Het handschrift.
Uit het Fransch.
Nauwelqks had de brievenbesteller
zioh verwijderd, of Jules Dopré, die
hem van uit zijn raam op de zesde
verdieping had zien binnen gaan,
stond in de kamer van den conoierge.
„Iete voor mij
De oonoierge Benoit zette bedaard
zqn bril op en keek de brieven eens
door, die hem ter hand waren geeteld.
Na langdurige beschouwing schudde
hjj ontkennend het grijze hooid. 1
Langzaam besteeg Jules al de trap
pen, die hij zoo vroolqk verlangend
afgerend was.
„Nu vroeg hem zijn vriend, toen
hq binnentrad.
Uit zuinigheid bewoonden ze Bamen
een vertrek, dat slechts de meest nood
zakelijke meubelen bevatte twee lage
qzeren ledikanten, drie stoelen, de een
al erger defect dan de andere. Op de
vierkante tafel, in een hoek van het
ruime ve;trek gesohoven lagen stapels
papieren en oouranten.
Beiden hadden zioh aan de fraaie
letteren gewqd, doch de eerste stappen,
die zij op dien moeilijken weg hadden
afgelegd, hadden hun nog geen schat
ten aangebraoht. Een paar wekelijk-
sohe courantenartikelen, een bundel
tje komische versjeB en drie of vier
blijspelen, was al wat er van hen
was geplaatst geworden. En al heeft
men op 26 jaar nog een heele toekomst
voor zioh, dit neemt tooh niet weg, dat
kleermaker, bakker, slager en huis
heer allen op tijd verlangen betaald
te worden.
„Nog niets", antwoordde JuleB, „ik
heb het wel gezegd: eer de maand
uit.is behoeft ge nergens op te rekenen;
mqn oom houdt zioh stipt aan den
datum."
„Dus dat 5b nog vijf dageD, ik hoop
voor dien tqd nog een en ander te
nuttigen. Dat is waarlijk geen over
dreven weLsch, zou ik zeggen 1"
„Eu ik heb een honger als een uit
gehongerde wolf; sinds ons karig
souper van gisteren hebben we nog
niets genuttigd.'*
„Weet gij niemand, die ons 100
franken kan leenen
„Wel een, die net kan, maar geen,
die het will"
Armand liep in gedachten verzon
ken de kamer op en neer.
„Een ideel" riep hij eensklaps.
„Als het een goed idee is..."
„Hebt ge me niet verteld dat hier
in huis een verzamelaar van oude
handsohriften woont?"
„Op de eerste verdieping, een zekere
Bridoux."
„Wat is het voor een soort man?"
„WTeet ik het, hoogstens tweemaal
heb ik hem miseohien gezien."
„Laten we probeer en hem wat te
verkoopen."
„dandsohriften hebben we genoeg,
maar geen hiBtoriaohe
„Weet ge zeker, dat geen enkele
beroemdheid ons heeft geschreven 1"
„Ik geloof het niet, maar hier is de
sleutel van onze correspondentiekijk
eens."
Bedaard ledigde Armand den inhoud
van het koffertje op een stoel, welke
hij eerst tegen den muur zette en
begon toen langzaam te zoeken.
Na een half uurtje riep hij triom-
fantelqk
„Gevonden 1 Hier heb ik een brief
van de keizerin Marie Louise
„Dat zal well"
„Na, kqk maar eens I"
Jules zag met een oogopslag, welk
dooument zijn vrieud zoo verheugd
heen en weer zwaaide.
„Ik herken 't heel goed, het ia een
HAAHLE.MIl HALLETJES-
Seri Zaterdsgsvondprïatj».
CCIC.
Meer dan eens heb ik hooren zeg
gen, dat een ambtenaar uit denaard
van de zaak behoudend is en niet
geneigd, om met de eiechen van den
nieuweren tqd mee te gaan. Schrijft
hij eenmaal met een ganzepeD, dan
zal bij alles wat van staal op 't ge
bied van schrijfmateriaal vervaardigd
wordt, ten innigste verachten; ge
bruikt bij eenmaal het stugge hol-,
landsche papier met het watermerk,
dan is _hïj tot geen gesatineerde pa
piersoort te bekeeren.
'k Wil wel gelooven, dat dit alB
regel opgaat, maar dan zal men daar
bij toch in 't oog dienen te houden,
dat er uitzonderingen zijn. Is zal mq
namelijk ten stelligste er tegen ver
zetten, wanneer ook de haarlemsche
ambtenaarswereld van achterlijkheid
mocht worden beschuldigd.
We hebben op dit oogenblik niet
minder dan drie hooggeplaatste ge
meente-ambtenaren, die aanhangers
S"n geworden van het modernste
er voertuigen, de fiets. Ik weet niet
of het voorbeeld van onzen burge
meester hen daartoe heeft gebracht,
't is niet onmogelijk.
Laat ons beginnen met den jongste
van de drie, dat is de gemeente-
architect, de» neer Jacques Leyh.Het
personeel van Publieke Werken, de
goeden niet te na gesproken, zal het
niet beQl plezierig vinden, dat de baas
ook al tot het wiel is overgegaan.
Vroegor liep de architect weet ge en
dan kon men hem gewoonlijk van
verre sl zien aankomen, maar thans
schiet rrrtop eens een fiets voor
den dag. Een man springt er met
ongeloofelijke vlugheid af, de werklui
die zaten te luieren, Bpringen met
ongeloofelijker snelheid op,., 't is
de architect, die daar het werk komt
inspecteeren. Er worden standjes uit
gedeeld, boeten rondgestrooid over
ae sohnldigen en nog lang nadat de
architect op zijn wiel is weggesnord,
brief van Marie Louise, uit les Maga-
sins du Louvre mqn vroegere ver
loofde. Ik was toen vrqwüliger bq
het leger en had het gebracht'tot
korporaal."
„Eo ik zeg je dat het een briefje
van keizeiin Marie L )uise is, geadres
seerd aan den grouten Napoleon."
„En gedateerd 1873?"
„1813 mijn waarde, je leeBt ver
keerd. Hoor wat de keizerin sohrijft
na den slag bq Lutzen
„Mqn beste korporaal.
Ge hebt nu genoeg lauweren geoogst,
laat uw leger voor een wqle in den
steek en kom my bezoeken in het
Louvre, waar ik gaap van verveling
te midden der praohtige kanten.
Marie Louise."
„Als dat geen 100 franken waard is!"
riep Armand.
„En dat vod denkt ge voor die
buitensporige som aan Bridoux te
verkoopen Dat noem ik diefstal."
„B-ste vriend, de honger wettigt de
middelen en later zenden we hem het
geld terug."
„Mq goed, maar ik twqfei aan den
goeden uitslag."
„Jij moet me helpen. Bestaat die
baard nog van het laatste oarnaval ?"j
„Ja, die moet hier nog ergens lig
gen."
„Nu, zoek dien dan op en dan zal
ik je het aandeel vertellen, dat jq in
dit grapje hebt; de tol is gemakke
lijk genoeg te onthouden
„Nu, vergeet het niet, over een
kwartier", riep Armand hem toe en
meteen verliet hq de kamer om be
neden bq zijn buurman Bridoux aau
te BohelleD.
De verzamelaar woonde alleen en
deed dadelijk open. Het was een
man van omstreeks zestig jaar, met
grijzend haar, fletse blauwe oogen,
die van weinig intelligentie getuigden,
en een ziekelijk bleeke gelaatskleur.
Met Óen blik had Armand dit ge
zien.
Mijnheer, ik wilde graag den heer
Bridoux eens spreken," begon hij.
„Die ben ik, mijnheer, kom bin
nen I"
Hq sloot de deur en liet den bezoe
ker in het saljn, waar hij hem een
stoel wees.
„Mqnheer," zeide Armand, „men
heeft mq u besohreven als een zeer
kunstig handschriftenverzamelaar en
nn kom ik u iets zeldzaams aanbie
den een eigenhandig geschreven
brief van de keizerin Marie Louise."
Langzaam maakte hq onder het.
spreken zijn portefeuille open, nam
er een brief uit en ontvouwde dien
met veel omziohtigheid. Bridoux
nam het epistel en las het snel door.
„Heel kort!' zeide bij. „En gy
weet zeker dat dit de hand van kei
zerin Marie Louise is
„De keizerin sohrijft aan Napoleon
I na den slag bij Lutzen: „Mqn
beste korporaal" nu, gij weet dat
het heele leger hem „de kleine kor
poraal" noemde, „'aat uw leger
nu eens in den steek." Gy ziet den
held, die over millioenen levens te
beschikken heeft, en dau hoe duidelqk
geeft de keizerin te kennen dat zij
zich in haar rijke kanten gewaden
verveelt als zij schrqft„Ik gaap van
verveling te midden der prachtige
kanten."
„Maar de keizer bewoonde toch de
Tuilerieën."
„Zeker, mqnheer, en deze opmer
king bewijst dat ge een degelqk
historicus zqt; maar tijdens de her
haalde afwezigheid van Napoleon, die
van het eene slagveld naar het an
dere trok, leefde de keizerin in een
zaamheid in het Louvre. Dat is u
toch zeker bekend 1"
Bridoux haalde de sohouders op,
werken ze voor twee, uit vrees dat
hij op eens weer plotseling te voor
schijn schieten mocht „op zijn hel-
sche machine."
De tweede ambtenaar, dien ik by
deze de eer heb, U als wielrqder te
presenteeren, is niemand minder, dan
de Commissaris van Politie in hoogst
eigen persoon. Verbleekt, dieven I
siddert, inbrekers I kruipt in uw
sohulp, misdadigers van allerlei soort
en grootte I Nu onze politie aan de
rol gaat (natuurlqk in gunstigen zin
opgeval) nu zqt gij nooit en nimmer
meer veilig.
Het is een donkere nacht. De wind
giert door de boomen en huilt door
de teiephoondradeD, dat zelfs de kat
ten ervan ontstellen. Om een eenzame
villa sluipt een man, langzaam,loerend,
katachtig. Hij luistert. Geen geluid
doet zich hooren, behalve dat van
den wind. Hij laoht zaohtjes in zqn
baard, haalt eens diep adem en een
breekijzer uit zijn zak. Een sprong
en als ware bq een tyger zit hq op
een vensterbank en gaat aan 't werk.
In een oogwenk is een ruit gedruisoh-
loos uitgesneden, hq wil zijn hand
door de opening steken om de harpjes
op te schuiven ongelukkige bewo
ners, hoort ge dan niets daar op
eens klinkt een stem „ha, onverlaat 1
ik heb jeDe inbreker schrikt op
en ziet een man aanrennen op een
wiel. 't Staat stil, de berijder springt
er af. „Ha de oommissaris 1" kreunt
de boosdoener en valt ontzet van
de vensterbank af naar beneden. In
een oogenblik is hq geboeid. Met
vroolqk gesohal van de fietstrompet
wordt de familie uit haren diepen
slaap gewekt en wenscht zioh voor
hare redding uit dit overgroot gevaar,
haar leven lang geluk met het bezit
van een bereden Commissaris.
En wanneer het midden in den
winter bar koud is, bet weermannetje
van wijlen onzen Bram Dyserinck
twaalf graden vorst aanwijst dan Bnist
de Commissaris, voor kou noch guur
heid beduoht, op zqn rqwiel door
de ledige straten en wanneer dan
een agent van politie blauwbekkend
van kou bq een bakker een schuilplaats
is gaan zoeken en zioh lekkertjes bq
als wilde bq zeggen„hoe kon ik
nu zoo iets vergeten 1" en vroeg
„Hoe komt gq hieraan
„Ik heb den brief van mqn vader
en deze van mqn grootvader, een
oud gediende van Napoleon en groot
vereerder van den machtigen keizer.
Als een reliquie bewaarde hq dft
briefje, dat bq eens opradpte, bq ge
legenheid dat Napoleon zqn zakdoek
uithaalde en tegelijkertijd dit stukje
papier liet vallen. Het is de nood,
die mij dringt, mqnheer, anders zou
ik het zeker niet verkoopen, maar ik
heb 100 franken noodig en ik kom
tot u omdat ik voor alles mijn va
derland liefheb en ik dus liever heb
dat zulk een gewichtig document in
Frankrijk blijft. Daareven bood een
Engelsobman mij tienmaal wat ik u
vr-'ag. Tot aan de deur toe heeft hij
mq vervolgd; zie eens, den zak van
mqn jas heeft hq eenvoudig stak ge
trokken."
Armand liet een soheur zien, die
al eenige weken oud was. dooh op
den heer Bridoux soheen het helaas
weinig indruk te maken.
„Ik wil het wel koopen, maar er
eerst een deskundige over spreken,"
zeide bij eindelqk.
„Het spijt mij maar ik kan onmo
gelijk zoo laüg wachten."
Eu hij dacht: „als Jules nu niet
komt, dan valt de heele zaak in
duigen."
Op dat oogenblik ging de bel over.
De heer Bridoux haastte zich open
te doen.
Het was Jules, maar onherken
baar, het hoofd hield hij ver naar
achteren, kaarsreoht Btond hq voor
bet oude heertje, zqn gelaat versierd
met twee roode bakkebaardjes en een
pruik op met dezelfde kleur. Hq ge
leek sprekend op een van die be
lachelijke Engelschen, zooals men
ze op het tooneel ziet voorgesteld.
Bridoux zette op het gezicht van
zijn bezoeker, groote oogen op.
„Aoh," begon de Engelsohman met
de traditioneele nasale tooneelstem.
„ik wilde dien heer Bpreken, die hier
is binnengegaan."
Armaud vertoonde zioh in de deur
en riep verbaasd „hoe nu, mqnheer.
vervolgt ge mij zelfs hier?"
„Yes," zeide de zoon van Albion
met onverstoorbare kalmte, „ik geef
u twee honderd pond voor uw
briefje.
„Maar het is geen manier van doen,
zoo een fatsoenlqk man te ver
volgen."
„Ik geef vijfhonderd pond."
„Mqnheer
„Ik geef duizend pond."
„Ik eisoh dat ge heengaat."
„Yes," en mot een buiging, als een
stok door midden buigt, antwoordde
hij kalm
„Ik zal u beneden in de vestibule
waohten."
„U ziet, hoeveel prqs die Engelsoh
man op dit dooument stelt," zeide
A-mand zoodra hq met Bridoux al
leen was. Me dunkt, dat dit wel een
waarborg is voor de eohtheid."
De verzamelaar haalde uit zijn
bureau een bankbiljet van 100 fran
ken en gaf het Armand, waarop deze
met veel plichtplegingen vertrok.
Dien avond soupeerden de beid9
vrienden zooalB ze het in lijden niet
gedaan hadden en toen ze de rekening
vroegen, bedroeg die slechts 12 fran
ken en eenige centimes.
Een paar dagen later kwam de
lang verwaohte brief en werd een
bankbiljet van 100 franken in een wit
papier gewikkeld, waarop in duide
lijke letters: „Met veel dank de hon
derd franken terug aan den heer Bri
doux."
Deze heeft het raadsel echter nooit
den oven warmt, instede van zijn
ronde te doen, dan klinkt er op een
maal voor de deur een hevig trom
petgeschal de agent vliegt ontzet
overeind en do straat op, waar
bq den commissaris vindt, die hem
de lantaren onder den neus houdt.
Op den achtergrond de bakker met
een schop. Apotheose 1 De agent
wordt Bmadelijk weggejaagd. De
sohrik zit er voorgoed onder. Voort
aan kijkt geen agent van politie
meer een bakkersoven aan.
Er is in het wielrijden van den
oommissaris maar een inconvenient.
Nooit zal hij voor zija plezier willen
uitrijden, zonder het vermoeden op te
wekken, dat hq voor zaken uitgaat.
Dan zal het eerst een verslaggever
zqn, die, kleverig als die mensohen
zijn, hem najaagt op zqn wieldaarna
een kennis van den verslaggever,
hierop een kennis van dien kennis
totdat hq ten slotte een heel leger
vaa wielrqders achter zich heeft, dat
meetrapt den Aerdenhout om, Bloe-
mendaal door, de Kleverlaan langs,
rennende, waar de oommissaris rent,
stoppende waar de oommissaris Btopt,
als gehoorzame troepen achter hun
generaal.
En wanneer een Haarlemsoh bur
ger zioh des naohts slapeloos op zqn
legerstede rondwentelt, beangstigd
door de schaduw van den naobt dan
zal hij bet eigenaardig gesnor van
een voorbqrennend rqwiel hoorende,
zich omdraaien en, gerust gesteld,
inslapen met de aangename gedachte,
dat daar de onvermoeide oommissaris
voorbijgaat op zqn fiets.
Ed wie is nu de derde gemeente
ambtenaar, die rqwielt Is het de
welwillende jeugdige ambtenaar, dien
de ontvanger steeds betitelde met den
naam van de „Engelsohman", om
dat bq er inderdaad altqd keurig
uitziet Hem bedoel ik niet
maar wel den wethouder, die dikwqls
fungeert als ambtenaar van den Bur-
"een Stand en buiten het Stad-
de praktqk van advocaat uit
oefent.
Zegt Boms deze of gene dat Mr. de
Haan Hugenholtz alleen voor zqn
persoonlijk genoegen rqdt en niet in
kunnen oplossen en het briefje van
de winkeljuffrouw uit les Magasins
du Louvre, afdeeling kanten, heeft
voor hem nog altqd de hooge waarde
van een eigenhandig sohrqven van
keizerin Marie Louise.
L. D.
BINNENLAND
Het 29 bataillon grenadiers, dat
tijdelijk onder oommande van luit.-
kol. van Hoogstraten te Rotterdam
is ingekwartierd geweest in het N. A.
S. M. hotel aau de Wïlhelminakade,
is Vrijdagochtend ten 10 uur naar
zijn garnizoen te 's Gravenhage terug
gekeerd.
Een talrijke menigte deed de man
schappen aam het Centras 1-Station
uitgeleide. In de weinige dagen dat
de grenadiers te Rotterdam waren
ingekwartierd, waren zij belast met
het uitzetten der posten od de Han
delsterreinen en kaden te Feyenoord.
Donderdag der vorige week werd
te Barneveld, bij een veohtpartq,
iemand een stuk van den vinger afge
beten. Daardoor ontstond bloedver
giftiging en was dr. Versteeg genood
zaakt, den vinger af te zetten. Dit is
eohter niet afdoende gebleken men
verwacht, dat ook hard of arm zal
moeten worden afgezet, waarom de
geneesheer overbrenging naar het
gasthuis te Utreoht noodig achtte.
Thans eohter is de ongesteldheid
zoodanig verergerd, dat de patiënt
niet meer vervoerd mag worden.
Tegen den dader is prooes-verbaal
opgemaakt.
Rechtszaken.
Quaeatie over paarden.
De rechtbank te Amsterdam beeft
vonnis gewezen in eene in de sport
wereld indertijd veel besproken
qnaesti8 tusschen den heer J. Koster,
wonende in het oude Posthuis te
Heemstede, den bekenden eigenaar
van harddravers te Heemstede, en
den heer J. Augustinns te Amster
dam. Na afloop der harddraverij te
Heemstede op 23 October van het
vorige jaar, wilde do heer Augustinns,
eigenaar van den schimmelruin „Ni
nus", zijn paard, dat hij bij denbeer
Koster dien dag had uitgespannen
eu gestald, mede naar huis nemen,
toen Koster zich jhiorfcegen verzette,
bewerende dat Augustinus „Ninua"
met zekeren heer De Jong zou heb
ben geruild tegen diens vos-ruin
„Fiüchtig" en dat hij. Koster, dos
niet gerechtigd was, „Ninus" van zijn
stal te laten vertrekken. Eane som
matie tot afgifte den volgenden dag
door den deurwaarder gedaan, bleef
vruchteloos.
Intuss hen verlangde de heer Kos
ter. dat de heer Augustinus „Fiüch-
tin" zou komen weghalen, betgeen
natuurlijk geweigerd werd op grond
dat men uaet dat paard niets te ma
ken had. De heer Koster dagvaardde
nu zijne tegenpartij voor de Amstsr-
damsobe rechtbank tot betaling van
f 250 stalgeld van „F.üchtig" onder
voorbehoud van al het overige hem
t< ekomende voor de steeds langer
durende stalling. Deze vordering werd
door den heer Augustinus bestreden
en zijnerzyds werd reconventioneol
eene tegenvordering tegen Koster in
gesteld tot teruggave van „Ninus" en
schadevergoeding wegens het onrecht
matig terughouden van dien hard
draver.
Bij bovenbedoeld vonnis na heeft
de rechtbank den heer Koster in 't
ongelijk gesteld en hem zijne vorde
ring ontzegd, terwijl de heer Augusti
nus in zijne tegenvordering werd ont-
quaüteit als ambtenaar van den Bur
gerlijken Stand, dan mag ik dat niet
tegenspreken. En tooh en tooh
hebt ge wel opgemerkt, dat de heer
Hugenholtz juist ia gaan wielrijden
in de dagen toen het gemeenteverslag
is opgemaakt, en toen dus ook ge
bleken is, dat het aantal huwelqken
in 1895 minder is geweest dan in 't
daaraan voorafgaande jaar? Zou het
nu niet mogelijk zqn, dat de ambte
naar van den Burgerlijken Stand is
gaan wielryden, om beter en sneller
ongetrouwde jongelieden op- en na
te sporen
Intusscben heeft het bericht dat nu
ook de ofiioieele personen al gaan
wielryden, een ware paniek onder de
paarden van de haarlemscha stalhou
ders veroorzaakt. Niet zoozeer om
dat ze nu minder te doen zullen krij
gen weinig werk is voor een paard
evenals voor een mensch, neg wel
een overkomelijk bezwaar, maar om
dat ze inzien, dat wie niet werkt,
ook niet zal eten, althans zoo volop
niet, een paardenphilosophie, die ook
alweer in de menaohenwereld gang
baar is.
Ik heb er onlangs een paard over
geïnterviewd, 't Was een grqskop,
oud en afgeleefd en met dat bedaarde
in zqn bewegingen, dat de levens
periode van een paard kenmerkt,
vóór het moment aanbreekt, dat hij
wordt voorgesteld aan den vilder.
„Jongen meneer," zei hq en kauwde
op een strootje,„'t is tegenwoordig voor
de paarden een kwaaie tqd. We zijn
niet meer in tel, we worden nauwelijks
meer aangekeken.'tMoet tegenwoordig
alles hard gaan; de mensohen zitten
liever in sneltreinen, in stoombooten
en op rijwielen, dan dat ze in een
zaoht rijtuig zioh door ons laten
voorttrekken. Vroeger heetten we
vlug, maar sedert al die nieuwighe
den gekomen zijn, hebben we die
renommee verloren.
Maar er werd vroeger dan ook
heel wat meer werk van rijden ge
maakt Als de baas en de kneoht
hier zoo in de s al zitten, dan hoor
vankelijk verklaard. Verder besliste
de rechtbank dat wanneer de heer
Augustinus door getuigen zal hebben
bewezen, dat hq „Ninus" bq den
heer Koster ter stalling heeft gegeven,
zijne vordering tot teruggave van dat
paard en tot schadevergoeding moet
worden toegewezen.
Het getuigenverhoor is bepaald op
14 November e. k.
Voor deu heer Koster traden op
mrs. Mouthaan en Asser, terwijl de
heer Augustinus werd bijgestaan door
rnr. Van Gigoh.
Gemengd Nieuws
Een complot.
De inspectie van de legerplaats bij
Moskou door czaar Nioolaas II is
achterwege gebleven, naar het heet
tengevolge van bet sleohte weder.
Maar de oorrespondent van The Times
spreekt van „een gernoht van eeD sleoht
nieuws, dat bevestiging verdient" en
dat de oorzaak zou zqn van het uitstel
der inspeotie. Volgens een telegram
in cijferschrift uit Moskou aan de
Secoio te Milaan is het slechte nieuws
dat een werkplaats voor de vervaardi
ging van bommen is ontdekt onder
de straat, waardoor de kroningsatoet
moet trekken.
Maandag zqn aan de hoeken der
straten revolutionDaire manifesten aan
geplakt. Eenige werklieden, die in
het Kremlin arbeidden, zqn in heoh-
tenis genomen.
In aansluiting met het berioht over
de invrijheidstelling der Italiaansche
gevangenen wordt aan de Tribuna
het volgende uit Maesowah gemeld;
Majoor Salsa heeft verteld, dat kort
na zijn aankomst in het kamp van
Mflnelik deze zioh ?nel moest opma
ten om de oproerige Amkaro's en
Gal la's te bestraften Menelik leed
hierbij zware verliezen en vroeg Ras
Mangascia om hulp, doch deze keerde
terug toen hij vernam, dat de Itali
aansche troepen bij Adioajo werden
samengetrokken. Da snelheid waar
mede de Italianen oprukten belette
Ras Mangascia ze aan ie vallen. Toen
majoor S-laa nit het Kamp der Schoa-
nen terugkeerde, werd hq op bevel
van Menelik gevangen genoden op
dat hij generaal BaldiBeera niet zou
kunnen inlichten omtrent den on-
gunstigen toestand in Abeasynië, waar
bovendien hongersnood heerschte. Het
heette, dat majoor Salsa in gijzeling
werd gehouden, totdat de dour Mene
lik geschreven brief zou zijn overhan
digd. De krachtige proclamatie van
generaal Baldissera heelt echter de
Tigiijoen den schrik op het lijf ge
jaagd en hun er toe gebracht de ge
vangenen uit te leveren.
In Cornwall hebben ernstige on
geregeldheden plaats gehad. Te New
lyn, een klein visschersdorpje, hebben
de visschers, die om godsdienstige
reden des Zondags niet willen vis-
schen, zioh met alle macht verzet te
gen het loopen van visschersbooten,
di9 van de Oostkust kwamen. Meer
dan 200 onruststokers uit Newlyn
vielen gezamenlijk op een boot uit
Lowestoft aan, die in de haven van
Penzance lag. De oproerlingen wer
den eohter op zulk een hardhandige
wijze door de politie ontvangen, dat
ze op de vlucht sloegen. Een later
berioht meldt, dat een sterke troepen-
maoht uit Plymouth zioh op weg
naar Newlyn begaf om de orde te
handhaven eu de ketting, die de op
roermakers voor den mond van de
haven hadden gespannen* uit den
weg te ruimen. Dit gelukte niet dan
na een hevig geveoht, waarbq het
hoofd van eeu Newlynsohen visscher
ie heelwat vertellen van vroeger tijd.
Toen de 'spoor er nog niet was, re
den de kooplui die hier woonden, altijd
de Amaterdamsohe vaart langs, naar
de Beurs. Er was er een, zoo'n
heeie rijke, die had twee kleine
bruine paardjes en dat kleine goedje
kon loopen, meneer, dat ze iedereen
op den weg voorbij renden. Daarbij
zat dan de eigenaar in zijn rijtuig, wreef
zich in de handen van plezier en
gaf den koetsier een pluimpje.
Daar komt op een goeien dag een
Kaarlemsch stalhouder met twee
groote bruine paarden aan. Samen
rijden ze de Amsterdamsohe poort
uit, de rijke koopman voorop, de
stalhouder achteraan. De koetsier
van den meneer had al gauw in de
gateD, dat de stalhouder hem voorbq
wou en reed en reed al zqn best,
maar 't lukte hem niet: de groote
bruinen haalden de kleine bruinen
voorbq eD meneer in het rqtuig
moest, nijdig als een spin, achter het
spul van den stalhouder naar Am
sterdam toe.
De koetsier kreeg dien dag een
uitbrander, die raak was en de koop
man zooht in de stad den stal
houder op en presenteerde hem, de
groote bruinen te ruilen voor de
kleine bruinen, natuurlqk met zoo-
en zooveel toe. „Hoeveel dat was,"
zei de grijze knol bescheiden, „weet
ik niet, want wij paarden hebben
wel verstand van ons voer, maar
niet van die papiertjes waar de men
sohen zoo dol op zijn. Als er in die
papiertjes evenveel geknoeid wordt
als met ons voer, dan beklaag ik de
mensohen.
De koop ging aan, de meneer kreeg
de groote en de stalhouder de kleine
bruinen. Maar een dag of wat later
haalde de stalhouder met de kleinen
de groolen voorbq en u mag mij ge
looveD of niet, maar waar is het, dat
de koopman toen de kleinen weer
terugkocht, natuurlqk weer met geld
toe."
Dat was wel een aardig grapje,
maar zoo eerlijk zqn de zaken in den
paardenhandel niet altqd. Ik ben in
mijn leven al wel een dozqn keer ver
kwanseld, maar altijd schreven de
door midden werd gekloofd.
Thans schqnen de vissohers van
Newlyn ook verbitterd te zqn tegen
den havenmeester, omdat hq booten,
die van de Oostknst kwamen, waar»
schuwen liet, niet te Newlyn binnen
te loopen. Een poging om hem te lqf
te gaan, werd eohter door de politie
verhinderd.
JBen oordeel over de Ameri-
kaansohe pers.
De „New Yorker Evening Post"
heeft in een artikel over de New Yor
ker dagbladpers diDgen gezegd die
de moeite van het het vertalen over
waard zqn.
Het stichten van kranten, als de
Herald, de Tribunede New Yorker
Times, kon vroeger, maar thans niet
meer het werk van óen man zqn.
Eén man die, klein begonnen, door
noeste vlqt en gelukkig inzioht zijne
onderneming nit te breiden wist. De
oonourrentie is nu van dien aard, en
de kosten van een krant zóo renej
aohtig, dal het onmogelqk is, bq hare
oprichting niet te handelen evenals
bij de opriohting van een fabriek of
den bouw van een spoor. Nog is het
mogelijk hierbq iets anders dan gel
delijke resultaten op het oog te heb
ben. Meestal is het van tweeën een.
De uitgaaf vult de vakken der eige
naars en is een vloek voor het lezend
publiek, of ze tracht goeden invloed
op dat publiek uit te oefenen, maar
kost, als „te saai" meer dan ze op
brengt.
Opmerkelijk is het dat er niette
min altoos rqke mensohen te vinden
zijn die graag aandeefen nemen. Wat
tooh in zoovéle gevallen gelijk staat
met het lijden van verliezen. Zelfs
het aandeelen hebben in een blad dat
geldelijk niet goed gaat is voor tal
van kapitalisten een genoegen, eene
vreugde.
Moet men het nu voornamelijk toe*
sohrqven aan de moeilijkheid om
goede redacteurs te vinden, d»t er
geene pogingen van belang gedaan
worden om de qualiteit der New
Yorker pers te verbeteren
De Amerikaansche pers is, haar
qver voor sensatieberichten buiten
rekening gelaten, de sleohtste van de
wereld. Goedgezinde lieden geven
jaarlijks millioenen nit voor scho
len en hoogescholen, maar voor
de verbetering van de pers doen zq
niets, hoewel tooh de pers een veel
grooter invloed op het karakter en
het gevoel van het volk uitoefent dan
alle universiteiten en scholen samen.
Met onverholen minaohting k ij ken
zulke goedgezinde mensohen op de
pers neer, ze klagen aanhoudend
over den slechten invloed van de
courant op het huisgezin, maar in
plaats van te trachten een beter oou
rant te ikrqgen, steken ze hun geld
in de sleohte en maken hooge rente.
Kinderaohtig en triviaal zoo in den
inhoud als in den vorm, triviaal en
kinderachtig ook in de toenemende
illustraties, ziedaar de adjeotieven op
deAmerikaansche pers van toepassing.
VARIA,
Een katje.
Ik heb eens een heel aardig paartje
getrouwd vertelde een ambtenaar
van den burgelijken stand en toen
ik na het volbrengen der plechtigheid
de bruid mijn hattelijbsten geluk-
wensoh aanbood, schudde zij het
mooie kopje en zei, op haar bruide
gom wijzendeHij iB de eenige die
hier gefeliciteerd moet worden.
Bedelaar. Neem me niet kwalijk
meneer, ik heb betere dagen eekend.
Voorbijganger. Ik ook't is guur
en nat.
eigenaars mij deugden toe, die ik niet
had. Dat is voor een beecheiden paard
om woedend over te worden."
Hij zuchtte eens, hief toen zijn
kop op en hinnikte mij toe: „Weet
meneer, wat een paard is, dat niet
weg wil."
Ik moest mijn onkunde bekennen.
„Er zijn," vertelde mijn grijze vriend,
„van mijn rasgenooten die wat koppig
zijn uitgevallen en die niet willen
loopen. Je kunt ze inspannen, weg
gaan ze niet, maar staan als palen,
de pooten pal op den grond en geven
om geen karwatB van de wereld. De
eigenaars steken hun in den uiter
sten nood een bos brandend stroo
onder den staart, maar dat doen ze
niet graag.
Vroeger, toen de diligences er nog
waren, hadden ze wel een middeltje
oeü een paard dat niet weg wou, aan
't loopen te krijgen. Het werd dan
tusschen twee flinke gewende diligen-
cepaarden voor het zware rijtuig gezet.
En als dan die twee begonnen te
trekken, moest hij wel mee of hij
wou of niet. Soms liet hij zich maar
vallen en sleepte over den grond,
maar dat is een pijnlijke liefhebberij
die je niet lang volhoudt.
Zoo heb ik den baas eens hooren
vertellen, dat twee paardekoopers elk
een paard hadden, dat niet weg wou.
De een wist het wel van den ander,
maar niet omgekeerd. Nu, die twe8
lui verschn.oheren die paarden aan
elkaar en hij die het wi6t van den
ander kreeg geld toe. Natuurlijk was
de ander er toen ook heel gauw
achter.
Dat noemen ze nu in de paarden-
kooperq handig, 't Is om je dood te
schamen, dat je paard bent."
„Eu als een paard nu met geen
kracht en geweld weg wil vroeg ik»
„Dan gaat het naar den vilder," zei
de grijze somber, „ons aller graf."
Hier stokte zijn stem, alsof bq tranen
zou gaan storten en, aangezien ik niet
van scènes houd, stond ik maar gauw
op, vroeg om zijn reohter voorpoot,
schudde die hartelqk en wandelde
de stal uit, waarna ik op de fiets
naar huis reed.
FIDELIO.