HET EINDE.
Maison Hals,
Kruisweg 45.
L 1
Naar het Duitsch.
De heete Augustusdag neigde ten
einde, doch do zon wierp nog met
onverminderden gloed hare stralen
op het Tempelhoferveld,|'t welk twee
jonge mannen in vluggen pas over
staken. De een van middelmatige
grootte,fmet fijne liohtgebruinde trek
ken, bleef opeens diep ademhalend
staan en zijn makker bij den arm
pakkend riep hg:
„Tot hiertoe en niet verder! Denkt
gy dan, dat alle mensohen even sterk
zyu? Nu loop ik reeds een uur als
een postpaard naast je en jij, men-
schenkind, weet van geen erbarmen 1
Wanneer je niet wilt, dat ik hier voor
je oogen in elkander zak, laat me
dan eerst een beetje uitblazen. Je
moet bedenken, [dat ik niet zoo bui
tengewoon sterk en gehard ben als
jy!"
Lachend sloeg de ander, een groote,
krachtig gebouwde gestalte, de armen
uit, rekte zich eens Hink en zei toen
„Dat loopon is een waar genot voor
my, Frits. Ik kan dat zwoele Berlijn
niet snel genoeg verlaten. Maar je
hebt gelijk, we zullen een beetje uit
rusten, dan gaat het daarna zooveel
te beter."
Hij zette zich op een zodenbank
nederFrits Hansen volgde zijn voor
beeld, stak een sigaar aan en zeide
daarop, zioh tot zijn geleider wen
dend: „Zeg eens Mas, waar wil je
nu toch eigenlyk heen V Want ver ga
ik niet meer met je in die
hitte
„Ik dacht tot aan S Daar
vinden wij zeker nog wel bekenden,
drinken er een glas en gaan weder
terug."
„Nu goed, dat gaat nog," ant
woordde Frits. En opspringend riep
hij„Vooruit dan maar, naar Valen
cia 1"
Haastig stapten beiden weder voort
en het duurde niet lang of zij zagen
S... voor zich. Plotseling verhaastte
Max Herwig zijne schreden, zijn oog
was gevallen op eenige personen, die
op eenigen afstand voor hem uitgin
gen hij scheen zich van iets te willen
vergewissen. Daarop bleef hij weder
staan en zich tot Frits wendend, die
zichtbaar verwonderd hem hadnage-!
keken, brak hij in e9n luiden vroo- i
lyker. lach uit en riep
„Weet ge wie daar voor ons uit
gaat'? De „kleine Tempelhoferi' metl
eene dame 1"
„Werner? Nu, daar moeten we meer
van hebben 1 liïj doet zich aan ons
altijd als een vrouwenhater voor en
nu overtuigen wij ons met eigen
oogen van het tegendeel. Weetje j
wat, dien moeten wij eens ergeren.
Wij gaan raar hem toe, groeten hem
heel hartelijk en 'vriendschappelijk
en al het overige komt wel terecht."
Zoo f ezegd, zoo gedaan. Het „kwam
wel terecht". De bide vrienden
werden aan de dumo en ha e ouders
voorgesteld; een gesp ek werd aan
geknoopt en de nieuwaangekomeoen
lieten zich door de eenigszins koele
ontvangst niet uit het veld slaan.
Dat zag de „kleine Werner" ook wel
in; hij begreep evenwel dat bet
noodzikeijk w-s, zici maar in het
onvermijdelijke, hoe onaangenaam
dan ook, to scoikken zelfs daarin,
dat juffrouw Marie Wenk bijzondere
attentie voor Frits Hansen had
Gedurende de geheele verdere
wand ling hield zij zich het meest
met bem bezig. Zy was een middel
matig groote, flink gebouwde blon
dine, met helderblauwe oogen, die
gewoonlijk een trotsche, zelfbewuste
uttdrukkmg hadden, welke tnans
II.ÜRLEMI! HALLETJES,
asi Zatsrdjcjavondpraatje.
CCLI.
Laat mij u, waarde lezer, in ver
trouwen en onder vier oogen een
mededeeling doenik ben namelijk
geen Lid van den Raad. Nu heeft
mij dat nooit gespeten, want het kwam
mij tot heden altijd voor dat het lid
maatschap van den Raad veel gelijkt
op een grootcn appel, die er als hij
zoo voor u ligt, alleraanlokkelijkst
uitziet, maar u buikpijn bezorgt als
ge er in bijt maar eenmaal per jaar
gaat het me geducht aan 't hart, dat
ik aan de beraadslagingen over de
gemeentebelangen geen deel mag ne
men en die eene keer is bij de be
handeling van de begrooling.
Ziet ge, dat is eigenlijk eerst eens
De Dag des Beraadslagens. Op een
gewonen zittingsdag komt er eoD,
komen er hoogstens twee of drie be
langrijke puntoo ter sprake: do rest
wordt zonder eer. woord afgedaan.
Maar bij de behandeling van de be
grooting, dan komt er pas wat kijken.
Dan zijn er honderd en tachtig voor
stellen met hunno ODderdeelen te
behandelen ja, ja meneer, dat is
geen kleinigheid en daarover zyn
afdelingsverslagen uitgebracht en een
rapport van de commissie van finan-
oien en een van Burgemeester en
Wethouders; ik verzeker u, als je je
oogen dichtdoet, kun je je best ver
beelden dat ie in de vergaderzaal van
de Tweede Kamer zit.
Ik zeg u, dat is eon belangryke'
dag. Nu zal ik u een tweede ver-'
trouwelijke mededeeling doen, maar
diep in 't geheim natuurlyk: ik zou
zoo graag vóór mijn dood nog eens i
een begrootings-speech in den Ge-
meenteraad houden.
Ge moogt me uitlachen, ik doe dat
zelf ook wel eens en 'c is een zon
derling idee, maar wat zal u zeggen
't is nu eenmaal zoo. Een ander wil
graag, natuurlijk vóór zijn dood, een
lintje in zijn knoopsgat hebben, een
evenwel werd getemperd door den
vriendelyken lacb, die hare woorden
vergezelde en haar fijnbesneden ge
laat een veel aangenamer uitdrukking
schonk, ofsohoon werkelijke harh-
lykheid haar tsch vreemd bletf Zy
kon dan ook trotsoh en hooghartig
zyn, want deze rijke dochter van een
gro t-grondbezitter wachtte eene
erfenis van een half millioen En
zooals de doohter was ook de vader.
Zyn geheele optreden teekende den
ryken boer, doch wat by hem grof
heid en onbeschoftheid was, was bij
Marie trots en ongenaakbaarheid.
Een dubbele prikkel dus voor een
opgewonden gemoed als FritsHansen.
De moeder, eene kleine corpulente
vrouw, met roode wangen en glad
gestreken lichtblond haar, scheen
voor haren man bijzonder veel respect
te hebben, hare eigen meening
ten minste scheen zij niet te durven
uiten. Haar sterioti°p aDtwoord was,
als baar iets gevraagd werd: „Als
mijn man het goedvindt
Het kleine gezelschap was intus-
schen by een restaurant gekomen,
dat in een klein park lag. Men zette
zich aan eon tafeltje, dat dicht bij
een beekje stond, 't welk zich door
het park slingerde.
Peter Menk Btak zijne pijp op en
leunde gemakkelijk achterover in
zijn stoel. Hij scheen met welgevallen
te luisteren naar het gesprek der
jongeliedenzyn blik bleef met eene
zonderlinge uitdrukking op de jonge
mannen ruston, van wie vooral Frits
Hansen veel succes scheen te hebben
bij Marie. Hij kon zich evenwel ge
ruststellen, naar bij wist, want dat
beteekende allemaal niets. Hij kende
zijne dochter te goedzij wilde zich
wel het hof laten maken, maar
was nog jong, plannen had zy nog
volstrekt niet. Dat zou zoo'n armen
slokker anders wel naar den zin zijn,
met haar geld den heer te spelen
Zacht lachte hij voor zich heen, doch
plotseling zijne pijp uit den mond
nemend en daarmede op een nader
komenden jODgen man wijzend,
zeide hij
„Daar komt Gottlieb Sehiffke! Hij
schijnt ons te zoeken." Daarop riep
hij luide door den tuin: „Holla
Gottlieb 1"
Deze trad naderbij. Zijn baardeloos
door de zon gebruind gezicht kreeg
eene ontevreden uitdrukking, toen
hij da vreemde heeren bij de familie
Menk zag zitten. Trots zijne elegante
kleeding teekende zijn geheele voor
komen den boer. Nadat hij was voor
gesteld, zeide de Joude heer, hem over
de tafel heen de hand reikend
„Je hebt je lang laten wachten.
We zitten hier al een heelen tyd."
Gottlieb zag op zijn horloge, dat
aan een gouden ketting hing van
wel een vinger dik.
„Laten wachten? Nu, dat halfuur
sohijnt u toch nog niet lang te zijn
gevallen, wel Marie?"
„Misschien niet", antwoordde deze
kortaf en boog zich levendiger dan
zij gewoon was naar Frits Hansen
over, wien zij zooeven eenj vraag
had gedaan. Zij scheen op Gottlieb
in het geheel geen acht meer te slaan.
Met een verstoord gezicht 3tond deze
neg altijd achter de tafel te kijken.
„Wilt ge niet gaan zitten?" vroeg
de oude heer Menk tusschen de tan
den door, waarmede hg zijne pijp
vasthield.
„Er is immers geen plaats meer!"
„Wel ja, schuif maar een tafeltje
bij er kernen aanstonds wel meer
bezoeker?."
Max Herwig en de „kleine Wer
ner", zoo genaamd om zijne kleine
gestalte, zetten nog een tafeltje by" en
weldra zaten allen. Een wen tyd later
kwamen er nog enkele grondbezitters
met hunne familiën, allen lieden met
een gevulden buidel, die geld konden
laten rollen. En zy lieten het rollen.
Max en de „kleine Werner" waren
spoedig heengegaan, wel begrijpend,
dat hier verteringen zouden worden
gemaakt, die hunne financieele krach-
ton verre te boven gingen. Frits
Hansen meende evenwel aan zijne
eer verplicht te zijn juffrouw Menk
gezelschap te blgven houden en deed
aan het geld stuk slaan dapper mee.
Zyn gezond verstand ried hem te
vertrekken, maar een blik in de
6choone oogen naast liem deed
hem blijven.
Wat kwam het er ook op aan, al
moest hij al het zijne opofferenmet
het verkrygen van Marie Menk's hand
werd alles honderdvoudig vergoed.
Deze gedachte deed zijn hart sneller
kloppen en hem alle krachten in
spannen om het terrein by Marie te
veroveren. Frits Hansen was een
schoone, flinke, jonge man, dat zag
ook zyn buurvrouw heel goed. Hoe
jammer dat hij maar een klein koop
man met een beperkt inkomen was
en niet de rykdommen van Gottlieb
j bezat. Doch zij kon zich even goed
'door hem het hof laten maken, daar
tegen bestond geen bezwaar. En daar
om gaf zij met ongewone levendig
heid en gulhartigheid toe aan de
zucht om te koketteereD, wierp vrien-
J delyke blikken op Frits, die deze
,met woeker teruggaf, lachte hom
telkens toe, dat hare fraaie tanden
j schitterend blonken en gedroeg zioh
I in éen woord tegenover den jongen
man op eene wijze dat deze de stoutste
verwachtingen meende te mogen
I koesteren. Nu en dan wierp zy een
spottenden blik op Gottlieb, dio met
op elkander geklemde tanden met
j een verstoord gezioht zat rond te
j kijken en herhaaldelijk met zijne
van schitterende ringen voorziene
rechterhand door zijne strooklourige
haren woelde.
Lang nog bleef het gezelschap
bijeen, en toen men eindelijk opbrak,
was het reeds laat gewordeD.
Als in oen roes kwam Frits Hansen
I thuis. Hij had meer dan zijn halve
inkomen voor die maand verteerd.
Maar wat maakte dat uit, als hij
maar eerst Marie de zijne mooht
I noemen 1 Ea dat zij dit zou worden,
daarvan was hij vast overtuigd. "Was
zij voor hem niet vriendelijker en
lieftalieger dan voor alle anderen ge
weest Had zij hem niet beteekenisvol
toegelachen, ioen zy, terwijl zij hem
j bij het afscheid nemen de hand reikte,
I die hg hartelijk drukte, „tot weer-
jziens!" fluisterde?
Arme slokker!
de zonen der ryke grondbezitters
hebben er ieder een prachtige ter
hunner beschikking. Maar hoe komt
hy aan geld? Plotseling viel hem
een denkbeeld te binnen. Vriend
Herwig kon het hem zeker leenen,
en een uur later stond hy voor
hem. Max weigerde hem even
wol.
„Gij zijl een groote gek, jongen,
en loopt in uw verderf 1"
„Nog slechts dezen éónen keer,
Max. Zie by dezen tocht zit ik ge
heel alleen met haar in do slede
dan moet het tusschen ons tot eene
verklaring komen en dan is alles
goed I"
„Maar als zij nu niets van je wil
weten wat dan
Frits zag zijn vriend strak aan,
en toonloos antwoordde hy„Dan
mag er vsn komen wat er wil,
doca" voegde hij op een toon vol
overtuiging er by, „geloof mij Max,
zy wil wol. Tot hiertoe heeft zich
nog geene passende gelegenheid aan
geboden, maar met deze sledevaart
nietwaar, ge leent mij het geld
Zuchtend schudde Herwig het
hoofd. „Gij zyt niet te helpen wist
ik maar waarop dat alles nog moet
uitloopen."
Met deze woorden gaf Max hem
het 100 mark bi'jet. Frits nam het
met een stralend gelaat aan, en het
in de hoogte stekend riep hij„Het
zal mij voorgoed redden en m-.akt
my tegelijk tot den gelukkigsten
aller mensohen of alles is uit 1
Met deze woorden draaide hy zich
haastig om en was verdwenen vóór
Max hem hal kunnen tegenhouden.
lijksplannen door te drijven te
b reiken.
Ohad hij haar thans voor zich
gehad levend had zy hem niet
verlaten!Vernietigd voor altijd
en dat om eene vrouw 1
Ingezonden Mededeelingen,
Een halfjaar is sinds den avond
te S.voorbygegaan en nog altijd
leeft Frits Hansen tusschen hoop en
vrees. Den eenen dag klopt zijn
hart van blijde verwachting dat zijn
vurige wensch eindelijk zal worden
vervuldden volgenden dag wacht
hem weder oen bittere teleurstelling,
j Hij let niet op do waarschuwingen
zijnor vrienden: zij weten immers
1 niet wat liefde isHy hoopt nog
altijd, hoopt zóó lang tot hij eindelijk
I begint in te zien dat er bijna geen
hoop meer is. De schulden, die hij
in dat ha!f jaar heeft moeten maken,
zijn ontzettend groot geworden zijne
geldschieters vallen hem voortdurend
lastighij is genoodzaakt geweest
een gedeelte van zijno goederen te
verpanden en ken ze niet meer in
lossen. Toch heeft hij den moed nog
niet opgegeven. Hij hoopt nog alles
van een sledevaart; hy moet daartoe
evenwel eene slede hebben, want
Slede achter slede snelde door de
met een dikke sneeuwlaag bedekte
chaussée; vooraan een groote met
v er piarden bespannen, waarin een
aa tal murikan*en zaten, die lustige
deuntjes biiezen.
Vroolyk gelach en gebabbel weer-
i klonk vaü alle kan en. Sleohts in
'éene slede heerschte sombere stilte,
en daarin zat Fr ts Hansen. Naast
hem zat eene jonge, vreemde vrouw,
die met schuwe blikken nu en dan
naar den somberen man keek. NeeD,
hy kon het niet begrypen. Marie was,
zonder hem m- t meer dan een koel
hoofdknikje tc verwaardigen, aan den
.*.rm van Gottlieb Sch ffke in diens
prachtige, door twee appelgrauwe
paarden getrokken slede gest'gen.
Zij had er daarbij opgewekt en
tevreden uitgezien, naar g-laat stra
lend van levenslust, terwijl Gottlieb,
die zich eveneens in bizonder g ede
lu:m bevend, hem met een spottend
meielydenrten bik had aangekeken.
Dat had Hansen's bloed doen koken
Hij zweeg evenwel, boog beleefd
voor de jonge dame, die met hem
in de slede plaats nam, en bleef
zwijgen, ook gedurende den rit.
Strak en star bleef zijn blik op de
glanzende sneeuw gevestigd, door de
sleden doorploegd. Zoo doorsneed
ook het schrijnende wee zyn hart,
met dit onderscheid evenwel, dat de
wonde daarin ongeheeld bl9el, terwijl
de openiog, in de sneeuw gemaakt,
spoedig weder door vallende vlokken
zou worden aangevuld. De blioddoek
was hem thans van de oogen ge
vallen hg zag nu welke rol men
hem had laten spelen de koelbloedig
berekenende vrouw offerde hem on-
meedoogend op, om haar eenmaal
opgevat plan, een rijk grondbezitter
te huwen, te volvoeren. Hij was
alleen een speelbal iu hare handen
geweest, een m'ddel om het doel
den 'ijverzuchtigen maar besluiteloo-
zen Gottlieb jaloersch te maken en
daardoor aan te zetten zgn huwe-
Onüje Nassau bijvoorbeeld, ja al is
het maar een insigne van een ver-
eeniging dat aan een ridderorde doet
denken, weer een ander wil voor hij
deze wereld verlaat nog graag zijn
zoon of zijn dochter getrouwd zien
ik voor mij snak naar de gelegenheid
om eens een gemeenteraads-begroo-
tingsspeech af te steken.
Helaas, die gelegenheid zal zich
wel nimmer voordoen! Ten eerste
zien al de leden van den Raad er
blozend en welvarend uit, de laatst
ingekomenen niet het minst en is er,
mensckelijkerwijze gesproken, voor-
eerst no^ geen mutatie te verwachten,
ten tweede schijnt niemand, hoe
vreemd toch! aan mijn candidatuur
te denken en ten derde zou ik, wan
neer de eene of andere vereeniging;
mij eeü candidatuur aanbood, zeggenI
„hoor eens, wanneer u nog een tweede
vereeniging weet te ontdekken die!
mij candidaat stelt, dan zal ik het
aannemen, maar eerder niet, wantj
anders kom ik er toch niet!" Enj
aangezien dit bij den stand van zakeD,
daar iedere kiesvereeningig op haar
eigen houijo werkt, zonder zich in 't
minst om zusterverenigingen to be-j
kommeren, een onvervulbare wensch j
is, zal ik wel ten eeuwigen dage van
het bezit (of bezitten i van den Raad-
heerszetel verstoken moeten blgven.
Ik kan mijn ongeduld evenwel niet
langer bedwingen, ik moet en zal en j
wil een begrootingsspeech houden. En
ziet, als door tooverslag zijn wij ver- j
plaat6t in do Raadszaal. De vergade-1
ring is voltallig. Daar zit de burge
meester met de wethouders en den
secretaris, ginds ziet gij de leden van
den Raad, oud en jong (maar niet al
te piepjong) lang en klein, dik en I
dun, alien te zamen.
„De gemeente-begrooting is aan do j
orde," zegt de burgemeester. „Wie
van de heeren verlangt het woord
tot het houden vau algemeen© be
schouwingen?"
Dit is hot oogenblik. Ik schraap j
myn keel en zeg, kalm m ar vast
beraden
„Meneer de voorzitter."
„Meneer Fidelïo heeft het woord."
„Bode, breDg mij een glas water."
Nadat Koper met passen !e waar
digheid mij een glas water heeft aan-
j geboden, sta ik op van mijn zetel en
zeg het navolgende:
„Meneer de voorzitter, vergun mij
om in de alloerste plaats U, M. de
V. (buiging) en U, Mijne Heeren
Wethouders (buiging) en U, Mijnheer
de Secretaris, dank te zeggen voor
de wijze waarop door u de begroo
ting is opgesteld. Ik ben en zeker
zijn alle andere leden met mij er
trotsch op, om vandaag te mogen
beschikken over tonnen gouds, met
een kalmte alsof dat ons dagelijksch
werk was. Ja, Mijnheer de voorzit
ter, ik zou bijkacs van millioenen
kunnen spreken, daar waar het eind
cijfer van onze begroeting verre het
millioen te boven gaaf.
Evenwel, M. de V., hoe verdienste
lijk B. en W. ook mogen wezen,
onfeilbaar zijn ze niet, al raakt dan
ook een lid van uw college, die vroe
ger de grootste oppositieman was,
tegenwoordig bij ieder verzot tegen de
voorstellen van het college uit zijn
humeur. (M. de V. ik verzoek u,
den heer De Kanter te verbieden mij
in de rede te vallen). Om deze reden
dan ook zal ik mij veroorloven eenige
vragen te stellen aan B. en W., die,
naar ik hoop, wel zullen worden be
antwoord.
Ik heb dan, om te beginnen, opge
merkt, dat B. en W. den opbrengst
van hot vergunningsrecht evenals voor
1895, hebben geraamd op f 16200.—
De vergunning, dit jaar zoo welwil
lend aan het Brongebouw verleend,
rekenen B. en W. derhalve blijkbaar
niet mee. Of meent men, dat door den
daar geconsumeerden borrel,nu het de
biet van andere gelegenheden is ver
minderd? Of dit zoo is of niet, M. de
V., ik constateer met genoegen, naar
aanleiding van de tegen deze ver
gunning gevoerde oppositie, dat B.
en W. in de verleende vergunning
geen vermeerdering van het drank
gebruik voorzien.
Niet zonder verbazing heb ik ge
zien, dat B. en W. in 't volgend jaar'
Voor de kerk aan het Tompelhof
te Berlyn, stonden een aantal men-
schen en dat was geen wonder men
was nieuwsgierig naar de huwelijks
plechtigheid van de ryke Marie Menk
met dennog rijkeren Gottlieb Sehiffke.
Dat was nog eens do moeite waard
om'te zien!
Plotseling kwam er beweging onder
de menigte. De bruidsstoet kwam in
j het zioht en hield spoedig daarop
j voor het kerkportaal stil. Een luid
„Ahontsnapte aan de nieuw-gie-
I rigen, t en Marie, in witte zijde ge
kleed, met den myrthenkrans op de
lokken, uit het rijtuig stapte. Zij zag
er inderdaad schoon uit. Het hoofd
fier op den fraaien hals, keek zy met
een blik vol zelfbewustheid rond,
terwijl een trotsch lachje om haren
mond speelde; maar het schoonste
sieraad eener bruid, het innemend-
lieftallige, miste zy. De bruidegom zag
er in zijn zwarten rob, enz. volstrekt,
niet elegant uit Hy maakte den in
druk als voelde hy zich daarin al
heel weinig thuis.
Na afloop der feekelijke plechtig-
he d verenigde zich het bruidspaar
met de genoodigden in de sacristy.
Op het gelaat tier bruid lag een
j e genaardige uitdrukkingspot, me
delijden en treurigheid drongen
daar n om den voorrang. Zy ha i in
de kerk haren teleurgestelden aan
bidder Frits Hansen gezien. Zij was
geschrokken, maar weldra hernamen
hire trekken hunne gewone uitdruk
king en onverschillig gleed ha^r blik
over hem heen.
Toen zy weer in het rijtuig zat,
zeide zij spottend tot h-ren man
„Heb je iu de kerk Frits Hansen
gezien De arme jongen stond daar
als een half wezeriooze. Hij h-d
zeker gedacht, dat ik hè-u zou huwen.
Belachelijk 1"
En zij haalde de schouders op.
„Wat zoudt ge ook beginnen met
zulk een armen slokker, crie meteen
paar mark in de aand moet rond
komen?" antwooiddeG ttlieb. „Neen
dan hebben wij het beier, hè, Ma-
rietje?" En hij sloeg op zijn zak,
wa «rin de goudstukken rinkelden.
De „arme slokker" stond intusschen
op den landweg, dien het rytuig
aanstonds moest passé ren. Het haar
hing hem verwilderd om het hoofd
en met wezenloozen blik staarde hy
rond. Plotseling tastte hij in den zak,
b acht de hand aan den slaap.
een knal en levenloos zonk hij op
den grond.
Zijn bloed kleurde de sneeuw rood.
Een paar vogels vlogen schuw op;
overigens was alles stil. In de verte
klinkt het bellengelu d van een ry
tuig, dat snel Dadert, door een paar
fraaie schimmels getiokken. Eens
klaps blijven de dieren staan, snui
vend dringen zij naar den kant vaa
de i weg. De jonge vrouw, die in het
rijtuig zit. vraa t ongedul ig naar de
c orzaak van die stoornishaar man
springt er uit om een onderzoek in
te stellen en ook zij buigt zich uit
het portier. Plotseling zinkt zij met
em lud:n gil terug in de kus-ens
en ook haar man s'apt doodsb eek
weder in het rijtuig. Een felle zweep
slag van den koetsier en in razende
vaart snelt het rijtuig verder om
Gottlieb en Marie naar hun nieuwe
woning te brengeD.
Hoe komt het nu, dat het ionge
paar zoo weing gelukkig leeft?
geen nieuwe straten willen laten ma- j matie op den man af zal uit mijn
ken. Ik was op het punt het C' Hoge mond niet gehoord worden. Boven-
er mee geluk te wensohen, dal blijk- dien, we weten allen, dat belegen
baar geen zijner loden door ekster-wijn de beste is en aangezien vaak
oogen of likdoorns geplaagd wordt, in deze tijden het onderscheid tusschen
anders toch zou men wel niet van water en wijn niet gemakkelijk is te
meening zijn, dat onze straten het ontdekken, mag met een kleiue dich-
toppunt van volmaaktheid hebben terlijke vrijheid het vermoeden worden
bereikt ik zou het college, zeg ik geuit, dat ook belegen water zijne
daarmee geluk gewenscht hebben, eigenaardige voordeelen hee t. Ons
ware het niet dat mij voorbij do ooren eigen haarlemseh duinwater zal dusj
is gewaaid, dat men hier een bijzon- belegen water zijn.
dero reden voor heeft, maar dat B. De vraag die ik wilde stallen is
en W. het niet nood;g vonden, die [deze: Mag ik, redelijkerwijs, de hoop
in 't openbaar te zeggen. 1 koesteren dat vóór mijn dood de
M. de V. ik veraam tevens welke j haarlemscbe duinwaterleiding tot
die reden is en ik verbaas mij nu
niet meer. U en ik en ai de acdere
leden kennen nu die reden, maar het
publiek zal die uit mijn mond niet
vernemen. Immers, M. de V. het
pubüok behoeft niet alles te weten,
voor het prestige van den Raad is
het nuttig, dat we nu en dan eens
geheimzinnig doen. dat staat
KUNSTHANDEL.
Restaurateur van Schilderijen.
De Expositie dagelijks behalv^
Zondag geopend.
Vrij entrée bij introductie.
Directie VOS ZOON.
GEMENGD NIEUWS,
ïhrij-1
Théophile Gautier de romanschrij
ver en criticus is een der weinige_
j Fran8chen, die geen standbeeld heeft.
Sterker, zijne geboorteplaats Tarbesj
I heeft lang geweigerd zelfs een straat!
1 naar haar beroemden zoon te noemen^
Nu heeft Tarbes een Rue Théophile
Gautier, maar het zou die misschien,'
nog niet hebben,wanneer een jour-i'
nalist, wien het verveelde voortdu-*
j rend aan te dringen op een huldeE
aan den greoten schryver, niet zelf een>
j ijzeren plaat had genomeD, die hadi
geëmailleerd met den naam Théophile 1
Gautier er op en die plaat op eenll
avond aan het hoekhuis van een nog
niet gedoopte straat was gaan spijke
ren. De vroede vaderen van Tarbes
hebben toen het bordje aan de straat,
laten staan.
Een Amerikaan.
De American Wheelman bevat hei
volgende
Het was in Boston. Iedereen weet I
waar Boston is en wat voor zonder-f
linge lui daar wonen. Een vreemde-1
liug kwam in de stad en wenschtei
te weten waar de nieuwe wielerbaan j
zou komen. „Vriend," vroeg bij aan'
een inwoner, diec hy ontmoette,1
„kunt ge mij ook ve:tellen waar de 1
nieuwe wielerbaan moet komen?" Er
was een lange pauze en de man van
Boston keek nadenkend voor zich
eindelijk zei hy „Het doet me leed,
mynheer, u te moeten mededeelen,
dat ik niet in staat ben u in te
lichten waar de nieuwe wielerbaan i
zal komen." De vreemdeling dankte t
hom voor de moeite on ging zijns
weegs. Nauwelijks had hij tien pas
sen gedaan of hij werd op den schou
der getikt het was dezelfde Bo--
tonman. „Excuse me, sit" zei hij,'
„eenige weinige oogenblikken gele
den deelde ik u mede dat het me
leed deed u niet te kunnen mede
deelen waar de nieuwe wielerbaan
moet komen. Nu ontmoette ik daar
een vriend en vroeg hem of hij me
ook kon inlichten waar de niouwe
wielerbaan moet komen, maar het
spijt me zeer u te moeten mededee
len, dat ook hij niet weet waar de
nieuwe wielerbaan moet komen I"
goed, we willen daarmee als het wat e
aan de kiezers zeggen„jelui ziet
wat we in 't openbaar doen. maaro,
als jelui eens wist wat er bovendien
nog komt kijken; maar daar mag ik
verder niets van zeggen!"
stand zal zijn gekomen Het kan u
wellicht tot leiddraad bij uw antwoord
strekken, M. de V., dat ik zeven en
veertig jaar oud ben, een ijzersterke
constitutie bezit en dat geen mijuer
voorvaderen gedurende tweo eeuwen
beneden den 75 jarigen leeftijd is ge
bleven. Met oprechte belangstelling
zie ik uw geacht antwoord op deze
bescheiden vraag tegemoet.
Lieden die niet kunnen nalaten
aaumerking te maken op alles, heb
ben mij er op gewezen dat het onbil
lijk is, dat de ambtenaren tenstadlmize
zooveel beter worden betaald, dan de
Ik zeg maar: dat maakt indruk en inspecteurs van politie en de adjunct-
indruk maken op de kiezers is in j inspecteurs. Ik moet toegeven, dat
deze troebele tijden een moeilijk ding.ook ik aanvankelijk tevergeefs heb
Bovendien, waarom zullen we het gezocht naar een reden voor deze
publiek met al te veel mededeelingen j schijnbare tegenstrijdigheid, maar ik
en uitleggingen vermoeien, ze moeten j kan er bijvoegen dat ik die meen te
dat alles maar onthouden, Ja, M. de j hebben gevonden. Vier agenten van j
V. wo moeten den belastingschuldigen politic zullen tot rechercheurs worden
Diet te veel op de scnouders siapelon. j bevorderd en derhalve voortaan in
Het zal U, M de V. waarschijnlijk politiek gekleed gaan.
niet verbazen, dat ik onmiddellijk naB. en W. stellen voor, hun nu
de behandeling van deze straten- f50.jaarlijks meer te geven. Gaat
quaestie overga tot de Haarlemsche men nu na, dat al de ambtenaren ten i
Duinwaterleiding. Niet om indrin- J stadhuize in politiek en de inspecteurs1
gende vragen te doen, M. de V. veel en adjuncten in uniform zijn gekleed,
minder om te betoogen, dat er wellicht dan wordt het voor ieder, ook die
met meer spoed in deze voor Haar- geen lid van den raad is, duidelijk,
lem zoo belangrijke zaak had kunnen dat de ambtenaren ten stadhuize zoo
zijn gehandeld. Het zij verre van mij, veel beter betaald worden, om hen
dat ik inlichtingen zou willen hebben er voor te troosten dat zij geen uni-
over de vraag of het waar is. dst form mogen dragen. De blauwe J
door onderhandelingen met een dame uitmonstering van de adjuncten l
te Overveen de zaak is vertraagd, repr senieelt derhalve een som van
NeeD, mijne hoeren, zulk eeneinfor-f200.— tot f400.—, de gouden uit-'
monstering van de inspecteurs staat
gelijk met een traotementsverschil van
f400.— a f G00.—
Ik geef U, M. de V., als hoofd der
politie, beleefd in overweging de
bedoelde politie-ambtenaren opmerk
zaam te maken op dit standpunt, dat
naar ik durf zeggen, geheel nieuw is.
Wellicht zullen de inspecteurs en
adjuncten, wanneer zij bovenop dat
standpunt gaan staan, in staat zijn
om te zien waarom een zoo groot
versohil van tractemeot bestaat tus
schen hun korps en dat hunner niet-
geuniformde mede-ambtenaren op het
stadhuis.
Misschien zal door een der leden
van deze vergadering de opmerking
gemaakt worden, dat nog altijd geen
post is uitgetrokken voor do instel
ling van een gezondheidscommissie.
Deze opmerking wensch ik bij deze
algemeene beschouwingen reeds bij
voorbaat te ontmoeten. Heeft het
geachte ilid, dat do opmerking zou
willen maken, wel waargenomen dat
post no. 26, de begrafenisreohten,
f 1000.lager wordt getaxeerd dan
ten vorigen jare en dat wel in verband
met den opbrengst? Terwijl do be
volking telken jare sterk toeneemt,
vermindert! het aantal begrafenissen,
iets waarover ik in 't voorbijgaan
onzen Haarlemschen doctoren hulde
breng, maar dat mij vooral aanlei
ding geeft om te vragenwat wil
men, bij een zoo uitstekenden gezond
heidstoestand, met een gezondheids
commissie aanvangen? Zij zal te ver
geefs naar arbeid zoeken. Laat men
toch, bid ik u, niets overdrijven; met
het oog op tal van nyvere burgers
in deze gemeente, doctoren en apo
thekers, moet meu ook niet al te
gezond willen zyn.
Hiermede, M. de V., za! ik eindi
gen, maar niet dan nadat ik u mijn
dank heb betuigd voor de my ge
schonken gelegenheid om dit een en
ander in 't midden te brengen en aan
de Kamer pardon, aan den Raad
voor zijne welwillende aandacht.
FIDELIO.