhrij-1 Théophile Gautier de romanschrij ver en criticus is een der weinige_ j Fran8chen, die geen standbeeld heeft. Sterker, zijne geboorteplaats Tarbesj I heeft lang geweigerd zelfs een straat! 1 naar haar beroemden zoon te noemen^ Nu heeft Tarbes een Rue Théophile Gautier, maar het zou die misschien,' nog niet hebben,wanneer een jour-i' nalist, wien het verveelde voortdu-* j rend aan te dringen op een huldeE aan den greoten schryver, niet zelf een> j ijzeren plaat had genomeD, die hadi geëmailleerd met den naam Théophile 1 Gautier er op en die plaat op eenll avond aan het hoekhuis van een nog niet gedoopte straat was gaan spijke ren. De vroede vaderen van Tarbes hebben toen het bordje aan de straat, laten staan. Een Amerikaan. De American Wheelman bevat hei volgende Het was in Boston. Iedereen weet I waar Boston is en wat voor zonder-f linge lui daar wonen. Een vreemde-1 liug kwam in de stad en wenschtei te weten waar de nieuwe wielerbaan j zou komen. „Vriend," vroeg bij aan' een inwoner, diec hy ontmoette,1 „kunt ge mij ook ve:tellen waar de 1 nieuwe wielerbaan moet komen?" Er was een lange pauze en de man van Boston keek nadenkend voor zich eindelijk zei hy „Het doet me leed, mynheer, u te moeten mededeelen, dat ik niet in staat ben u in te lichten waar de nieuwe wielerbaan i zal komen." De vreemdeling dankte t hom voor de moeite on ging zijns weegs. Nauwelijks had hij tien pas sen gedaan of hij werd op den schou der getikt het was dezelfde Bo-- tonman. „Excuse me, sit" zei hij,' „eenige weinige oogenblikken gele den deelde ik u mede dat het me leed deed u niet te kunnen mede deelen waar de nieuwe wielerbaan moet komen. Nu ontmoette ik daar een vriend en vroeg hem of hij me ook kon inlichten waar de niouwe wielerbaan moet komen, maar het spijt me zeer u te moeten mededee len, dat ook hij niet weet waar de nieuwe wielerbaan moet komen I" goed, we willen daarmee als het wat e aan de kiezers zeggen„jelui ziet wat we in 't openbaar doen. maaro, als jelui eens wist wat er bovendien nog komt kijken; maar daar mag ik verder niets van zeggen!" stand zal zijn gekomen Het kan u wellicht tot leiddraad bij uw antwoord strekken, M. de V., dat ik zeven en veertig jaar oud ben, een ijzersterke constitutie bezit en dat geen mijuer voorvaderen gedurende tweo eeuwen beneden den 75 jarigen leeftijd is ge bleven. Met oprechte belangstelling zie ik uw geacht antwoord op deze bescheiden vraag tegemoet. Lieden die niet kunnen nalaten aaumerking te maken op alles, heb ben mij er op gewezen dat het onbil lijk is, dat de ambtenaren tenstadlmize zooveel beter worden betaald, dan de Ik zeg maar: dat maakt indruk en inspecteurs van politie en de adjunct- indruk maken op de kiezers is in j inspecteurs. Ik moet toegeven, dat deze troebele tijden een moeilijk ding.ook ik aanvankelijk tevergeefs heb Bovendien, waarom zullen we het gezocht naar een reden voor deze publiek met al te veel mededeelingen j schijnbare tegenstrijdigheid, maar ik en uitleggingen vermoeien, ze moeten j kan er bijvoegen dat ik die meen te dat alles maar onthouden, Ja, M. de j hebben gevonden. Vier agenten van j V. wo moeten den belastingschuldigen politic zullen tot rechercheurs worden Diet te veel op de scnouders siapelon. j bevorderd en derhalve voortaan in Het zal U, M de V. waarschijnlijk politiek gekleed gaan. niet verbazen, dat ik onmiddellijk naB. en W. stellen voor, hun nu de behandeling van deze straten- f50.jaarlijks meer te geven. Gaat quaestie overga tot de Haarlemsche men nu na, dat al de ambtenaren ten i Duinwaterleiding. Niet om indrin- J stadhuize in politiek en de inspecteurs1 gende vragen te doen, M. de V. veel en adjuncten in uniform zijn gekleed, minder om te betoogen, dat er wellicht dan wordt het voor ieder, ook die met meer spoed in deze voor Haar- geen lid van den raad is, duidelijk, lem zoo belangrijke zaak had kunnen dat de ambtenaren ten stadhuize zoo zijn gehandeld. Het zij verre van mij, veel beter betaald worden, om hen dat ik inlichtingen zou willen hebben er voor te troosten dat zij geen uni- over de vraag of het waar is. dst form mogen dragen. De blauwe J door onderhandelingen met een dame uitmonstering van de adjuncten l te Overveen de zaak is vertraagd, repr senieelt derhalve een som van NeeD, mijne hoeren, zulk eeneinfor-f200.— tot f400.—, de gouden uit-' monstering van de inspecteurs staat gelijk met een traotementsverschil van f400.— a f G00.— Ik geef U, M. de V., als hoofd der politie, beleefd in overweging de bedoelde politie-ambtenaren opmerk zaam te maken op dit standpunt, dat naar ik durf zeggen, geheel nieuw is. Wellicht zullen de inspecteurs en adjuncten, wanneer zij bovenop dat standpunt gaan staan, in staat zijn om te zien waarom een zoo groot versohil van tractemeot bestaat tus schen hun korps en dat hunner niet- geuniformde mede-ambtenaren op het stadhuis. Misschien zal door een der leden van deze vergadering de opmerking gemaakt worden, dat nog altijd geen post is uitgetrokken voor do instel ling van een gezondheidscommissie. Deze opmerking wensch ik bij deze algemeene beschouwingen reeds bij voorbaat te ontmoeten. Heeft het geachte ilid, dat do opmerking zou willen maken, wel waargenomen dat post no. 26, de begrafenisreohten, f 1000.lager wordt getaxeerd dan ten vorigen jare en dat wel in verband met den opbrengst? Terwijl do be volking telken jare sterk toeneemt, vermindert! het aantal begrafenissen, iets waarover ik in 't voorbijgaan onzen Haarlemschen doctoren hulde breng, maar dat mij vooral aanlei ding geeft om te vragenwat wil men, bij een zoo uitstekenden gezond heidstoestand, met een gezondheids commissie aanvangen? Zij zal te ver geefs naar arbeid zoeken. Laat men toch, bid ik u, niets overdrijven; met het oog op tal van nyvere burgers in deze gemeente, doctoren en apo thekers, moet meu ook niet al te gezond willen zyn. Hiermede, M. de V., za! ik eindi gen, maar niet dan nadat ik u mijn dank heb betuigd voor de my ge schonken gelegenheid om dit een en ander in 't midden te brengen en aan de Kamer pardon, aan den Raad voor zijne welwillende aandacht. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6