Eene Bruid.
P. N. B. C.
De sohemering van den zomer
avond begint over de kleine Blad te
vallen.
Hier en daar schijnt het matgele
lioht van reeds opgestoken lampen
door enkele vensters.
In een klein buis met twee
verdiepingen, bijna aan het einde
eener smalle straat gelegen, is alles
nog donker.
De voorgevel dezer woning is ge
heel met een wilden wijnstok be
groeid, die over eene kleine bank
by de huisdeur een afdak, een soort
van prieel, vormt.
Aan een der met dichte ranken
omlijste vensters zit een jong meisje,
het hoofd op de hand geleund eg
ziet met bleek gelaat naar boven,
waar een met donkergrijze wolken
bedekte hemel een dichten sluier
vormt, die het verder doordringen
van den blik belet.
De kamer ligt reeds in het half
donker, alleen in éen hoek glinstert
iets witachtige, dat een vreemd, zon
derling effeot maakt.
Het is een kleed van wit altas
een bruidskleed.
Morgen zal zij zijne vrouw wor
den. Als weder de schemering valt,
is zij voor eeuwig aan hem ver
bonden.
Hij is goed en lief voor haar ieder
harer weDSchen leest hij uit hare
oogenhij is bereid alles voor haar
te doen ook zij aoht hem hoog
maar liefde gevoelt zij voor hem niet.
Zij doet zichzelve rustig en vast
de bekentenis, dat zij hem niet liefj
heeft, niet zooals hij haar.
Waarom heeft zij dan ja gezegd,
terwijl zij toch zoo vele andere aan
zoeken afwees
De wereld zei, zij heeft gewacht
tot de reohle kwam.
Maar de wereld vergiste zich. Zij
las de smart in zijne oogenzij zag
hoe hij gebukt ging onder hare af
wijzing en zij werd met innig me
delijden jegens hem vervuld, wijl zij
wiet, wat 't zeggen wilde, afstand te
moeten doen van een vurig begeerd
geluk.
Zoo had zij dan eindelijk in zijn
aanzoek toegestemd.
En sinds was haar alles zoo vreemd;
zy begreep zich zelve niet meer; zy
zou 't liefste hare ouderlijke woning
hebben verlaten, de wijde wereld in,
zonder iemand rekenschap behoeven
te geven waarheen zij ging, alleen
om weder tot rust en kalmte te ko
men.
En meer dat ooit had zij, ten koste
harer gemoedsrust, aan nèm gedaoht,
aan den man, met wien zij vóór jaren
verloofd was geweest en dien de
dood plotseling van hare zyde weg
rukte.
Hèm had zij willen toebehooren voor
het levenzij meende dat nooit ie
mand anders het recht zou kunnen
verkrijgen haar de zijne te noemen
en nu werd zij toch echtgenoote van
een ander.
Wanneer zy aan die dagen van
voorbijgegaan geluk terugdacht dan
kwamen bittere herinneringen in haar
°P-
Zij wilde niet denken, zij wilde
vergeten maar ach, zij kon niet.
Eu hoe nader de dag kwam, dat
zij zich aan dien ander, den vreemde,
zou verbinden des te onrustiger werd
zij en alle oude herinneringen wer
den levendig, herinneringen aan
verdwenen geluk, die in het tegen
woordige helaas geen echo vonden.
Zij had haar woord verpand en
morgen moest zij het inlossen.
HAAIiLEHEIl HALLETJES-
33n Zatsrdagavondprsatje.
ccuv.
Op een van mijn wandelingen liep
ik mijn vriend Janren tegen het lijf,
die in gedachten verdiept voortstapte
en mij niet eerder zag dan toen ik
hem eest por met mijn elleboog ge
geven had. Nijdig keek hij op, maar
toen hg mij herkende kwam ziju ge
zicht weer in do plooi.
„In dat een soort van boksersgroet
vroeg bij.
„Neen, 't is een manier om iemand
die in hoogere sferen zweeft, weer op
de aarde te doen nederdalen. Je waart
zeker in hoogdravende gedachten ver
diept
„Ik zocht den steen der wijzer."
„Andere niet? Kan de quadratuur
van den cirkel loms dienen?"
„Spot niet. Hier is een bankje,
lateil we daar gaan zitten dan zal ik
je vertellen wat de zaak is. Op zeke
ren dag heb ik fn mijn huis een
timmerman aan 't werk, een handig
ventje, die blijkbaar neg al wat ge
lezen had en er nogal geavanoeerdo
denkbeelden op nahield over de toe
standen in onze maatschappij. Ik liet
hem eens prat** tot hij eindelijkgop
zijn gemak was en ronduit zei wat
hij op zijn hart had
„Ziet u, het groote kwaad is de
weelde. Als iedereen vast eens begon
met het overbedige weg te latsn en
datgene wat hij hierdoor beopaarde,
stortte in een kaa die gebruikt zou
worden om de loonen der werklieden
wat te verbeteren, dan zou er al heel
wat gewonnen zijn."
Dat klonk wel aardig en toen ik
er over had nagedacht, besloot ik eens
een proef te nemen. Ik zei tot mijn
huishoudster„ik wil morgen geen
sardines hebben, juffrouw!" Goed,ik
eet een boterham met kaas en smul
er van bij de gedarhte, dat ik mee-;
hielp tot oploasing van de sociale
quae tie. Den volgenden dag wou de
juffro u w „haagsche lever wors t" nemen
Hoeveel vreugde had het hare
moeder gedaan, toen zij ha ir besluit
had medegedeeld om zich opnieuw
te verbindenboe hadden al hare
betrekkingen hare keuze als die van
een veretandig meisje geroemd
En zij zij was by dat alles en
kele malen in een toestand geweest,
dat zij meende hare bezinning te
verliezen.
Morgen
Reeds verdwijnt de dag, om plaats
te maken voor de a nacht en zy had
gaarne gewild, dat het dag was ge
blevenzij had de zon willen tegen
houden dat zy niet daarachter die
groene bergen wegzonk.
Als na eenige uren de dag te
rugkeert dan zal zy haar eens gege
ven woord gestand moeten doen
Zij laat den bi k over de straat
zwerven.
De aan kettingen boven de straat
hangende lantaarns zijn aangestoken
en ook uit de tegenoverliggende
hnizen dringt een zwak sohemerlioht
raar buiten.
Een paar vleermuizen tuimelen als
spookverschijnsels door de vallende
duisternis, die langzaam en zaoht
alles in een sluier heeft gehuld. Over
al heersoht diepe, diepe stilte.
Ook in de kleine woning beweegt
zich niets.
Hare moeder heeft haar voor eenige
oogenblikken alleen gelaten. Eerst
over een uur behoeft zij zelve gereed
te zijn. Dan zal hij komen om haar
af te halenin het grootste hotel
van het stadje zal men heden een
bruiloftspartij geven. Zoo eisoht het
gebruik. Morgen, onmiddellijk na de
huwelijksplechtigheid, zal men afrei
zen en daarom wil men heden alle
verwanten voor de laatste maal nog
eens vereenigd zien.
Niemand is bij haar. De oude Lies-
beth is, vermoeid van hare vele be
zigheden in de keuken, in slaap ge
vallen.
Zy is alleen
Alleen, voor dit eéne uur nog.
En plotseling komt zy zich zelve
ia deze eenzame kamer zoo gruwzaam
verlaten voor, dat zy hare tranen
niet langer kan weerhouden.
Zy voelt het zij zal altijd alleen
zijn. In] het diepste heiligdom baars
harten zal hy nooit binnentreden.
Zy zal hem eene goede, getrouwe
gade zijn, geduldig en gehoorzaam,
maar zij kan hem niet liefhebben
en zy weet ook, dat hij van haar
geen wilde, hartstochtelijke liefde
verlangt.
Hy is tevreden met wat zij hem
kan geven't is hem immers geen
geheim, ,hoe innig zij aan den over
ledene geheoht was en tevens nog
altijd hem niet heeft vergeten.
't Is thans in de kamer geheel don
ker geworden. De zaohte, zoele lucht
van den zomeravond dringt de kamer
binnen, den geur der bloemen met
z'oh mededragend.
En plotseling komt eene gedachte
bij haar op, onbestemd, als iets on
verklaarbaar raadselachtigs, iets dat
haar beangstigt en toch als hel ware
tot handelen dringt.
Zij staat op, als door eene onzicht
bare macht gedwongen, neemt een
grooten doek en slaat dezen om hoofd
en schouders.
Dan begeeft zij zich op weg naar
den tuin.
Aan de keukendeur gekomen, ziet
zy dat hare oude getrouwe nog immer
rustig slaapt.
Zij treedt den tuin binnen, loopt
langs een paar bloembedden naar
eene kleine zijdeur in den tu:nmuur
en begeeft zich door deze naar buiten
op den weg.
Ik watertandde, maar hield me goed
en zei„nee, juffrouw, geen delicates
sen meer."
Daar komt de zoon van den co-
mestibleshandelaar een paar uur later
en vraagt mij of er soms iets gebeurd
ls, dat da jongen nu al twee keer
teruggestuurd is. „Vroeger had u
dagelijks noodig, meneer I"
Ik vei lel hem dat ik geen delica
tessen meer zal gebruiken.
„Dat zal vader spijten," zegt het
jonge mensch. ,,'t Is tegenwoordig
een moeielijke tijd, meneer. De huur
en de belasting zijn hoog en daarom
kunnen we onze goeie klanten niet
mresen. Als meneer er nog eens over
denken wou
Ik beloofde het en hij trok af. De
proef begon niet te best, daar had ik
om den werkman te bevoordeelen,
den handelaar in comestibles bena
deeld I
'd Avonds zei de juffrouw: „gaat u
niet naar de comedie, meneer? u is
andera zoo'n trouw bezoeker!"
„Dat is allemaal weelde juffrouw,
ik besteed mijn geld voortaan beter."
Ik wandel dien avond nog eens een
straatje om en ontmoet daar een ge
zelschapje, dat ik dadelijk herkende
voor actrices en acteurs.
„Een mooie avond I" hoorde ik ee»
hunner nijdig zeggen, „we hebben
nauwelijks de reiskosten verdiend.1' Bij
het licht van de lantaarn zag ik ho^
armoedig ze gekleed waren die'
hadden mijn twee guldens ook wel
kunnen gebruiken.
Den volgenden morgen verschijnt
mijn kleermaker om al te rekenen
over het vorig jaar en vraagt mij
meteen of ik niet wat nieuws noodig
heb. „Me dunkt, u is aan een nieuw
pak toe." „Dat kan wel wezen,"
zei ik, „maar ik zal nu toch maar
eens wachten tot het voorjaar."
„'t Is stil," zei de man met een
zucht, „er is zoo weinig werk, dat ik
een van mijn menschen zal moeten
ontslaan ais 't niet wat drukker
wordt."
En zoo ging het door. Wanneer
ik op het een of ander weelde-artikel
bezuinigen wou ten vcordeele van den
Hoe weldadig is de invloed, dien
de ziohte, frissche avondluoht op
haar oefentzy haalt diep adem en
laat den doek tot op hare schouders
zakken, zoodat hare zware blonde
vlechten vrij komen.
Langzaam wandelt zij voo.t. Na
eenige minuten ziet zij omgeheel
in de verte ziet zij eene gestalte, maar
zij kan niet onderscheiden of het een
man dan wel eene vrouw is.
Thans slaat zij een zijpad in, dat
alleen door enkele bewoners dezer
huizen wordt gebruikt en naar den
doodenakker leidt.
Zij treedt de kleine kerkhofpoort,
die altijd open is, binnenreeds zoo
dikwijls bezocht zij op deze wijze dit
stille oord.
Was het misschien omdat zij aan
het bezoeken zijner laatste rustplaats
gewoon wasmaar bij de be
schouwing van den kleinen,ingevallen
heuvel is zij meestal kalm.
Alleen ontroert zij, wanneer zij aan
den tijd denkt, toen ze hier voor de
eerste maal stond en zich van de
treurige waarheid trachtte te over
tuigen, dat alles wat zij eenmaal zoo
innig had liefgehad, zes voet diep
onder dezen met bloemen versierden
heuvel lag.
Dat was echter toenmaals geweest.
Later niet meer, toen alleen kalme,
stille droefheid over het verlies van
den doode haar hart vervulde.
Heden evenwel had een onweer
staanbaar gevoel haar weder naar
deze plaats gedreven, waar haar geluk
Voor eeuwig begraven lag.
Nu stond zij tussohen al de graven,
tussohen de in de duisternis spookach
tig schemerende marmeren gedenk-
teekenen, de ruisohende hoornen en
de door de avondkoelte bewogen
grashalmen op den kleinen grafheuvel,
over welke een treuresch zijne takken
als weenend liet nederhangen en
waarop de bloemen haar liefelijker
sohenen te bloeien dan op elke andere
plek.
Om de grafzerk vormden bloeiende
rozenboompjes een krai s en de geur
der rozen steeg in de nachtlucht als
bedwelmend tot haar op.
En zy zonk op de knieën en ver
borg het gelaat in de bevende
handen.
Lang bleef zij in die houding
gedachten- en gevoelloos. Alleen heete
tranen droppelden door hare slanke
vingers en vielen als dauwpanrlen in
de rozenkelken.
Eindelyk keerde haar denkvermo
gen terug.
Nog eenmaal liet zij aan haren geest
het gevoel van geluk en zaligheid
voorbijgaan, haar eens zoo wreed
ontnomen en een nameloos verlangen
vervulde haar, om voor altijd by dezen
grafheuvel te blijven, een brandende
wensoh om aan de zij le van haren
geliefden doode te rusten.
Het mooht niet zoo zijn. En thans,
nu zij den strijd met het leven weder
had aangebonden, scheen haar die
wensch zelfs jammerlijke zwakheid.
Neen, zy wilde sterk zijnhij had
hair immers ook eenmaal zyn„flink
en kraohtig meisje" genoemd.
En zij meende weder zijn stem te
hooren die tot diep in haar gemoed
doordrong't was haar als streek
zijne hand weder liefkozend over
haar hoofd.
't Was evenwel de nachtwind, die
door de bladeren ruischte en met
hare lokken speelde.
De donkere sluier van de soheme
ring bedekte al meer en meer de
aarde en liet niet langer toe, de om
trekken van boomen en planten
nauwkeurig te onderscheiden.
De sterren schitterden reeds aan
het uitspanselals uit een oneindige
een, dan benadeelde ik den ander.
Waarop bezuinigen op mijn sigaren
De winkelier bij wien ik ze koop
komt er met krabben en bijten. Op
taarten of puddings of koekjes? Dan
komt de banketbakker klagen. Tot
dusverre heb ik nog geen artikelen
gevonden, waarop ik bezuinigen kan
zonder iemand te benadeelen en nu
vraag ik: waarvoor zal ik mij dan
het genot van de weelde ontzeggen,
wanneer ik, den werkman bevoor-
deelende, den comestiblesman, den
acteur, den kleermaker, den sigaren
handelaar en den banketbakker na
deel berokken?
Zoo heb ik den jeugdigen timmer
man ƒ25.gezonden voor de kas
van zijn 7ereeniging, maar hem meteen
bericht, dat ik van de proef afzag,
omdat ze mislukt was en geen prae-
tisch nut had. Ik hoor dat hij in
een vergadering mij voor een onge-
voeligen kapitalisten voor een „kou
den geldwoll" heelt uitgemaakt, maar
dat doet nu minder fer zake. De
vraag is maar op welk artikel kan
er bezuinigd worden, zonder dat daar
van iemand nadeel ondervindt?"
Jansen keek mij aan alsof hij hoopte
dat ik er wel een middel op zou
weten, maar ik was niet veel wijzer.
We zaten zwijgend op het bankje en
trokken met onze stokken cirkels in
't zand, afbeeldingen van den cirkel
waarin Jansen met zijn proefneming
had rondgeloopen. Misschien zouden
we er nog zitten, wanneer niet op eens
het belletje van de tram ons uit]ons
gepeins had doen opschrikken.
,,'t Wordt tijd om naar huis te
gaan," Z9i ik, „ga je mee met de
tram, Jansen?"
Hij ïoauJde het hoofd en mompelde
iets Viii weelde.
„Wel meneer," zei de conducteur,
„als u en anderen die het betalen
kunnen niet meer met de tram mee
gaan, waar moeten wij conducteurs
en koetsiers dan blijven?"
„De proef op de som," zei Jansen
tot mij en opstappende reed hij mee.
wereld fonkelden zij don aardebe-
woner vriendelijk tegen.
En tussohen het gras zag men de
glimwormen, die als kleine liohtjes
een zaohten glans verspreidden.
Zij schrikte eensklaps op.
De zware slag van het torenuur
werk klonk langzaam, dreunend, door
de stilte van den avond.
Met een gevoel van onuitspreke
lijke afmatting maakte zij zich tot
vertrekken gereed.
Zy streek met hare koude hand
langB het j voorhoofd, als wilde zy
booze, sombere gedachten verjagen
Zij moest immers weder in het le
ven teruükeeren, schertsen en lachen
op den feestavond, die ter hare eer
was bereidzij moest eene „geluk
kige b-uid" zyn, wanneer zij in de
sohitterende feestzaal de welgemeende
gelukwenschen van hare niets ver
moedende vrienden en verwanten
ontving, hen met een vroolijk, opge
wekt gelaat danken.
Wanneer zij echter hier bleef en
niet kwam?
Neen, het zou immers le dwaas ziju.
Nog eenmaal boog zij .zich over
het graf. Nog eenmaal ontsnapt een
krumpachtige zucht hare borst
dan had zij hare wilskracht her
wonnen.
Zy plukte eene roos en kuste haar,
wierp nog een langen blik op de
plaats, waar al haar vreugde en le
vensgeluk begraven lag, daarop
verliet zij den doodenakker.
Maar éen ding bleef aohter, het
beste deel des menschen hare liefde
die behoorde immers den doode
toe
Hare oude, zorgzame dienstbode
verkeerde reeds in ongerusthe'd over
de afwezigheid der jeugdige meesteres,
„'t Was tijd dat zij zich kleedde,
hoog tijd."
En zij liet zich met haar feestge
waad looien, rustig en kalm, maar
koud en gevoelloos, en daarop reed
zij met hare moeder en den man,
wiens gade zij morgen zou worden,
naar de feestzaal en bet ad haar aan
zyn arm in fiere houding.
Maar hare mondhoeken trilden dik
wijls zacht, onmerkbaar, als een kalm
water, door den nachtwind zachtkens
bewogen.
En in haar stem lag een moede
klank, {als van heimweemaar de
feestgenooten schreven dit toe aan
den gewichtigen dag, die aanstaande
was.
En toen zy den volgenden morgen
in de kleine kerk te midden harer
in het wit gekleede vriendinnen
voor het altaar stond, terwijl het hel
dere zonlicht door het venster viel,
en op de vraag van den grijzen
geestelijke, die haar eenmaal den
doop had toegediend, het „ja" uit
sprak, dat h-ar voor altijd aan den
man aan hare zijde verbond, toen
hoorde niemand uit den rustigen,
moeden klank harer stem, dat een
onmerkbare zucht aan hare lippen j
ontvlood en niemaDd besefte, dat'
haar hart van nameloos wee samen
kromp.
Maar zij bedwong hare smait, zij
bleef meester over zich zelve; alleen
legde zij de bevende hand tegen hare
borst, als om het luide kloppen van
haar hart te bedwingen, de toe
schouwers waren getroffen door die
roerend schoone beweging en
h*re vingers drukten daarbij op de
roos, die zij den vorigen naoht op
het graf van den doode had geplukt.
Die dag was er een vol emoties,
't Was alsof mijn kennissen het alFn
op mijn voorzien hadden, om juist
by mij hunne moeielijkheden en grie
ven uit te storten. Dien middag
rende mijn vriend Pietersen mij op
de Groote Markt tegen het lijf en
merkte niet eens, dat hij mij bijna
omver liep. Hevig gesticuleerend, met
een kleur als een kalkoensehe haan
en een groot pak onder den arm rende
hij als een bezetene door en bleef
eerst staan, teen ik hein zoo luid
„heidaar, Pietersel" nariep datLouwtje
er van opkeek.
„Loop jij tegenwoordig je vrienden
van de sokken?" vroeg ik een beetje
nijdig, want hij had me leelijk op
mijn likdoorn getrapt.
„Zoo, ben jij het! neem me niet
kwalijk, ik zag jö niet, ik ben ook
zoo nijdig. Jij bent nu een heer die
in kranten schrijft over alles en nog
wat, jij weet natuurlijk een heeleboel
meer dan een gewone aardwurm
„Pietersen, als je ironie te veel hebt
maak daarmee dan een ander geluk
kig. Ik heb het genoegen je te
groeten
„Nou, nou," zei hij en greep me
bij een knoop van mijn jas, „niet zoo
haastig. Ik bedoel het immers zoo
kwaad niet. Wat ik vragen wou is
ditwelke leidende gedachte be-
heerscht de commissie, die iemands
aanslag in de plaatselijke directe be
lasting regelt?"
„Hoe bedoel je dat?-'
„Begrijp je dat niet? Wat 13 het1
uitgangspunt, de leiddraad, de maat
staf waarnaar ze te werk gaat?"
„O, dat is gemakkelijk te beant
woorden. Men gaat uit van de ver
onderstelling dat de haarlemsche
mensch een mensch is als ieder ander
en zich licht kan vergissen en dat
hij bij belasting-quaesties als ieder
ander bij belasting-quaesties groot
gevaar loopt zich meer te vergissen
in de hoogte dan in de laagte van
zyn inkomen."
„Hetgeen zeggen wil
„Dat de meeBte menschen geneigd
zijn, om hun bezit voor geringer aan
te zien dan het werkelijk is." I
BINNENLAND,
De jury in den wedstrijd van vuur
werken, gehouden op het tentoon-
ttell;ngete-rein te Amsterdam, heeft
geen termen kunnen v'.nden om de
hoogste onderscheidingen eere-
kruis en gouden medaille toe te
kennen. De zilveren medaille is toe
gekend aan den heer Joh. Loeff te
Alfen a d Ryn, de bronzen aan J.
B. Horsten en Zn. te Amsterdam.
Donderdagavond legden de heiers
aan het postkantoor te Amsterdam,
het werk neder uit ontevredenheid
met het feit, dat éen der ploegen in
staat werd gesteld meer loon te ver
dienen dan de andere. De aannemer
zeide den werklieden aan, dat zij het
onderling gerezen geschil buiten het
werk moesten tot oplossing zien te
brengen. Het bleek toen al spoedig
dat het meerdere loon het gevolg was
van de omstandigheid, dat de eene
ploeg in een zekeren tyd meer palen
in den grond heide dan de andere,
zoodat den aannemer is kennisge
geven, dat de heiers heden oohtend
het werk weder zouden hervatten.
By deze gelegenheid is tevens geble
ken dat een heier gemiddeld tusschen
drie en vier gulden dagloon kan
maken.
Een instorting.
Een vreeselijk gekraak, vermengd
met hulpkreten en gekerm, deed
Vrijdagochtend te ruim 10 uren al
wat in de nabijheid der Rijnhaven
te Rotterdam werkzaam was, ver
schrikt tezamen loopen naar de
Deiistraat te Katendreoht, waar zware
opstygende stofwolken de plaats aan
wezen, wair een ongeluk gebeurd
was.
Op den hoek dier straat, recht
tegenover de Rijnhaven, worden door
den bouwondernemer P. Romijn
nieuwe panden gezet. Daarvan was
er éen, uit twee verdiepingen bestaan
de, ingestort, naar men gist door het
wegzakken van een ijzeren bint
waarop de bintlaag der eerste ver
dieping rustte.
Het ingestorte pand was reeds on
der den kap gebracht en op het
oogenblik dat de ramp plaats had
waren daarin eenige timmerlieden,
stukadoors on voegeis werkzaam.
Groot was de ontsteltenis, die op het
eerste oogenblik heersohte, doch ook
weldra waren oen aantal kloeke werk
lieden van de „American Petroleum
Company," van de gemeente en an
deren die in de nabijheid werkzaam
waren, te hulp gesneld. Vol ijver
vingen zij aan met het wegruimen
van het puin, gebroken balken enz.
Van diep onder het puin kwamen
hulpkreten, die gevoegd bij de aan
sporingen van het te hoop geloopen
publiek, hen tot grooter krachtsin
spanning prikkelden. Eindelyk haalde
men onder dwars over elkander ge
vallen balken en stukken zink te
voorechijn den voeger Th. van der
Heuvel, die nagenoeg bewusteloos
was en wiens toestand volgens de ter
hulp geroepen doctoren zeer ernstig
was. De man had verschillende won
den en eene breuk bekomen. Spoe
dig daarop werden ook de 37jarige
A. v. Asperen en de 14 jarige tim
merman-jongen J. de Swa>t te voor
schijn gebracht, met hoofd- en been
wonden, waaronder vrij ernstige. Met
brancards met spoed derwaarts ge
zonden, werden zy naar het Zieken
huis vervoerd. De stukadoors J. P.
J. van Kerken en F. Simons mede
onder het puin weggehaald, bleken
geen letsel te hebben bekomen, doch
„Zoo, dan zal ik je eens wat anders
vertellen. Ik heb mijeelven naar
waarheid aangegeven en ben toch
nog drie klassen verhoogd. Hoe vind
je dat?"
„Zoolang ik niet weet hoe hoog je
nu aangeslagen bent, kan ik daar
geen antwoord op geven.
„Hm," bromde hij en keek me
schuin aan. Toen ging hij, zich kwaad
makende, voort„Maar ik berust er
niet in, volstrekt niet. Ik ga op staan-
den voet naar 't stadhuis om te zeggen
waar het op stsat. Bij wien moet ik
daarvoor wezen
„Pietersen," zei ik, „denk je dat ik
je zoo zal laten gaan In zóó'n opge
wonden toestand en met een pak,
dynamiet onder den arm. Dat nooit.
Nog één stap en ik roep agent no.
11 die daar loopt en laatje inrekenen."
„Ben je mal?" zei hij, „datis geen
dynamiet, dat zijn mijn boeken."
„In dat geval raad ik je aan, rus
tig raar huis terug te keeren, want
de commissie voor de bezwaarschrif
ten ia maar niet allen dag te spreken."
Met moeite troonde ik hem mee en
moest zijn belastingklachten nog on
derweg aanhooren,
„Ik ken iemand;" zei hij, „die zich
aangegeven had in de bedrijfsbelas
ting, maar de inspecteur vond den
aanslag te laag en of de man al
protesteerde het baatte hem niet, hij
werd niet geloofd. Een dag of wat
daarna kreeg hij van 't gemeentebe
stuur een aanzoek, om lid te worden
vau 't college van zetters. Daar be
dankt hij evenwel feestelijk voor.
Zou ik, zoo vroeg hij, die zelf niet
vertrouwd word, de vertrouwbaar
heid van anderen gaan beoordeelen
Wel verplicht."
En hij zond een boodschap aan
Burgemeester en Wethouders met de
complimenten „en dat hij 't niet en
dee."
„Maar de inspecteur en 't College
van B. en W. zijn twee, Pietereen I"
„Dat weet ik ook wel, maar ze
denken over belastingaanslag blij kbaar
eveneens, zie je."
do 19jarige P. H. Smit, die met het!
hoofd tusschen de balken beklemd v<
gevonden werd, moest per rijtuig naar g\
huis gebracht worden, evenals de w
stukadoor W. Kort, die eerst om 12 Jol
voorschyn gehaald kon worden. Ook (1<
hij was aan het hoofd gewond, doch ju
niet levensgevaarlijk. ef
Nog werd naar zijne woning ge- te
bracht de 54 jarige F-Bol, die er mot jn
eene enkelbreuk afkwam. De tim- w
merman A. de Zwart, die ook eerst ze
nadat hy twee uren vol angst onder g(
de ingestorte balken beklemd geze
ten bad, uit zijne benarde positie h<
kon worden verlost en eene ernstige la
beenwond bekwam, werd per bran- L
oard naar het Ziekenhuis vervoerd, ei
Schrik en angst waren op aller ge- lqi
laat te lezen. Liefdevol werden zij in y
de eerste gro.te ontsteltenis binnen- 01
gehaald en opgenomen in het café 'y
„Cardiff arms" van G. Beumers in de te
Deiistraat, waar geneesheeren de
eerste hulp verleenden. te
Het ,'geheele pand is van den nok ti
tot den g:ond ingestort en in een d
groote puinhoop veranderd. Van het pi
aangrenzende, mede in aanbouw zijnde b:
pand werd een stuk van bet dak en iw
vaa een zymuur in den val medege- te
sleurd. t
Op uitdrukkelyken last van den t
politieohef, is het terrein afgozet, om p
verdere ongelukken te voorkomen.
N. li. Ct.
Y
Eene botsing. Q
Tengevolge van het onvoldoende
rangeerterrein op het emplacement
der Staatsspoorwegen te Arnhem, g
kwamen naby het hotel Bellevue
Vrijdagochtend eenige goederenwa-
gens in botsing met oen goederentrein
naaar Duitsohland. Het gevolg was, g
dat een viertal wagens omgeworpen jf
en vernield werden. Met'achterlating E
van besohadigd materieel kon de
trein zyn weg vervolgen. Persoon- j,
lijke ongelukken kwamen niet voor.
Te Asten (N.-Bwerd dezer dagen
op de heerlijkheid „Asten", toebe-
hoorende aan baron Van denHovell d
te Vorden, een reusachtige eikenboom
geveld, die ondanks de genomen
voorzorgsmaatregelen, in zijn val op e
een stal en een schuur tereoht kwam 1
en deze geheel verpletterde. Deze j
kolossus, die op een gewioht van
20,000 Kg. geschat wordt, had een e
stam van drie meters omtrek, terwijl i
zijn lengte ruim 16 meter bedroeg. 1
Deze boom werd gekooht door een 1
houthandelaar te Helmond.
Het is aan de brigade marechaussee
uit Boksmeer gelukt de personen in
handen te krijgen, die in den laatsten j
tijd op verschillende plaatsen in
Limburg valsch geld uitgegeven j
hebben. Zy ;zijn A. Verstegen en
zijne huisvrouw, beiden uit Kempen.
Pers Overzicht:
De kieswet en de begrooting.
D t onderwerp wordt door Mr. Z.
in de katholieke Noord-Brabander
behandeld, in een artikel, waarin te
kennen wordt gegeven dat destaats-
begrooting voor binnenlandsche za
ken niet weinig misnoegen heeft
gewekt.
De schrijver meent, dat des minis
ters troetelkind, het openbaar on
derwijs, hem erg royaal met dui
zenden doen omspringen, zoo zelfs,
dat alles en alles de begrootiug over
het volgend jaar die van dit jaar 4 Va
ton overtreft, waarop hij laat vol
gen:
We hebben deze week kennis kun
nen maken met onze aanstaande
landsverdedigers en het „aangenaam
geweest kennis te maken", kan daarbij
moeielijk over de lippen. Nog niet
eens waren de aanstaande krijgshelden
in uniform en ze hadden de neerlaag
al geleden. De drank had ze over
wonnen en hield ze onder de knie.
Zoo wordt men voor de taak van de
landsverdediging voorbereid. Het cou-
ragewater wordt al genomen voordat
nog de vijand in 't zicht is. De oefe
ningen in 't tirailleeren zijn nog niet
eens aangevangen on nu reeds tirail
leerden ze over de straten, langs de
palen en achter de boompjes om,
soms daar cok wel tegen aan, want
paltn en boomen die niet teveel drank
op hebben, staan vaster ph m voeten
dan de nieuwe soldaat. Nu „Pruis
en Fransons" niet behoefden 'e worden
geattagueerJ, richtten ze hunne aan
vallen hoofdzakelijk op dienstmeisjes,
die dan ook uit doureu en vensters
en van stoepen verdwenen, zoodra
ze eene a'dseling „gespiriiualiseerde
landsdefansie,: zagen naderen.
Burgemeester ea Wethouders slui
ten op de lutingsdagen de kroegen in
den omtrek van de Botermarkt, maai
de tientallen die buiten dat plein lig
gen, blijven open. En sloot men ook
die, dan zou de loteling een Üeschje
meebrengen, 't Ie dwaas, maar't is zoo
de loteling meent dat hij, na geloot
te hebbenj dronken behoort te wezen.
Dat is zoo UBance en traditie. En trekt
hij een hoog nummer, dan gaat hij
zijn geluk begieten, om het te doen
groeien ioot hij slecht, dan begiet hij
zijn ongeluk om het te doen vermin
deren.
Zonderlinge tegenstrijdigheid. En
waar moet het heen met een soldaat,
d!e zijn eersten veldslag al zonder
tegenweer verliest 1
FIDELIO.