Eene Bruid. P. N. B. C. De sohemering van den zomer avond begint over de kleine Blad te vallen. Hier en daar schijnt het matgele lioht van reeds opgestoken lampen door enkele vensters. In een klein buis met twee verdiepingen, bijna aan het einde eener smalle straat gelegen, is alles nog donker. De voorgevel dezer woning is ge heel met een wilden wijnstok be groeid, die over eene kleine bank by de huisdeur een afdak, een soort van prieel, vormt. Aan een der met dichte ranken omlijste vensters zit een jong meisje, het hoofd op de hand geleund eg ziet met bleek gelaat naar boven, waar een met donkergrijze wolken bedekte hemel een dichten sluier vormt, die het verder doordringen van den blik belet. De kamer ligt reeds in het half donker, alleen in éen hoek glinstert iets witachtige, dat een vreemd, zon derling effeot maakt. Het is een kleed van wit altas een bruidskleed. Morgen zal zij zijne vrouw wor den. Als weder de schemering valt, is zij voor eeuwig aan hem ver bonden. Hij is goed en lief voor haar ieder harer weDSchen leest hij uit hare oogenhij is bereid alles voor haar te doen ook zij aoht hem hoog maar liefde gevoelt zij voor hem niet. Zij doet zichzelve rustig en vast de bekentenis, dat zij hem niet liefj heeft, niet zooals hij haar. Waarom heeft zij dan ja gezegd, terwijl zij toch zoo vele andere aan zoeken afwees De wereld zei, zij heeft gewacht tot de reohle kwam. Maar de wereld vergiste zich. Zij las de smart in zijne oogenzij zag hoe hij gebukt ging onder hare af wijzing en zij werd met innig me delijden jegens hem vervuld, wijl zij wiet, wat 't zeggen wilde, afstand te moeten doen van een vurig begeerd geluk. Zoo had zij dan eindelijk in zijn aanzoek toegestemd. En sinds was haar alles zoo vreemd; zy begreep zich zelve niet meer; zy zou 't liefste hare ouderlijke woning hebben verlaten, de wijde wereld in, zonder iemand rekenschap behoeven te geven waarheen zij ging, alleen om weder tot rust en kalmte te ko men. En meer dat ooit had zij, ten koste harer gemoedsrust, aan nèm gedaoht, aan den man, met wien zij vóór jaren verloofd was geweest en dien de dood plotseling van hare zyde weg rukte. Hèm had zij willen toebehooren voor het levenzij meende dat nooit ie mand anders het recht zou kunnen verkrijgen haar de zijne te noemen en nu werd zij toch echtgenoote van een ander. Wanneer zy aan die dagen van voorbijgegaan geluk terugdacht dan kwamen bittere herinneringen in haar °P- Zij wilde niet denken, zij wilde vergeten maar ach, zij kon niet. Eu hoe nader de dag kwam, dat zij zich aan dien ander, den vreemde, zou verbinden des te onrustiger werd zij en alle oude herinneringen wer den levendig, herinneringen aan verdwenen geluk, die in het tegen woordige helaas geen echo vonden. Zij had haar woord verpand en morgen moest zij het inlossen. HAAIiLEHEIl HALLETJES- 33n Zatsrdagavondprsatje. ccuv. Op een van mijn wandelingen liep ik mijn vriend Janren tegen het lijf, die in gedachten verdiept voortstapte en mij niet eerder zag dan toen ik hem eest por met mijn elleboog ge geven had. Nijdig keek hij op, maar toen hg mij herkende kwam ziju ge zicht weer in do plooi. „In dat een soort van boksersgroet vroeg bij. „Neen, 't is een manier om iemand die in hoogere sferen zweeft, weer op de aarde te doen nederdalen. Je waart zeker in hoogdravende gedachten ver diept „Ik zocht den steen der wijzer." „Andere niet? Kan de quadratuur van den cirkel loms dienen?" „Spot niet. Hier is een bankje, lateil we daar gaan zitten dan zal ik je vertellen wat de zaak is. Op zeke ren dag heb ik fn mijn huis een timmerman aan 't werk, een handig ventje, die blijkbaar neg al wat ge lezen had en er nogal geavanoeerdo denkbeelden op nahield over de toe standen in onze maatschappij. Ik liet hem eens prat** tot hij eindelijkgop zijn gemak was en ronduit zei wat hij op zijn hart had „Ziet u, het groote kwaad is de weelde. Als iedereen vast eens begon met het overbedige weg te latsn en datgene wat hij hierdoor beopaarde, stortte in een kaa die gebruikt zou worden om de loonen der werklieden wat te verbeteren, dan zou er al heel wat gewonnen zijn." Dat klonk wel aardig en toen ik er over had nagedacht, besloot ik eens een proef te nemen. Ik zei tot mijn huishoudster„ik wil morgen geen sardines hebben, juffrouw!" Goed,ik eet een boterham met kaas en smul er van bij de gedarhte, dat ik mee-; hielp tot oploasing van de sociale quae tie. Den volgenden dag wou de juffro u w „haagsche lever wors t" nemen Hoeveel vreugde had het hare moeder gedaan, toen zij ha ir besluit had medegedeeld om zich opnieuw te verbindenboe hadden al hare betrekkingen hare keuze als die van een veretandig meisje geroemd En zij zij was by dat alles en kele malen in een toestand geweest, dat zij meende hare bezinning te verliezen. Morgen Reeds verdwijnt de dag, om plaats te maken voor de a nacht en zy had gaarne gewild, dat het dag was ge blevenzij had de zon willen tegen houden dat zy niet daarachter die groene bergen wegzonk. Als na eenige uren de dag te rugkeert dan zal zy haar eens gege ven woord gestand moeten doen Zij laat den bi k over de straat zwerven. De aan kettingen boven de straat hangende lantaarns zijn aangestoken en ook uit de tegenoverliggende hnizen dringt een zwak sohemerlioht raar buiten. Een paar vleermuizen tuimelen als spookverschijnsels door de vallende duisternis, die langzaam en zaoht alles in een sluier heeft gehuld. Over al heersoht diepe, diepe stilte. Ook in de kleine woning beweegt zich niets. Hare moeder heeft haar voor eenige oogenblikken alleen gelaten. Eerst over een uur behoeft zij zelve gereed te zijn. Dan zal hij komen om haar af te halenin het grootste hotel van het stadje zal men heden een bruiloftspartij geven. Zoo eisoht het gebruik. Morgen, onmiddellijk na de huwelijksplechtigheid, zal men afrei zen en daarom wil men heden alle verwanten voor de laatste maal nog eens vereenigd zien. Niemand is bij haar. De oude Lies- beth is, vermoeid van hare vele be zigheden in de keuken, in slaap ge vallen. Zy is alleen Alleen, voor dit eéne uur nog. En plotseling komt zy zich zelve ia deze eenzame kamer zoo gruwzaam verlaten voor, dat zy hare tranen niet langer kan weerhouden. Zy voelt het zij zal altijd alleen zijn. In] het diepste heiligdom baars harten zal hy nooit binnentreden. Zy zal hem eene goede, getrouwe gade zijn, geduldig en gehoorzaam, maar zij kan hem niet liefhebben en zy weet ook, dat hij van haar geen wilde, hartstochtelijke liefde verlangt. Hy is tevreden met wat zij hem kan geven't is hem immers geen geheim, ,hoe innig zij aan den over ledene geheoht was en tevens nog altijd hem niet heeft vergeten. 't Is thans in de kamer geheel don ker geworden. De zaohte, zoele lucht van den zomeravond dringt de kamer binnen, den geur der bloemen met z'oh mededragend. En plotseling komt eene gedachte bij haar op, onbestemd, als iets on verklaarbaar raadselachtigs, iets dat haar beangstigt en toch als hel ware tot handelen dringt. Zij staat op, als door eene onzicht bare macht gedwongen, neemt een grooten doek en slaat dezen om hoofd en schouders. Dan begeeft zij zich op weg naar den tuin. Aan de keukendeur gekomen, ziet zy dat hare oude getrouwe nog immer rustig slaapt. Zij treedt den tuin binnen, loopt langs een paar bloembedden naar eene kleine zijdeur in den tu:nmuur en begeeft zich door deze naar buiten op den weg. Ik watertandde, maar hield me goed en zei„nee, juffrouw, geen delicates sen meer." Daar komt de zoon van den co- mestibleshandelaar een paar uur later en vraagt mij of er soms iets gebeurd ls, dat da jongen nu al twee keer teruggestuurd is. „Vroeger had u dagelijks noodig, meneer I" Ik vei lel hem dat ik geen delica tessen meer zal gebruiken. „Dat zal vader spijten," zegt het jonge mensch. ,,'t Is tegenwoordig een moeielijke tijd, meneer. De huur en de belasting zijn hoog en daarom kunnen we onze goeie klanten niet mresen. Als meneer er nog eens over denken wou Ik beloofde het en hij trok af. De proef begon niet te best, daar had ik om den werkman te bevoordeelen, den handelaar in comestibles bena deeld I 'd Avonds zei de juffrouw: „gaat u niet naar de comedie, meneer? u is andera zoo'n trouw bezoeker!" „Dat is allemaal weelde juffrouw, ik besteed mijn geld voortaan beter." Ik wandel dien avond nog eens een straatje om en ontmoet daar een ge zelschapje, dat ik dadelijk herkende voor actrices en acteurs. „Een mooie avond I" hoorde ik ee» hunner nijdig zeggen, „we hebben nauwelijks de reiskosten verdiend.1' Bij het licht van de lantaarn zag ik ho^ armoedig ze gekleed waren die' hadden mijn twee guldens ook wel kunnen gebruiken. Den volgenden morgen verschijnt mijn kleermaker om al te rekenen over het vorig jaar en vraagt mij meteen of ik niet wat nieuws noodig heb. „Me dunkt, u is aan een nieuw pak toe." „Dat kan wel wezen," zei ik, „maar ik zal nu toch maar eens wachten tot het voorjaar." „'t Is stil," zei de man met een zucht, „er is zoo weinig werk, dat ik een van mijn menschen zal moeten ontslaan ais 't niet wat drukker wordt." En zoo ging het door. Wanneer ik op het een of ander weelde-artikel bezuinigen wou ten vcordeele van den Hoe weldadig is de invloed, dien de ziohte, frissche avondluoht op haar oefentzy haalt diep adem en laat den doek tot op hare schouders zakken, zoodat hare zware blonde vlechten vrij komen. Langzaam wandelt zij voo.t. Na eenige minuten ziet zij omgeheel in de verte ziet zij eene gestalte, maar zij kan niet onderscheiden of het een man dan wel eene vrouw is. Thans slaat zij een zijpad in, dat alleen door enkele bewoners dezer huizen wordt gebruikt en naar den doodenakker leidt. Zij treedt de kleine kerkhofpoort, die altijd open is, binnenreeds zoo dikwijls bezocht zij op deze wijze dit stille oord. Was het misschien omdat zij aan het bezoeken zijner laatste rustplaats gewoon wasmaar bij de be schouwing van den kleinen,ingevallen heuvel is zij meestal kalm. Alleen ontroert zij, wanneer zij aan den tijd denkt, toen ze hier voor de eerste maal stond en zich van de treurige waarheid trachtte te over tuigen, dat alles wat zij eenmaal zoo innig had liefgehad, zes voet diep onder dezen met bloemen versierden heuvel lag. Dat was echter toenmaals geweest. Later niet meer, toen alleen kalme, stille droefheid over het verlies van den doode haar hart vervulde. Heden evenwel had een onweer staanbaar gevoel haar weder naar deze plaats gedreven, waar haar geluk Voor eeuwig begraven lag. Nu stond zij tussohen al de graven, tussohen de in de duisternis spookach tig schemerende marmeren gedenk- teekenen, de ruisohende hoornen en de door de avondkoelte bewogen grashalmen op den kleinen grafheuvel, over welke een treuresch zijne takken als weenend liet nederhangen en waarop de bloemen haar liefelijker sohenen te bloeien dan op elke andere plek. Om de grafzerk vormden bloeiende rozenboompjes een krai s en de geur der rozen steeg in de nachtlucht als bedwelmend tot haar op. En zy zonk op de knieën en ver borg het gelaat in de bevende handen. Lang bleef zij in die houding gedachten- en gevoelloos. Alleen heete tranen droppelden door hare slanke vingers en vielen als dauwpanrlen in de rozenkelken. Eindelyk keerde haar denkvermo gen terug. Nog eenmaal liet zij aan haren geest het gevoel van geluk en zaligheid voorbijgaan, haar eens zoo wreed ontnomen en een nameloos verlangen vervulde haar, om voor altijd by dezen grafheuvel te blijven, een brandende wensoh om aan de zij le van haren geliefden doode te rusten. Het mooht niet zoo zijn. En thans, nu zij den strijd met het leven weder had aangebonden, scheen haar die wensch zelfs jammerlijke zwakheid. Neen, zy wilde sterk zijnhij had hair immers ook eenmaal zyn„flink en kraohtig meisje" genoemd. En zij meende weder zijn stem te hooren die tot diep in haar gemoed doordrong't was haar als streek zijne hand weder liefkozend over haar hoofd. 't Was evenwel de nachtwind, die door de bladeren ruischte en met hare lokken speelde. De donkere sluier van de soheme ring bedekte al meer en meer de aarde en liet niet langer toe, de om trekken van boomen en planten nauwkeurig te onderscheiden. De sterren schitterden reeds aan het uitspanselals uit een oneindige een, dan benadeelde ik den ander. Waarop bezuinigen op mijn sigaren De winkelier bij wien ik ze koop komt er met krabben en bijten. Op taarten of puddings of koekjes? Dan komt de banketbakker klagen. Tot dusverre heb ik nog geen artikelen gevonden, waarop ik bezuinigen kan zonder iemand te benadeelen en nu vraag ik: waarvoor zal ik mij dan het genot van de weelde ontzeggen, wanneer ik, den werkman bevoor- deelende, den comestiblesman, den acteur, den kleermaker, den sigaren handelaar en den banketbakker na deel berokken? Zoo heb ik den jeugdigen timmer man ƒ25.gezonden voor de kas van zijn 7ereeniging, maar hem meteen bericht, dat ik van de proef afzag, omdat ze mislukt was en geen prae- tisch nut had. Ik hoor dat hij in een vergadering mij voor een onge- voeligen kapitalisten voor een „kou den geldwoll" heelt uitgemaakt, maar dat doet nu minder fer zake. De vraag is maar op welk artikel kan er bezuinigd worden, zonder dat daar van iemand nadeel ondervindt?" Jansen keek mij aan alsof hij hoopte dat ik er wel een middel op zou weten, maar ik was niet veel wijzer. We zaten zwijgend op het bankje en trokken met onze stokken cirkels in 't zand, afbeeldingen van den cirkel waarin Jansen met zijn proefneming had rondgeloopen. Misschien zouden we er nog zitten, wanneer niet op eens het belletje van de tram ons uit]ons gepeins had doen opschrikken. ,,'t Wordt tijd om naar huis te gaan," Z9i ik, „ga je mee met de tram, Jansen?" Hij ïoauJde het hoofd en mompelde iets Viii weelde. „Wel meneer," zei de conducteur, „als u en anderen die het betalen kunnen niet meer met de tram mee gaan, waar moeten wij conducteurs en koetsiers dan blijven?" „De proef op de som," zei Jansen tot mij en opstappende reed hij mee. wereld fonkelden zij don aardebe- woner vriendelijk tegen. En tussohen het gras zag men de glimwormen, die als kleine liohtjes een zaohten glans verspreidden. Zij schrikte eensklaps op. De zware slag van het torenuur werk klonk langzaam, dreunend, door de stilte van den avond. Met een gevoel van onuitspreke lijke afmatting maakte zij zich tot vertrekken gereed. Zy streek met hare koude hand langB het j voorhoofd, als wilde zy booze, sombere gedachten verjagen Zij moest immers weder in het le ven teruükeeren, schertsen en lachen op den feestavond, die ter hare eer was bereidzij moest eene „geluk kige b-uid" zyn, wanneer zij in de sohitterende feestzaal de welgemeende gelukwenschen van hare niets ver moedende vrienden en verwanten ontving, hen met een vroolijk, opge wekt gelaat danken. Wanneer zij echter hier bleef en niet kwam? Neen, het zou immers le dwaas ziju. Nog eenmaal boog zij .zich over het graf. Nog eenmaal ontsnapt een krumpachtige zucht hare borst dan had zij hare wilskracht her wonnen. Zy plukte eene roos en kuste haar, wierp nog een langen blik op de plaats, waar al haar vreugde en le vensgeluk begraven lag, daarop verliet zij den doodenakker. Maar éen ding bleef aohter, het beste deel des menschen hare liefde die behoorde immers den doode toe Hare oude, zorgzame dienstbode verkeerde reeds in ongerusthe'd over de afwezigheid der jeugdige meesteres, „'t Was tijd dat zij zich kleedde, hoog tijd." En zij liet zich met haar feestge waad looien, rustig en kalm, maar koud en gevoelloos, en daarop reed zij met hare moeder en den man, wiens gade zij morgen zou worden, naar de feestzaal en bet ad haar aan zyn arm in fiere houding. Maar hare mondhoeken trilden dik wijls zacht, onmerkbaar, als een kalm water, door den nachtwind zachtkens bewogen. En in haar stem lag een moede klank, {als van heimweemaar de feestgenooten schreven dit toe aan den gewichtigen dag, die aanstaande was. En toen zy den volgenden morgen in de kleine kerk te midden harer in het wit gekleede vriendinnen voor het altaar stond, terwijl het hel dere zonlicht door het venster viel, en op de vraag van den grijzen geestelijke, die haar eenmaal den doop had toegediend, het „ja" uit sprak, dat h-ar voor altijd aan den man aan hare zijde verbond, toen hoorde niemand uit den rustigen, moeden klank harer stem, dat een onmerkbare zucht aan hare lippen j ontvlood en niemaDd besefte, dat' haar hart van nameloos wee samen kromp. Maar zij bedwong hare smait, zij bleef meester over zich zelve; alleen legde zij de bevende hand tegen hare borst, als om het luide kloppen van haar hart te bedwingen, de toe schouwers waren getroffen door die roerend schoone beweging en h*re vingers drukten daarbij op de roos, die zij den vorigen naoht op het graf van den doode had geplukt. Die dag was er een vol emoties, 't Was alsof mijn kennissen het alFn op mijn voorzien hadden, om juist by mij hunne moeielijkheden en grie ven uit te storten. Dien middag rende mijn vriend Pietersen mij op de Groote Markt tegen het lijf en merkte niet eens, dat hij mij bijna omver liep. Hevig gesticuleerend, met een kleur als een kalkoensehe haan en een groot pak onder den arm rende hij als een bezetene door en bleef eerst staan, teen ik hein zoo luid „heidaar, Pietersel" nariep datLouwtje er van opkeek. „Loop jij tegenwoordig je vrienden van de sokken?" vroeg ik een beetje nijdig, want hij had me leelijk op mijn likdoorn getrapt. „Zoo, ben jij het! neem me niet kwalijk, ik zag jö niet, ik ben ook zoo nijdig. Jij bent nu een heer die in kranten schrijft over alles en nog wat, jij weet natuurlijk een heeleboel meer dan een gewone aardwurm „Pietersen, als je ironie te veel hebt maak daarmee dan een ander geluk kig. Ik heb het genoegen je te groeten „Nou, nou," zei hij en greep me bij een knoop van mijn jas, „niet zoo haastig. Ik bedoel het immers zoo kwaad niet. Wat ik vragen wou is ditwelke leidende gedachte be- heerscht de commissie, die iemands aanslag in de plaatselijke directe be lasting regelt?" „Hoe bedoel je dat?-' „Begrijp je dat niet? Wat 13 het1 uitgangspunt, de leiddraad, de maat staf waarnaar ze te werk gaat?" „O, dat is gemakkelijk te beant woorden. Men gaat uit van de ver onderstelling dat de haarlemsche mensch een mensch is als ieder ander en zich licht kan vergissen en dat hij bij belasting-quaesties als ieder ander bij belasting-quaesties groot gevaar loopt zich meer te vergissen in de hoogte dan in de laagte van zyn inkomen." „Hetgeen zeggen wil „Dat de meeBte menschen geneigd zijn, om hun bezit voor geringer aan te zien dan het werkelijk is." I BINNENLAND, De jury in den wedstrijd van vuur werken, gehouden op het tentoon- ttell;ngete-rein te Amsterdam, heeft geen termen kunnen v'.nden om de hoogste onderscheidingen eere- kruis en gouden medaille toe te kennen. De zilveren medaille is toe gekend aan den heer Joh. Loeff te Alfen a d Ryn, de bronzen aan J. B. Horsten en Zn. te Amsterdam. Donderdagavond legden de heiers aan het postkantoor te Amsterdam, het werk neder uit ontevredenheid met het feit, dat éen der ploegen in staat werd gesteld meer loon te ver dienen dan de andere. De aannemer zeide den werklieden aan, dat zij het onderling gerezen geschil buiten het werk moesten tot oplossing zien te brengen. Het bleek toen al spoedig dat het meerdere loon het gevolg was van de omstandigheid, dat de eene ploeg in een zekeren tyd meer palen in den grond heide dan de andere, zoodat den aannemer is kennisge geven, dat de heiers heden oohtend het werk weder zouden hervatten. By deze gelegenheid is tevens geble ken dat een heier gemiddeld tusschen drie en vier gulden dagloon kan maken. Een instorting. Een vreeselijk gekraak, vermengd met hulpkreten en gekerm, deed Vrijdagochtend te ruim 10 uren al wat in de nabijheid der Rijnhaven te Rotterdam werkzaam was, ver schrikt tezamen loopen naar de Deiistraat te Katendreoht, waar zware opstygende stofwolken de plaats aan wezen, wair een ongeluk gebeurd was. Op den hoek dier straat, recht tegenover de Rijnhaven, worden door den bouwondernemer P. Romijn nieuwe panden gezet. Daarvan was er éen, uit twee verdiepingen bestaan de, ingestort, naar men gist door het wegzakken van een ijzeren bint waarop de bintlaag der eerste ver dieping rustte. Het ingestorte pand was reeds on der den kap gebracht en op het oogenblik dat de ramp plaats had waren daarin eenige timmerlieden, stukadoors on voegeis werkzaam. Groot was de ontsteltenis, die op het eerste oogenblik heersohte, doch ook weldra waren oen aantal kloeke werk lieden van de „American Petroleum Company," van de gemeente en an deren die in de nabijheid werkzaam waren, te hulp gesneld. Vol ijver vingen zij aan met het wegruimen van het puin, gebroken balken enz. Van diep onder het puin kwamen hulpkreten, die gevoegd bij de aan sporingen van het te hoop geloopen publiek, hen tot grooter krachtsin spanning prikkelden. Eindelyk haalde men onder dwars over elkander ge vallen balken en stukken zink te voorechijn den voeger Th. van der Heuvel, die nagenoeg bewusteloos was en wiens toestand volgens de ter hulp geroepen doctoren zeer ernstig was. De man had verschillende won den en eene breuk bekomen. Spoe dig daarop werden ook de 37jarige A. v. Asperen en de 14 jarige tim merman-jongen J. de Swa>t te voor schijn gebracht, met hoofd- en been wonden, waaronder vrij ernstige. Met brancards met spoed derwaarts ge zonden, werden zy naar het Zieken huis vervoerd. De stukadoors J. P. J. van Kerken en F. Simons mede onder het puin weggehaald, bleken geen letsel te hebben bekomen, doch „Zoo, dan zal ik je eens wat anders vertellen. Ik heb mijeelven naar waarheid aangegeven en ben toch nog drie klassen verhoogd. Hoe vind je dat?" „Zoolang ik niet weet hoe hoog je nu aangeslagen bent, kan ik daar geen antwoord op geven. „Hm," bromde hij en keek me schuin aan. Toen ging hij, zich kwaad makende, voort„Maar ik berust er niet in, volstrekt niet. Ik ga op staan- den voet naar 't stadhuis om te zeggen waar het op stsat. Bij wien moet ik daarvoor wezen „Pietersen," zei ik, „denk je dat ik je zoo zal laten gaan In zóó'n opge wonden toestand en met een pak, dynamiet onder den arm. Dat nooit. Nog één stap en ik roep agent no. 11 die daar loopt en laatje inrekenen." „Ben je mal?" zei hij, „datis geen dynamiet, dat zijn mijn boeken." „In dat geval raad ik je aan, rus tig raar huis terug te keeren, want de commissie voor de bezwaarschrif ten ia maar niet allen dag te spreken." Met moeite troonde ik hem mee en moest zijn belastingklachten nog on derweg aanhooren, „Ik ken iemand;" zei hij, „die zich aangegeven had in de bedrijfsbelas ting, maar de inspecteur vond den aanslag te laag en of de man al protesteerde het baatte hem niet, hij werd niet geloofd. Een dag of wat daarna kreeg hij van 't gemeentebe stuur een aanzoek, om lid te worden vau 't college van zetters. Daar be dankt hij evenwel feestelijk voor. Zou ik, zoo vroeg hij, die zelf niet vertrouwd word, de vertrouwbaar heid van anderen gaan beoordeelen Wel verplicht." En hij zond een boodschap aan Burgemeester en Wethouders met de complimenten „en dat hij 't niet en dee." „Maar de inspecteur en 't College van B. en W. zijn twee, Pietereen I" „Dat weet ik ook wel, maar ze denken over belastingaanslag blij kbaar eveneens, zie je." do 19jarige P. H. Smit, die met het! hoofd tusschen de balken beklemd v< gevonden werd, moest per rijtuig naar g\ huis gebracht worden, evenals de w stukadoor W. Kort, die eerst om 12 Jol voorschyn gehaald kon worden. Ook (1< hij was aan het hoofd gewond, doch ju niet levensgevaarlijk. ef Nog werd naar zijne woning ge- te bracht de 54 jarige F-Bol, die er mot jn eene enkelbreuk afkwam. De tim- w merman A. de Zwart, die ook eerst ze nadat hy twee uren vol angst onder g( de ingestorte balken beklemd geze ten bad, uit zijne benarde positie h< kon worden verlost en eene ernstige la beenwond bekwam, werd per bran- L oard naar het Ziekenhuis vervoerd, ei Schrik en angst waren op aller ge- lqi laat te lezen. Liefdevol werden zij in y de eerste gro.te ontsteltenis binnen- 01 gehaald en opgenomen in het café 'y „Cardiff arms" van G. Beumers in de te Deiistraat, waar geneesheeren de eerste hulp verleenden. te Het ,'geheele pand is van den nok ti tot den g:ond ingestort en in een d groote puinhoop veranderd. Van het pi aangrenzende, mede in aanbouw zijnde b: pand werd een stuk van bet dak en iw vaa een zymuur in den val medege- te sleurd. t Op uitdrukkelyken last van den t politieohef, is het terrein afgozet, om p verdere ongelukken te voorkomen. N. li. Ct. Y Eene botsing. Q Tengevolge van het onvoldoende rangeerterrein op het emplacement der Staatsspoorwegen te Arnhem, g kwamen naby het hotel Bellevue Vrijdagochtend eenige goederenwa- gens in botsing met oen goederentrein naaar Duitsohland. Het gevolg was, g dat een viertal wagens omgeworpen jf en vernield werden. Met'achterlating E van besohadigd materieel kon de trein zyn weg vervolgen. Persoon- j, lijke ongelukken kwamen niet voor. Te Asten (N.-Bwerd dezer dagen op de heerlijkheid „Asten", toebe- hoorende aan baron Van denHovell d te Vorden, een reusachtige eikenboom geveld, die ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen, in zijn val op e een stal en een schuur tereoht kwam 1 en deze geheel verpletterde. Deze j kolossus, die op een gewioht van 20,000 Kg. geschat wordt, had een e stam van drie meters omtrek, terwijl i zijn lengte ruim 16 meter bedroeg. 1 Deze boom werd gekooht door een 1 houthandelaar te Helmond. Het is aan de brigade marechaussee uit Boksmeer gelukt de personen in handen te krijgen, die in den laatsten j tijd op verschillende plaatsen in Limburg valsch geld uitgegeven j hebben. Zy ;zijn A. Verstegen en zijne huisvrouw, beiden uit Kempen. Pers Overzicht: De kieswet en de begrooting. D t onderwerp wordt door Mr. Z. in de katholieke Noord-Brabander behandeld, in een artikel, waarin te kennen wordt gegeven dat destaats- begrooting voor binnenlandsche za ken niet weinig misnoegen heeft gewekt. De schrijver meent, dat des minis ters troetelkind, het openbaar on derwijs, hem erg royaal met dui zenden doen omspringen, zoo zelfs, dat alles en alles de begrootiug over het volgend jaar die van dit jaar 4 Va ton overtreft, waarop hij laat vol gen: We hebben deze week kennis kun nen maken met onze aanstaande landsverdedigers en het „aangenaam geweest kennis te maken", kan daarbij moeielijk over de lippen. Nog niet eens waren de aanstaande krijgshelden in uniform en ze hadden de neerlaag al geleden. De drank had ze over wonnen en hield ze onder de knie. Zoo wordt men voor de taak van de landsverdediging voorbereid. Het cou- ragewater wordt al genomen voordat nog de vijand in 't zicht is. De oefe ningen in 't tirailleeren zijn nog niet eens aangevangen on nu reeds tirail leerden ze over de straten, langs de palen en achter de boompjes om, soms daar cok wel tegen aan, want paltn en boomen die niet teveel drank op hebben, staan vaster ph m voeten dan de nieuwe soldaat. Nu „Pruis en Fransons" niet behoefden 'e worden geattagueerJ, richtten ze hunne aan vallen hoofdzakelijk op dienstmeisjes, die dan ook uit doureu en vensters en van stoepen verdwenen, zoodra ze eene a'dseling „gespiriiualiseerde landsdefansie,: zagen naderen. Burgemeester ea Wethouders slui ten op de lutingsdagen de kroegen in den omtrek van de Botermarkt, maai de tientallen die buiten dat plein lig gen, blijven open. En sloot men ook die, dan zou de loteling een Üeschje meebrengen, 't Ie dwaas, maar't is zoo de loteling meent dat hij, na geloot te hebbenj dronken behoort te wezen. Dat is zoo UBance en traditie. En trekt hij een hoog nummer, dan gaat hij zijn geluk begieten, om het te doen groeien ioot hij slecht, dan begiet hij zijn ongeluk om het te doen vermin deren. Zonderlinge tegenstrijdigheid. En waar moet het heen met een soldaat, d!e zijn eersten veldslag al zonder tegenweer verliest 1 FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6