S)e Latgevalbii
van ni'ii Overjas.
Vrij naar hel Duitsch.
Uit mijn schooljaren meende ik
mij te herinneren, dat de geheele
mensc'nheid verdeeld wordt in vijf
rassen, maar mijn vriend Max, die
zich voornamelijk toelegt op de so
ciologie, heelt me verteld dat een
geleerd Daitsch professor in dat vak
menschen verdee t in lui, die een
overjas hebben en lui, die er geen
hebben.
Wat mij betreft, ik behoor in dat
geval tot de eerste-soort-menschen
ik heb een overjas, ol wilt ge, ik
behoor tot de bezittende klasse.
Maar hoe juist de onderscheiding
van dien Duitecben professor ook
wag zijn, de man had een stap ver
der moeten gaan. De oategorie der
bezitters kan weer in twetëa ge
splitst wordener zijn menschen
wier overjas hun ontstolen wordt, er
zijn er ook, die zich bij voortduring
in het bezit van het geliefd kleeding-
stuk mogen blyven verheugen.
Ik moet me m dit geval, maar niet
met het genoegen van zooeven, weer
onder de eerste soort rangschikken.
De overjasseudief want zoo noem
ik hem kort en goed is een rnan
die beheerscht wordt door een idée-
nxe. Ook is bij een verregaan l een
zijdig man. Al vond hij op straat
een portefeuille met (echt) bankpa
pier, hij zou het ding niet in zijn
gestolen jas steken, rr.aar onmiddel
lijk den eersten den besten diender
aanspreken en heai de porteieuille
zonder ook maar de traditioneel©
„éen percent voor den eerlijken vin
der" te rekenen, met een buiging
overreikeu.
„Maar 13 er quaestie van een over
jas, dan i3 het een geheel ander ge
val, naar het schijntdan jeuken
hem de vingers en kookt zijo bloed.
Hij is in de stemming van een lief
hebber van rooken, die in een niet-
rooken-coupé verdwaalt en met a'n
sigaar tusschen z'n vinger zit.
Do overjas eene pelerine
wier rechtmatige eigenaar ik geweest
ben, was in z'n sccrt een prachtstuk.
Wat'ie me eigenlijk gekest heelt
zou ik niet meer kum.en zeggen
onder ons gezegd, ik had 'w „-'p af
betaling". Wel weet ik dat ik nog
eenige maanden ai betalens voor den
boeg zou hebben, was mijn kleeren-
=m;d niet op een goeien morgen met
de noorderzon vertrokken en ik dus
vrij van verder gewurua in zake dat
„afbetalen".
Nu was ik wel zco menschkundig,
dat niet aan mijn vrienden te ver
klappen. Vroegen ze me„van wi;n
heb je die jas?" dan luidde mijn
stereotiep antwoord„Wel, dat weet
je immers wel, van Van der Hummes
van den Nieuwendijk."
Zkeken malkaar dan wel eens
veelbeleekenend aan, maar daar bleef
het dan ook bij.
Zoo ik zei, was de jas in z'n soort
een prachtstuk en zij had me dan
ook al menigen gewiehtigen dienst
bewezenhij was een trouw lotge
noot. Er waren er, die beweerden, dat
ik er in sliep. Iemand, die bijzonder
hatelijk wou zijn de man had
Klikspaan gelszen noemde 'm„de
j is van Slot". Dat zijn van die din
ger, waar je niet op antwoordf.
Maar la&t me kortweg verhalen wat
er met die jas gebeurde.
Op een goeien dag was de jas
wee.
Nu zijn er volgens een globa'e
berekeninr vijftig millioen men
schen in Europa, d e voorzien zijn
van een overjas, en nn vraag ik u,
waarom, ja, waarom ter wereld moest
nu juist de mijne gestolen worden
Ook moeten er minstens honderd
duizend menschen zijn, die op zoo'n
bitteren levensdag heel gemodereerd
naar hun kleerkast gaan en een
tweede overjas voor den dag halen.
Maar zoek zoo'n weelde niet bij mij.
Al deed ik een bedevaart met steen
tjes in m'n schoenen naar mijn „be
waarplaats van kleederen", een tweede
overjas zou ik er niet vinden.
Nu kwam mij mijn kennis van de
staatswetenschappen uitermate te pas.
Plotseling herinnerde ik mij, dai
ik rechten had als mensch en burger.
Ik sloeg, en dat nv t een „onbe
klemde borst", als Tollens zou zeg
gen drn weg in naar een politie
bureau.
Betaalde- ik geen belasting en was
het dus niet billijk, det de staats
machine ook eens ter wille van mij
j eene zekere werkz-amLeid toonde te
kunnen verrichten?
Ik trof den commissaris Van Drom-
melen in eigen persoon op z'n bureau.
„Zmdt u me den persoon, die u
verdenkt, niet 'n beelje nauwkeurig
j kunnen beschrijven?" vroeg 'je me.
„Maar meneer" viel ik 'm in de
I rede„Wat denkt u van me, dat ik
in de kringen van dieven, fleseohen-
trekkers of kwartjesvinders connec
ties heb Ik ben zoon uit een wettig
huwelijk van gezeten burgers. M'n
vader deed in Geld ere che hammen
en rn'n moeder ging uit bakeren.
„Kleine luiden" maar nette lui me-
neer.
„Zoo,' zei de commissaris, wat ver
bouwereerd, dat ik zoo voet bij stuk
hield, „maar dan zal er weinig kans
op zijn, dat u uw jas terugkrijgi".
„U stelt eenvoudig een onderzoek
ir, volgers de re. els der kunst. Di -
ven vangt men het hebt met dieven,
heb ik wel een3 hooren zeggen".
„Meneer
„Nu, ik wou u maar een wenk
geven, meneer de commissaris".
„Dat is bepaald onnoodig, msar
een onderzoek zal ik instellen, daar
kunt u op aan."
Ik boog en vertrok, bet hart vol
sombei
HAARLEMMER HALLETJES.
3sa ZttardagaïoadpraV.jc.
CCLXII.
De Sint Nicolass iB weer voorbij,
maar we zijn er nog van onder den
indruk, ieder op eon andere manier.
De winkelier is big dai de overstel
pende drukte voorbij is en dat bij
zich nu bepalen kan t t hiff ruilen
van artikelen, die niet in den smi ak
viekn en tot het opmaken var. het
cijfer van zijn verkoop.
Ik hoop, dat hem dat meevalt!
Vervolgens zijn er verschillende
kleine en ook wel troote menschen,
die onder den indruk zijn van grooter
hoevtelhe'd lekkernijen, dan hun
maag wel heeft kunnen verdr-gen en
die den toestand weer tot klaarheid
trEchten te brengen door bicarbonas
natricus of Hollandiawater n et een
hsring.
Ik wensen hvn epoeaige beter
schap
Eindelijk zijn er, die hunne hersens
aftobben met overpeinzingen, van
wien het een of ander cadeau afkom
stig kan wezen, van wiea een min
of moer ondeugende plagerij zou
kunnen zijn uitgegaan en of ze niet
een vrieDd of kennis, die toch wat
hebban moest, bij ongeluk hebben
overgesla en
Ik wensch hun licht in de duis
ternis
Of het door den harden wind kwam
of door de nare voorspellingen van
Falb v* or deze maand weet ik niet,
maar een feit is, cat ik in den nacht
van Dondeidag op Vrijdag allerwon
derlijkst gedroomd heb. In den Ane-
gang ontmoette ik 'e morgens voor
dag en dauw een neger, die diep in
zijn jas gedoken was en een heele
verzameling pakjes ondtr den arm
droeg.
„Hé, vriend, wie ben jij eigenlijk
vroeg ik.
„Domme vraag," zei de nikker ver
achtelijk, „begrijp je nu nog niet eens,
dat ik de knecht ben van St.Nicolaat?"
„Zoo, ben jij dat
„Om u te dienen."
„En begin je dan al 20 j vroeg in
den morgen met je werk?"
Zwartjan grinnikte ereis, keek om
zich heen of we ook beluisterd werden
en fluistesde mij toen in ,,'s mor-
ger.svroeg d jeik zaken voi r mijzelven."
„Hoe meen je dat?"
„Lk zal het u zeggen. St. NicolaaB
ie enkel goedheid en welwillendheid,
zijn komst moet altijd vergezeld gaan
van vreugde en genoegen voor de
menschen. Iemand onaangenaam te
zijn, de goeie S'nt zou er niet aan
der ken. Toch is het wel eens nuttig
om de menschen de waarheid |te zeg
gen, al is die ook niet zoo heel plezieri».
G*»t u maar mee, ik heb een pakhuis
vink hii waar ik mijn pakjes geieed
myak, want als de goede Sinthet merk
te, kreeg ik zeker mijn ontslag."
We liepen een strait if wat door
en kwamen eindelijk in een steegje,
waarvan ik mij den naam niet her
inner. Zwarljan ma A te een groo e
pakhuisdeur met een klein sleuteltje
open en stak in het donker hok licht
aar. I* keek verwonderd om mij
heen. Overal lagen kleine en groote
pakjes voor verzending gereed het
adres behoefde alleen nog maar op
het papier te worden geschreven.
„Dat is mijn collectie,zei de
zw arte man en grinnikte van plezier.
„Zoo. Is ge ziet heb ik turprises
in soorten. Hier is bijvoorbeeli," en
al sprekende liet bij mij een klein
pakjezien, „een eenvoudig kistje heele-
mnal zwart geschilder.)'....
„Een doodkistje?" vroeg ik.
„Juist. Dat krijgen zij, die te veel
aan geli hechten om hen er aan te
herinneren dat er een oogenbiik komt
waarop ze er toch afstar.d van mot
ten doer. D.t is een leerzaam verhaal,
getiteld de Zeepbel, bestemd voor
hen die eer e postjes najagen en zieh-
zolven onmisbare wezens vinden in
't heelal. Ia deze pakken zit een
groote Kool, bestemd voor sommige
volksredenaars en leiderp."
„Ik zie daar een pakje dat er uil-
ziet a's een brillenhuis. Wat moet
dat beteekenen
„Daar zitten Brillen in voor justitie
en politie. Hier heb ik een kaait van
Haarlem voor de voorstanders van
annixiliën op groote echaaV'
Onwillekeurig keek ik naar d6 baart
die hij mij voorhield en zag tot mijn
verbatir.g, nat heel Heemstede oo
Bennebrook aan den eenen en de
geheele gemeente Bloemendaal aan
den anderen k aot bij Haarlem gevoegd
was. Midden in stond een burger
van Haarlem met lesgy zakken en
een bedrukt gezicht en daaronder met
fcruote letters
„Verar.derirg is nog niet altijd
verbetering."
„Gij zijt zeker geen voorHander van
annexeeren
„Onder geen enkelen vorm', zei
bij. „In Afrika heb ik er zooveel van
gezien, dat ik er niets mee op heb.
Daar zetten ze maar eenvoudig eraens
e n vlag nesr en zeggenzie/oo, die
grind ia nu van mg. Precies hetz-ifdé
zou iemand doen, als hij een papiertje
plakte op eeu andermans huis en
verklaarde dat het huis nu van hun
was. Priat me niet over anmxatie."
Hij maakte zich zoo kwaad, dat
zijn oogen begonnen te flikkeren cn
zijn tanden ecbilterdeu in zijn zwart
gezicht. Ik kieeg het een beetje be-
r auwd in dat donkere pakhuis met
dezen wonderlijken Zsartjan en be-
Bloot afscheid te nemen, maar eerst
wou ik nog wat van hem weten.
„Ik zie dat je me nog een vraag
wilt doen," zeide hij op eens tot be-
daren komende.
I „Och".... zei ik aarzelend.
Den volgenden morgen, 't zal
een uur of half negen geweest zijn
ik sliep nog als een roos hoor
ik m'n kostjuffrouw met haar schrale
vingers op de deur van mijn slaap
kamer trommelen.
.Wat mot je?" vraag ik meer za
kelijk dan beleefd. t
„Ze bennen d'r van de politie om u I"
„Wat willen ze van me
„Dat zult u beter weten dan ik."
Zoo'n varken 1" denk ik bij me
zeiven, maar op eens wordt me de
zaak duidelijkze komen me m,n
jas brengen en ik schreeuw dan ook
tegen m'n jufironw „Zeg maar dat
ik dadelijk kom."
Ik kom op de gang en daar zie ik
Be'je, onze meid, al in een druk en ge
heimzinnig onderhoud met Truus.
het dienstmeisje van die pi&nojuf-
frouw, Hooiberg heet ze, die altijd
op dat ding ligt te trommelen en
die gloeiend het land aan me heeft,
omdat ik er eens wat van gezeid
heb en hsar eens een standje heb
gemaakt.
Ik vang iets van het gesprek op.
,,'t Is om jullie meneer te doen,"
ze^t de meid van drie hoog. „Die
knappe meneer met dat lorgnet op.
Hij ziet er niet slecht uit, maar 'tis
een echuinraarcheerder, hè."
„De juffrouw zegt, dat ze 'm niot
langer in huis wil hebben. Z geneert
zich voor de buren."
Op de voorkamer vind ik een „stil
len verrajer" zoo als m'n juffrouw zich
uitdrukt.
Ik roep bet menscb. Ik wil in m'n
eer hersteld worden.
„Spreek man," zeg ik aangedaan,
„en zeg deze eerzame juffrouw wat u
voert naar de stille woonplaats der
deugd
Do man vertelt het geval van de
overj is.
M'n juffrouw zegt, dat ze me oox
altij l voor een „net menech" ge
houden heeft. E;n net mensch is in
de oogan der eerzame, iemand die
prompt op den eersten van de maand
alles „tot den laatsten penning aan
zuivert", zooals ze op he: belasting
kantoor zeggen.
De politieman neemt haar nu zelve
in 't verhoor. De juffrouw re zend.
„Dat was haar nog nooit gebeurd."
lk vre88 h6t ergete n.m., dat ze
m'n eieren te lang laat koken en ik
kan niet tegen harde eieren.
Daar hare onschuld dadelijk aan
alles blijkt, verdwijnt ze in de keuken.
Ik vrees nog een klein nabeJiyf....
Met al die drukte krijg ik m'n jas
niet weer.
Z9 zouen me wel een boodschap
sturen, als ze 'm hadden.
„Een fijne troost 1' donk ik bij rnij
zelven. Maar wat zul je er aan deen!
Ik kom op een avoid ihuis, niet
al te vroeg, maar tGch zoo bijzander
laat niet.
Tot mijn verbazing is m'n kostjuf
frouw nog cp.
„Meneer," zegt ze, „ze bennen d'r
„Komaan, wind er maar geen doek
jes «'in," antwoordde hij ongeduldig,
„je moet niet vergeten, dat ik al zoo
oud ben en dus heel wat meer be
grijp dan menschen van vijftig, zestig
0: tachtig jaar en dergelijke jongelui
mee-. Ik zie door je heen als glss.
Je wilt weten ®f je ook zoo'n surprise
van me krijgt, hé?1
„Precies", zei ik.
„Dacht ik het niet?" riep hij. „Al
lemaal even onbescheiden, die men-
eohen. De een is nog begeeriger dan
de ander ora te weten wat hem niet
aangaat. Allons, heep!"
Voor ik nog wist wat hij doen wou
hid hij me bij mijn kraag gegrepen,
de deur geopend ea smeet me nu op
straat met zoo'n vaart dat is de steeg
uitvloog. In 't voorbijgaan trachtte ik
het naambordje op den hoek nog te
ontcijferen, maar dat lukt j niet, want
juist op dal oog- nb'ik werd ik wakker.
De heer Bekouw kan zeker niet
roemen op al te groote voorkomend
heid van het gemeentebestuur jegens
zijn verzoek om maatregelen te nemen,
dat de groote honden onschadelijk
worden gemaakt door ze of te laten
muilbanden, öf ze aan een ketting te
laten leggen. Men weet, dat de heer
Bekouw zijn verzoek grondde op de
omstandigheid, dat zijn dochter door
een grooten hond was aangevallen er
haar de kleederen door dat dier als
'1 ware in flarden zijn gescheurd. Bij
dit geval noemde hij een paar andeie
op: een kind door een hond aange-
vallen, een geit door zoo'n dier ver-
I eehfcurd. En wat stellen B. en W.
Ivoor? Gezien een schrijven van den
Commissaris van politiehet verzoek
te wijzen van de hand.
Nu zegt iederwat staat er dan wel
in dat schrijven van den Commissaris?
Ik weet het niet, gij weet het niet,
wij weten het niet. Dat geheimzin
nige stuk ligt Ier lezing voorde le
den van den Raad, 'tpnbliek komt
er niet achter. Waarom niet? Nog
maals, ik weet het niet. Men zou
zoo zeggende feiten die de heer
Bekouw noemt, zijn juist of ze zijn
niet juist. In 't eerste geval gaat het
zeker niet aan, het verzoek zoo af te
schepen, in 't tweede geval zie ik niet,
waarom B. en W. niet zouden zeggen,
dai de mededeeiicgen onjuist zijn,
overdreven, niet goed voorgesteld,
weet ik bet. Dat geheim doen, dat
niet openbaar maken van redenen
waarom een afgedaan verzoek wordt
afgewezen, dat is zoo hoogst onaan
genaam niet enkel voor den verzoeker
zelven, maar ook voor hea die belang
stellen in zijn verzoek. Voor mijn
part zijn er honderd goede redenen tot
'afwijzing van het [adres, maar zoolang
die niet Ier algemeene kennis worden
gebracht, kan het niemand kwalijk
genomen worden, wanneer hij van oor
deel ie, dat de heer Bekouw is afge-
weer geweest."
„Wie? zeg ik ik dacht aan mijn
kleermaker, mijn lijfartp, mijn boek
binder etc., etc.
„Wel," zegt het raetsch venijnig.
„Dat zal nwe niet weten van de po
litie 1"
„Bödaar", viel ik haar in de rede,
als de vermoorde onnoozelheid op een
liefnebberij-tooneel.
Verontwaardigd keer ik mij om en
zoek, om het nu eens deftig uit te
drukken, mijne legerstede op.
Ik droom van dienders, ko»tjuffrou-
wen, soldaten, dienstmeisjes enz. enz.
Den anderen morgen al vroeg stap
ik naar het politiebureau op het
Leidscheplein.
„We hebben 'em, meneer" zegt de
commissaris en houdt me een pelle-
rine-ja8 voor.
Ik schud bedenkelijk het hoofd en
zeg„nee meneer, mijn jas zag er
anders uit."
„Maar meneer, ken je nu je eigen
jas niet meer
„Ik verzeker u, meneer
„Allemaal gekheid. Volgens de rap
por 16D, en ik ga af op de rapporten
is dit uw ja°."
„Maar meneer, de rappoitan
„Solliciteert u voor raadslid?"
Wat zou ik zeggen. Ik nam de jas
in vredesnaam maar aan. Hij had
inderdaad wei wat van de mijne.
Maai het kon hem niet zijn, Afdoend
bewijsaan mijn jassen ontbreken
minstens twee knoopen en deze jas
was gaaf en wel.
1 Voor-iichtighe dshalve en daar de
winter toch een goed stuk heen was,
hang ik de jas in de kast en denk
om de heele historié niet meer.
Maar wat wil het geval
Het was de laatste dag van Octo
ber. De tentoonstelling zi-u gesloten
worden. Daar ik een groot voorstan
der van kermissen mits voor
„nette" lui ben, moest ik er nog
eens heen.
Mijn vriend Herman Bechtveldt zou
me afhalen. We dienden toch den
ondergang der halfsteenf-muursche
stad, gezegd „Oul HollanI", bij te
wonen,
Voor hel laatst zaten we in „Den
Braven Dorus".
Een zilte traan vloeide van onze
wangen in den bekir met Rijuschcn
wijn.
Gretchen die oud-Hollandeche
deerns schijnen veelal Duitsche na
men gehad te hebbei zag het
wel, maar zweeg eerbied g stil. Ook
zij scheen aangedaan.
Herman sleld6 voor den beker now
eenmaal te doen vullen. Het was
reeds de derde of vierde maal dat hij
dit edelmoedig voorstel deed.
Eindelijk was het cogenblik van
scheiden daar. We willen het trapje
afgaan. „Meneer," zrgt op eenmaal
een heer tegen me, aie al een pco3
n: ar me had zitten kijken, „een m-
bescheiden vraag, maar hoe komt u
aan die j^s k
scheept met een Jantje van Leilen
in 'i xwadraat.
Op deze manier zal langzamerhand
de burgerij hartelijk danken voor het
indienen van requester), wanneer die
toch maar met hio ;heid, dcch z.nder
motieven aan den dijk worden gezet.
Dat zal gemakkelijk worden voor het
gemeentebestuur. Of 't wye en ver
standig is en van een goed beieid
getuigt, is een ander ding.
„Ja," zegt misschien deze of gene,
„maar die krantenmannen willen ook
alles openbaar hebben en er zijn toch
verschillende dingen, die beier ge
heim zijn gebleven." Dat geef ik
dadelijk toe. Als dj raad vergadert
over de Duinwaterleiding of over
andere teere quaesties, waar bijzon
derheden bij te pas kannen komen,
waarmee de een of ander zijn voordeel
zou kunnen doen om de zaak tegen
te houden dan b3grijp ik het nut
van geheimhouding volkomen.
Z jo dacht bij de eerste vergadering
van de Commissie voor de grensre
geling met Heemstede iedereen, dat
die vergadering zou worden gehouden
met gesloten deuren. Z30 sterk was
die meening, dal er maar éen ver
slaggever in het stadbuia aanwezig
was ou dat later twee a aderen, opge
schrikt door de lijding dat men in
de Rardszaal publiekelijk zat te de
batteeren, kwamen aangeloopen zon
der pnp:er bij zich te hebben. De
tweede vergadering was half geheiui,
half publitk en daarin werd van de
nnnrxitie zooveel kwaad gezegd, dat
Heemstede zich later bij een mo elijk
nieuw voorstel tot regeling van de
grerzer, met succes op het debat van
de baarlemsche Commissie zal kunnen
beroepen.
Nu eerst, nu eigenlijk de raak ge
eindigd is nu er nog maar enkel een
verlanglijstje moet worden opgemaakt,
nu besluit de Commissie om de zaak
in comité te behandelen en Vrijdag
avond vergaderde zij daartoe in café
Montagne. Intusschen komt dit wijze
besluit te laat. Het heele publiek
heeft nu de debatten van haver tot
klaver kunnen lezen en wie de grens-
veranderirg geen goed hart toedraagt
heeft daarin wapens te ever kunnen
vinden om hr.ar te benadeelen. Maar
de honden waar d9 he9r Bekouw het
over heeft, daar wordt geheim over
gedaan. Begrijpe wie k&n lel systeem
dat hieruit valt op te maken.
Ik sprak daar van systeem en dat
doet me denken aan een vroolijlrer
onderwerp, namelijk aan de verschil
lende systemen van verslag geven
vooral van kunst. Niets grappiger,
dan in verschillende bladen een relaas
te lezen van een en dezelfde voor
stelling. Men te3tt den alledaagschen
stijl, den deftigen stijl, den wei wil
lenden stijl, den norschen stijl, den
luchtigen stijl, den artistieken stijl.
(Ik had daar het koel was mijn
„nieuwe" pellerine aangetrokken.)
„Dat gaat u niet aanantwoord
ik moedig.
„Meneer, die jas is van mij, die
heb ik laten hangen op het Lees
museum."
meneer."
Dnrft u met me mee te gaan naar
het politiebureau op het Loidsche-
plen
„Waarom niet?"
We gaan. Herman Bechtveldt
trouw als 'ie i?, gaat mee.
Gelukkig tref ik mijn zelfden com
missaris. Ik doe dan ook mijn beklag.
Natuurlijk stelt de commissaris mij
in het gelijk.
„De rapporten, meneer, de rappor
ten," ro?pt hij op zegevierenden toon
tegen mijn wederpartij.
De man ik hield hem vooreen
kappersbediende op z'n Zondags
was woedend.
„Gaat n vast heen, heeren," zegt
dec>mtiiiesaristeaenBechtve'dtenmij.
„Meneer ik wou nog even met u
praten," zegt hij tegen den man, die
een mislukten aanval op mijn jas
deed.
Wij hebben nog kalm een glas bier
gedronk n voor den schrik.
Ik twijfel niet of de commissaris
heeft den man overtuigd. In ieder
ge /al had hij niet den wettigen weg
ingeslagen en zijn beklag is van nul
en geener waarde. D. v. N.
Ingezonden Mededeelingen.
Transvaal te beproeven. Na eerst bij
boerenfamiliën de kinderen te hebben
onderwezen, wist hij eene betrekking
bij het gouvernement te verkrijgen
en had het geluk, dat Paul Kruger
zijne uitstekende eigenschappen leer
de kennen en hem mede vooruit hielp.
De nieuw benoemde griffier van den
Uitvoerenden raad is pas 31 jaar en
getrouwd met een Harlinger meisje,
dat, bij procuratie getrouwd, tot hem
overkwam, zoodra hij den voet in
den stijgbeugel had.
Magnesium-licht.
Eene eenvoudige wijze om magne
siumlicht voort te brengen sohijnt,
naar De Nijv. meedeelt, de volgende
te zgn:
Men neemt twee vellen dun en niet
poreus papier, bestrykt die met stijf
sel, bestrooit ze flink met magnesium
poeder, legt ze daarna op elkander
en laat ze drogendaarna wordt
tegen de beide zijden van het ver
kregen blad een vel papier geplakt,
dat met ohloorzure pofascb gedrenkt is.
Men laat opnieuw drogen en plakt,
bij wijze van omslag, op beide zijden
nog een vel papier.
Men heeft dus een soort van bord
papier verkregen, dat bestaat uit een
kern van magnesiumpoeder, uit twee
lagen papier, twee lagen papier ge
drenkt met ohloorzure potasch en
twee lagen gewoon papieris dit
goed droog dan snijdt men het met
een schaar in reepen en kau men
zulk een reep met een tangetje vast
houden en met een lucifer aansteken,
waarbg men het bekende verblindend
witte magnesiumlicht verkrggf.
Dit papier moet geen gevaar op
leveren en zeer goed bewaard kun
nen worden.
Vrijdagoohtend omstreeks 7Jf uur
barstte boven Arnhem een zeer zwaar
onweder los, vergezeld afwisselend
van sterke regen- en hagelbuien. Het
duurde slechts kort.
BIS NE NL A ND,
De heer H. Kuipers, van wien de
Transvsalsche bladen melden dat hij
bevorderd is tot griffier van den Uit
voerenden Raad der Zuid-Afrikaan-
sohe Republiek, mag genoemd worden
als voorbeeld van snellen vooruitgang
in maatschappelijke positie. In het
jaar 1879 werd hij kweekeling bij de
Rijksnormaallessen te Harlingen, be
haalde in 1882 zijne akte, nam toen
zeven jaar lang de betrekking waar
van onderwijzer aan de le gemeente
school te Harlingen, toen hij ineens
besloot om zijn goed geluk in de
Bijvoorbeeld een opvoering vau de
opera F.u&t. De alle iaa^sche stijl
verhaalt het geval aldus
„Gisteren werd in onze opera op
nieuw de welbekende ope-a Faust
vertoond. De hoofdrollen bernetten in
de goede hanlen van mevrouw van
Singrol en vau den heer van der
Hoogstem, die behoudens een enkel
ongelukkig oogenblikje,hunne partijen
reent verdien stelijs ten einde brach
ten. Zj werden door de bekende
arti8ten van het gezelschap behoorlijk
gesecondeerd. Hit talrijke publiek
toonde zich cUn ook voldaan en ver
eerde mevrouw van Singrol ten keu
rig bloemstuk."
Da def ine stijl behandelt de zaïk
als volgt
„Hadden wij in de laat3le weken
op het programma van o s Opera
gezelschap nie's dan kleine operetten
aangetroffen, die hoe verdienstelijk ook
op zichzeive, toch niet ia staat waren
het publiek dermate te boeien als wel
wenschelijk mag worden genoemd,
gisteren gaf, geluskig denkbeeld, het
gezelschap eene reprise van Guunoda
meesterwerk Fauat. Laat ons dade
lijk constateeren, dat het eeno hoogst
gelukkige leprise was. Het orgaan
v n den heer van der Hoogstem leent
zich voor de titelrol bizonder, de Mar-
garetha van mevrouw Van Singrol
was be.-tudaerd, doch natuurlijk, goed
doordacht, maar vrij van affectatie.
Da kinderen Flora's haar in de
pauze door een dankbaar publiek
aangeboden zullen haar een aan
gename herinnering aan dezen avond
zijn."
Nu de welwillende stijl.
„Met groot genoegen woonden wij
gisteren in den schouwburg de weder
opvoering bij van Gounods Faust.
Het was een in alle opzichten welge
slaagde ui t voering,waar voor niet alleen
d9n exeentartsn maar ook en vooral
ac.n de directie een woord van warmen
lof tiekomt. „Bravo, mevrouw Sing
rol waren wij geneigd luidkeels
uit te roepen, toen deze begaalde
zangeres een welverdiende corbsille
werd aangeboden. Hulde ook aan den
kranigen tenor Van der Hoogstem.
Wg mogen dit relaas niet eindigen
zonder een woord van waardeericg te
hebben gesproken voor de verdienste
lijke leiding van het orkest en van de
koren."
De norsche stijl maakt er van
„Fau3t. Alweer Faust. Wanneer een
opera-directie geen raad meer weet,
dan geeft zij Faust. Het is de, zij het
d.n ook artistieke, stoplap voor de
lacunes in het repertoire en in de
kas. Want Faust is een kacstuk. De
menschen loopen altijd weer naar
Faust, al kunnen ze het ook van
den eersten tot den laatsten noot
tusschen hun tanden fluiten. Misschien
komt het wel juist daardoor, dat ze
het zoo mooi vinden. Ze weten zoo
precies wat er komt, geen enkei on
begrijpelijk thema dwingt hen tot
In het Huis van bewaring te
Leeuwarden heeft een gevangene,
die, als verdacht van veediefstal, in
voorloopigo heohtenis was, zich door
ophanging van k9t leven beroofd.
VARIA.
Een wanhopigeEon jonge pret
maker speelt zeer ongelukkig in zijn
club. Hij vraagt, voor den zooveelsten
keer zgo oom om hem te helpen.
Deze blijft eohter onverbiddelijk.
Dan blijft er mij nog éen middel
over, roept de neef wanhopig uit en
haalt een prachtige twaalfloops-
revolver uit den zak.
Wat wil je doen roept de oom
verschrikt.
De jonge mau antwoordt met doffe
stemZe in de bank van leonicg
brengen 1
inspa nend oplttten.
Dit op deu voorgrond s!elletde,
was fie opvoering niet slecht. Na
tuurlijs had ze beter kunnen zija.
Mephisto was verkouden en de koor
leden sionden op een rij of in een
c rkel als reusachtige ke^e's. De
'tenor V<m der Hougstem gar w.v hij
kon en de sopraan, mevrouw van Siag-
rol bleif niet bene en haar gewoonte.
Waaro n de menschen nu ju staltijd
iemand met bloeasen moeten behan
gen als ze haar werk goed heeft ge
daan, i3 me een raadsel en zal het
ook wel blijven."
Nu de vrcolijke stijl.
„Dc avond van gisteren is welbe
steed geweest. Aanvankelijk bai ik
niet veel zin in uitgaan, maar toen
ik eenmaal in de zaal was, had ;k tr
geen berouw meer van Wat i aan
genamer dan mooie muziek te hooren,
veel menschen om je heen ta zien
en nu ea dan ion te keunis begroeten
„bonjour, ook in de opera? Ja, Fau:t
is een prachtwerk, hé?" Dan gaat het
belletje, de kapelmeester schudt een
lok uit zijn oogen en daar begint de
ouverture.
Altijd mooi, die Faust, het toon
werk wel te verstaan, want de figuur
zelf is een schoelje. Ia üe pauze aan
bieding van een bi ernstuk, of was
'teen corbeilie? aan mevrouw van
Singrol, die ze aanvaardde met een
vroolijk lachje. Van der Hoogstem
was natuurlij uitstekend, wat een
geluid heelt die man tcch 1 Ik hoor,
dai de F.iust nogeens gegeven wordt
en dan ga ik er zeker heen."
Ten slotte de artistieke styl.
„Reprffe van Faust. Er was drukte
in de zari, veel geluup, gekii<, ge-
buig, huppelende kellners'met blaad-
jes en bierglazen ei fio, geen stem
ming. Hoegenaamd geen stemming
Wat i3 muziek wanneer de hoorder,
stil en afgezonderd te midden van
h open menschen, kluizenaar midden
in de wereld, niet den klankstroom
over zich laat heengaan als een
zachte wolk van geluid, wit met rose I
toppen Naast mij zat een dame die
verkouden was .met permissie
moet ik zeggen. Haar neusgesnuit be
zoedelde mijn blank, stemmingsalbast,
maar ik hield haar krachtig terug,
die sensatie van rein, hoog genot, die 1
klapwiekend wilde vluchten op hare l
talpen vleugelen ik hield ze terug, I
latende den klankstroom over mij 1
heenzwevenin zachte, donzige deining j
totdat opeens a!s door een woestc-n
stormwind mijn heerlijk zijn werd
weggevaagd. de kous van Faust I
zakte af.
Weg, myn gouden feest senaatie,
omver mijn heerlijk blank marmer
voelen ia gruis.... ik ben den schouw
burg ontvlucht en heb een uur in den
regen geloopen, om mijn ziele-even-
wicht terug te vinden.... te vergeefs.
FIDELIO.
f