Tweede Editie. smis OleomiËëa. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. FEUILLETON. De onneembare Stad. 133 Jaargang Dinsdag 8 October 1895. No. 3763 HAARLEM S DAGBLAD .A-BOlsriSriBTlVEEIISrTSIFIRjnj-S: Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20 Yeor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden„1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. 1.65 Afzonderlijke nummers 0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30 de omstreken en franco per post0.371 /2 Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cent per regel. Abonnementen en Adverténtiön worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. -JOHN F. JONES, Succ., Parijn 31bis Faubourg Mont mar tre. Agenten voor dit Blad in den omtrek zijn: Bloemendaal Santpoort en SchotenP. v. d. RAADT, Santpoort; HeemstedeJ. LEUVEN, ibij Jde Tol; Haarlemmermeer[C. DOEKES; Spaarndam, C. HARTEN DORP; Zandvoort, J. ZWEMMER; Velsen, L. VENUS; IJmuidenJ. J. TJADEN; BeverwijkH. JUNGERIE, Koningstraat. Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan. De fraaie platen „Morgen" en ivond", elk 39 bij 51 oM. zijn weder orhanden. zijn voor de vensters van het S^oreau geëxposeerd en worden van tden at weder afgeleverd aan de Babonneerden, tegen inruiling van Bn Bon (die voorkomt in het Nr. 25 Sept.) en betaling van 25 ots. por de twee. jLevering tot denzelfden prijs naar 5 gemeenten waar esn agent ge- •ö)stigd is en voor 30 Cents door het :heele Rijk (een en ander na toezen- ng van het bedrag.) I f, PEKREBOOM, Directeur Uitgevei - 8TAD8NIEÏÏW8. Haarlem7 October. Een feestavond bt) de oud onderofficieren. Wij houden 't vaandel heilig; Wij zweren 't plechtig trouw 0 't Is in ons raidden veilig, i Welk kwaad ook dreigen zou. Deze woorden uit den liederenbun- öl vau Janmaat en Soldaat van den Dpulairen luitenant H. C. C. Clooke- Br Brousson kwamen ons onwille- eurig in de gedachten, toen wy aterdagavond getuige waren van de anheohting der medailles, onlangs ehaald door de sohietclub (Gen. v. lerlen) van de afd. Haarlem van den 'ed. Bond van oud-onderofficieren bij b schietwedstrijden te 's Hertogen- osch en te Overveen, aan het vaan- Bl van genoemde vereeniging. Voor die plechtigheid was, en it met alle recht, een feestavond eorganiseerd in de groote zaal der Dcieteit „de Kroon", welke zaal door angebrachte planten, sohilden, maar ovenal door de portretten van H. f. Koningin Wilhelmina (dit te lidden van oranje- en andere vlag- edoefe) en die van Generaal van lerlen en Jhr. J. B. van Merlen, rteekend door den heer Appelboom (hier, een reoht feestelijk aanzien ad. Er waren kameraden, ook vrien- en en genoodigden, in groote getale ijeengekomen, om den avond recht enoeglyk door te brengen. Te acht uur opende de voorzitter, e heer A. C. de Kook, de bijeen- omst met eene toespraak, waarin ij zeida telkens met meer opgewekt- eid de vergaderingen van den Ned. lond van oud-onderofficieren te unnen openen, daar de vereeniging )lkenmale meer in bloei toeneemt, [oorts deelde hy mede dat de veree- Iging in het jaar '94 met 450 leden ras vooruitgegaan en dat f 1200 aan oodlijdende kameraden was uitge- sikt, benevens f4000 onder hen ver- eeld op eene andere wijze. Door mid- el van den algemeenen oorrespon- ent, den heer Bornet van Amsterdam, 'aren 179 leden aan eene betrekking eholpeD. In het afgeloopen jaar had e afd.Haarlem en desohietvereeniging 5 medailles behaald, waaronder twee le pryzen. Hierna bracht spr. hulde aan den heer Appelboom, voor de nette versiering der zaal en moest tot zijn spijt mededeelen, dat de heer Jhr. J. B. van Merlen, de eerevoor zitter der afdeeling, wegens onge steldheid verhinderd was de bijeen komst by te wonen. Hy eindigde met den wenech uit te spreken, dat men van dezen avond zeer aangename herinneringen mede naar huis zou nemen. Vertegenwoordigd waren deafdee- lingen Gouda, Rotterdam en Amster dam van den Bond, teiwyl ook de vice-voorzitter van het hoofdbestuur vau den Bond, de heer H. B. Weyland Sr. aanwezig was. Nadat de voorzitter aldus de bijeen komst had geopend, werd door een dubbel kwartet het bondslied aange heven, waarna ons oude Wilhelmus vanNassauwen op waardige wyte door een dameskoor gezongen, pleoff tig door de zaal ruisohte, waarop natuurlijk een davererend applaus van de zijde der oud militairen volgde. Verder werd bet uitgebreid program ma, dat een 19tal nummers bevatte, afgewerkt. Zang en komisohe voor drachten wisselden elkander af, waar aan ook het dameskoor een werk zaam aandeel nam. Ook werden wij nog vergast op eene rêverie van Henri Vieuxtemps, op de viool. De komisohe voordrachten verwekten den lachlust der menigte en de zang bracht hen in verrukking. Men ge noot dus reoht. Allen werkten op waardige wyze mede tot het goed slagen van het feest. Voor de aanhechting van de me dailles zong het dameskoor een can tate, uit vier gedeelten bestaande a. naar Indië, b. In Indië, c. Naar het Vaderland, d. Welkom thuis, woorden van H. B. Weyland Sr. Deze cantate met gevoel en kracht gezon gen, werd met een daverend applaus begroet. Terwijl de dichter vau zjjne zitplaats was opgestaan, werd hem het laatste couplet van „Welkom thuis" nog eens toegezongen, dat al dus luidde Wees welkom in ons midden Na zooveel doodsgevaar Verhooring vond het bidden Bij d' opperzegenaar Wees heilMet wie u minnen, Met wie u zijn verwant Na strijden, lijden, winnen Weest heil in 't vaderland 1 Nu was het oogenblik van de aan hechting der medailles aan de banier daar. Het geschiedde meteenige toe passelijke woorden door den heer G. L. van Lennep. O m. wees hy er op, welk eene eer het was. te's Her togenbosoh een gr. zilv. med., door H M. de Koningin uitgeloofd, te mo gen behalen en drukte den wensch uit, dat de vereeniging nog dikwijls medailles aan haar vaandel mocht zien hechten, en dat de schietveree- niging met hare kranige schutters nog lang mooht bloeien. Telkenmale wanneer eene medaille werd aange- heoht, werden fanfares door het mu ziekkorps aangeheven, met het vaan del gesalueerd en klonk een gejuioh door de zaal. Alle leden der afdeeling stonden daarbij op het tooneel. Hierna werd door het dubbel kwartet het Wihelmes gezongen, dat door allen staanden werd aangehoord. Nu werd een oogenblik pauze ge houden. Na de pauze werd| eerst een komi sohe voordracht ten gehoore gebraoht, en daarna eene meer ernstige, n.l. „het Wrakhout" van Fr. Coppée. Het verdiensfelyk dameskoor, onder lei ding van den heer Heijermans, zong hierop een tweetal liederen het be kende lied „Lorelie" en „Eendracht maakt maoht," woorden van H. R. Weyland Sr. Dan weer een komische voordraoht en een baniertingeling, waarin korte- lyk een en ander van de gesohiedenis der medailles, die nu reeds ran de banier hingen, op waarlijk grappige wyze in herinnering werd gebraoht. Ten laatste zong het dameskoor het „Wien Neerlands Bloed," dat ook door allen staande werd aangehoord. Hierna eindigde de voorzitter de meer officieele bijeenkomst te 124 uur met een korte toespraak, waarin hij allen dankzeide, hen die tegenwoordig waren en hen die medegewerkt hadden aan de uitvoering van het programma. Iqzonderheid dankte hij het dames koor, dat hij toewenschte, dat het steeds meer naar het volmaakte mocht streven en den heer H. B. Weyland Sr., door wien bijna al de gezongene liederen gemaakt wareD. Hem wensch- te spr. toe dat [zijn dichtader nooit verschroeid mocht worden. Nu ving het bal aan, het programma vermeldde daarvoor een 13tal num mers. Het feest slaagde tot aller genoegen uitstekend en een woord van hulde aan het dameskoor met zyn ijverigen directeur, den heer Heyermans en de feestcommissie, is hier voorzeker niet ongepast. De afdeeling mag met genoegen op dezen feestavond terug zien, en de wensen van den voor zitter bij het openen der bijeenkomst uitgesproken, is bewaarheid gewor denwij hebben, en voorzeker velen met ons. eene aangename herinnering van het feest medegenomen. Der vereeniging zij alle bloei toe- ge wenscht 1 Museum van Kunstnijverheid. De verzameling van het Museum van Kunstnyverneid werd onlangs aangevuld met de volgende oorspron kelijke voorwerpen Twee urnen, drie bekers, kan, lampje en het fragment van een Ti- jbula, gevonden in een oude Romein- I sche begraafplaats bij Trier. De Romeinsche graven waren ge- i legen aan beide zijden der heerwegen buiten de stad, daar het van de I vroegste tijden af verboden was binnen l de grenzen der bewoonde kom een lyk te begraven. Men vindt twee soorten van graven, die voor de ver brande lijken en de skeletgraven deze laatste beginnen in de omgeving van Trier in het midden der 7e eeuw I in gebruik te komen. De kinderlijkjes 1 werden echter veel vroeger begraven, niet verbrand. Het Romeineohe Trier bad 'drie begraafplaatsen, eene bij St. Matthias, eene aan de andere zijde der brug langs den straatweg naar Igel en de derde en voornaamste onmiddellyk voor de Porta-nigra, die van 50 na Cbr. Tot het einde der 4e eeuw in gebruik was en in 1880 door Prof. Hettner werd doorzocht. De in het Museum aanwezige urnen en bekers komen van deze laatstgenoem de begraafplaats. Van de 105 aldaar blootgelegde graven waren slechts 16 skeletgraven; al de overige bevatten verbrande lyken. Van de begraven lyken was er slechts éen in eensar- kopbaag in zandsteen, de overige hoogste belangstelling inboezemt: de portemonnaie. Dit naar aanleiding van het antwoord van den Minister van Financiën op bet voorloopig verslag der Kamer, inzake de wet op het personeel. Wat een tegenvaller voor duizen den 1 Ik behoor tot hen die vroeger geen patent betaalden, alleszins billijk, ofschoon tamelijk hoog, in de be drijfsbelasting werden aangeslagen en nu hoopten vermindering van lasten te krijgen bij bet personeel. waren allen in houten zerken begra- Maar „fluiten" hoor! De Min. zegt, ven, zooals de overblijfsels vannagels, dat hy voor ons geen uitzondering ijzeren hoeken en houtsplinters aan-'kan maken. Was ik maar winkelier duiden De overblijfsels der lyken, die in houten zerken werden verbrand, zijn op zeer verschillende wijze bewaard. Zowerden overblijfsels gevonden in langwerpige steenen bakken, in hou ten kasten, waarvan alleen het metalen beslag is overgeblevende armste wyze van opberging gesohiedde op tegelsteenen en op fragmenten van grooter vaatwerk, die met soberven werden overdekt. In de meeste gevallen bevonden zich de overblyfselen in urnen van gele, roodgrauwe of zwarte aarde, die met een passend of niet deksel werden gesloten, hoogst zelden werden de overblijfselen in urnen van glas gevonden; veelal staan deze urnen vrij in den grond, of zijn met scherven van grooter vaatwerk om geven, of er werden groote wijnkrui ken met de opening naar beneden overheen gezet; minder vaak werden zy met zand- of kalksteen omringd of tusschen vier steunplateD, die met een vijfde overdekt werd, gevonden Het gebeurde ook dat de urn met een lampje als bijgave geplaatst werd op een pantegel, waar overheen twee pantegels dakvormig werden gelegd. Bij de meeste urnen waren bijgaven gevoegd, bestaande uit gele kruikjes, bekers 1 ran zwarte aarde, bakjes, schoteltjes uit terra sigellata, lamp jes, glazen fleschjes en munten; nu wat boosheid op haar geweten hebben.1 Ik vernam dat de heer Belsa op de De tweede tegenvaller betreft iets repetitie al met halve stem had ge- wat den mensoh in den regel de j zongen. En ik denk, dat hij verstandig :-K1 zou hebben gedaan, indien hij by zyn komst te 's Gravenhage van een retourkaartje voorzien was. Van de vrouwen is uit, een muzikaal oogpunt veel goeds te zeggen, vooral van de chanteuse Légère, die de ernstige rollen voor baar emplooi krygt, terwyl een collega Mireille, Barbier etc. te zingen zal hebben. Doch uit een alesthetisch oogpunt ben ik vreeselijk teleurgesteld. Wel zyn eenige leelijke juffers uit het koor verdwenen, maar de nieuwe kunnen evenmin op schoon heid bogen als de meeste der nieuwe chanteuses. Heuscb, ik heb nog zelden zoo'n collectie uitgezochte niet-mooie menschen bij elkaar gezien! Tot de tegenvallers mag ik ook rekenen de wedrennen op Clingen- daal, maar dan tot de periodiek te- rugkeerende. We hadden er Zater dag weder. Welnu we hebben op Clingendaal een renbaan die met menige buitenlandsohe kan concur- reeren, een uitgestrektheid waarop honderdduizend toeschouwers schuil zouden gaan en we zagen er Zater dag, behalve degenen die er wezen moesten, wel tweehonderd 1 Een Derby- of een Longohamps- dag is anders. Nu was het weder wel niet zeer aaniokkelyk, maar bij gunstiger weer zou het bezoek niet veel beter zyn geweest. Het Neder- landsche publiek in het algemeen en het Haagsohe in het bizonder, heeft voor de paardensport ni-t veel geld over. Bovendien is de afstand van ruim een half uur buiten de stad, zonder andere dan dure middelen van vervoer, een groot bezwaar. Een stoom- of electrisohe tram naar de renbaan zou misschien het bezoek bevorderen, maar zeker is bet niet. Apropos van de tram de proef nemingen hier ter stede gedaan met de accumulatoren uit de bekende fabriek te Hagen eohynen ook al Voor hen verdedigt de Min. met hand en tand de vrystelling van winkels, terwijl hi] echter de kantoren wil belasten. Op deze en andere hoofdpunten heeft de Min. zooveel is me uit een vluohtige leziDg van zyn ant woord, dat heel lijvig is, wel gebleken, zijn eenmaal ingenomen standpunt gegrond Het overlaten van 't personeel aan de gemeenten acht hij na de wet van 1885 onraadzaamook zijn de ge meenten op andere wijze te helpen. Het is buiten twijfel, dat de uitkee- ring van het Rijk zal verhoogd wor den intussohen wyst de Min. op de besparing, die een conversie der nationale schuld zal kunnen mede brengen, waardoor-hiervoor de mid delen zullen wordon verkregen. Een nader onderzoek heelt de i-abel bijna onveranderd doen handhaven. Geen der nieuw aanbevolen grond slagen wordt door den Min. overge nomen. Wat rijwielen betreft, zou een belasting daarop naar analogie van de gemeentelijke hondenbelastingen de voorkeur verdienen. Piano's acht de Min. niet altijd voorwerpen van weeldeze zyn trouwens onder het mobilair opgenomen Voor de papa's met veel kinderen is de Min. evenwel goedgunstig ge- e®n tegenvaller voor die fabriek. De steind. Door de gemeenten nader indireotie der Haagsohe tram wil er jes, giazen nesenjes en munxen; nu g klassen te schikken, wordt de!n0o n'et aan- Wèl schynt het stelsel en dan vindt men eveneens scharen,1 aftrek iets verhoogd voor de acht voordeelen aan te bieden en het bronzen lepels, schelpen, meta'en j iaag8te klasse m. a. w. de aftrekheeft ongetwijfeld boven het stelsel spiegels en andere sieraden. begint wat eerder, dan by het eerste van bovengrondsohe kabels lYolly- Veelal zijn vierkante begraafplaat- ontwerp is bepaald. Dan is nog een'systeem) alles voor, omdat het de sen met 5 tot 18 graven door muren ^crelegenheid tot stoken" veranderdstad niet ontsiert, en geen gevaar omgeven; dit zijn familiegraven of|j"nween haard of andere vaste stook- aaabiedt maar daartegenover graven van vereenigingen. plaats, een kachel of ander stooktoe-1 staat, dat het Hagensohe systeem Op vele plaatsen vindt men groote stel." Stooktoestel is geen mooi woord,aan een snelleren dienst blijkbaar hoopen poh en overblyfselen van maar dat kan den fiscus niet schelen. >«et bevorderlyk zou zyn. Voor zoover ik kan nagaan is Dn dan kon de toepassing daar hiermede het voornaamste gezegd van wel eens een nieuwe tegenvaller van dit onderwerp. worden vc-or het publiek. Van het personeel kom ik tot het I De „Historische galerij" is nog personeel van de opera, die Donder- altyd in Pulchri Studio. houtskool; dit zyn de Busta, of de plaatsen waar de lyken werden ver brand. Zie vervolg StadsnieuwsBspagina. BINNENLAND. Haagsehe Brieven. xu. Wat een veek van tegenvallers! Ik heb een gevoel als een stoute jongen die een klap in het gezicht heeft gehad. Allereerst het weder. Men zou de periode die we doorleefd hebben, eilig kunnen betitelen met: „Van met den Equator naar de Noordpool.' Indien het volksgeloof, dat sleohtjhem weder toeschrijft aan toorn des hemels, j de keel zitten, wat een onaangenaam gelijk heeft, dan moet de wereld heelgevoel moet wezen voor een zanger. dagavond debuteerde. Wat een tegen valler 1 't Meest wel door den fort tenor, den heer Belsa, die den rid derlijken Raoul uit de Hugenoten voorstelde, de opera, die volgens de allerlaatste mededeelingen zoo bijzon der geliefd is by Gladstone. Nu een ridderlijke figuur houdt deze tenor er op na. Maar de stemHet voor mijn oor steeds zoo streelende „Plus blanche," bezorgde den zanger een succes de rired. w. z. men lachte uit. Een hooge c bleef hem in De man die honderdduizend gul den er voor betalen zou is nog steeds niet gevonden. Dat is deze week het eenige wat me niet tegenvalt H. A. GANUS Jr. De navolgende heeren treden op als deskundigen, bij het examen voor onderwijzeres en onderwyzer in Noord-HollandVoor taalM- Mieras te Amsterdam, voor rekenen H. By- leveld te Amsterdam, voor natuur kennis P. H. van der Leij te Haar lem, voor teekenenH. van Gestel Naar het engelsch van MAX PEMBERTON. TWEEiDE DEEL. HOOFDSTUK XIV. In Engeland. In een postcriptum voegde hij er nog bij, dat hij hoopte, lat de getatouëerde plek, aldus noemde hij de wonde •p mijn dij, genezen was, en bij verweet mij dat ik hem oo weinig over Fortune en ons geluk meldde. Toch bad ik den moed niet dit te doen, en ik twijfel ir niet aan of hij begreep welke mijne redenen daartoe raren. Nadat ik den brief had voorgelezen, zonk de graaf xeer achterover in zijn stoel en scheen in diep gepeins erzonken. „Neen," zeide hij met groote beslistheid„ik zal nooit neer rust vinden voordat ik slaap in de armen des loods. Wij hebben de stad in asch achtergelaten, laat ae asch voor den wind verstuiven evenals de boozeetorm nze hoop deed verstuiven. De menschheid is heden nog te jong voor ons werk. Ik heb menschlievendheid getracht en moord en doodslag gekweekt. En nu hoe moet ik rekenschap geven van al die kostbare men- schenlevene, die in dien dollen strijd zijn gebleven? Waarvan heb ik nog heil te verwachten? 13 voor mij nog op vergiffenis te rekenen?" Hij verborg zijn gelaat in zijne handen en zwijgend gaf hij zich verder over aan zijne sombere gedachten v; n wanhoop en berouw. Zijn toestand was er niet op verbeterd sedert hij gele zen had, dat zijn volk geheel was verstrooid. Sommige eilandbewoners waren met de oorlogsschepen naar Frankrijk teruggekeerd, anderen waren op naburige eilanden afgezet, velen waren naar C dedonië en Siberië gebracht. Da Russen hadden aan hunne gevangenen op enkele uitzonderingen na geen kwartier gegeven. Wij hadden gelezen, dat toen de troepen eindelijk op het eiland waren gekomen, (daarbij geholpen door de op roerlingen, die niet hadden geweten, hoe op het eiland te blijven, nadat zij in huune dolle woede de voorraad schuren hadden verbrand) vijftig van de nog trouw gebleven [manneD, die aan het bloedbad ontkomen wa ren, ter dood waren geb:acht. Het was niet te verwon deren, dat de graaf, reeds door berouw verteerd by de gedachte aan de gesneuvelde Franechen en eilandbewo ners, nog meer geschokt werd bij het vernemen van den dood zijner getrouwen Om hem uit zijn somber gepeins op t9 wekken, be gon ik heru moed in te spreken, en tegen hem te spre ken over de macht van de Stad, die nu in asch lag, en deed hem, om hem af te leiden, verschillende vragen over het ontstaan van de stad en de ontdekking van het eiland. Hierdoor prikkelde ik weer eenigszins zijn fleren trots, zoodi.t hij met meer warmte begon te spreken. „Je schrijft over mij en mijn werk," zeide hij en wees naar het manuscript dat voor mij lag. „Laat de wereld weten hoehetis geëindigd, maar ook hoe het is aange vangen." It nam mijne pen ter hand, nu er van overtuigd, dat hij mij het een en ander van zijn leven zou vertellen. Nadat hij er een oogenblik over scheen te hsbben na gedacht, ging hij voort: Zestien jaar geleden was mijn broeder, Francis Jova- nowitz, in dienst van het russische gouvernement te Smolensko. Eene intrigue voerde hem het verderve en hij werd naar de mijnen gezonden. Hij met een aanleg om over menschen te heerschen, was de ondergeschikte van de laagste dienaren der slavernij. De wereld vergat hem in eene maand. Hy werd een ongelukkige, in lompen gehuld en zich krommende onder de slagen van de zw-. ep en het ruw geweld. Op dat tydstip was ik vertegenwoordiger derOosten- rijkeche regeering in Polen, maar ik zeide mijne positie en eerzuchtige planneu vaarwel en na verscheidene kommervolle maanden vond ik zijn spoor te Tobolsk. Vandaar voerde ik hem en nog drie zyner lotgenoo- lea door middel van mijn geld en mijn j cht door de Behringzee naar de wateren van de Stille Zuidzee. Ik zette hem af op Tahiti om zijne geschokte gezondheid te herstellen en kesrde terug naar Europa, vervuld van de tooneelen van ellende, die ik van mijne reis van Orenburg tot de Kara Zee had aanschouwd. Op dat tijdstip begonnen nieuwe droombeelden mij voor de eerste maal te achtervolgen. Ik bleef eenige maanden in Oostenrijk en trachtte mijn landgencoten een helder begrip te geven van de Russen en hun systeem van gevangenschap, maar de menschheid ia traag wat betreft het worden opgewekt tot medelijden, voor het leed hunner medemenschen en niemand luis terde naar mij. In die dagen maakte ik voer de eerste maal kennis met graaf Tolstoi en 2yoe groote chiist'n- min was voor mij eene aansporing v- or mijn werk. Ik begon mijzelf af te vragen of God mij niet tot taak had gesteld om de gevangenen te gaan helpen, die leden niet tengevolge van misdaden maar voor de zaak der mensohheid Ik droomde van eene schuilplaats, waar degenen die om genoemde reden in ballingschap zucht ten eene schuilplaats zouden vinden. In den zomer van 1880 begafikmij weer met mijn jacht naar de Karazee en met behulp van mijn geld wist ik weer negen ge vangenen naar ae Britsche eilanden in den Stillen Oce aan te vervoeren. In den wittsr van dat jaar bevond ik mij t9 Noumea in Nieuw-Caledcnië. Met mijn schip kruisende in de noordelijke kanalen tusschen de eilanden ontmoette ik velen, die in het noodlottige jaar 1871 uit Frankrijk waren verbannen. Dezen mannen bood ik eene echuilplaais en bracht hen naar Amerika. We lira had ik echter eene kolonie viuchtelingen rondom mij en moest ik mijzelf afvragen wat zal hiervan het einde zijn? Waar zullen deze uitgeworpenen ten slotte een schuilplaats, een tehuis vinden? Hoe zal ik hen vrij waren voor het gevaar dat hen bedreigt? „Eene oplossing vond ik niet opdat vraagstuk, totdat ik in het begin van 18S2 te San Francisco kennis maakte met Adam Monk. Hij was toen een onbezorgde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 1