S)e Latgevalbii van ni'ii Overjas. Vrij naar hel Duitsch. Uit mijn schooljaren meende ik mij te herinneren, dat de geheele mensc'nheid verdeeld wordt in vijf rassen, maar mijn vriend Max, die zich voornamelijk toelegt op de so ciologie, heelt me verteld dat een geleerd Daitsch professor in dat vak menschen verdee t in lui, die een overjas hebben en lui, die er geen hebben. Wat mij betreft, ik behoor in dat geval tot de eerste-soort-menschen ik heb een overjas, ol wilt ge, ik behoor tot de bezittende klasse. Maar hoe juist de onderscheiding van dien Duitecben professor ook wag zijn, de man had een stap ver der moeten gaan. De oategorie der bezitters kan weer in twetëa ge splitst wordener zijn menschen wier overjas hun ontstolen wordt, er zijn er ook, die zich bij voortduring in het bezit van het geliefd kleeding- stuk mogen blyven verheugen. Ik moet me m dit geval, maar niet met het genoegen van zooeven, weer onder de eerste soort rangschikken. De overjasseudief want zoo noem ik hem kort en goed is een rnan die beheerscht wordt door een idée- nxe. Ook is bij een verregaan l een zijdig man. Al vond hij op straat een portefeuille met (echt) bankpa pier, hij zou het ding niet in zijn gestolen jas steken, rr.aar onmiddel lijk den eersten den besten diender aanspreken en heai de porteieuille zonder ook maar de traditioneel© „éen percent voor den eerlijken vin der" te rekenen, met een buiging overreikeu. „Maar 13 er quaestie van een over jas, dan i3 het een geheel ander ge val, naar het schijntdan jeuken hem de vingers en kookt zijo bloed. Hij is in de stemming van een lief hebber van rooken, die in een niet- rooken-coupé verdwaalt en met a'n sigaar tusschen z'n vinger zit. Do overjas eene pelerine wier rechtmatige eigenaar ik geweest ben, was in z'n sccrt een prachtstuk. Wat'ie me eigenlijk gekest heelt zou ik niet meer kum.en zeggen onder ons gezegd, ik had 'w „-'p af betaling". Wel weet ik dat ik nog eenige maanden ai betalens voor den boeg zou hebben, was mijn kleeren- =m;d niet op een goeien morgen met de noorderzon vertrokken en ik dus vrij van verder gewurua in zake dat „afbetalen". Nu was ik wel zco menschkundig, dat niet aan mijn vrienden te ver klappen. Vroegen ze me„van wi;n heb je die jas?" dan luidde mijn stereotiep antwoord„Wel, dat weet je immers wel, van Van der Hummes van den Nieuwendijk." Zkeken malkaar dan wel eens veelbeleekenend aan, maar daar bleef het dan ook bij. Zoo ik zei, was de jas in z'n soort een prachtstuk en zij had me dan ook al menigen gewiehtigen dienst bewezenhij was een trouw lotge noot. Er waren er, die beweerden, dat ik er in sliep. Iemand, die bijzonder hatelijk wou zijn de man had Klikspaan gelszen noemde 'm„de j is van Slot". Dat zijn van die din ger, waar je niet op antwoordf. Maar la&t me kortweg verhalen wat er met die jas gebeurde. Op een goeien dag was de jas wee. Nu zijn er volgens een globa'e berekeninr vijftig millioen men schen in Europa, d e voorzien zijn van een overjas, en nn vraag ik u, waarom, ja, waarom ter wereld moest nu juist de mijne gestolen worden Ook moeten er minstens honderd duizend menschen zijn, die op zoo'n bitteren levensdag heel gemodereerd naar hun kleerkast gaan en een tweede overjas voor den dag halen. Maar zoek zoo'n weelde niet bij mij. Al deed ik een bedevaart met steen tjes in m'n schoenen naar mijn „be waarplaats van kleederen", een tweede overjas zou ik er niet vinden. Nu kwam mij mijn kennis van de staatswetenschappen uitermate te pas. Plotseling herinnerde ik mij, dai ik rechten had als mensch en burger. Ik sloeg, en dat nv t een „onbe klemde borst", als Tollens zou zeg gen drn weg in naar een politie bureau. Betaalde- ik geen belasting en was het dus niet billijk, det de staats machine ook eens ter wille van mij j eene zekere werkz-amLeid toonde te kunnen verrichten? Ik trof den commissaris Van Drom- melen in eigen persoon op z'n bureau. „Zmdt u me den persoon, die u verdenkt, niet 'n beelje nauwkeurig j kunnen beschrijven?" vroeg 'je me. „Maar meneer" viel ik 'm in de I rede„Wat denkt u van me, dat ik in de kringen van dieven, fleseohen- trekkers of kwartjesvinders connec ties heb Ik ben zoon uit een wettig huwelijk van gezeten burgers. M'n vader deed in Geld ere che hammen en rn'n moeder ging uit bakeren. „Kleine luiden" maar nette lui me- neer. „Zoo,' zei de commissaris, wat ver bouwereerd, dat ik zoo voet bij stuk hield, „maar dan zal er weinig kans op zijn, dat u uw jas terugkrijgi". „U stelt eenvoudig een onderzoek ir, volgers de re. els der kunst. Di - ven vangt men het hebt met dieven, heb ik wel een3 hooren zeggen". „Meneer „Nu, ik wou u maar een wenk geven, meneer de commissaris". „Dat is bepaald onnoodig, msar een onderzoek zal ik instellen, daar kunt u op aan." Ik boog en vertrok, bet hart vol sombei HAARLEMMER HALLETJES. 3sa ZttardagaïoadpraV.jc. CCLXII. De Sint Nicolass iB weer voorbij, maar we zijn er nog van onder den indruk, ieder op eon andere manier. De winkelier is big dai de overstel pende drukte voorbij is en dat bij zich nu bepalen kan t t hiff ruilen van artikelen, die niet in den smi ak viekn en tot het opmaken var. het cijfer van zijn verkoop. Ik hoop, dat hem dat meevalt! Vervolgens zijn er verschillende kleine en ook wel troote menschen, die onder den indruk zijn van grooter hoevtelhe'd lekkernijen, dan hun maag wel heeft kunnen verdr-gen en die den toestand weer tot klaarheid trEchten te brengen door bicarbonas natricus of Hollandiawater n et een hsring. Ik wensen hvn epoeaige beter schap Eindelijk zijn er, die hunne hersens aftobben met overpeinzingen, van wien het een of ander cadeau afkom stig kan wezen, van wiea een min of moer ondeugende plagerij zou kunnen zijn uitgegaan en of ze niet een vrieDd of kennis, die toch wat hebban moest, bij ongeluk hebben overgesla en Ik wensch hun licht in de duis ternis Of het door den harden wind kwam of door de nare voorspellingen van Falb v* or deze maand weet ik niet, maar een feit is, cat ik in den nacht van Dondeidag op Vrijdag allerwon derlijkst gedroomd heb. In den Ane- gang ontmoette ik 'e morgens voor dag en dauw een neger, die diep in zijn jas gedoken was en een heele verzameling pakjes ondtr den arm droeg. „Hé, vriend, wie ben jij eigenlijk vroeg ik. „Domme vraag," zei de nikker ver achtelijk, „begrijp je nu nog niet eens, dat ik de knecht ben van St.Nicolaat?" „Zoo, ben jij dat „Om u te dienen." „En begin je dan al 20 j vroeg in den morgen met je werk?" Zwartjan grinnikte ereis, keek om zich heen of we ook beluisterd werden en fluistesde mij toen in ,,'s mor- ger.svroeg d jeik zaken voi r mijzelven." „Hoe meen je dat?" „Lk zal het u zeggen. St. NicolaaB ie enkel goedheid en welwillendheid, zijn komst moet altijd vergezeld gaan van vreugde en genoegen voor de menschen. Iemand onaangenaam te zijn, de goeie S'nt zou er niet aan der ken. Toch is het wel eens nuttig om de menschen de waarheid |te zeg gen, al is die ook niet zoo heel plezieri». G*»t u maar mee, ik heb een pakhuis vink hii waar ik mijn pakjes geieed myak, want als de goede Sinthet merk te, kreeg ik zeker mijn ontslag." We liepen een strait if wat door en kwamen eindelijk in een steegje, waarvan ik mij den naam niet her inner. Zwarljan ma A te een groo e pakhuisdeur met een klein sleuteltje open en stak in het donker hok licht aar. I* keek verwonderd om mij heen. Overal lagen kleine en groote pakjes voor verzending gereed het adres behoefde alleen nog maar op het papier te worden geschreven. „Dat is mijn collectie,zei de zw arte man en grinnikte van plezier. „Zoo. Is ge ziet heb ik turprises in soorten. Hier is bijvoorbeeli," en al sprekende liet bij mij een klein pakjezien, „een eenvoudig kistje heele- mnal zwart geschilder.)'.... „Een doodkistje?" vroeg ik. „Juist. Dat krijgen zij, die te veel aan geli hechten om hen er aan te herinneren dat er een oogenbiik komt waarop ze er toch afstar.d van mot ten doer. D.t is een leerzaam verhaal, getiteld de Zeepbel, bestemd voor hen die eer e postjes najagen en zieh- zolven onmisbare wezens vinden in 't heelal. Ia deze pakken zit een groote Kool, bestemd voor sommige volksredenaars en leiderp." „Ik zie daar een pakje dat er uil- ziet a's een brillenhuis. Wat moet dat beteekenen „Daar zitten Brillen in voor justitie en politie. Hier heb ik een kaait van Haarlem voor de voorstanders van annixiliën op groote echaaV' Onwillekeurig keek ik naar d6 baart die hij mij voorhield en zag tot mijn verbatir.g, nat heel Heemstede oo Bennebrook aan den eenen en de geheele gemeente Bloemendaal aan den anderen k aot bij Haarlem gevoegd was. Midden in stond een burger van Haarlem met lesgy zakken en een bedrukt gezicht en daaronder met fcruote letters „Verar.derirg is nog niet altijd verbetering." „Gij zijt zeker geen voorHander van annexeeren „Onder geen enkelen vorm', zei bij. „In Afrika heb ik er zooveel van gezien, dat ik er niets mee op heb. Daar zetten ze maar eenvoudig eraens e n vlag nesr en zeggenzie/oo, die grind ia nu van mg. Precies hetz-ifdé zou iemand doen, als hij een papiertje plakte op eeu andermans huis en verklaarde dat het huis nu van hun was. Priat me niet over anmxatie." Hij maakte zich zoo kwaad, dat zijn oogen begonnen te flikkeren cn zijn tanden ecbilterdeu in zijn zwart gezicht. Ik kieeg het een beetje be- r auwd in dat donkere pakhuis met dezen wonderlijken Zsartjan en be- Bloot afscheid te nemen, maar eerst wou ik nog wat van hem weten. „Ik zie dat je me nog een vraag wilt doen," zeide hij op eens tot be- daren komende. I „Och".... zei ik aarzelend. Den volgenden morgen, 't zal een uur of half negen geweest zijn ik sliep nog als een roos hoor ik m'n kostjuffrouw met haar schrale vingers op de deur van mijn slaap kamer trommelen. .Wat mot je?" vraag ik meer za kelijk dan beleefd. t „Ze bennen d'r van de politie om u I" „Wat willen ze van me „Dat zult u beter weten dan ik." Zoo'n varken 1" denk ik bij me zeiven, maar op eens wordt me de zaak duidelijkze komen me m,n jas brengen en ik schreeuw dan ook tegen m'n jufironw „Zeg maar dat ik dadelijk kom." Ik kom op de gang en daar zie ik Be'je, onze meid, al in een druk en ge heimzinnig onderhoud met Truus. het dienstmeisje van die pi&nojuf- frouw, Hooiberg heet ze, die altijd op dat ding ligt te trommelen en die gloeiend het land aan me heeft, omdat ik er eens wat van gezeid heb en hsar eens een standje heb gemaakt. Ik vang iets van het gesprek op. ,,'t Is om jullie meneer te doen," ze^t de meid van drie hoog. „Die knappe meneer met dat lorgnet op. Hij ziet er niet slecht uit, maar 'tis een echuinraarcheerder, hè." „De juffrouw zegt, dat ze 'm niot langer in huis wil hebben. Z geneert zich voor de buren." Op de voorkamer vind ik een „stil len verrajer" zoo als m'n juffrouw zich uitdrukt. Ik roep bet menscb. Ik wil in m'n eer hersteld worden. „Spreek man," zeg ik aangedaan, „en zeg deze eerzame juffrouw wat u voert naar de stille woonplaats der deugd Do man vertelt het geval van de overj is. M'n juffrouw zegt, dat ze me oox altij l voor een „net menech" ge houden heeft. E;n net mensch is in de oogan der eerzame, iemand die prompt op den eersten van de maand alles „tot den laatsten penning aan zuivert", zooals ze op he: belasting kantoor zeggen. De politieman neemt haar nu zelve in 't verhoor. De juffrouw re zend. „Dat was haar nog nooit gebeurd." lk vre88 h6t ergete n.m., dat ze m'n eieren te lang laat koken en ik kan niet tegen harde eieren. Daar hare onschuld dadelijk aan alles blijkt, verdwijnt ze in de keuken. Ik vrees nog een klein nabeJiyf.... Met al die drukte krijg ik m'n jas niet weer. Z9 zouen me wel een boodschap sturen, als ze 'm hadden. „Een fijne troost 1' donk ik bij rnij zelven. Maar wat zul je er aan deen! Ik kom op een avoid ihuis, niet al te vroeg, maar tGch zoo bijzander laat niet. Tot mijn verbazing is m'n kostjuf frouw nog cp. „Meneer," zegt ze, „ze bennen d'r „Komaan, wind er maar geen doek jes «'in," antwoordde hij ongeduldig, „je moet niet vergeten, dat ik al zoo oud ben en dus heel wat meer be grijp dan menschen van vijftig, zestig 0: tachtig jaar en dergelijke jongelui mee-. Ik zie door je heen als glss. Je wilt weten ®f je ook zoo'n surprise van me krijgt, hé?1 „Precies", zei ik. „Dacht ik het niet?" riep hij. „Al lemaal even onbescheiden, die men- eohen. De een is nog begeeriger dan de ander ora te weten wat hem niet aangaat. Allons, heep!" Voor ik nog wist wat hij doen wou hid hij me bij mijn kraag gegrepen, de deur geopend ea smeet me nu op straat met zoo'n vaart dat is de steeg uitvloog. In 't voorbijgaan trachtte ik het naambordje op den hoek nog te ontcijferen, maar dat lukt j niet, want juist op dal oog- nb'ik werd ik wakker. De heer Bekouw kan zeker niet roemen op al te groote voorkomend heid van het gemeentebestuur jegens zijn verzoek om maatregelen te nemen, dat de groote honden onschadelijk worden gemaakt door ze of te laten muilbanden, öf ze aan een ketting te laten leggen. Men weet, dat de heer Bekouw zijn verzoek grondde op de omstandigheid, dat zijn dochter door een grooten hond was aangevallen er haar de kleederen door dat dier als '1 ware in flarden zijn gescheurd. Bij dit geval noemde hij een paar andeie op: een kind door een hond aange- vallen, een geit door zoo'n dier ver- I eehfcurd. En wat stellen B. en W. Ivoor? Gezien een schrijven van den Commissaris van politiehet verzoek te wijzen van de hand. Nu zegt iederwat staat er dan wel in dat schrijven van den Commissaris? Ik weet het niet, gij weet het niet, wij weten het niet. Dat geheimzin nige stuk ligt Ier lezing voorde le den van den Raad, 'tpnbliek komt er niet achter. Waarom niet? Nog maals, ik weet het niet. Men zou zoo zeggende feiten die de heer Bekouw noemt, zijn juist of ze zijn niet juist. In 't eerste geval gaat het zeker niet aan, het verzoek zoo af te schepen, in 't tweede geval zie ik niet, waarom B. en W. niet zouden zeggen, dai de mededeeiicgen onjuist zijn, overdreven, niet goed voorgesteld, weet ik bet. Dat geheim doen, dat niet openbaar maken van redenen waarom een afgedaan verzoek wordt afgewezen, dat is zoo hoogst onaan genaam niet enkel voor den verzoeker zelven, maar ook voor hea die belang stellen in zijn verzoek. Voor mijn part zijn er honderd goede redenen tot 'afwijzing van het [adres, maar zoolang die niet Ier algemeene kennis worden gebracht, kan het niemand kwalijk genomen worden, wanneer hij van oor deel ie, dat de heer Bekouw is afge- weer geweest." „Wie? zeg ik ik dacht aan mijn kleermaker, mijn lijfartp, mijn boek binder etc., etc. „Wel," zegt het raetsch venijnig. „Dat zal nwe niet weten van de po litie 1" „Bödaar", viel ik haar in de rede, als de vermoorde onnoozelheid op een liefnebberij-tooneel. Verontwaardigd keer ik mij om en zoek, om het nu eens deftig uit te drukken, mijne legerstede op. Ik droom van dienders, ko»tjuffrou- wen, soldaten, dienstmeisjes enz. enz. Den anderen morgen al vroeg stap ik naar het politiebureau op het Leidscheplein. „We hebben 'em, meneer" zegt de commissaris en houdt me een pelle- rine-ja8 voor. Ik schud bedenkelijk het hoofd en zeg„nee meneer, mijn jas zag er anders uit." „Maar meneer, ken je nu je eigen jas niet meer „Ik verzeker u, meneer „Allemaal gekheid. Volgens de rap por 16D, en ik ga af op de rapporten is dit uw ja°." „Maar meneer, de rappoitan „Solliciteert u voor raadslid?" Wat zou ik zeggen. Ik nam de jas in vredesnaam maar aan. Hij had inderdaad wei wat van de mijne. Maai het kon hem niet zijn, Afdoend bewijsaan mijn jassen ontbreken minstens twee knoopen en deze jas was gaaf en wel. 1 Voor-iichtighe dshalve en daar de winter toch een goed stuk heen was, hang ik de jas in de kast en denk om de heele historié niet meer. Maar wat wil het geval Het was de laatste dag van Octo ber. De tentoonstelling zi-u gesloten worden. Daar ik een groot voorstan der van kermissen mits voor „nette" lui ben, moest ik er nog eens heen. Mijn vriend Herman Bechtveldt zou me afhalen. We dienden toch den ondergang der halfsteenf-muursche stad, gezegd „Oul HollanI", bij te wonen, Voor hel laatst zaten we in „Den Braven Dorus". Een zilte traan vloeide van onze wangen in den bekir met Rijuschcn wijn. Gretchen die oud-Hollandeche deerns schijnen veelal Duitsche na men gehad te hebbei zag het wel, maar zweeg eerbied g stil. Ook zij scheen aangedaan. Herman sleld6 voor den beker now eenmaal te doen vullen. Het was reeds de derde of vierde maal dat hij dit edelmoedig voorstel deed. Eindelijk was het cogenblik van scheiden daar. We willen het trapje afgaan. „Meneer," zrgt op eenmaal een heer tegen me, aie al een pco3 n: ar me had zitten kijken, „een m- bescheiden vraag, maar hoe komt u aan die j^s k scheept met een Jantje van Leilen in 'i xwadraat. Op deze manier zal langzamerhand de burgerij hartelijk danken voor het indienen van requester), wanneer die toch maar met hio ;heid, dcch z.nder motieven aan den dijk worden gezet. Dat zal gemakkelijk worden voor het gemeentebestuur. Of 't wye en ver standig is en van een goed beieid getuigt, is een ander ding. „Ja," zegt misschien deze of gene, „maar die krantenmannen willen ook alles openbaar hebben en er zijn toch verschillende dingen, die beier ge heim zijn gebleven." Dat geef ik dadelijk toe. Als dj raad vergadert over de Duinwaterleiding of over andere teere quaesties, waar bijzon derheden bij te pas kannen komen, waarmee de een of ander zijn voordeel zou kunnen doen om de zaak tegen te houden dan b3grijp ik het nut van geheimhouding volkomen. Z jo dacht bij de eerste vergadering van de Commissie voor de grensre geling met Heemstede iedereen, dat die vergadering zou worden gehouden met gesloten deuren. Z30 sterk was die meening, dal er maar éen ver slaggever in het stadbuia aanwezig was ou dat later twee a aderen, opge schrikt door de lijding dat men in de Rardszaal publiekelijk zat te de batteeren, kwamen aangeloopen zon der pnp:er bij zich te hebben. De tweede vergadering was half geheiui, half publitk en daarin werd van de nnnrxitie zooveel kwaad gezegd, dat Heemstede zich later bij een mo elijk nieuw voorstel tot regeling van de grerzer, met succes op het debat van de baarlemsche Commissie zal kunnen beroepen. Nu eerst, nu eigenlijk de raak ge eindigd is nu er nog maar enkel een verlanglijstje moet worden opgemaakt, nu besluit de Commissie om de zaak in comité te behandelen en Vrijdag avond vergaderde zij daartoe in café Montagne. Intusschen komt dit wijze besluit te laat. Het heele publiek heeft nu de debatten van haver tot klaver kunnen lezen en wie de grens- veranderirg geen goed hart toedraagt heeft daarin wapens te ever kunnen vinden om hr.ar te benadeelen. Maar de honden waar d9 he9r Bekouw het over heeft, daar wordt geheim over gedaan. Begrijpe wie k&n lel systeem dat hieruit valt op te maken. Ik sprak daar van systeem en dat doet me denken aan een vroolijlrer onderwerp, namelijk aan de verschil lende systemen van verslag geven vooral van kunst. Niets grappiger, dan in verschillende bladen een relaas te lezen van een en dezelfde voor stelling. Men te3tt den alledaagschen stijl, den deftigen stijl, den wei wil lenden stijl, den norschen stijl, den luchtigen stijl, den artistieken stijl. (Ik had daar het koel was mijn „nieuwe" pellerine aangetrokken.) „Dat gaat u niet aanantwoord ik moedig. „Meneer, die jas is van mij, die heb ik laten hangen op het Lees museum." meneer." Dnrft u met me mee te gaan naar het politiebureau op het Loidsche- plen „Waarom niet?" We gaan. Herman Bechtveldt trouw als 'ie i?, gaat mee. Gelukkig tref ik mijn zelfden com missaris. Ik doe dan ook mijn beklag. Natuurlijk stelt de commissaris mij in het gelijk. „De rapporten, meneer, de rappor ten," ro?pt hij op zegevierenden toon tegen mijn wederpartij. De man ik hield hem vooreen kappersbediende op z'n Zondags was woedend. „Gaat n vast heen, heeren," zegt dec>mtiiiesaristeaenBechtve'dtenmij. „Meneer ik wou nog even met u praten," zegt hij tegen den man, die een mislukten aanval op mijn jas deed. Wij hebben nog kalm een glas bier gedronk n voor den schrik. Ik twijfel niet of de commissaris heeft den man overtuigd. In ieder ge /al had hij niet den wettigen weg ingeslagen en zijn beklag is van nul en geener waarde. D. v. N. Ingezonden Mededeelingen. Transvaal te beproeven. Na eerst bij boerenfamiliën de kinderen te hebben onderwezen, wist hij eene betrekking bij het gouvernement te verkrijgen en had het geluk, dat Paul Kruger zijne uitstekende eigenschappen leer de kennen en hem mede vooruit hielp. De nieuw benoemde griffier van den Uitvoerenden raad is pas 31 jaar en getrouwd met een Harlinger meisje, dat, bij procuratie getrouwd, tot hem overkwam, zoodra hij den voet in den stijgbeugel had. Magnesium-licht. Eene eenvoudige wijze om magne siumlicht voort te brengen sohijnt, naar De Nijv. meedeelt, de volgende te zgn: Men neemt twee vellen dun en niet poreus papier, bestrykt die met stijf sel, bestrooit ze flink met magnesium poeder, legt ze daarna op elkander en laat ze drogendaarna wordt tegen de beide zijden van het ver kregen blad een vel papier geplakt, dat met ohloorzure pofascb gedrenkt is. Men laat opnieuw drogen en plakt, bij wijze van omslag, op beide zijden nog een vel papier. Men heeft dus een soort van bord papier verkregen, dat bestaat uit een kern van magnesiumpoeder, uit twee lagen papier, twee lagen papier ge drenkt met ohloorzure potasch en twee lagen gewoon papieris dit goed droog dan snijdt men het met een schaar in reepen en kau men zulk een reep met een tangetje vast houden en met een lucifer aansteken, waarbg men het bekende verblindend witte magnesiumlicht verkrggf. Dit papier moet geen gevaar op leveren en zeer goed bewaard kun nen worden. Vrijdagoohtend omstreeks 7Jf uur barstte boven Arnhem een zeer zwaar onweder los, vergezeld afwisselend van sterke regen- en hagelbuien. Het duurde slechts kort. BIS NE NL A ND, De heer H. Kuipers, van wien de Transvsalsche bladen melden dat hij bevorderd is tot griffier van den Uit voerenden Raad der Zuid-Afrikaan- sohe Republiek, mag genoemd worden als voorbeeld van snellen vooruitgang in maatschappelijke positie. In het jaar 1879 werd hij kweekeling bij de Rijksnormaallessen te Harlingen, be haalde in 1882 zijne akte, nam toen zeven jaar lang de betrekking waar van onderwijzer aan de le gemeente school te Harlingen, toen hij ineens besloot om zijn goed geluk in de Bijvoorbeeld een opvoering vau de opera F.u&t. De alle iaa^sche stijl verhaalt het geval aldus „Gisteren werd in onze opera op nieuw de welbekende ope-a Faust vertoond. De hoofdrollen bernetten in de goede hanlen van mevrouw van Singrol en vau den heer van der Hoogstem, die behoudens een enkel ongelukkig oogenblikje,hunne partijen reent verdien stelijs ten einde brach ten. Zj werden door de bekende arti8ten van het gezelschap behoorlijk gesecondeerd. Hit talrijke publiek toonde zich cUn ook voldaan en ver eerde mevrouw van Singrol ten keu rig bloemstuk." Da def ine stijl behandelt de zaïk als volgt „Hadden wij in de laat3le weken op het programma van o s Opera gezelschap nie's dan kleine operetten aangetroffen, die hoe verdienstelijk ook op zichzeive, toch niet ia staat waren het publiek dermate te boeien als wel wenschelijk mag worden genoemd, gisteren gaf, geluskig denkbeeld, het gezelschap eene reprise van Guunoda meesterwerk Fauat. Laat ons dade lijk constateeren, dat het eeno hoogst gelukkige leprise was. Het orgaan v n den heer van der Hoogstem leent zich voor de titelrol bizonder, de Mar- garetha van mevrouw Van Singrol was be.-tudaerd, doch natuurlijk, goed doordacht, maar vrij van affectatie. Da kinderen Flora's haar in de pauze door een dankbaar publiek aangeboden zullen haar een aan gename herinnering aan dezen avond zijn." Nu de welwillende stijl. „Met groot genoegen woonden wij gisteren in den schouwburg de weder opvoering bij van Gounods Faust. Het was een in alle opzichten welge slaagde ui t voering,waar voor niet alleen d9n exeentartsn maar ook en vooral ac.n de directie een woord van warmen lof tiekomt. „Bravo, mevrouw Sing rol waren wij geneigd luidkeels uit te roepen, toen deze begaalde zangeres een welverdiende corbsille werd aangeboden. Hulde ook aan den kranigen tenor Van der Hoogstem. Wg mogen dit relaas niet eindigen zonder een woord van waardeericg te hebben gesproken voor de verdienste lijke leiding van het orkest en van de koren." De norsche stijl maakt er van „Fau3t. Alweer Faust. Wanneer een opera-directie geen raad meer weet, dan geeft zij Faust. Het is de, zij het d.n ook artistieke, stoplap voor de lacunes in het repertoire en in de kas. Want Faust is een kacstuk. De menschen loopen altijd weer naar Faust, al kunnen ze het ook van den eersten tot den laatsten noot tusschen hun tanden fluiten. Misschien komt het wel juist daardoor, dat ze het zoo mooi vinden. Ze weten zoo precies wat er komt, geen enkei on begrijpelijk thema dwingt hen tot In het Huis van bewaring te Leeuwarden heeft een gevangene, die, als verdacht van veediefstal, in voorloopigo heohtenis was, zich door ophanging van k9t leven beroofd. VARIA. Een wanhopigeEon jonge pret maker speelt zeer ongelukkig in zijn club. Hij vraagt, voor den zooveelsten keer zgo oom om hem te helpen. Deze blijft eohter onverbiddelijk. Dan blijft er mij nog éen middel over, roept de neef wanhopig uit en haalt een prachtige twaalfloops- revolver uit den zak. Wat wil je doen roept de oom verschrikt. De jonge mau antwoordt met doffe stemZe in de bank van leonicg brengen 1 inspa nend oplttten. Dit op deu voorgrond s!elletde, was fie opvoering niet slecht. Na tuurlijs had ze beter kunnen zija. Mephisto was verkouden en de koor leden sionden op een rij of in een c rkel als reusachtige ke^e's. De 'tenor V<m der Hougstem gar w.v hij kon en de sopraan, mevrouw van Siag- rol bleif niet bene en haar gewoonte. Waaro n de menschen nu ju staltijd iemand met bloeasen moeten behan gen als ze haar werk goed heeft ge daan, i3 me een raadsel en zal het ook wel blijven." Nu de vrcolijke stijl. „Dc avond van gisteren is welbe steed geweest. Aanvankelijk bai ik niet veel zin in uitgaan, maar toen ik eenmaal in de zaal was, had ;k tr geen berouw meer van Wat i aan genamer dan mooie muziek te hooren, veel menschen om je heen ta zien en nu ea dan ion te keunis begroeten „bonjour, ook in de opera? Ja, Fau:t is een prachtwerk, hé?" Dan gaat het belletje, de kapelmeester schudt een lok uit zijn oogen en daar begint de ouverture. Altijd mooi, die Faust, het toon werk wel te verstaan, want de figuur zelf is een schoelje. Ia üe pauze aan bieding van een bi ernstuk, of was 'teen corbeilie? aan mevrouw van Singrol, die ze aanvaardde met een vroolijk lachje. Van der Hoogstem was natuurlij uitstekend, wat een geluid heelt die man tcch 1 Ik hoor, dai de F.iust nogeens gegeven wordt en dan ga ik er zeker heen." Ten slotte de artistieke styl. „Reprffe van Faust. Er was drukte in de zari, veel geluup, gekii<, ge- buig, huppelende kellners'met blaad- jes en bierglazen ei fio, geen stem ming. Hoegenaamd geen stemming Wat i3 muziek wanneer de hoorder, stil en afgezonderd te midden van h open menschen, kluizenaar midden in de wereld, niet den klankstroom over zich laat heengaan als een zachte wolk van geluid, wit met rose I toppen Naast mij zat een dame die verkouden was .met permissie moet ik zeggen. Haar neusgesnuit be zoedelde mijn blank, stemmingsalbast, maar ik hield haar krachtig terug, die sensatie van rein, hoog genot, die 1 klapwiekend wilde vluchten op hare l talpen vleugelen ik hield ze terug, I latende den klankstroom over mij 1 heenzwevenin zachte, donzige deining j totdat opeens a!s door een woestc-n stormwind mijn heerlijk zijn werd weggevaagd. de kous van Faust I zakte af. Weg, myn gouden feest senaatie, omver mijn heerlijk blank marmer voelen ia gruis.... ik ben den schouw burg ontvlucht en heb een uur in den regen geloopen, om mijn ziele-even- wicht terug te vinden.... te vergeefs. FIDELIO. f

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1895 | | pagina 6