Het Avontuur van een iaiïssi,S3IIZI&S3. Tien jaar geleden dreef ik nog niet de zaken die ik thans heb, maar was reiziger voor een groote firma in koloniale waren. Mijn werk riep mij dikwijls naar Rotterdam! en, om de waarheid te zeggen, was ik op dat tijdstip niet zoo braaf en ordelijk als ik wel had behooren te wezeD. Het levenspad van een handelsreiziger ie bezaaid met voetangels en klemmen en ik was niet altyd voorzichtig ge noeg om mijn voeten daar uit te houden. Deze verklaring zal bij mijne lezers gereeder geloof vinden door het verhaal dat ik hier laat volgen. Op een herfstavond ongeveer te zes uur was ik weer te Rotterdam. De straten waren glibberig van den re gen en ik had in myn zakken een bedrag van zeshonderd gulden, die ik van klanten van mijn patroon ontvangen had. Daar ik niets te doen had en de gestadig vallende regen een wandeling onmogelijk maakte, ging ik naar mijn hotel terug en, hoewel ik dien middag al meer ge dronken had, dan nuttig was, bestelde ik opnieuw een glaasje cognac, toen tegenover mij een onbekende kwam zitten, die b geerig scheen naar een praatje. Ik was niet in 't minst terughoudend en met een tong die dubbel begon te slaan, antwoordde ik op zijn vragen Later stond mij flauw voor den geest, dat ik hem verteld had, dat ik zes honderd gulden bij mij droeg. Toen mijn glaasje leeg was stelde mijn nieuwe vriend mij voor, samen naar de komedie te gaan. Dat deden we en het toeval wilde dat er juist een drama gespeeld werd, gotiteld „Drank". 1Z00 versuft was ik nog niet, dat ik niet rilde bij het zien van een aoteur, die leen aanval van de lirium tremens te aanschouwen gaf en, als ware het om myn eigen toe stand te verontschuldigen, wendde ik mij tot mij tot mijn metgezel en zeide „Dwaasheid, ze overdrijven het „Zeker," antwoord ie hg, „ze over drijven schrikkelijk, 't is maar een tooneelsiuk. Hier in de buurt is een goed café, laat ons daar wat gaan gebruiken." Zoo gezegd, zoo gedaan. We gin gen naar 't café en vandaar weei naar den schouwburg terug. In de pauze nog eens naar 't café, zoodat, om kort te gaaD, ii totaal beschon ken was, toen ik aan den arm van mijn nieuwen vriend den schouwburg verliet. Toen ik weer tot bezinning kwam lag ik in een mij vreemde kamer op een bed. Door het raampje zag ik de wolken voorbüjagen voor den hevigen wind en nu en dan de maan te voorschijn komen. Ergens in den omtrek sloeg het twee uur. Opeens nuchter geworden door angst rees ik op. Waar was mijn geld Mijne kleeren lagen verspreid aan het voe teneinde. Gelukkig, de bankbiljetten waren nog in den binnenzak van mijn jas. Beneden hoorde ik menschen zacht met elkander prateo. Zonder ge- druisch opende ik de deur van de slaapkamer en luisterde. „Het is dus alles in orde?* vroeg een stem, waarop een andereten ant woord gaf„O ja, hg zal op zgn vroegst te zes uur wakker worden." „Heel goed. Denk er omals hij wakker wordt wanneerje het geld wegneemt, dan moet het er maar van door ik beefde, maar niet van kou. „Eu wanneer hij morgen wakker wordt," ging dezelfde spreker voort, „zeg hem dan maar, dat je hem be roofd op straat gevonden en uit mede- IIAAKLEMM HALLETJES. Es-. Zaterdagavoadprsatje. CCLV. De oorlog is uitgebarsten, de oorlog tusschen Haarlem en Heemstede. Het ■wetsontwerp door Gedepute rde St-;- ten Woensdag aan den rusd toege zonden omtrent de annexatie, is de vonk geweest, die het smeulende stroo in lichtelaaie heeft gezet. Hevig zal da strijd zijn, want heeft Haarlem aan den eeren kant de overtuiging, dat zij het recht heeft r p den eigendom van de Hout, Heemstede is daarvan volstrekt niet doordrongen en protesteert ten sterk ste tegen de plannen van den Hooge Tt-?ee:ing om Haarlem het mooiste stuk van de Heemsteedsche taart te laten afbijten. Het mooiste stak van de taart Of is de Hout niet uit het oogpunt van natuurschoon het beste brokje van Heemstede? En bevat dat stuk van de Hart niet een boon als een Driekoningeukoek Die boon dat is de groep villa's v-.u bemiddelde per sonen, die bij dit annexatieplan in handen van den haarlemachen fiscus vallen en die, ik geef hun dat op een brielje. met Jiem niet zoo gemakkelijk znllen klaar komen als met den weinig eisenenden ;on: vanger van Heemstede. De strijd gaat dus om poëzie en proza. Haarlem wil de lommerrijke lanen, de breedgetakie eiken, deslanke lin-len, de deftige beufceD, maar hel wil ook de lieve centen. Ji, de strijd rraat oin de dames Sluyterman van Leo, mevrouw van Pr^ag, Dr. Pos- thuraa, den heer Bange, mevrouw Visser van Hazerswoude en anderen. Ik zeg maar dat het goedklinken de namen zijn, namen met een zil verklant-. Men krijgt er een visioen bij lyden opgenomen hebt. Ik heb nu mijn deel van 't werk gedaan door hem dronken te maken, het is jou taak om den domoor van zgn zeshonderd guldea te bevrijden." Nu hoorde ik een voetstap op de trap en sloot haastig de deur. Iemand draaide de deurknop om en ik begon zwaar adem te halen op de manier van een dronken man. Voor myn bed stond een groote kerel met een lantaren in zijn hand en staarde mij strak aan. Naar het scheen stelde mijn snor ken hem gerust, althans hij zette den lantaarn op tafel, doorzocht my- ne zakken en haalde uit de jas het bankpapier van mijn patroon, dat hij vervolgens ging wegbrengen, ge raadt nooit waar. Hij schoof den bodem uit een vogelkooi die daar hing, stak de biljetten daarin en duwde de kooi weer omhoog. Toen kleedde hij zioh uit en stapte naast mij in het bed. Spoedig was hij ingeslapen eu kreeg ik weer hoop, dat alles nog goed zou afloopen, maar helaas nooit zag ik iemand die zoo lioht sliep. Ik kon geen beweging maken of hij werd wakker en er was dan ook geen denken aan om uit het bed te kruipen zonder dat hg het gewaar werd. En ik kon nagaan dat hij een wapeD onder zijn hoofdkussen had Er bleef mg dus niets over, dan ge duldig te wachten op den morgen en dan te trachten door list mijn geld weerom te krijgen. Ik bracht dien moeilijken nacht geheel wakend door. Langzaam kro pen de uren voorbij. Eindelijk deed zich aan mijnen geest een plannetje voor, dat ik, zoo spoedig het dag werd, in uitvoering besloot te bren gen. Zoo het mislukte welnu dan zou het mij mijn leven kosten, maar slaagde ik dan zouden mijne patroons hun geld behoorlijk ontvangen en ik nooit meer een droppel drank gebruiken. Toen het zes uur s'oeg deed ik alsof ik langzamerhand wakker werd en een luide geeuw deed mijn slaapkameraad ontwaken. Hij boog zich over mij heen en nam een hou ding aan van vriendelijk medelijden. Het daglicht kwam nu in de kamer. „Wel, arme kerel 1" riep hg. uit, „hoe gevoel ja je nu? Je zult je er zeker over verwonderen, datje in mijn bed ligt. maar de zaak is dat je gis teravond erg ziek waart." „Ziek?" vroeg ik en bracht mijn hand werktuiglijk naar mijn hoefd. „Ik geloof wezenlijk, dat ge gelijk hebt, mijn hoofd doet mij tenminste geweldig pijn u Hg glimlachte en zei: „wel, ik wil er niet teveel van 2eggen, maar ik vond je van nacht in de goot, een beetje door drank bevangen. Bij u stonden een paar kerels die er alles behalve gunstig uitzagen en je vroeg mij of ik je van nacht geen onder komen wilde verleenen." Ik gaf hem mijn oprechte dank baarheid voor zijn onbaatzuchtige hulp te kennen, maar hij maakte een bescheiden handbeweging en zei een voudig: „Ik achtte dat mijn plicht mynheer, niets dan mijn plicht. Ik kon een gelegenheid om een mede- monsch van dienst te zgn niet laten voorbijgaan." Ik dankte hem opnieuw en voegde er bij„Ik gevoel mij nog ongesteld. Gisteren heb ik te veel gedronken en ik heb nu een opknappertje noo- dig. Heeft u misschien wat brandewijn in huis? Zoo ja, dan smeek ik umy er wat van te geven, anders kan ik waarlgk niet weer op mgn verhaal komen. Na een ^ogenblik van aarzeling zei hij„Zeker, ik zal het u even gaan ha'.en. Blijf daar maar liggen, ik kom in een oogenblik terug. Nauwelijks was hij de deur uit, of ik sprocg uit het bed, liep nsar de vogelkooi en trok den bodem er uit. Ik bemerkte dat deze van dik hout van gouden willems in rollen en bank jes van duizend in liassen. Wie verwon dert er zich dan over dat Haarlem daar graag wat van hebben en dat Heemstede er graag wat van houden wil En dan hebben we nog het Fami liehotel van den beer Scholten. Wij aam xeTen den'heer Schollen ook als de TweedeKatuer hetgued vicdt.Hij heeft Haarlems burgers zoolaQg bet bier en den borrel geleverd, dien ze bij de muziek vau Kriens gebruikten op de manier van een kop koffie bij een boterham, dat de gemeente Haarlem hem nu tot beluoniag al-: Burger van Haarlem wil adopteereD. Hij heeft zich dat volkomen waardig getoond. 01 heeft hij niet jaren lang, met een zeifbeheerscciog die geroemd mag worden in deze eeuw van zenuwsiap- heid, weerstand geboden aan den by- kans cnweerstf au baren aandrang in zgn binnenste om eens een ferme som, Vijf Honderd G ui den, laten we zeg gen Duizend Gulden, bij to dragen tot instandhouding van hetSiedeijk Muziekkorps, waarvan hij, gedurende het bestaan van dat korps, op het mooiste punt van den ganschen Hout de vruchten heelt geplukt in den vorm van dubbeltjes en kwartjes voor tallooze consumpkën. Zulk een kracht v n ziel mag niet onbeloond blijven. Het Burgerschap van Haarlem is de prijs. Een depu- lat.e van ambtenaren zal, aitijd wa neer het annexatieplan wordt goeJgo- keurd, den heer Scholten het diploma als Haariemsch Burger plechtig gain aanbieden. Deze comm.ssie zal be staan uit deu Ontvanger van de Di recte Belastingen," d9n Inspecteur v.-.n dezelfde stichting en den Gemeente- Ontvanger. Wie vau deze drie aeeren het woord zal voeren, is nog niet be- kond, maar wat met vrij groote ze kerheid kan worden medegedeeld, is dat het Stedelijk Muziekkorps bij die gelegenheid met gepasten weemoe i en hol was, maar nu gevuld met bankpapier. Haastig trok ik al de bankbiljetten er uit, borg ze weg op mgn borst en sprong weer in bed. Het was hoog tijd. Nauwelijks was ik weer onder de dekens, toen mijn gastheer terugkeerde met een glaasje brandewijn, dat ik, om den schgn te bewaren, gulzig uitdronk. Hierna klesdde ik mij aan, welk voorbeeld hij volgde. Of ik ontbijt wilde hebben? Neon, ik wou gaarne den eersten trein naar Amsterdam nog balen en dien zou ik missen wanneer ik bleef ontbijten. Al pra tende voelde ik in mijn zakken en riep met voorgewende verontwaardi ging uit„mgn geld mijn geld is weg! ze hebben mij van nacht besto len, de schelmen Myn goede vriend toonde veel deelneming in mgn lot. Hij zond allerlei vervloekingen aan het adres van de booswichten, die een hulp loos man konden bestelen en dwong mg met een edelmoedigheid, die op dat oogenblik in mijn oog iets komisch had, om vijf gulden van hem aan te nemen, desverkiezende als een tijde lijk voorschot. „Neem het maar," zei hg, „het is immers aangenamer te geven, dan te ontvangen. Ik ben zelf niet rijk, maar voor een liefdadig doel kan en zal ik altyd een paar gulden kunnen missen." Met vernieuwde betuigingen van dankbaarheid nam ik nu van mijn gastheer afscheid en spoedde mij naar het station, waar ik juist tijdig aankwam om plaats to nemen in den trein naar Amsterdam. Nauwe lijks gezeten maakte ik mijn jas los en zocht mgn bankpapier voor den dag, maar wie schetst mijn verbazing toen ik inplaats van zeshonderd gul den, negenhonderd gulden vond lx had het geld van mgn gastheer tevens meegenomen De volgende week ging ik des avonds vergezeld, door twee vrienden, naar het huis waar ik gelogeerd had en duwde onder de deur een gezegeld couveit door, waarin de driehonderd gulden zaten, benevens de vijfgul- den die hij mij geleend had. Ik hoop dat hij het geld gevonden heeft, maar ik weet het niet, want ik heb hem nooit weergezien. Dit kan ik wel verzekeren, dat ik sinds dien tijd nimmer meer in zulk een toestand ben geweest als op dien gedenkwaardigen avond. Misschien komt het daardoor, dat ik op dit oogenblik mijn eigen zaken dryf en dat ik mag zeggen, dat ze proepe- reeren. BIN N E NL A ND, Uit Amsterdam Brr Ik oen nog eens op de Ten toonstelling geweest. Zaterdagavond oen 10 uurik was, geloot ik, de eenige bezoeker; doodsch stond daar het hoofdgebouw, kaal het terrein, veriaten de wereldbazarde gasgioei- lichten vóór het museum branden niet ei vele lichten op het terrein evenmin, de bo >giamp toven de l ampagtie van de mailboot werpt niet meer zyn kond licht over den omtrek, de muzikanten zitten bibberend in den opgeietten kraag van hun over jas de melod ën van Bizets Carmen over het verlaten terrein te blazen. Alles is weg wat anders en vooral op Zaterdagavond, het terrein vroolijk en levendig maakt. Meneer CJa isch, .ds presses van het Uitvoerend Comité, op eerbiedigen afstand gevolgd door een Javaan, vertoonde zich niet op Let terrein en ontnsrn daardoor mij (het publiek) het genoegen van mij met den aan- blix van uit tweetaL ie veraiakec; De Vos, een ander comité-lid, verdienste lijker dan velen zijner collega's, alom tegenwoordig vertoonde niet meer zijn pretiig-leuk, gezichtNapoleon ie Granu, commissaris van exploitatie, „die letzte Rose" ten gehoore zal bren gen, als een zachte v-enk aan den heer Scholten, dat dit nu do laatste muziek is die hij voor niemendal te hooren krijgt. Iutuseehen schijnt aan den zuidkant van onze gemeente ter zake van deze annexatieplannen eene allengs aan groeiende animositeit te ontstaan. Woensdagavond gingen er geruchten, dat de Heemstedenaars barricaden opwierpen in den Hout en banieren hadden met de bekende fiere woor den: „Geen duim breed van ons grondgebied, geen steen van onze villa'sl" Maar toen twaali agenten van politie onder aanvoering van een adjunct in den looppas naar den Hout stormden om te onderzoeken wat er van aan was, bleek het geheele ver haal uit de lucht gegrepen te zijn. Den daarop volgenden dag liep te Heemstede het praatje, dat een leger van Hkarlemsche kiezers in aantocht was, om het voor annexatie aange wezen gedeelte maar va^t in bezit te nemen omdat het nog wel een poos duren zal voor de Tweede Kamer aan de zaak toe ie. Ook dit gerucht bleek evenwel op een zandgrond te zijn gebouwd. Alleen heb ik Vrijdag officieel ken nis gekregen van een V6catpartij tus- scaen twee Haarlemsche spreeuwen, gehouden in den Dikken Boom in het Freferikspark en wel naar aanleiding van liet telt, dat een van de spreeu wen, ten aanzien van de annexatie, Heemsteedsche neigingen had aan den dag gelegd en niets meer cl* min der geuit had, dan den landverrader- lijken wensch, dat de annexatie niet tot stand zou komen. De andere spreeuw zei met groot spreeuwen- lawaai, dat zulk een uitlating niot te pas kv^am en wel op grond van het spreekwoord„wiens brood men eet, diens woord men spreeat!" hetgeen de andere vinnig beantwoordde met een beroep op het spreekwoord: „eer- heb ik dien avond nergens gezien en Paalman de kleine chef van de groote controle, nam waarschijnlijk een bad. Al die bakende typen van de ten toonstelling zijn verdwenen, weg voor eeuwig. Op Oud Holland, doodsche stilte; een paar taveernen zijn nog open, „met mijn ziel onder clen arm" ga ik in de „Waeg van Enckhugzen" wat warms drinken, het is zoo kil, al zit je op Oud Holland meer beschut dan op het terrein. Eén cognac, nogésn, nog é9nik word dommelig, ik gevoel lust te gaan slapen als plot seling een torsche hand op mijn schouder wordt gelegd, neen, op mij a schouder valt ea ik, opziende, een lorechen, gespierden man voor mij zie staan, in de schilderachtige kleeder dracht der 17e eeuw, die mij beveelt optestaan, zeggende dat ik niet het recht heb zonder zijn toestemming voor „zijn huis" te gaan zitten. Hoewel van nature zeer schroom vallig verman ik mij en maak hem met de noodige beleefdheid opmerk zaam, dat het onder dezen luifel is, dat ik reeds meermalen het natte gedeelte van mijn inwendigen mensch ver kwikte. „Ik heb hier nog nooit drank ge tapt, ik ben koopman in hout en het is hier in de stad geen gewoonte dat men zoo maar voor eens anders deur gaat zitten, ga dus weg," rei de stoere poorter en ik, vreezende dat hij, wanneer ik zijn bevel niet opvolgde, handtastelijk zou kunuen worden (hij zag er ook zoo bar 17deeeuwsch uit) spoadde mij haastig het hoekjs om en ds Princestraat in. Piolsaiing hoorde ik den vriende lijken poorter mij naroepen„Zeg, hè, je beat er toch niet éan van de negentiende eeuw?" En toen ik bedeesd antwoordde „jawel meneer, om u te dienenriep bij mij toe binnen te komen en een pint bier met hem te drinken. „Jon gens, Bekker," dacht ix, „zooveel cognac en dan nog een pint bier, morgen ben je weer kat'erig," maar wel beschouwd is toch de conversatie met een echten, onvervaiscnLn 17de eeuwer wel een Oud-Hollandschen kater waard" en wel ge moed overschreed ik den drempel van 's poorters woning. Met verwondering bemerkte ik, dat het buffet, waar anders de kelinerin- nen gewoon zijn de dorstenden te laven, verdwenen was en dat inplaats v^n de ongemakkelijke rieten stoelen en houten driehoeken, gemakkelijke met zachte kussens belegd* s.oelen tot rusten noodden. Een groote arm stoel, waarin mijn armzalige gestalte geheel en al verdween, werd mij als zetel aangewezen, terwijl mgn gast heer tegenover mij plaats nam en een dito zetel geheel in beslag nam. Een meisje, dat ik meende meer ge zien te hebben, bracht bier en de houtkocper informeerde belangstel lend naar alle?, wat er in de negen tiende eeuw te zien en te beieven was. „Ik heb onlangs," zoo sprak de be woner van het huis, dat de „Waeg van Enckhuijzen" wordt genoemd, „van het jdak van mij a huis een groot terrein gezien met allerlei vreemde dingeu, gebouwen zooals ik ze van mijn lev.-n nog niet hoo ge zien, éen huis was er bij met twee hooge torens, heel lang, bevl breed en heel leelijk; er waren drie ingan gen, waarvoor groote beelden stonden en wa^r nu ea dan iemand in of uit ging. Wat is dat?" „Wel, mijn waarde meneerJa, hoe heet u eigenlijk?" „Dirk Jansz is mijn naam." „Nu, meneer Jsnsz, dat is het hoofdgebouw van de Wereldtentoon stelling te Amsterdam, dat u gezien hebt, hoe is het mogelijk, dat u dat leeiijk vindt; meneer Breman, de architect, heeft er zijn naam onsterle- lijk mede gemaakt?" „Nu, dmi heb jelui in de i9eeeuw een vreemden smaak, heb je bier de lijk duurt het langst." Een gevecht was van die wisseling van gevleu gelde woorden het onafwijsbaar ge volg, maar wie er daarbij voor een pak vogelslaag invloog, heb ik niet kun nen ervaren, omdat toen ik op het tooneel van den strijd aankwam, de strijders gevlogen waren. Iniu3schen heb ik deze week een overeenkomst opgemerkt tusechen een annexatieplan en een persikze smaken beide naar meer. Nauwelijks was het wetsontwerp bekend gewor den of ik hoorde iemand zeggen „nu moet ook maar gauw O ver veen tot aan den tol toe worden geannexeerd." Ea met een kalmte alsof het zoo maar niets vyas, zette hij uiteen waarom hij het nuttig en noodig vond ook dat stuk te annexeeren, dat nu door de bebouwing van den Zijlweg als *t ware een voortzetting van Haarlem geworden ie. Intusschen behoeven de Overvee- ners zich over dergelijke plannen nog niet ongerust te maker.. De vijand is nog ver van de poorten en de ge meente zou, wanneer ze na de ver minking van H'emsiede, ook Orer- veea een been mocht willen smpu- iesren, de reputatie krijgen van een slokop en onverzadeiijke veelvraat, die zijn kleinen buren maar voortdu rend ledematen wil afzetten om zijn honger te stillen en zonder er zich om te bekommeren, dut zijn buurijes bij die operatiën gillen van pijn. Wat mij vooral amuseert, is het denkbeeld van de saastaande verkie zing van een en dertig burgers. Men mag zeggen, dat de werkzaamheid van z.«o'q burgercommissie niet veel om 't lijf heeft en dat per slot het toch de leden van den Gemeente raad zijn, die, als meer gewend om met dergelijke zaken om te gaan, de lakens uitdeelen, ik wil dit dadelijk toegeven. Maar dit neemt niet weg, dat de verkiezing op zichzelve een soort van prijsuitdeeling i3, een uit- Stadts-Herberg wel eens gezien? dat gebouw moet je eens zien, dan zul je wel anders praten." „Maar, mijn beste meneer, dat is ook al, evenals de geheele stad uwer inwoning, een kunstgewrocht van den heer Breman." „Breman Breman Wij kennen hier geen Breman. De bouwmeester van onze stad is poorter Kromhout." „Nu, meneer Jansz, ik geloof, dat u zich vergist." Goedmoedig stemde Jansz. toe, dat dit niet onmogelijk was en buiten passeerde de nacütwaoht, die den volke bekend maakte „de klok heit hallèf ellèf." „Dan wou ik je nog vrageD," ging mijn gastheer voort, „wie toch dat kleine mannetje is, met een bril op zijn neus en een Javaan acht&r zich f dien ik altijd op het terrein zie rond wandelen „Neen, maar weet u dat ook al niet, die meneer is over de heele wereld bekend, juist door dien Javaan dat is Meester Calisch, dat 's nu eigenlijk de baas van het heele ter rein, met al de daarop staands ge bouwen, dat u hier van het dak af hebt gezien." „Zoozoowas alles wat Jansz. antwoordde. Nog heel veel vroeg Poorter Jansz. mij omtrent die negentiende eeuw, die onbereikbaar voor hem, daarachter de Dordsche poort alles inhield wat voor mij waarde had maar het was in deze woning zóó vriendelijk, zóo gezellig, mijn gastheer was zóo vroo- lijk en gul, dat ik nog niet aan ver trekken dacht. „Ik ben te weinig op de hoogte van jullie eeuw," aldus Dirk Jansz. „om een juist oordeel over de 19de eeuwers te vellen, maar ik geloot toch, dat het menechelijk ra3 sedert mgn tijd hard achteruit gegaan is. Als ik zoo nu en dan eens buiten mijn eeuw kijk, dan zie ik niets, dan ma gere, verschrompelde ventjes, die aller lei hulpmiddelen noodig hebben om hun oo.;en, ooren, mond en alle andere organen en lichaamsdeelen ter hulp te komen, voorover gebogen met hooge ruggen, sjokken zij langs den weg met lodderig* soepoogen eix steu nen 1 op zware stokken. Neen, dan zijn wij hier toch andere kerels." „Nu, waarde heer," waagde ik het op te merken", stelt u ons toch zwak ker en verwijfder voor dan we zijn. Als ik u eens even mag wijzen op het keurvendel, dat zoo vaak door uwe stad heeft gemarcheerd?" „Piekeciers met lorgnetten en bril len op den neus, die voor een kwartje entiee in het licht van een eleolri- schen lantaarn mooie figuren vormen, maar zet ze eens neer om de poorten te verdedigen, dra was de vijand in de stad." „Meneer Jansz., ik ben te beleeld om u tegen te spreken, maar ik wou n even opmerkza. m muken, dat het mij in den Joop van ons gesprek meermalen is opgevallen, dat n woor den gebruikt, die niet van uwe eeuw zijn. Z .'oeven nog sprak u van een eiectrischen lantaarn. Waar heeft u dat woord gehoord „Och, vriend, het spijt mij het te moeten zeggen, al die woorden en hun beteekenis leert men hier van de overheid, die uit de negentiende eeuw afkom-tig zich hier heeft in gedrongen en in het belachelijk habij', dat ook gij draagt, hier oengeheelen dag rondloopt en de huldebewijzen in ontvangst neemt voor het iraaie dat 19 le eeuwere hier kunnen zien maar dat niet zij, maar wij hebben daargesteld." „Nu, nu, meneer Jansz., we hebben, toch eigenlijk „Jullie behooren tot een ontaard ras 1" „Onze eeuw is die der vooruitgang, altijd nieuwe, steeds meer practische machines, onze jongelingschap is zeer bedreven in do sport „Ma»r kent geen huiselijkheid reiking vau Prijzen voor Burgerdeugd. Nu zuilen we uan eens zien, wie de burgerij houdt voor haar beste inge zetenen, altijd na de leden van den Raad. Zju het hart van meneer X. Y. ot Z. niet kloppen bij de gedachte dat hij toch ook wel eens geroepen zou kunnen wurden orn ran die Com missie deel uit te maken. Nu ja, laat het waar zijn oat zij aan ae zaak weinig zal lue- ot afdoen, het is toch een eer te behooren tot de scholieren die een Prijs krijgen en die er geen krijgt, zou er toch maar wat graag een willen hebben. Om nog een andere reden zie ik met weLevalien de verkiezing van deze Commissie tegemoet. T< t dusverre sukkelen alle kiesvereenigicgen bij aiie Raadsverkiezingen die voorkomen aan gebrek aan candidaten. Wï n moeten we nemen is de geregeld terugkeerende vraag-, waarmee de le den van de kies7ereenigingen elkaar ontmoeten. Ik weet wel iemand, zegt A., maar die wil niet. Daar heb ben we niet aan, zegt B., ik weet er ook wel een, maar hij is wat oud. Zoo heeft C. een beste, maar die gaat de volgende maand naar den Haag wonen en D. heelt er een hooren noe men, maar hij is den naam vergeten en zoo tobt men voort, totdat iemand eindelijk een candidaut ontdekt tegen wien geen al te groote bezwaren zijn in te brengen en die wordt dan maar de candidaat, bij gebrek aan beter. De benoeming van deze Commissie helpt ons voor jaren uit den nood. in haar zullen we hebben een en der tig menschen, die door de kiezers waardig gekeurd worden, deel te ne men aan een grensregeling-debat, welnu dat zijn even zoovele candida ten voor vacatures iu den Gemeen teraad. Voortaan geen krimp meer van candidaten, we hebben maar een greep te doen uit deze tientallen, ja het zou zelfs kunnen gebeuren dat wa „De Olympische spelen worde weer ingevoerd in meer verfijndei vorm weliswaarmaar toch opdenzelfdei basis, Henley- Regatta's, oourses di Longchamps „Mehair,£ wij gaon sluiten, 't ii ellèf uur," roept een oppasser, dit mij onzacht wakker schudt en meteei laat-ïe er op volgen, „hoe kan uwé not soo in die nattegait gaon slaopen „Och man,'als je maar eerst flink kou< bent en je drinkt in een vervelendi bui meer cognac dan wenschelijk is dan zult ge wel anders praten en dan droom je misschien ook zulke rar< dingen als ik." B. A. B. Ingezonden Mededeelingen. ibAisos HALS, Kruisweg 45. KUNSTHANDEL. Restauretsar van Schilderijen. De Expositie dagelijks behalve Zondag geopend. Vrij enirée bij introductie. Directie VOS ZOON. tiEMENGD NIEUWS. Een millionair op de planken. Het allernieuwste in Londenscho schouwburgkringen is, dat in het dra ma ;„Cheer Boys Cheer", dat thans in den Drury-Lane-schouwburg wordt opgevoerd, eene echte miliouair op het tooneel verschijnt. Het tweede bedrijf van het stuk speelt namelijk in Afrika, en de hoofdfiguur is de bezitter van een goudmijn. Om nu de voorstelling zoo realistisch mogelijk te maken, heeft de direoteur van den schouwburg een in Londen vertoeven- den milionair verzocht, die rol te ver vullen, waartoe deze, daar 't maar een kort rolletje is, zich met genoegen bereid verklaard heeft. Een jong Tyroler, Herman Delago, bekend als een stoutmoedig bergbe klimmer, is er in geslaagd met een vriend den meest westelijken top van den Vajolet bij Bautzerte beklimmen. Tot dusver was het nog niemand, zelfs niet den meest ervaren en be proefden gids, gelukt lasgs de bijna loodrechte zijden van de rots, die f1806 M. hoog is, naar b >ven te komen. De beide jongelieden werden door tal van toeschouwers mot kg kers gewapend nagestaard. Op den top van de rots richtten zg een pyramid© op. Ter herinnering aan deze beklim ming zal de westelijke top van den Vajolet voortaan de piek van De-ago worden geheeten. V AKIA. Op straat. De agent van politie. Waarom is je lantaren niet aangestoken De wielrijder Wat Lantaren En er is een prachtige maan aan de lucht 1 De agent van politie (driftig). Raakt je niet. Je zult 's avonds je lantaren ophebben, versta je, al zou de zon aan de lucht staan, begrepen er te veel aan blek-n te hebben. Vooral waaneer ze legen elkander in 't vuur werdeu gebracht, zou het wel eene mogelij a zijn dat we de verzuch ting slaakten „ach hadden we maar wat mradtr groote mannen :n Haar lem Evenwel, dat is van later zorg. De kooldzaak is, dat we nu verschot krijgen van liiadecandidaten en dat Je een goed ding, ai hoop ik natuur lijk voor de tegenwoordige leden van den Raad, dat we uit onzen nieuwen vooriaa.i niot spoedig zullen behoeven te putten. Als rechtgeaard burger vind ik natuurlijk al onze Raadsleden goed, ja ik wil nog vervier gaande een is nóg beter dan de and*r. Maar voor ds leden van die com missie is het een aangename gedachte dat zij hun baton de maróohal in den ransel hebben. De Raadszetels 3taan op hen te wachten, bij hun leven en welzijn en bij het tegenover gestelde van de RiadrledeD. Toen ik dezer dagen den Hout eens doorwandelde om eens precies te ziea welk stuk nu ter annexatie wordt voorgedragen, ontmoette ik een Heem- stedenaar, die een praatje maakte ov'r den brand van verleden Zondag op de Bloekersvaart. „De brandweer heeft zich maar kranig gehouden," zei ik. „Dat is waar," gaf hij ton antwoord, „maar u hebt blijkbaar niet gehoord met welk water de spuiten den brand hebben gebluscht? Hierbij keek hij zoo goheimzinnig, dat ik dacht aan water dat allerlei g-vaariijke bacillen bevatte en met ongeduld vroeg: „Met welk dan?" „Met spuitwater," ze: hij. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6