Tweede Editie.
smis OleomiËëa.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON.
De onneembare Stad.
133 Jaargang
Dinsdag 8 October 1895.
No. 3763
HAARLEM S DAGBLAD
.A-BOlsriSriBTlVEEIISrTSIFIRjnj-S:
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Yeor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. 1.65
Afzonderlijke nummers 0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.371 /2
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Adverténtiön worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. -JOHN F. JONES, Succ., Parijn 31bis Faubourg Mont mar tre.
Agenten voor dit Blad in den omtrek zijn: Bloemendaal Santpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Santpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, ibij Jde Tol; Haarlemmermeer[C. DOEKES; Spaarndam, C. HARTEN DORP;
Zandvoort, J. ZWEMMER; Velsen, L. VENUS; IJmuidenJ. J. TJADEN; BeverwijkH. JUNGERIE, Koningstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
De fraaie platen „Morgen" en
ivond", elk 39 bij 51 oM. zijn weder
orhanden.
zijn voor de vensters van het
S^oreau geëxposeerd en worden van
tden at weder afgeleverd aan de
Babonneerden, tegen inruiling van
Bn Bon (die voorkomt in het Nr.
25 Sept.) en betaling van 25 ots.
por de twee.
jLevering tot denzelfden prijs naar
5 gemeenten waar esn agent ge-
•ö)stigd is en voor 30 Cents door het
:heele Rijk (een en ander na toezen-
ng van het bedrag.)
I f, PEKREBOOM,
Directeur Uitgevei
- 8TAD8NIEÏÏW8.
Haarlem7 October.
Een feestavond bt) de oud
onderofficieren.
Wij houden 't vaandel heilig;
Wij zweren 't plechtig trouw
0 't Is in ons raidden veilig,
i Welk kwaad ook dreigen zou.
Deze woorden uit den liederenbun-
öl vau Janmaat en Soldaat van den
Dpulairen luitenant H. C. C. Clooke-
Br Brousson kwamen ons onwille-
eurig in de gedachten, toen wy
aterdagavond getuige waren van de
anheohting der medailles, onlangs
ehaald door de sohietclub (Gen. v.
lerlen) van de afd. Haarlem van den
'ed. Bond van oud-onderofficieren bij
b schietwedstrijden te 's Hertogen-
osch en te Overveen, aan het vaan-
Bl van genoemde vereeniging.
Voor die plechtigheid was, en
it met alle recht, een feestavond
eorganiseerd in de groote zaal der
Dcieteit „de Kroon", welke zaal door
angebrachte planten, sohilden, maar
ovenal door de portretten van H.
f. Koningin Wilhelmina (dit te
lidden van oranje- en andere vlag-
edoefe) en die van Generaal van
lerlen en Jhr. J. B. van Merlen,
rteekend door den heer Appelboom
(hier, een reoht feestelijk aanzien
ad. Er waren kameraden, ook vrien-
en en genoodigden, in groote getale
ijeengekomen, om den avond recht
enoeglyk door te brengen.
Te acht uur opende de voorzitter,
e heer A. C. de Kook, de bijeen-
omst met eene toespraak, waarin
ij zeida telkens met meer opgewekt-
eid de vergaderingen van den Ned.
lond van oud-onderofficieren te
unnen openen, daar de vereeniging
)lkenmale meer in bloei toeneemt,
[oorts deelde hy mede dat de veree-
Iging in het jaar '94 met 450 leden
ras vooruitgegaan en dat f 1200 aan
oodlijdende kameraden was uitge-
sikt, benevens f4000 onder hen ver-
eeld op eene andere wijze. Door mid-
el van den algemeenen oorrespon-
ent, den heer Bornet van Amsterdam,
'aren 179 leden aan eene betrekking
eholpeD. In het afgeloopen jaar had
e afd.Haarlem en desohietvereeniging
5 medailles behaald, waaronder twee
le pryzen. Hierna bracht spr. hulde
aan den heer Appelboom, voor de
nette versiering der zaal en moest
tot zijn spijt mededeelen, dat de heer
Jhr. J. B. van Merlen, de eerevoor
zitter der afdeeling, wegens onge
steldheid verhinderd was de bijeen
komst by te wonen. Hy eindigde
met den wenech uit te spreken, dat
men van dezen avond zeer aangename
herinneringen mede naar huis zou
nemen.
Vertegenwoordigd waren deafdee-
lingen Gouda, Rotterdam en Amster
dam van den Bond, teiwyl ook de
vice-voorzitter van het hoofdbestuur
vau den Bond, de heer H. B. Weyland
Sr. aanwezig was.
Nadat de voorzitter aldus de bijeen
komst had geopend, werd door een
dubbel kwartet het bondslied aange
heven, waarna ons oude Wilhelmus
vanNassauwen op waardige wyte
door een dameskoor gezongen, pleoff
tig door de zaal ruisohte, waarop
natuurlijk een davererend applaus
van de zijde der oud militairen volgde.
Verder werd bet uitgebreid program
ma, dat een 19tal nummers bevatte,
afgewerkt. Zang en komisohe voor
drachten wisselden elkander af, waar
aan ook het dameskoor een werk
zaam aandeel nam. Ook werden wij
nog vergast op eene rêverie van
Henri Vieuxtemps, op de viool. De
komisohe voordrachten verwekten
den lachlust der menigte en de zang
bracht hen in verrukking. Men ge
noot dus reoht. Allen werkten op
waardige wyze mede tot het goed
slagen van het feest.
Voor de aanhechting van de me
dailles zong het dameskoor een can
tate, uit vier gedeelten bestaande
a. naar Indië, b. In Indië, c. Naar
het Vaderland, d. Welkom thuis,
woorden van H. B. Weyland Sr. Deze
cantate met gevoel en kracht gezon
gen, werd met een daverend applaus
begroet. Terwijl de dichter vau zjjne
zitplaats was opgestaan, werd hem
het laatste couplet van „Welkom
thuis" nog eens toegezongen, dat al
dus luidde
Wees welkom in ons midden
Na zooveel doodsgevaar
Verhooring vond het bidden
Bij d' opperzegenaar
Wees heilMet wie u minnen,
Met wie u zijn verwant
Na strijden, lijden, winnen
Weest heil in 't vaderland 1
Nu was het oogenblik van de aan
hechting der medailles aan de banier
daar. Het geschiedde meteenige toe
passelijke woorden door den heer
G. L. van Lennep. O m. wees hy er
op, welk eene eer het was. te's Her
togenbosoh een gr. zilv. med., door
H M. de Koningin uitgeloofd, te mo
gen behalen en drukte den wensch
uit, dat de vereeniging nog dikwijls
medailles aan haar vaandel mocht
zien hechten, en dat de schietveree-
niging met hare kranige schutters
nog lang mooht bloeien. Telkenmale
wanneer eene medaille werd aange-
heoht, werden fanfares door het mu
ziekkorps aangeheven, met het vaan
del gesalueerd en klonk een gejuioh
door de zaal.
Alle leden der afdeeling stonden
daarbij op het tooneel. Hierna werd
door het dubbel kwartet het Wihelmes
gezongen, dat door allen staanden
werd aangehoord.
Nu werd een oogenblik pauze ge
houden.
Na de pauze werd| eerst een komi
sohe voordracht ten gehoore gebraoht,
en daarna eene meer ernstige, n.l.
„het Wrakhout" van Fr. Coppée. Het
verdiensfelyk dameskoor, onder lei
ding van den heer Heijermans, zong
hierop een tweetal liederen het be
kende lied „Lorelie" en „Eendracht
maakt maoht," woorden van H. R.
Weyland Sr.
Dan weer een komische voordraoht
en een baniertingeling, waarin korte-
lyk een en ander van de gesohiedenis
der medailles, die nu reeds ran de
banier hingen, op waarlijk grappige
wyze in herinnering werd gebraoht.
Ten laatste zong het dameskoor het
„Wien Neerlands Bloed," dat ook
door allen staande werd aangehoord.
Hierna eindigde de voorzitter de
meer officieele bijeenkomst te 124 uur
met een korte toespraak, waarin hij
allen dankzeide, hen die tegenwoordig
waren en hen die medegewerkt hadden
aan de uitvoering van het programma.
Iqzonderheid dankte hij het dames
koor, dat hij toewenschte, dat het
steeds meer naar het volmaakte mocht
streven en den heer H. B. Weyland
Sr., door wien bijna al de gezongene
liederen gemaakt wareD. Hem wensch-
te spr. toe dat [zijn dichtader nooit
verschroeid mocht worden.
Nu ving het bal aan, het programma
vermeldde daarvoor een 13tal num
mers.
Het feest slaagde tot aller genoegen
uitstekend en een woord van hulde
aan het dameskoor met zyn ijverigen
directeur, den heer Heyermans en de
feestcommissie, is hier voorzeker niet
ongepast. De afdeeling mag met
genoegen op dezen feestavond terug
zien, en de wensen van den voor
zitter bij het openen der bijeenkomst
uitgesproken, is bewaarheid gewor
denwij hebben, en voorzeker velen
met ons. eene aangename herinnering
van het feest medegenomen.
Der vereeniging zij alle bloei toe-
ge wenscht 1
Museum van Kunstnijverheid.
De verzameling van het Museum
van Kunstnyverneid werd onlangs
aangevuld met de volgende oorspron
kelijke voorwerpen
Twee urnen, drie bekers, kan,
lampje en het fragment van een Ti-
jbula, gevonden in een oude Romein-
I sche begraafplaats bij Trier.
De Romeinsche graven waren ge-
i legen aan beide zijden der heerwegen
buiten de stad, daar het van de
I vroegste tijden af verboden was binnen
l de grenzen der bewoonde kom een
lyk te begraven. Men vindt twee
soorten van graven, die voor de ver
brande lijken en de skeletgraven
deze laatste beginnen in de omgeving
van Trier in het midden der 7e eeuw
I in gebruik te komen. De kinderlijkjes
1 werden echter veel vroeger begraven,
niet verbrand. Het Romeineohe Trier
bad 'drie begraafplaatsen, eene bij
St. Matthias, eene aan de andere zijde
der brug langs den straatweg naar
Igel en de derde en voornaamste
onmiddellyk voor de Porta-nigra, die
van 50 na Cbr. Tot het einde der 4e
eeuw in gebruik was en in 1880 door
Prof. Hettner werd doorzocht. De in
het Museum aanwezige urnen en
bekers komen van deze laatstgenoem
de begraafplaats. Van de 105 aldaar
blootgelegde graven waren slechts 16
skeletgraven; al de overige bevatten
verbrande lyken. Van de begraven
lyken was er slechts éen in eensar-
kopbaag in zandsteen, de overige
hoogste belangstelling inboezemt: de
portemonnaie. Dit naar aanleiding
van het antwoord van den Minister
van Financiën op bet voorloopig
verslag der Kamer, inzake de wet
op het personeel.
Wat een tegenvaller voor duizen
den 1 Ik behoor tot hen die vroeger
geen patent betaalden, alleszins billijk,
ofschoon tamelijk hoog, in de be
drijfsbelasting werden aangeslagen
en nu hoopten vermindering van
lasten te krijgen bij bet personeel.
waren allen in houten zerken begra- Maar „fluiten" hoor! De Min. zegt,
ven, zooals de overblijfsels vannagels, dat hy voor ons geen uitzondering
ijzeren hoeken en houtsplinters aan-'kan maken. Was ik maar winkelier
duiden
De overblijfsels der lyken, die in
houten zerken werden verbrand, zijn
op zeer verschillende wijze bewaard.
Zowerden overblijfsels gevonden in
langwerpige steenen bakken, in hou
ten kasten, waarvan alleen het metalen
beslag is overgeblevende armste
wyze van opberging gesohiedde op
tegelsteenen en op fragmenten van
grooter vaatwerk, die met soberven
werden overdekt.
In de meeste gevallen bevonden
zich de overblyfselen in urnen van
gele, roodgrauwe of zwarte aarde,
die met een passend of niet
deksel werden gesloten, hoogst zelden
werden de overblijfselen in urnen
van glas gevonden; veelal staan deze
urnen vrij in den grond, of zijn met
scherven van grooter vaatwerk om
geven, of er werden groote wijnkrui
ken met de opening naar beneden
overheen gezet; minder vaak werden
zy met zand- of kalksteen omringd
of tusschen vier steunplateD, die met
een vijfde overdekt werd, gevonden
Het gebeurde ook dat de urn met
een lampje als bijgave geplaatst werd
op een pantegel, waar overheen twee
pantegels dakvormig werden gelegd.
Bij de meeste urnen waren bijgaven
gevoegd, bestaande uit gele kruikjes,
bekers 1 ran zwarte aarde, bakjes,
schoteltjes uit terra sigellata, lamp
jes, glazen fleschjes en munten; nu
wat boosheid op haar geweten hebben.1 Ik vernam dat de heer Belsa op de
De tweede tegenvaller betreft iets repetitie al met halve stem had ge-
wat den mensoh in den regel de j zongen. En ik denk, dat hij verstandig
:-K1 zou hebben gedaan, indien hij by zyn
komst te 's Gravenhage van een
retourkaartje voorzien was. Van de
vrouwen is uit, een muzikaal oogpunt
veel goeds te zeggen, vooral van de
chanteuse Légère, die de ernstige
rollen voor baar emplooi krygt, terwyl
een collega Mireille, Barbier etc. te
zingen zal hebben. Doch uit een
alesthetisch oogpunt ben ik vreeselijk
teleurgesteld. Wel zyn eenige leelijke
juffers uit het koor verdwenen, maar
de nieuwe kunnen evenmin op schoon
heid bogen als de meeste der nieuwe
chanteuses. Heuscb, ik heb nog zelden
zoo'n collectie uitgezochte niet-mooie
menschen bij elkaar gezien!
Tot de tegenvallers mag ik ook
rekenen de wedrennen op Clingen-
daal, maar dan tot de periodiek te-
rugkeerende. We hadden er Zater
dag weder. Welnu we hebben op
Clingendaal een renbaan die met
menige buitenlandsohe kan concur-
reeren, een uitgestrektheid waarop
honderdduizend toeschouwers schuil
zouden gaan en we zagen er Zater
dag, behalve degenen die er wezen
moesten, wel tweehonderd 1
Een Derby- of een Longohamps-
dag is anders. Nu was het weder
wel niet zeer aaniokkelyk, maar bij
gunstiger weer zou het bezoek niet
veel beter zyn geweest. Het Neder-
landsche publiek in het algemeen en
het Haagsohe in het bizonder, heeft
voor de paardensport ni-t veel geld
over. Bovendien is de afstand van
ruim een half uur buiten de stad,
zonder andere dan dure middelen
van vervoer, een groot bezwaar.
Een stoom- of electrisohe tram
naar de renbaan zou misschien het
bezoek bevorderen, maar zeker is
bet niet.
Apropos van de tram de proef
nemingen hier ter stede gedaan met
de accumulatoren uit de bekende
fabriek te Hagen eohynen ook al
Voor hen verdedigt de Min. met hand
en tand de vrystelling van winkels,
terwijl hi] echter de kantoren wil
belasten.
Op deze en andere hoofdpunten
heeft de Min. zooveel is me uit
een vluohtige leziDg van zyn ant
woord, dat heel lijvig is, wel gebleken,
zijn eenmaal ingenomen standpunt
gegrond
Het overlaten van 't personeel aan de
gemeenten acht hij na de wet van
1885 onraadzaamook zijn de ge
meenten op andere wijze te helpen.
Het is buiten twijfel, dat de uitkee-
ring van het Rijk zal verhoogd wor
den intussohen wyst de Min. op de
besparing, die een conversie der
nationale schuld zal kunnen mede
brengen, waardoor-hiervoor de mid
delen zullen wordon verkregen.
Een nader onderzoek heelt de i-abel
bijna onveranderd doen handhaven.
Geen der nieuw aanbevolen grond
slagen wordt door den Min. overge
nomen. Wat rijwielen betreft, zou een
belasting daarop naar analogie van
de gemeentelijke hondenbelastingen
de voorkeur verdienen. Piano's acht
de Min. niet altijd voorwerpen van
weeldeze zyn trouwens onder het
mobilair opgenomen
Voor de papa's met veel kinderen
is de Min. evenwel goedgunstig ge- e®n tegenvaller voor die fabriek. De
steind. Door de gemeenten nader indireotie der Haagsohe tram wil er
jes, giazen nesenjes en munxen; nu g klassen te schikken, wordt de!n0o n'et aan- Wèl schynt het stelsel
en dan vindt men eveneens scharen,1 aftrek iets verhoogd voor de acht voordeelen aan te bieden en het
bronzen lepels, schelpen, meta'en j iaag8te klasse m. a. w. de aftrekheeft ongetwijfeld boven het stelsel
spiegels en andere sieraden. begint wat eerder, dan by het eerste van bovengrondsohe kabels lYolly-
Veelal zijn vierkante begraafplaat- ontwerp is bepaald. Dan is nog een'systeem) alles voor, omdat het de
sen met 5 tot 18 graven door muren ^crelegenheid tot stoken" veranderdstad niet ontsiert, en geen gevaar
omgeven; dit zijn familiegraven of|j"nween haard of andere vaste stook- aaabiedt maar daartegenover
graven van vereenigingen. plaats, een kachel of ander stooktoe-1 staat, dat het Hagensohe systeem
Op vele plaatsen vindt men groote stel." Stooktoestel is geen mooi woord,aan een snelleren dienst blijkbaar
hoopen poh en overblyfselen van maar dat kan den fiscus niet schelen. >«et bevorderlyk zou zyn.
Voor zoover ik kan nagaan is Dn dan kon de toepassing daar
hiermede het voornaamste gezegd van wel eens een nieuwe tegenvaller
van dit onderwerp. worden vc-or het publiek.
Van het personeel kom ik tot het I De „Historische galerij" is nog
personeel van de opera, die Donder- altyd in Pulchri Studio.
houtskool; dit zyn de Busta, of de
plaatsen waar de lyken werden ver
brand.
Zie vervolg StadsnieuwsBspagina.
BINNENLAND.
Haagsehe Brieven.
xu.
Wat een veek van tegenvallers!
Ik heb een gevoel als een stoute
jongen die een klap in het gezicht
heeft gehad.
Allereerst het weder. Men zou de
periode die we doorleefd hebben,
eilig kunnen betitelen met: „Van
met
den Equator naar de Noordpool.'
Indien het volksgeloof, dat sleohtjhem
weder toeschrijft aan toorn des hemels, j de keel zitten, wat een onaangenaam
gelijk heeft, dan moet de wereld heelgevoel moet wezen voor een zanger.
dagavond debuteerde. Wat een tegen
valler 1 't Meest wel door den fort
tenor, den heer Belsa, die den rid
derlijken Raoul uit de Hugenoten
voorstelde, de opera, die volgens de
allerlaatste mededeelingen zoo bijzon
der geliefd is by Gladstone. Nu een
ridderlijke figuur houdt deze tenor
er op na. Maar de stemHet voor
mijn oor steeds zoo streelende „Plus
blanche," bezorgde den zanger een
succes de rired. w. z. men lachte
uit. Een hooge c bleef hem in
De man die honderdduizend gul
den er voor betalen zou is nog steeds
niet gevonden.
Dat is deze week het eenige wat
me niet tegenvalt
H. A. GANUS Jr.
De navolgende heeren treden op
als deskundigen, bij het examen voor
onderwijzeres en onderwyzer in
Noord-HollandVoor taalM- Mieras
te Amsterdam, voor rekenen H. By-
leveld te Amsterdam, voor natuur
kennis P. H. van der Leij te Haar
lem, voor teekenenH. van Gestel
Naar het engelsch
van
MAX PEMBERTON.
TWEEiDE DEEL.
HOOFDSTUK XIV.
In Engeland.
In een postcriptum voegde hij er nog bij, dat hij hoopte,
lat de getatouëerde plek, aldus noemde hij de wonde
•p mijn dij, genezen was, en bij verweet mij dat ik hem
oo weinig over Fortune en ons geluk meldde.
Toch bad ik den moed niet dit te doen, en ik twijfel
ir niet aan of hij begreep welke mijne redenen daartoe
raren.
Nadat ik den brief had voorgelezen, zonk de graaf
xeer achterover in zijn stoel en scheen in diep gepeins
erzonken.
„Neen," zeide hij met groote beslistheid„ik zal nooit
neer rust vinden voordat ik slaap in de armen des
loods. Wij hebben de stad in asch achtergelaten, laat
ae asch voor den wind verstuiven evenals de boozeetorm
nze hoop deed verstuiven. De menschheid is heden
nog te jong voor ons werk. Ik heb menschlievendheid
getracht en moord en doodslag gekweekt. En nu hoe
moet ik rekenschap geven van al die kostbare men-
schenlevene, die in dien dollen strijd zijn gebleven?
Waarvan heb ik nog heil te verwachten? 13 voor mij
nog op vergiffenis te rekenen?"
Hij verborg zijn gelaat in zijne handen en zwijgend
gaf hij zich verder over aan zijne sombere gedachten
v; n wanhoop en berouw.
Zijn toestand was er niet op verbeterd sedert hij gele
zen had, dat zijn volk geheel was verstrooid.
Sommige eilandbewoners waren met de oorlogsschepen
naar Frankrijk teruggekeerd, anderen waren op naburige
eilanden afgezet, velen waren naar C dedonië en Siberië
gebracht. Da Russen hadden aan hunne gevangenen
op enkele uitzonderingen na geen kwartier gegeven. Wij
hadden gelezen, dat toen de troepen eindelijk op het
eiland waren gekomen, (daarbij geholpen door de op
roerlingen, die niet hadden geweten, hoe op het eiland
te blijven, nadat zij in huune dolle woede de voorraad
schuren hadden verbrand) vijftig van de nog trouw
gebleven [manneD, die aan het bloedbad ontkomen wa
ren, ter dood waren geb:acht. Het was niet te verwon
deren, dat de graaf, reeds door berouw verteerd by de
gedachte aan de gesneuvelde Franechen en eilandbewo
ners, nog meer geschokt werd bij het vernemen van den
dood zijner getrouwen
Om hem uit zijn somber gepeins op t9 wekken, be
gon ik heru moed in te spreken, en tegen hem te spre
ken over de macht van de Stad, die nu in asch lag, en
deed hem, om hem af te leiden, verschillende vragen
over het ontstaan van de stad en de ontdekking van
het eiland. Hierdoor prikkelde ik weer eenigszins zijn
fleren trots, zoodi.t hij met meer warmte begon te
spreken.
„Je schrijft over mij en mijn werk," zeide hij en wees
naar het manuscript dat voor mij lag. „Laat de wereld
weten hoehetis geëindigd, maar ook hoe het is aange
vangen."
It nam mijne pen ter hand, nu er van overtuigd, dat
hij mij het een en ander van zijn leven zou vertellen.
Nadat hij er een oogenblik over scheen te hsbben na
gedacht, ging hij voort:
Zestien jaar geleden was mijn broeder, Francis Jova-
nowitz, in dienst van het russische gouvernement te
Smolensko. Eene intrigue voerde hem het verderve en hij
werd naar de mijnen gezonden. Hij met een aanleg om
over menschen te heerschen, was de ondergeschikte van
de laagste dienaren der slavernij. De wereld vergat hem
in eene maand. Hy werd een ongelukkige, in lompen
gehuld en zich krommende onder de slagen van de
zw-. ep en het ruw geweld.
Op dat tydstip was ik vertegenwoordiger derOosten-
rijkeche regeering in Polen, maar ik zeide mijne positie
en eerzuchtige planneu vaarwel en na verscheidene
kommervolle maanden vond ik zijn spoor te Tobolsk.
Vandaar voerde ik hem en nog drie zyner lotgenoo-
lea door middel van mijn geld en mijn j cht door de
Behringzee naar de wateren van de Stille Zuidzee. Ik
zette hem af op Tahiti om zijne geschokte gezondheid te
herstellen en kesrde terug naar Europa, vervuld van
de tooneelen van ellende, die ik van mijne reis van
Orenburg tot de Kara Zee had aanschouwd.
Op dat tijdstip begonnen nieuwe droombeelden mij
voor de eerste maal te achtervolgen. Ik bleef eenige
maanden in Oostenrijk en trachtte mijn landgencoten
een helder begrip te geven van de Russen en hun
systeem van gevangenschap, maar de menschheid ia
traag wat betreft het worden opgewekt tot medelijden,
voor het leed hunner medemenschen en niemand luis
terde naar mij. In die dagen maakte ik voer de eerste
maal kennis met graaf Tolstoi en 2yoe groote chiist'n-
min was voor mij eene aansporing v- or mijn werk. Ik
begon mijzelf af te vragen of God mij niet tot taak had
gesteld om de gevangenen te gaan helpen, die leden
niet tengevolge van misdaden maar voor de zaak der
mensohheid Ik droomde van eene schuilplaats, waar
degenen die om genoemde reden in ballingschap zucht
ten eene schuilplaats zouden vinden. In den zomer van
1880 begafikmij weer met mijn jacht naar de Karazee
en met behulp van mijn geld wist ik weer negen ge
vangenen naar ae Britsche eilanden in den Stillen Oce
aan te vervoeren. In den wittsr van dat jaar bevond ik
mij t9 Noumea in Nieuw-Caledcnië. Met mijn schip
kruisende in de noordelijke kanalen tusschen de eilanden
ontmoette ik velen, die in het noodlottige jaar 1871 uit
Frankrijk waren verbannen. Dezen mannen bood ik eene
echuilplaais en bracht hen naar Amerika. We lira had
ik echter eene kolonie viuchtelingen rondom mij en
moest ik mijzelf afvragen wat zal hiervan het einde
zijn? Waar zullen deze uitgeworpenen ten slotte een
schuilplaats, een tehuis vinden? Hoe zal ik hen vrij
waren voor het gevaar dat hen bedreigt?
„Eene oplossing vond ik niet opdat vraagstuk, totdat
ik in het begin van 18S2 te San Francisco kennis
maakte met Adam Monk. Hij was toen een onbezorgde