zien te Rhenen hebben den volgen
den naoht een meer belangrijken
diefstal te Soest gepleegd en zouden
den 3den October per trein van Bus-
sum naar Amsterdam zijn vertrokken.
De Officier van Justitie te Arnhem
verzoekt opsporing, aanhouding en
bericht.
Nadere opgave van door gemelde
Duitechers gestolen voorwerpen
in den nacht van 2 op 3 Oct. te
Soest ontvreemd uit eene schaapskooi
van Cornelis de Bruin
1 rijwiel, gemerkt Excelsioren
uit de woning van J. F. C. Prince:
12 zilveren lepels en vorken, ge
merkt A. J. W.1 zwaarder lepel
en vork gemerkt C. C. P.; 1 dito
gemeikt M. M. P.3 zilveren servet
ringen waarvan 1 gemerkt A. G. V.
Souvenir en een gemerkt Souvenir;
1 postspaarbankboekje no. 1596.
De Officier van Justitie te Utrecht
verzoekt opsporing en bericht.
Te Groningen is op 77 jarigen
leeftijd overleden do heer C. van
Milligen, schoolopziener en oud
directeur der kweekschool voor onder
wijzers aldaar. Omtrent diens leven
wordt het volgende gemeld
Van Milligen was geboren te Hoorn
in het jaar 181S, waar hij inlS32 als
kweekelingzijnschoolwerkzaamheden
begon. Nog maar negentien jaar oud,
werd hij als eerste secondant geplaatst
aan eene bloeiende kostschool te
Leeuwarden, welke betrekking hij
in 1840 verruilde tegen een soort
gelijke te Almeloo. In 't zelfde jaar
behaalde hg den rang, om aan 't hoofd
eener school te mogen staan en reeds
bg zijn eerste vergelijkend examen
had hij het zeldzaam voorrecht, be
noemd te worden tot hoofdonderwijzer
aan eene der scholen te Rotterdam,
waar hg volle vgfentwintig jaren, van
1843 tot 1869, werkzaam bleef.
Bg het overlijden van den onver-
ge'elijken Brugsma werd Van Milligen
door de regeering aangezocht, om
dezen als directeur der Rijkskweek
school te Groningen p te volgen en
aanvaardde hij den len Januari 1869
zijne nieuwe en veelomvattende be
trekking, welke hij zes en twintig
jaren lang met zooveel eere heeft
bekleed. Zijne latere benoeming tot
schoolopz-ecer in het arrondissement
Groningen en het ridderlint van
Oranje Nassau, waren hem het stree-
lend bewijs, dat de regeering alle
vertrouwen stelde in zijn beleid en
zgne werkzaamheid.
In de gemeente Asten heerscht
hevig, inzonderheid onder de kinde
ren, de kinkhoest. Ruim twintig zijn
er reeds a<m bezweken, wat zeker
veel r»ag heeten voor eene gemeente
van 3500 zieleD.
Pers Overzicht.
De kieswet.
Reeds hebben verschillende bladen
van allerlei partijen een oordeel uit
gesproken over het kieswet-ontwerp
Van Houten en hoe meer de igd
nadert, dat genoemd ontwerp in
behandeling zal komoD, hoe meer
men zich met het kiesrechtvraagstuk
gaat bezighouden. Ditmaal hebben
wij melding to maken van het oordeel
van een werklicdenorgaan. Wij heb
ben voor ons liggen de Werkmans
bode, orgaan van het Alg. Ned.
Werkl. Verbond, onder redactie van
het Kamerlid Heldt. Dit blad bevat
een artikel, w. arin aan dekiesrecht-
comité's in de verschillende provin
ciën den raad wordt gegeven, zich
niet zoo optimistisch over het wets
voorstel van den heer Van Houten, uit
te laten als hier en daar is geschied. De
Werkmansbode verwacht van de uit
werking dezer wet nog niet zoo zeker
de finale oplossing van het vraagstuk
in den zin der werklieden. Het blad
deelt niet de gerustheid van vele
harer geestverwanten, dat na de
aanneming der wet-Van Houten als
eersten stap, de tweedo stap noodza
kelijk en onverwijld volgen zal.
„De partij, die de meerderheid in j
de eerstvolgende Kamer hebben zal",
meent de Werkmansbode„zal, naar1
mate haar overwicht geringer is, te
sterker tegen verdere uitbreiding van
kiesrecht zich kanten, alléén reeds, j
omdat zg te vreezen heeft, dat bg
verdere uitbreiding haar kansen zich j
zullen keeren."
Hei eindoordeel van het blad is
als volgt
„Wij zijn verre van tevreden en wij
raden allen, wien het ontwerp zoo
aantrekkelijk toelijkt, en ook hen
die nog aarzelen om hun meening
er van te zeggendringend aan
zich de oogen eens uit te wrijven,
te ontwaken en nuchter te worden,
en wat meer onbevangen te oordeelen.
Mogelijk komen zij dan ook tot het
iuzicht, dat er wel alle redenen zgn
voor het oefenen van critiek en het
uiten van afkeuring, maar dat het
nog lang geen tijd is, voor het krggen
van zulke optimistische buien als
waaraan de leiders der kies-comité's
r eds onderhevig blijken te zijn."
Het Haagscbo Dagblad, dat met
het ontwerp-Van Houten verre
van ingenomen is, waarschuwt
tegen een taktiek die hot blad bij de
parlementaire socialisten en in radi
cale werkmanskringen ziet toegepast,
„Met groote behendighe'd wordt
door deze", zegt het Dagblad, .ge
bruik gemaakt van de onzekerheid,
waarin de Minister zegt te verkeeren
nopens de uitkomst, welke men door
zijn kiesrecht verkrijgen zal. Men
toont zich hoogst ontevreden mtt 't
wetsvoorstel; het geeft nog lang niet
genoeg. Maar 't slot van alles is. dat
men te kennen geeft: de wet deugt
niet; doch, in 's hemels naam, als
wij niet anders krijgen kunnen, laat
dan de wet-Van Houten er maar
komenzij zet een stap op den goe
den weg; de nieuwe Kamer zai wel
verder? gaan," waarna het opmerkt
dat door de onvoorwaardelijke voor
standers van het ontwerp, uit die
ontevredenheid der .socialen" munt
zal worden geslagen, ten gunste der
wet.
Onder die omstandigheden, acht het
Dagbladwordt het de ernstigo plicht
van alle onbevangen leden der Kamer
zich niet door het, zeker oprecht,
optimisme van den Minister, of door
het voorgewend pessimisme van de
democraten te laten beheerscheu,
doch den Minister te noodzaken uit
te rekenen het kiezerseindcijfer, het
welk zijn kiesrecht vermoedelijk, of
bij benadering, zal opleveren.
Ook de Liberaal heeft een artikel
aan de kieswet gewijd, onder den
titel van „kiesrechtuitbreiding toen
of nu", waarin het blad ontkent, dat
vrees voor uitbreiding van het kies
recht de leidsvrouw was der oppositie
tegen het ontwerp-Tak.
„De ontbinding," zegt De Lib., .is
door ons niet gezocht.
Men heeft het ontwerp willen
redden en het gaat niet aan, omdat
achteraf de ontwerper van dergelijke
redding niet gediend bleek, te bewe
ren dat onze poging een valstrik was.
In heel die ontbindingsgeschiedenis
en al wat daarop is gevolgd, is veel
dat ons ten goede moet komen in de
schatting der weifelende sceptici, die
naar resultaten vragen, sedert
jaren reeds tot aandacht geneigd door
het vooruitzicht op kiesbevoegdheid
den loop van zaken gevolgd
hebben en daar het hunne van zullen
denken. Die loop van zaken raakt j
natuurlijk niet alleen onze groep
sedert Maart '94 is ook in andere
groepen en partijen wel wat voorge
vallen.
De heer dr. P. de Geer heeft in j
de Vragen des Tijds trachten te be-
rekfnen hoeveel kiezers de wet Van
Houten zal geven, zooals wij onlangs
mededeelden. Over deze cgfers wor
den thans allerlei beschouwingen in
do pers gemaakt.
De katholieke Noord-Brabander' ze
meldende, teekent daarbij het vol
gende aan
„Als deze cijfers voor juist gehou
den konden worden, zou men zeggen
dat Van Houten bij zijn wet om hot
spreekwoord gedacht heeft: „chi va
piano va sano."
De Tijd zeg: te meenen, met allen
eerbied voor de waarheidsliefde en
de goede trouw van prof. de Geer,
dat men ten aanzien van de cijfers j
eenigszins omzichtig behoort te zijn.
De dagelijksche oudervinding bewijst
maar al te zeer, hot bij schattingen
welke geen volstrekte zekerheid toe
laten, het persoonlijk verlangen cm
hoog of laag te taxeeren, zelfs de
besten onder ons parten speelt. En
wiskundigen, zij mogen meer dan
anderen gewoon zijn met cijfers om
te gaan, blijven ten aanzien van de
even vermelde hebbelijkheid, men-
schen als anderen. De resultaten der
wiskunde, als het abstracte problemen
geldt, verdienen ongetwijfeld vertrou
wen, doch als de wiskunde in dienst
der politiek treedt terwijl de
Opr. Haarl. Conr. er aan herinnert,
dat ook de raming van dr. de Geer
van de opbrengst der bedrijfsbelas
ting indertijd geheel onjuist is ge
bleken.
Het Haagsche Dagblad op den
voorgrond stellende, dat Prof. de
Geer een voorstander van Taks kies
wet was, oordeelt, dat men dus kan
aannemen, dat bg volkomen te goeder
trouw, doch onder den indruk van
bepaalde sympathieën tot een becij
fering kwam, die meer ruimte laat
voor de fantasie dan gerechtvaardigd
kan heeten.
Over het algemeen schijnt men dus
Prof. de Geer niet te gelooven.
De oorlogsbegrooting voor 1896.
In het N. v. d. D. wordt door Ares
een artikel over do oorlogsbegroo
ting voor 1896 geschreven. Volgens
hem is het voornaamste dat de be
grooting ons brengt do voeding
rechtstreeks door het rijk, met wel
ken maatregel hij zich zeer ingeno
men betoont. Verder spreekt hg met
instemming over het voornemen, dat
bestaat om, bij wijze van proef, ge
durende de eerstvolgende twee jaren
in een der garnizoenen van niet te
groote sterkte aan paarden de voor
dat garnizoen noodige fourage, door
eigen aankoop, dus buiten openbare
aanbesteding, aan te schaffen en in
Rijksmagazijnen op te leggen.
Minder i-genomen is hg echter
met de reorganistatie van de militaire
administratie. Hij acht het verkeerd,
dat de intendanten voortaan geheel
zullen zijn ontslagen van de oontrole
over de inwendige administratie bij
de korpsen, want, zegt hij, komen gij
later aan het hoofd van de afdeeling
comptabilite't of van het geheele
dienstvak, dan zullen zij geen erva
ring op hot stuk van comptabiliteit
hebben, aangez:en zg nooit in de
legenheid waren die op te doen.
„Het grootste bezwaar der nieuwe
regeling ligt voor ons echter," gaat
Area voort, „in de vermindering van
de sterkte van bet korps intendan
ten. Terwijl dit korps bij ons t3 lande
reeds te zwak was, heeft de Minister
niet geaarzeld, het aantal k piteins-
intendant van 12 op 8 te brengen
en dm met een derde te verminde
ren. Deze vermindering zal zich in
oorlogstijd sterk doen gevoelen. Blijk
baar is de Minister hiertoe overge
gaan, om de kosten der nieuwe re
geling niet hooger te doen zijn
dan van de bestaande, maar het
komt ons voor, dat, om zulk eene
vermindering op zijne verantwoor
ding te nemen, men öf overtuigd
moet zijn, dat wij geen oorlogstgd
zullen beleven, of bizondere begrip
pen heeft omtrenthetgeenin oorlogstijd
van de intendance gevorderd wordt.
„Wel worden 4 luitenants aange
wezen, om den dienst der geschrapte
intendanten te vervullen, maar vol
doende waarborg, dat daartoe ge
schikte luitenants altijd voorhanden
zijn, bestaat onzes inziens niet.
„Eene verbetering is het overigens,
zro besluit hij zijn artikel, dat de
Minister voorstelt, de intendanten,
behoorende tot het veldleger, reeds
in vredestijd bereden te maken."
Een protest tegen onderwijsvoorstellen.
De onderwijsvoorstellen in de be
grooting van den minister van bin-
nenlandschs zaken hebben de katho
lieke Residentiebode een protest ont
lokt. Vooral het onderwijs voor meis
jes moet het ontgelden.
„Hoe meer de (minister) er toe kan
bijbrengen," zegt het blad, „om onze
aanstaande huismoeders toe te rusten
met alle soorten van kundigheden en
wetenschappen, alleen missend het
beginsel van alle wijsheid de vree e
des Heeren des te meer gev elt
de man, die wel niet ten onrechte
als de wagenmenrcr van rar. Röell's
strijdkar wordt aangezien, zich in
zijn element. Hoofdstuk V stelt dit
in het helderste daglicht."
De Residentiebode had niet durven
verwachten, dat de minister „met
snijdende kortheid" zou meedeelen
dat het wetsontwerp, regelende de
subsidiën voor middelbaar onderwijs
voor meisjes wordt voorbereid,
waarop het b'ad vraagt:
„Is er dan zooveel veranderd se-
dert verleden jaar? Meent het doctri j
naire Kabinet zijn kieswet reeds ver-
zekerd of acht het die reeds verloren, i
dat het de stembusvrienden van
April '94 zoo klakkeloos in het aan
gezicht slaat? Speelt het ministerie
daarbij niet hoog spel Kon het
daarbij wel eens niet zgn laatste
worp beproefd hebben t Wij hebben
in veel, bijkans schreven wq in alles
berust, wat in naam der handhaving
van het status quo geschied is.
Maar waarlijk een dergelijke daad
van uittarting hadden wq in onzen
bondgenoot van '94 niet kunnen ver
wachten.
„Of wg ons die dan moeten laten
we'gevallen Voorshands kunnen
wij er niet anders toe doen, dan
vertrouwen stellen in onze afgevaar
digden. Dat wij daarbij niet bedro
gen zullen uitkomen, bleek uit het
optreden van den heer Bahlmann
bij de jongsto regeliDg der werk
zaamheden."
„Wat ons dan rest zwijgen
voor het oogerblik, maar onthouden
met stalen geheugen. Veel 'eerenen
niets vergeten en met De Post het
onwrikbaar besluit vormen, om, wat
er ook gebeuren moge, ons nooit
meer over te leveren aan de genade
of ongenade der doctrinairen, die tot
op hun stervenssponde toonen, dat
zij tooh eigenlijk het onverdraagzaam
ste ras ter wereld zijn".
gen. Wie hun standaardwerk over
de Wedda's van Ceylon gelezen heeft
en hen uit dat werk kent, zal wel
dezelfde meening zijn toegedragen.
Centraal-Celebfs zal dus vooralsnog
even geheimzinnig voor ons blijven
als voorheen.
Koloniën,
BATAVIA, 10 September.
Aan de Baliërs Goestie Djodog en
Goestie Ajoe Wajan TjreDget is gratie
verleend van de straf des doods door
middel van de kris, waartoe zij ter
zake van kastenvermenging zijn ver- i
oordeeld bij vonnis van den raad
van Kerta's te Tjakranegara van 1
April 1895, goedgekeurd en bekrach
tigd bg besluit van den resident van
Bali en Lombok van 23 Juli d. a. v.
n^. 1458, met verandering dier straf
in die van levenslange verbanning
naar de afdoel'ng Boeleleng en met
bepaling.
1. dat zij, als zijnde tot verbanning
zonder dwangarbeid veroordeeld, niet
te werk gesteld of opgesloten mogen
wordeD, maar hun alleen behoort te
worden belet het eiland Bali te ver
laten zonder hen te belemmeren in
bunne pogingen om zelf in hun on
derhoud te voorzien, waarin zij inte
gendeel moeten worden ondersteund.
2e. dat zij desverkiezendegedurende
de eerste maanden hunner balling
schap ieder een maandehjkschen on
derstand van f 6 uit 's lands kas te
Boeleleng zullen kunnen ontvangen
om iu hun onderhoud te voorzien.
Financieels Mededeelingen.
Het Weekblad van Broekman en
Honders bevat o. a. de volgende op
gave van minder courante of incou
rante fondsen, in de week, tot den
datum van S Oct. 1805, door hun
tusschenkomst verhandeld.
Aand. Alg. Hypotheekk 105 pCt.
Bouw Vereeniging
„Salerno"
Hotel Adrian Maats.
Ned. Bouw Maatscb. f2371
Nederl. -Zuid -Afrik.
Hypotheekb. Serie A
Maats, tot ontg. en
verv. der Peel ge
naamd „Helenaveen
MaatschappijZeebad
Scheveningen.
Oblig. Singkep Tin Maats.
Aand. Kon. Ned. Locaal-
Spoorweg -Maatsch.
te Apeldoorn
Oosterstoomtr. Mij.
Kon. Ned. Beiersch
Bierbrouwerij.
O ;lig. Vereen, tot Christ,
verzorging v. krank
zinnigen en zenuw
lijders te Utrecht
Aand. North Western Mil
ling Power Comp.
te Spokane
Ie Ned. Verz. Maats,
op het leven, tegen
invaliditeit en onge
lukken te 's Graven-
hage
111
30
55
98Ü
115
I02 j
55
100
65
30
ISO
In de Mak. Ct. van 26 Augustus
leest men
De heeren Drs Sarasin zijn dezen
keer niet zoo gelukkig geweest met
hunne tochten door Gelebes. Zoo
weinig moeilijkheden zij bg hun eer
sten tochi ondervonden, met zoovele
hadden zij thans te kampen. Op hun
nen tocht naar Dof-ri (de bergstreken
ten O. van Mandar) worden zij op
een goed oo; enblikgedwongen rech's-
omkeert te maken. Niet minder tcch
dan een 5C00 gewapende inboorlin-
waarvan een honderdtal voor
zien waren van beaumontgewereD,
gingen hen te gemoet. Voorwaar
geene aangename ontmoeting Door
deze troep werden zij genoodzaakt,
met hunne zestig koelis den terug
tocht te aanvaarden ja, zelfs werden
zij door die duiz'nden als het ware
gevankelijk tot over de grenzen van
hun gebied geëscorteerd. Dat daar
geen lievemoedertje iets tegen helpen
kon, behoeft geen betoog. Of het
goevernement in dezen onzen wak
keren reizigers te hulp kan komen,
betwijfelen wij zeer.
Het is voorwaar niet bemoedigend
voor deze beide heeren, die hun geld
ja hun leven veil hebben voor dej
wetenschap, om hunne planoen op
de domme bangheid dier onbeschaaf-
den te zien schipbreuk lijden Hoogst
jammer ook voor de wetenschap, die
Letteren en Kunst.
Het Iiuldobstoon aan Israels.
Het huldeblqk aan Jozef Israels,
op aanstichting van een comité van
eenige Amsterdamsohe kunstvrienden
ter gelegenheid van zijn 70sten ver
jaardag vervaardigd, is Dinsdag aan
de Vereeniging t-t het vormen eener
verzameling van Hedendaagsche
Kunst ter plaatsing in het nieuwe
Stedelijke Museum te Amsterdam
aangeboden. Velen van degenen die
tot deze hulde bijdroegen woonden
de plechtigheid bij.
Mr. D. P. G. Quaok, voorzitter van
het comité, sprak den heer Israels
toe, en droeg Israëls beeld, door
Leenhoff gemodelleerd, aan de Ver
eeniging over.
De heer Israëls dankte het comité
voor de eer hem thans bewezen, en
uitte den wensoh, dat het beeld de
schoone omgeving eer mocht aan
doen.
Mr. J. A. Sillemaanvaardde het
w ïsobenk namens de Vereeniging
met dank, en gaf de verzekering dat
het goed bewaard zal worden.
De Vereeniging, zeide hij, stelt
daarom zoo grooten prijs op dit
kun-twerk, omdat het den grootmees
ter dor kunst geldt.
Hiermede was de plechtigheid ge
ëindigd.
De heer Orelio zal 22 October te
Keulen en 4 November Ie Frankfort
medewerken bij een uitvoering der
Seeligpreisungen (les Béatitudes) van
César Franek. Beide keeren vervult
hij de partij van Satan.
Deu 25sten October zal onze land
genoot te Gcblenz ziDgen in Vier-
ling's Raub der Sabinerinnen.
slagen. De heer Blussé heeft tweema
de heer Ooms die eens deDiamoni
won, geslagen Een paar jai
geleden zou het weintg beteekei
hebben een Hollander te roeie
Maar van alle naties, die zich op h
roeien toegelegd hebben, hebben
Hollanders den besten stijl veitoon
Dit jaar heeft nog een Hollandse!
acht op de Henley gewonnen. Zood
het feit dat onze man gewonnt
heeft en wel met tien lengte
grootendeels door zijn langeren sla
het bewijs i°, dat wij op h
water floor het minst nog niet ontaai
zijn.
Leger en Vloot.
Het Indisch leger.
Er wordt wel eens beweerd, d;
de in Iadië geboren Europeaa
o inder gelegenheid heeft om in 'sland
dienst te worden opgenomen da
de in het moederland geboren
Naar onze meening, geheel ten oi
rechte.
Bij het Indisohe leger althans zo
men veeleer het tegendeel vermoeden
van de 1360 officieren zijn niet minde
dan 379 afkomstig uit Nederlandsch
Indië, tegenover 950 uit Nederland et
31 vreemdelingen.
Gegeven het betrekkelijk gering
aantal Europeanen in onze Oos]
schijnt ons deze verhouding al zééj
merkwaardig. Jammer, dat wij ooi
niet over cijfers kunnen beschikken^
ten aanzien van de personen, ia
's lands burgerlijken dienst werkzaam
Het groot aantal officieren, in India
geboren, bewijst o. i. ook wel dat de
intellectueele ontwikkeling der „Indi-1
sche jongens" niet ten achter staaf
bij die der in Nederland gebore
nen.
Wat de mindere militairen bstreftj
van de 16,023 Europeanen zijn 10.997
afkomstig uit Nederland, 1618 uij
Indië, 1335 uit België, 1560 uit
Duitschland, 513 van elders. Vooc
verreweg het grootste gedeelte bestaat
ons leger wat de Europeanen be-J
treft dus uit Nedei landers, waar-j
Tmder de in Indië geborenen, all
weder gelet op den omvang vaq
het Europeesch element aldaar, een
vrq belangrijk contingent vertegen-'
woord'gen.
Wij zijn thans vrg wel onafhanke-'
lijk van hot vreemdenelement 1
Ubld1
RocMszakeD.
Zooals wij reeds meldden were
voor de amsterdamsohe richtbanl
gisteren het proces behandeld tusschei
de gemeente Amsterdam en de lm
perial Gas Association. De gansche
ra'ddag werd in beslag genomen doet
het pleidooi vaa mr. De Vries di^'
voor de I. G. A. optrad.
Zaterdag zal mr. Kappeijne voor,
de gemeente pleiten.
Sport en Wedstrijden.
De remwodstrijd op den
Amstel.
Zooals wij gemeld hebben is de
met een schat van kennis verrijkt kampioenssjerp voor het kampioen
zoude zijn, indien de beide doctoren schap in single sculling van Nederland
ongestoord hun tocht hadden kunnen J nu in het bezit van den Eogelsch-
voleindigen van genoemde streken man Everitt.
toch is ons niets hoegenaamd nog I De Pall Mall Gazette wijdt aan de
bekend zij zijn de eerste Europeanen, overwinning van haren landgenoot
die het gewaagd hebben, dien grond deze regelen „Te midden van onze
te betreden. En of na hen anderen internationale nederlagen is er een
gevonden zullen worden die het schijn van troost in den uitslag van
willen probeeren Wij gelooven het het sculling-kampioenscbap van Hei-
niet. Waar zulke koene reizigers als land. De heer Everitt, van de London
deze onverrichterzake moeten terug- Rowing Club, niet eens onze eerste
keeren, daar zullen anderen het niet kampioen, heeft den heer Blussé, die
tot' een beter resultaat kunnen bren- blijkbaar Hollands beste man is, ge
8 emengd Nieuw s.
De spoorwegramp bij
Ottignieo.
Over deze verschrikkelijke ramp
lezen wij nog de volgende bizonder
heden:
Het dorp Ottignirs vierde fees
toen op korten afstand een der grootst»
rampen voorviel, die men zich den
Iken kaD. De meisjes kleedden ziel
voor het baldaar weerklonk
i plotseling een donderend geraas.
I Verschrikt ijlden allen de straat oj
en in de richting der kerk, waaraohtei
men het schijnsel van een branc
ontwaarde. De gedachte aan eer
ijzingwekkend ongeluk weerspiegelde
zich op aller gelaat en verdreef de'
vroolgke stemming, die nog kort tel
voren heerschte.
Bij den spoorwegdijk gekomen^
stonden de dorpsbewoners ontzef
stil. Daar voor zich aanschouwden»
zij het vreeselijke in al zijn omvang.i
Een onontwarbare hoop planken,!
halve waggons, omhooggeschoven
portieren, uitstekende buffers, waar-I
omheen zich vlammen gretig kron-'
keiden en waaruit wanhoopskreten]
en hartverscheurende zuchten opste-l
gen. Een naargeestige motregenvol-j
tooide het tooneel der ellende. Nie
mand durfde naderen, in de vrees
dat de stoomketels der beide looo-
motieven zouden springen. Een brand-
word. Dan trouw ik met Hanneke Saoeis, het knapste,
vlugste ding hier vijf uur inden omtrek. Z iozal'tgaan,
als God blieft". Een lichtglans kwam in 't oog van
den spreker. Zijn gacsche figuur verried op datoogen-
blik vertrouwen en hoop op de toekomst, die hij hier
met een enkel woord schilderde. „En dan, wachtmees
ter? U sprak daar van een prinsenzocn, niet? Dan ruil
ik met geeu tien prinsen. Zoo sta ik er mede. Met
geen tien."
II.
„Hanneke Snoeis, vraagt ge? Een knap ding en
een vief ding. Stellig! Maar een astrant ding ook en
bang voer niks of voor niemans niet."
Dit was in korte bewoordingen bet oordeel der dorps
bewoners over het meisje, dat Frans zich tot vrouw
had verkozerf. Veel vrienden telde zij niet. Die had zij
trouwens nooit gezocht.
Toen zij nog klein was, woonde zij met haar moeder,
een doodarme weduwvrouw, in een stulp van plaggen
aan den rand der onafzienbare, roodbruine vlakte, die
zich tot diep in België uitstrekt. Voor een maal eten
en 's avonds een „botteram" hoedde zij toen de beesten
van de bewoners van 't dorp en liet deze weiden langs
de grazige kantjes der grintwegen. De3 winters ging zij
„den boer op", bedelen.
Dit had geduurd, tot haar moeder op zekeren dag
was teruggekomen uit de Kempen met een mand vol
lucifers en pijpedoppen. Met deze was het kind van
nu af op de dorpen gaan „leuren", de lucifers voor één
cent de doos, de pijpedoppen voor twee centen het
stuk.
Een treurig, bedroevend schouwspel bood zij in die
dagen. Met een klomp aan den eenen en een oude,
waardelooze schoen aan den anderen voet, met een rok
aan 't lijf, gemaakt van een voormalige soldatenkapotjas
en nauwelijks lang genoeg om haar lichaam te bedek
ken, zwart van magerheid, holoogig van honger en
ellende, kon men haar dag in, dag uit, door weer en
wind, bij avond en morgen door de grensdorpen zien
zwerven, door iederen veldwachter, die haar gewaar
werd, met achterdochtige blikken nageoogd en des
nachts slapende onder een hooiechelf of bij een mede
lijdenden boer in de schuur.
Den volgenden morgen zag men haar opnieuw, zoodra
de zon aan de kimme oprees, dikwerf zonder een bete
broods te hebben genuttigd, want niet altijd vond zij
medelijderde harten, en raken aan 'tgeld, dat zij
met haar schamele nering verdiende, aan de centen
van haar koopwaar? Neen, dat had zij niet gedaan, al
had zij van honger moeten flauw vallen. l)ie centen
waren haar schatdio waren „voor moeder". Met haar
leven zou zij die hebben verdedigd.
Hoe en waar zij Frans had loeren kennen Och,
zij kende hem reeds lang, reeds bijna zoolang als zij
heugenis had van haar eigen bestaaD, dien knappen
veldwachterszoon. Wat had zij in vroeger tijd, in een
greppel achter de eikenknoest?n verscholen, hem dik
werf nageoogd, als bg met zijn vader of met de paar
den van den b .ron door de heide kwam. Gesproken had
ze hem nooit vóór zekeren avond, nimmer zou zij
dat oogenblik vergeten. Toen had hij haar bevrijd uit
de handen van een paar dronken kerels, die haar aan
gepakt en haar van heur geld beroofd h dden. Frans
was er tusschen gevlogen en had er zoo geducht op
los geslagen, dat de kerels huilend van pijn en van
schrik waren weggeloopen. Daarop had hij haar ge
troost en haar de c:-nten gegeven, die hij op zak had
en van dat uur af was er tussc'neu Frans van den veld
wachter en Hanneke Snoei3 een soort van kameraad
schap ontstaan, ongeveer gelijk staande met die, welke
men somwijlen kan opmerken tusschen een goedharti-
gen dierenbeschermer en e?n armen, afgebeulden hond,
die eindelijk eens iemand he?ft gevonden, die nietnjar
hem schopt.
Zestien was Hanneke, toen haar een groot ongeluk
trof. Op zekeren avond met de ledige korf huis
waarts keerende na een afwezigheid van ettelijke dagen,
von.i zij haar moeder, de arme, dood en zelfs reeds koud
en stijf, liggende op de handvol stroo, welke haar tot
legerstede had gediend.
Als door den bliksem getroffen zonk het meisje naast
het lijk op de knieën. Zoo vonden de buren haar
den voigenden morgen. De familie van 't kasteel met
Hanneke'8 levensomstandigheden thans nader bekend
geworden, trok zich het lot van het weesje aan en zond
haar naar de zusters van het naburige klooster om een
weinig mensch te worden en eenig onderricht te ont
vangen. De zusters hadden eer van haar werk en van
de moeite welke zij zich gaven. Geen twee jaar later had
Hanneke, het kind der heide, in ellende en onwetend
heid opgevoed, zich ontwikkeld tot een schrander, vlug
meisje, dat, dank zij haar ijzeren wil, haar vagebonden-
aard geheel had onderdrukt cn door mevronw was
j waardig gekeurd
dienstbode.
bij haar opgeleid te worden tot v
Toen kwam Fians op zekeren avond tot de ontdek
king, dat de donkere, zwaarmoedige oogen vatt het
moisje langzamerhand een veel dieperen indruk op
hem hadden teweeggebracht, dan hij ooit had kunnen
vermoeden. Zonder aarzelen vroe. h:j haar.
„Hanneke, ik houd zooveel, zoo rasend veel van je
dat ik het haast niet zeggen kan. Wil je trrjn vrouw,
worden? Maar dan moeten wij vier janr wacüten, tot
ik van dienst kom."
Het meisje gaf niet terstond antwoord. Zij werd beur
telings bleek en rood en begon over het gansche lichaam
te beven. Toen echter sloeg zij Frans eensklaps de ar
men om den gespierden nek, slaakte een kreet van ge
luk, trok zijn hoofd naar zich toe en drukte de kers-
roode lippen op zijn mond.
„Ik je vrouw worden? Ik? O dan wil ik wachten,
wachten, al was 't mijn halve leven lang!"
Dit was Hanneke, en nu een uurtje geleden had
zij gehoord, dat de inkwartiering was gekomen, huzaren
uit Leiden. Net zoolang had zij daarop geloerd en gewacht, j
tot zg want de deur uit mocht zij niet een der
ruiters te spreken kon krijgen. Die ruiter was Roben.
Zij trof hem aan boven op 't portaal, komende uit de
kamer van den ritmeester.
(Wordt vervolgd.) I