Men wilde waarschynlqk geen ver
zet uitlokken en liet, ter wille Tan
dat goede doel, achterwege, zich op l
die punten te versterken en te dekken.
Toen week op week verliep en alles
rustig bleef, toen de oorlogspohatting
reeds voor de helft was betaald, bleef
men begrijpelijk genoeg, al is het
ook te betreuren vertrouwen op
het woord van den vorst en plukte
men daarvan do wrange rruohten.
Op Atjeh trachtte men onzen in
vloed uit te breiden buiten de gecon
centreerde linie en deze te omgeven
niet alleen met een zoogenaamde
opengekapte strook van 1000 Meter
breedte, maar ook met een terrein,
dat van geestdrijvende vijanden ge
zuiverd zou zijn.
Ook daarbij wilde men liefst niet
▼echten. Toen het bleek, dat het ge-
wensohte resultaat wellicht te verkrij
gen zou zijn door Toekoe Oemar in
genade aan te nemen en hem vergif
lenis te sohenken niet alleen voor
zijn strijd tegen ons daartoe had
hij reoht maar ook voor zjjn snood
verraad toen werd de verzoeking
te sterk on giDg men daartoe over
en overlaadde men hem met geld en
schoonklinkende titels en trok up onze
kosten een woning voor hem op. Ook
hier hoopte men, dat het doel do
middelen heiligen zou.
Op Lombok sloot men goedmoedig
de oogen voor het gevaar en sloeg
men geloof aan het woord van een
Bahneeech vorstop Atjeh vooht men
willens en wetens met bezoedelde
wapenen en vertrouwde men op de
eeden van een schijnheiligen schurk.
Op Lombok werden onze soldaten
als honden neergeschoten van achter
de muren, waartegen zij zich rustig
en vol vertrouwen haddsn moeten
nederleggi-n op Atjeh zitten zjj nu
in de elf posten buiten de geconcen
treerde linie, omringd doorj2l versterk
te punten, waarin de legioenen van
Toekoe Oemar en consorten als onze
hulptroepen in bezetting liggen.
De posten in de hoofdlinie, die Kota
Radja omvat en met de beide uitein
den tegen de zee aansluit, zijn door
een paar ttraaltrambanen en door een
ceintuurbaan met het hoofdkwartier
en onderling verbonden-
Om die linie heen ligt de 1000 M.
breede, vroeger opengekapte strook.
Daar ligt de tweede, tijdelijke Unie,
waarvan de posten voor het meeren-
deel door een weg verbonden zijn.
Tus8chen en om die posten liggen
de 21 versterkte punten, door Aijehers
bezet.
Onze kranige soldaatjes zullen zioh
daar staande weten te houden, al sluit
de verrader met zijn drie bloedver
wanten als onderbevelhebbers, met
zjjn veertig Panglima's en zjjn 200
vaste strijders hen ook in, en al loopt
ook alles wat Moslemin heet van
"West- en Noord- en Oostkust te za-
men om zioh onder zjjn vanen te
stellen.
Wjj kunnen er op rekenen, dat
onze mannekes strijden zullen tot de
munitie is verbruikt en de vivres zjjn
verteerd, ja langer, veel laager nog;
dat zjj zioh ten laatste een doortooht
zullen weten te banen naar de hoofd
linie, als alle kans op behoud van
ban post verloren is. Maar hoeveel
van de 25 officieren en 700 man, die
daar gelegerd werden, zullen dan nog
present zjjn op het appèl?
Volgens het Koloniaal Verslag tel- j
den onze troepen op Groot Atjeh in
het begin van 1895 ongeveer 190
officieren en 4700 minderen40 offi
cieren en 1450 minderen lagen toen
in de hoofdlinie verspreid*.
Hoeveel van wat er voor uitrukken
beschikbaar is, en hoeveel van de
beide bataljons, die nu naar Atjeh
onderweg zjjn, zullen er moeten val
len, voordat die posten zullen zjjn:
ontzet, en onze positie wedor even
zuiver en even gevestigd zal wezen,
als toen generaal Van Tejjn die aan
zijn opvolger overgaf, om niet te
spreken van die, welke generaal Van
der Hejjden daar achterliet
Het kan alles heel wat beter afloo-
pen dan wjj nu maar al te veel reden
hebben te ve.-waohtenin de XXVI
Moekims, die tegen het Oosteljjk ge
deelte onzer linie aansluiten, kan het
wellioht rnstig blijvendaar was de
invloed van Toekoe Oemar nimmer
zoo bjjzonder grooter kan naijver
ontstaan tusschen onze vjjanden, die
zjjn spel waarschijnlijk heel wat beter
doorzien dan wij. Generaal Vetter,
die den Baliër den voet op den nek
wist te zetten, zal ook nu weder too-,
nen, wat er zit in zijn mannel jjk. echt
Hollandsch karakter, en niet in ge
breke bljjven, alles te doen, wal hij
kan, om een goede oplossing t«l
vinden.
Maar toch is en big ft de toes'and
op Atjeh hoogst ernstig, en moet de
Nederlandsohe natie zich er op voor
bereiden, dat haar een slag kan treffen,
voor haar draagkraoht niet veel min
der zwaar dan die Italië uit Abessynië
gewerd.
De burgemeester van Amsterdam,
mr. S. A- Vening Meinesz, is Woens
dag tot herstel zjjuer gezondheid
voor onbepaalden tjjd naar Wiesba
den vertrokken. Mr. J. N. van Hall
neemt het burgemeesterschap waar.
De giraffe in Artis.
De giraffe in Artis, het eenig exem
plaar, dat van do zes fraaie dieren,
oorspronkelijk in het bezit van het
genootschap, nog overgebleven was,
is thans gestorven. Het dier, dat ge
durende ruim 22 jaar in den tuin
heeft geleefd, was reeds geruimen tjjd
ljjdende aan eene ziekte in de ge-
wriohten der ledematen, waaraan het
eindelijk bezweken is.
Door de,voortdurende oorlogen en
troebelen in Afrika zal het vooreerst
wel niet meer mogeljjk zjjn, deze
diersoort naar Europa over te
brengen. EU.
De pogingen van den bakkersgezel
Ten Boekhorst tot stiohting te Am
sterdam. van eene „oeoonomische bak
kerij" met de hulp van depothouders
sobjjnen in verband te staan met eene
aankondiging van het bestuur der
„broodfabriek De Jonge Bakker."
Dat bestuur deelt mede, dat die ven
nootschap wil medewerken tot lotsver-
bstering voor depothouders en bak
keragezellen, door van de netto winst
na aftrek van 5 pC\ dividend voor
de aandeelhouders, de helft aan de
depothouders en een kwart aan de
gezellen uit te keeren en het overige
kwart in de reservekas te storteD.
Men herinnert zioh misschien, dat
Ten Boekhorst reeds destijds zeide
onder anderen op de fabriek „De
Jonge Bakker" het oog te hebben
geslagen voor de uitvoering zjjner
plannen.
N. R. Ct.
Buskruitfabriek te Nieuwer-
A instel.
Bjj Kon. Besluit is met vernieti
ging van het besluit van B. en W.
van Nieuwer-Amstel alsnog onder
voorwaarden aan de gezamenljjke
buskruitmakers van Noord-HollaDd,
Utrecht en Zeeland vergunning ver
leend tot oprichting eener inriohting
voor de vervaardiging van zwavel
en salpeterzuur te Nieuwer-Amstel.
In het Kon. Besluit is overwogen,
dat de aanvoer van salpeter van
elders eigenaardige bezwareD zou
opleverendat, wanneer die stof op
het aangewezen terrein te Nieuwer-
Amstel wordt bereid, het vervoer be
perkt en de voorraad gereed zuur
aanzienlijk verminderd wordten dat
bjj handhaving van de weigering der
vergunning gevaar voor de omgeving
zou ontstaan of vermeerderen.
Thans zjjn bij Tersohelling ook
gevonden de ljjken van de Volen-
dammer visschers Pieter Mol en Jan
Bont.
Vier lijken, allen van familiën
Schilder, werden nog niet aange
bracht.
Woensdag verliet E. M. na een
driejarige gevangenisstraf ondergaan
te hebben de gevangenis te 's Gra-
venhage. Hjj verzocht den offioier
van justitie te spreken en toen hjj
bij dien ambtenaar was binnenge
laten, ging hij den subst. offioier
mr. Pleyte te lijf. Een rjjksveldwach-
ter, te hulp geschoten, arresteerde
hem daarna opnieuw.
De moord te Botterdam.
Men 8chrjjft uit Rotterdam aan de
A. C't.:
„Omtrent Tan Berkel kan ik u nog
melden, dat er een punt van verschil
bestaat tusschen zjjn verklaringen en
die der bezoekers van een café billard
in de Sohoutenstraat, waarvan ik u
indertjjd schreef. Van Berkel verklaart
nameljjk, dat hij toen met niemand
gespro sen heeft, terwjjl de bezoekers
volhouden, dat hjj dien avond op
geheimzinnigen toon met een man
heeft gesproken en toen met dezen
is heengegaan, waartegen V&n Ber
kel weer verklaart, dat bij alleen het
koffiehuis heeft verlaten.
Het is der justitie nog niet gelukt
uit te vorsohen, wie die man geweest
kan zijn.
Vrouw van Beikel onderging Woens
dag het eerste verhoor voor do in-
struotie."
Ten kantore van de notarissen
Metz Sebrameier Verbrugge te
Rotterdam heeft de toewijzing plaats
gehad van het als premie door den
heer D. Bolle uitgeloofde bankbiljet
van duizend gulden. Dit is ten deel
gevallen aan het nummer 960, waarvan
de houder is de heer J. Ruwers,
Martelaarsgracht 1, Amsterdam
'Slaapziekte.
Ook te Utrecht heeft zich een geval
van slaapziekte voorgedaan bjj een
vrouw die in het Diakonessenhuis
aldaar ^verpleegd werd. Gedurende vjjf
weken is zij slapende geweestzjj
overleed, zonder de oogen geopend
te hebben.
Schipbreuk.
Tijdens den jongaten storm is een
tjalk gezonken ter hoogte van Wil
lemstad, op ongevesr een half uur
afstands van den oever. Het sohip ligt
bjj laag water in ongeveer 5 vaam
diepte. Van den wal zou zijn gezien dat
de noodvlag gehesohea werd, een man
van voor naar het aohteraohip liep
en daarop het sohip voorover is ge
zonken.
Dat mensohenlevens bjj deze ramp
omgekomen zjjn, aoht men zoker,
ofschoon het nog niet is gelukt te
ontdekken wiens vaartuig het is of
van waar het gekomen iszelfs
verkeert men nog in het onzekere
omtrent den aard der lading. Hst zeil,
dat te Willemstad geborgen ia, bevat
geen aanwjjzing. Het schip wordt ge-
sohat op een inhoud van ongeveer
50 last. Niet onmogeljjk wordt het
geaoht, dat een heel huisgezin iu de
golven is omgekomen.
Eenige jaren geleden heeft de ge
meenteraad van Opsterland een fraai
kerkhof op Tijnje laten aanleggen,
dooh hoewel het dit jaar voor ge
bruik is opengesteld, we:geren de
ingezetenen hunne dooden daar te be
graven. Zeker wel een eenig geval,
zulk een kerkhof zonder dooden I De
oorzaak ligt in de gehechtheid a&n
een algemeen dorpsgebruik. Bjj elke
begrafenis moet de klok geluid wor
den. Daar Tjjnje geen klok bezit,
hebben de ingezetenen zioh tot den
gemeenteraad gewend met een ver
zoekschrift tot plaatsing van een klok
huis. Met bjjna algemeene stemmen
werd dit geweigerd, en het gevolg is,
zooals reeds in het verzoekschrift
werd voorspeld, dat de begraafplaats
ongebruikt zal bljjven, omdat men
het klokluiden als een der eerste ver-
ei6cbten bij eene begrafenis be-
sohouwt.
Pers Overzicht.
Werkman en Machine,'.
De Utrechtsche Courant geeft in een
artikel, getiteld „werkman tn machi
ne" eenige besohouwingen over de
lioht- en sohaduwzjjde van de toe
passing der machine bjj den arbeid.
,In zicbzelve beschouwd", zegt het
blad o. m. „is de maohine ongetwijfeld
eene heerlijke eu grootsche schepping
van 's mensohen vernuft en ontdek
kingsgeest. Door de aanwending der
machine toont de mensoh zich in
zijn waar karakter van koning der
zichtbare schepping, van heersoher
over de stof. De machine laat hij als
zjjn dienaar den arbeid verrichten,
hij heeft nog slechts te richten en
te besturen. En hoezeer winnen snel
heid en hoeveelheid van voortbrenging
niet door het gebruik van de ma
chine 1
Wat dit voor de praktjjk te betee-
kenen heeft 't behoeft wel geen nadere
verklaring.
Terwjjl van alle soort van produo-
ten de voorraad toeneemt en de keuze
grooier wordt, daalt in gelijke mate!
de prijs er van, wijl door de snellere
voortbrenging de produotiekosten voor
een gelijke hoeveelheid in niet geringe
mate verminderen.
Wat was er b.v. voorheen een
lange arbeid noodig voor een vier
kante meter linnen op het handweef
getouw gereed kwam, en hoe spoedig
worden thans duizenden meters door
de weefmaobine geleverd.
Besohouwt men de maohine enkel
van die zijde, dan is alles voordeel
en winst.
Een aanmerkeljjk deel van afmat-
lenden en geeatdoodenden arbeid
wordt den arbeider door de maohine
uit de banden geDOmen, en de goed
koopte der producten komt vooral
den minderen man ten goede, wien
het op die wijze gemakkeijjkor wordt
gemaakt zich, behalve de allereerste
en geheel noodzakeljjke levensbehoef
ten, ook nog tal van nuttige en wen-
soheljjke zaken aan te schaffen.
Maar van den anderen kant dient
toch ook rekening gehouden met een
gevaar dat op arbeidsgebied kan
ontstaan, wanneer de maohine (en
zoover zijn we bjjna), in eiken tak
van arbeid ia doorgedrongen, het
arbeidsgebied in diens volle uitge
strektheid beheerscht.
Ook zonder dat wjj het nog noem
den, begrijpt ieder aanstonds op welk
gevaar hier gedoeld wordt, het ge
vaar, dat er te veel handen zouden
komen voor het te verrichten werk,
of, wil mea het anders, dat er te
weinig werk zou zjjn, om alle handen
bezig te houden.
Wanneer wjj hier spreken van de
verhouding tussohen handen en ar
beid, willen wij dit verBtaan hebben
in geheel algemeenen zin, m. a. w.
stellen wjj het^ totale bandencjjfer
tegenover het totaal van allen te ver
richten arbeid."
Bet Eedsvooret el.
Het Alg. Hbld. sohrjjft omtrent het
eedsvoorstel het navolgende
„Hoe de meerderheid der Eerste
Kamer denkt over het eedsvoorstel
van den heer Gerritsen, blijkt niet
duidelijk uit het Yoorloopig Verslag.
Men vicdt er allerlei uiteenloopende
meeningen geopperd.
Een der in de afdeelingen gemaakte
opmerkingen is stellig onjuist. De
vraag nl. „of het ontwerp, wat den
eed der Prov. Staten en den zuive-
ringseed van de leden van de ge
meenteraden aangaat, niet overbodig
moest worden geacht, daar de Grond
wet zelve deze eeden geregeld heeft".
Wat den zuiveringseed betreft, ver-
wjjzen de Provinoiale en de Gemeente
wet reeds naar de Grondwet en voor
dien eed is het ontwerp zeker over
bodig. Maar daarvoor is het voorstel
dan ook niet ingediend, wèl voor den
politieleen eed. Wat dezen aangaat,
bepaalt de Grondwet omtrent de ge
meenteraden Diets en dit stilzwijgen
reohtvaardigt reeds het ODtwerp. Wèl
heeft de Grondwet voor de leden der
Staten, evenals voor die der Tweede
Kamer, dien eed facultatief gesteld,
maar dit voorschrift is voor de Staten
nog niet in werking getreden.
Immers in artt. II der Additioneele
Artikelen van de Grondwet leest men
„Alle op het oogenblik der at kondi
ging van de veranderingen in de
Grondwet verbindende wetten, regle
menten en besluiten worden gehand
haafd, totdat zjj achtereenvolgens
door andere worden vervangen".
Uit dit voorsohrift volgt, dat een
gewijzigd grondwettig voorschrift een
doode letter blijft zoolang een reeds
bestaande wet nog anders luidt. Hot
is zeker ergerljjk, dat de wetgevende
maoht sedert 1887 nog steeds heeft
nagelaten de provinciale wet, wat de
eedsvrijheid betreft, in overeenstem
ming te brengen met de gewjjzigde
Grondwet, maar dit iB een reden te
meer om het voorstel Gerritsen ten
spoedigste in te voeren en eindeljjk
de Grondwet na ta leven.
Het i3 zeer opmerkelijk dat zulk
eeu vraag in de Eerste Kamer kon
gedaan worden en dat er althans
niet terstond ook niet door de
Commissie van Rapporteurs een
verwyzing naar het tweede der Addi
tioneele Artikelen is bijgevoegd. De
leden behooren immers de Grondwet
in haar geheel te kennen
Het belangrjjkst is de derde para-j
graaf van het Voorloopig Verslag.
Daar wordt met klem van woorden
in het lioht gesteld hoe onhoudbaar i
de tegenwoordige regeling is, welke
voor de zuiveringseed vrijheid laat.
maar voor den politieken eed die
terstond op den anderen moet volgen,1
eedsdwang oplegt. En. zooals er te
reoht wordt bjjgevoegd, dat is niet
alleen formeel af te keuren, maar het
„geeft aanleiding de ondervinding
heeft het geleerd dat de eed in
openbare vergaderingen aan minach
ting wordt blootgesteld." Bovendien
is het in strjjd met de grondwettige
vrjjheid van godsdienstige belijdenis,
welke in de Grondwet bjj den eed
niet langer van het behooren tot een
kerkgenootschap wordt al hankelijk ge
steld. Daarom „behoort de eedsdwang
geheel uit de wetgeving te verdwjj-
nen."
Men had liever een algemeene re
geling gezien in plaats van de partieel e
die nu is voorgesteld en heeft over
wogen oi het aanbeveling kon ver
dienen deze niet aan te nemen, om
„onder den druk van den ergerlijken
misstand" dien de voorsteller wil op
heffen, tot een algemeen© regeling te
dwingeD. De slotsom was echter, dat
dit niet raadzaam is te aohfen wegens
het ergerlijke van dsn bestaanden
toestand, dien de wetgever verplicht
is zoo spoedig mogeljjk te doen ver
dwijnen.
Dit ia duDkt ons de juiste
opvattingen het verwondert ons alleen
dat zjj enkel in éen der afdoelingen
werd uitgesproken en ondersteund."
Financieels Mededeelingen.
Het Weekblad van Broekman ©n
Honders bevat o. a. de volgende op
gave van minder oourante of incou
rante fondsen, in de week, tot den
datum van 1 dezer door hun
tusechenkomst verhandeld.
Aand. "ii- tot Exploit van
Onroer. Goederen 30 pCt.
Panorama Maatsch. 10
Mjj. tot, Landaanw.
o. d. Fr. Wadden 15
Oblig. Credt.- en Handelsv.
„Banda" 103-103*
Aand. Kon. Nod. Looaal-
Spoorweg Maatsch.
te Apeldoorn 56
Utr. Tramweg Mjj. 80
„Amst. Chininefabriek 100
Maaisbh. voor Meel-
en Broodfabrieken 60
Nederbetuw. Beetw.-
Suikerfabr. te Gel-
dermalsen 70
Spiegel- en Lysten-
fabriek „De Atlas" 76
Opr.-Bew. Siogkep Tin-
Maatsch170.
Aand. Hollandsohe Sooieteit
van Levensverzeker. 240
vordering van 20 mille tegen de wed.
jBulkley voor gerechtelijke bemoeiin
gen en reiskosten te haren behoeve
in Duitsohland.
Voor het kantongereoht te Wage-
ningen heeft tereohtgestaan de heer
N. Z., direeteur der inriohting tot
verpleging van zenuwljjderB „Inge-
netteo" te Ede. Hij werd besohuldigd
in September 1895, in zijn inriohting
te hebben verpleegd esn 4tal krank
zinnigen, terwjjl van sleobts één aan
gifte was gedaan.
De heer Z. verklaarde te hebben
gehandeld op advies van zjjn genees
heer, dr. S. te Ede. Als getuigen
werden gehoord dr. W. P. Ruijsch te
's Gravenhage, inspecteur van het
staatstoezicht op het krankzinnigem-
wezen, dr. Van Andel id., en dr.
Boudewjjnse te Bennekom, die op 30
Sept. jl. de inrichting hadden bezooht
en toen bevonden hadden, dat de
patiënten ljjdende waren aan krank
zinnigheid. Dr. S. uit Ede hield drie
der patiënten voor zennwljjders en
wees er op, hoe moeiljjk 't gaat op
wetensohappeljjke gronden de grens
te trekken tussohen zenuwljjders ea
krankzinnigen.
Het O. M. oonoludeerde, dat alle 4
personen krankzinnig waren en eisohts
wegens overtreding der wet van 29
April 1884 een geldboete van f300,
subs. 30 dagen heohtenis.
Letteren en Kunst.
Het Hollandsch Dames trio zal waar
sohjjnljjk weldra worden ontbonden
Jeannetie de Jong is verloofd.
Leger en Vloot
Omtrent den op Atjeh gesneuvel
den 1ste luit. J. W. C. Vuyk, sohrjjft
het N. v. d. D. nog het volgende.
Hij trad op 17-jarigen leeftjjd bjj
het instructie-bataljon als jongeling
in dienst, genoot zijn opleiding tot
officier aan den hoofdoursus t» Kam
pen en werd 16 November 1888 be
noemd tot 2e luit. der inf. bij het
leger in Oost Iadië. Hij vertrok het
volgend jaar naar Indië, werd op 39
Juni 1893 bevorderd tot le luitenant
en is ongeveer vier jaren op Atjeh
gedetacheerd geweest, waar hij meer
malen op belangrijke posten het be
vel gevoerd en aan onderschei
dene krijgsverrichtingen deelgenomen
heeft.
De overledene was gehuwd.
Rechtszaken.
Beleediging van officieren.
De 5de kamer der reehtbank te
Amsterdam veroordeelde Woensdag
A. M. Reens, die de heeren baron
Van de Capellen en Van den Heuvel,
onderscheidenlijk ritmeester en luite
nant bij de huzaren, had toegevoegd:
„doodvreters aohterop", tot 15 dagen
gevangenisstraf.
De Arnhemsche reohtbank veroor
deelde Woensdag G. B., arbeider te
Eist, wegens afpersing en poging tot
afpersing tot vjjf jaren gevangenis
straf.
De Haagsohe rechtbank ontzegde
Woensdag aan van S., te Parijs zgne.
Gemengd Nieuws
Een nieuw engelsch
oorlogsschip.
Maandag is van een der werven
aan de Mersey te water gelaten het
Britsohe linieschip Mar» een vaartuig
van het type van de Mojeetic. De
Mars heeft een waterverplaatsing van
14,900 tons. Haar maohines van tien
duizend paardekraoht geven haar een
snelheid van l6l/s knoop, d;e opge
voerd kan worden tot 17* knoop. Zij
kan 1900 tons steenkolen bergen, zoo
gestouwd, dat zjj dienen tot bescher
ming achter de pantserplsten aan
weerszjjden. Het sohip is geheel van
staal gebouwd en heeft gepantserde
buizen, waardoor de munitie van de
magazijnen naar de wapens wordt
gebracht. De bewapening zal bestaan
uit vier 12-inch 46 tonskanonnen,
werpende een projeotiel van 850 pond
en vjjftig snelvuurkanonnen, die ge
deeltelijk door hydranlisohe kracht,
gedeeltelijk met de hand worden be
wogen. De Mars heeft aoht stoom
ketels elke ketel in een afzonderljjk
waterdicht vak geplaatst, dat een
aparten toegang heeft. Het sohip zal
binnen een maand of aoht gereed zijn.
Jacques Saint Cère.
De Oaulois bevat een artikel van
Armand Rosenthal onder zijn ouden
naam Jacques Saint-Cère, getiteld:
Indrukken van een vrjjgesprokene.
Hij is zeer heftig tegen de justitie
en klaagt over de wijze waarop men
hem als een gewoon misdadiger be
handeld heeft. Aan hst eind een tikje
sentimentaliteitSaint Cère, naar het
hospitaal van de gevangenis overge
bracht. met een ouden booswicht
staande aan het sterf bed van een dief
en „lang vergeten woorden vinden
de" in deze omgeving en bij dit too-
neel.
Het artikel is zeer gesohikt om op
het gemoed te werkenbet is blijk
baar de aanloop van den oud-mede
werker van den Figaro om zjjn vroe
gere positie te herwinnen. Het eindigt
aldus
„Eens toen ik na een der terecht
zittingen weer naar de gevangenis
gebraoht werd, zeide een agent (men
kan sleohts de woorden aanhalen van
de lui met wie men omgaat) tot mjj:
Kom. meneer, 't is alles maar poli
tiek 1"
In Midden-Frankrjjk is gedurende
de laatste dagen veel sneeuw geval
len. In de bergstreken is het verkeer
daardoor zeer moeilijk geworden.
Een wonder.
Er zal dus een groote Europee-
Bohe oorlog komen en de gebeurte
□issen in Egypte zullen de aanlei
ding zjjnEr valt niet meer aan te
twjjfelen de aankondiging is gesohied
door den aartsengel Gabriël zelf-
Sprekende door den mond van een
Parysche spiritiste, mej. Couesnon,
heeft de aartsengel op een vraag
naar een bo <t vol zeelui. Ik stond op en wreef mij in
de oogen als iemand, die een visioen ziet; maar toen
de mannen mij in het Duitsch iets toeriepen, kwam er
een uitroep over mijne lippen; want ik was alleen in
de boot en Black had mij verlaten.
Toen keek ik uit over de zee en zag eene lange zwarte
stoomboot op een afstand van een mijl en do mannen
sjouwden mij in hunne boot en riepen mij woorden van
bemoediging toe, brachten wijn aan mijne lippen en be
gonnen met groote opgewektheid te roeien. Toch her
innerde ik mij mijn droom en het scheen mij toe, dat
de stem, die ik in mijn slaap gehoord had, de stem
van Black was geweest, die mij had geroepen, nadat
hij zich in den Oceaan htd geworpen.
Was de man dood Had bij werkelijk geë ndigd dat
merkwaardig leven van booze ondernemingen en mis
daden of had hij op de een of andere wonderbaarljjke
wijze veiligheid gevonden, terwijl ik sliep?
Terwijl de Duitschers mij vlug naar hunne boot
r eiden en mij troostten, zooals men een kind troost,
dat men verlaten aan den weg vindt, kwam die gedachte
telkens en telkens in mij op. Was de man
van mij heengegaan, gehuld in ae geheimzinnigheid,
die hem van den beginne omgeven had Leefde hjj nog
ten einde droomen te droomen van wraak en roof 1 Of
had hij zich in een aanval van krankzinnigheid over
boord geworpen en was hij den dood van den zelfmoor
denaar gestorven?
Ik kon die groote vraag niet beantwoorden, maar
voor ik de veilige bescherming bereikte van de stoom-'
boot, die mij gered had, deed ik de ontdekking, dat de
linnen gordel, welken Black had om gehad, nu om mijn
middel was gebonden met een sterken zeilmakersknoop
en toen ik mijn hand op den gordel legde, voelde ia
harde, scherpe steenen, die op het gevoel op kiezelstee-
nen geleken. Ik kende de waarheid bij instinkt, dat de
kapitein van het naamlooze schip ook in zijn laatste
uur zijne wonderlijke genegenheid voor mij behouden
haddat hij aan mij iet3 had vermaakt van die ont
zettende schatten, welke hij gedurende de jaren van
roof en plunder opgestapeld had en ik had moeite
om niet daar en op dat oogenblik alles te werpen in
het water, dat getuige vas geweest van zijn strijd om
het te veroveren. Maar de gordel was stevig om mijn
middel gebonden en wij waren op het dek van de
stoomboot, voordat mijne verstijfde handen den
knoop hadden kunnen losmaken.
Het zou nutteloos zijn ;e pogen eene beschrijving te
geven van mijne gewaarwordingen, toen de kapitein
van de „Hofinung" mij op zijn dek begroette en zijne
bemanning een gejuich liet hooren dat weergalmde over
het water. Een oogenblik stond ik daar, aan niets den
kende, dan dat ik bevrijd was uit die gevangenis van
Btaal, dat ik uit de schaduwen des doods teruggebracht
was tot de hoop om vrienden, vaderland en thuis we
der te zien. De eene drukte mij de hand, een andere
bracht mij kleederen, een derde warm voedselmaar
ik stond daar als iemand met stomheid geslagen en
hield mij krampachtig vast aan de verschansing alsof men
mij weder terug zou sleepen naar de verschrikkingen
van die aloep, of naar die vreeselijke eenzaamheid, welke
gedurende verscheidene weken over mijn leven gehan
gen had. En toen volgde de reactie, eene overmachtige
zwakheid, een groot gevoel van dankbaarheid, tranen
welden op in mijne oogen en vielen op mijne verkleum
de handen.
De goede kerels om mij, wier taal voor het grootste
deel onverstaanbaar voor mij was, zagen mijn toestand
in en zij brachten mij naar beneden, naar de hut van
den kapitein en legde mij daar op een rustbank, waar
ik bewusteLes werd en vele uren achtereen sliep. Maar
ik ontwaakte als een ander mensch en toen ik een kop
bouillon en wat wijn gebruikt had, kwamen mijne
krachten terugik ging rechtop zitten en zag, dat men
mijne kleeren had weggenomen, maar de gordel, welken
Black mij om had gebonden, lag aan het voeteinde
van de rustbank en was ongeopend.
Eenige minuten lang hield ik dezen gordel in mijne
hand met eene zonderlinge, onverklaarbare aarzeling.
De gordel was niet zwaar, hij was van fijn linnen
toen ik eindelijk besloten was hem te openen, deed ik
dat met mijne tanden, trok de draden stuk en scheurde
dnn gordel zoo open. Die daad had een wonderlijk ge
volg, want toen ik de naden lostrok vielen er op myn
bed twintig, dertig diamanten van zulk eene grootteen
zulk een glans, dat zij schitterden met duizende
stralen, mijne oogen verblindden en mij een uitroep
van verbazing en bewondering deden slaken. Het waren
kleurlooze steenen, Braziliëansche diamanten van het
zuiverste wateren toen ik den naad verder losmaakte
en den gordel geheel opende, vond ik er vijftig meer, met
eenige prachtige zwarte parelen, een frsaien smaragd
en een pakje voortreffelijke robijnen. Aan laatstgenoemd
pakje was een papiertje gehecht met de woorden
„Mijn zoon, want als zoodanig beschouw ik u,
neem deze steenen, ik heb ze op eerlijke wijze
verkregen, En laat ik, nu ik dit doen kan,
u t-chrijven, dat ik u voor God heb lief ge
had. Herinner n dit, wanneer gij kapitein
Black vergeten zult zijn."
Dat was alles; en ik was van oordeel, dat de steenen
vijftig duizend gulden waard waren. Ik kon het alles
nauwelijks gelooventerwijl ik het briefje las en herlas
en de schitterende, fonkelende steenen in mijne handen
nam; of ik deed ze wear in den gördel, gebiuiktedien
als een zak en bond hem om mijn hals voor de veilig
heid. Het scheen werkelijk, dat ik op eene even won
derbaarlijke manier rijk was geworden, als ik mijne
vrijheid terug had gekregen; en in de zonderlinge
opwinding over dat alles trok ik de kleeren aan, welke
men mij gebracht had, en holde ik naar het dek om
daar een goddelijken dag en door het zonlicht over
goten Oceaan te begroeten.
(Slot voljl.)