Het handschrift. Uit het Fransch. Nauwelqks had de brievenbesteller zioh verwijderd, of Jules Dopré, die hem van uit zijn raam op de zesde verdieping had zien binnen gaan, stond in de kamer van den conoierge. „Iete voor mij De oonoierge Benoit zette bedaard zqn bril op en keek de brieven eens door, die hem ter hand waren geeteld. Na langdurige beschouwing schudde hjj ontkennend het grijze hooid. 1 Langzaam besteeg Jules al de trap pen, die hij zoo vroolqk verlangend afgerend was. „Nu vroeg hem zijn vriend, toen hq binnentrad. Uit zuinigheid bewoonden ze Bamen een vertrek, dat slechts de meest nood zakelijke meubelen bevatte twee lage qzeren ledikanten, drie stoelen, de een al erger defect dan de andere. Op de vierkante tafel, in een hoek van het ruime ve;trek gesohoven lagen stapels papieren en oouranten. Beiden hadden zioh aan de fraaie letteren gewqd, doch de eerste stappen, die zij op dien moeilijken weg hadden afgelegd, hadden hun nog geen schat ten aangebraoht. Een paar wekelijk- sohe courantenartikelen, een bundel tje komische versjeB en drie of vier blijspelen, was al wat er van hen was geplaatst geworden. En al heeft men op 26 jaar nog een heele toekomst voor zioh, dit neemt tooh niet weg, dat kleermaker, bakker, slager en huis heer allen op tijd verlangen betaald te worden. „Nog niets", antwoordde JuleB, „ik heb het wel gezegd: eer de maand uit.is behoeft ge nergens op te rekenen; mqn oom houdt zioh stipt aan den datum." „Dus dat 5b nog vijf dageD, ik hoop voor dien tqd nog een en ander te nuttigen. Dat is waarlijk geen over dreven weLsch, zou ik zeggen 1" „Eu ik heb een honger als een uit gehongerde wolf; sinds ons karig souper van gisteren hebben we nog niets genuttigd.'* „Weet gij niemand, die ons 100 franken kan leenen „Wel een, die net kan, maar geen, die het will" Armand liep in gedachten verzon ken de kamer op en neer. „Een ideel" riep hij eensklaps. „Als het een goed idee is..." „Hebt ge me niet verteld dat hier in huis een verzamelaar van oude handsohriften woont?" „Op de eerste verdieping, een zekere Bridoux." „Wat is het voor een soort man?" „WTeet ik het, hoogstens tweemaal heb ik hem miseohien gezien." „Laten we probeer en hem wat te verkoopen." „dandsohriften hebben we genoeg, maar geen hiBtoriaohe „Weet ge zeker, dat geen enkele beroemdheid ons heeft geschreven 1" „Ik geloof het niet, maar hier is de sleutel van onze correspondentiekijk eens." Bedaard ledigde Armand den inhoud van het koffertje op een stoel, welke hij eerst tegen den muur zette en begon toen langzaam te zoeken. Na een half uurtje riep hij triom- fantelqk „Gevonden 1 Hier heb ik een brief van de keizerin Marie Louise „Dat zal well" „Na, kqk maar eens I" Jules zag met een oogopslag, welk dooument zijn vrieud zoo verheugd heen en weer zwaaide. „Ik herken 't heel goed, het ia een HAAHLE.MIl HALLETJES- Seri Zaterdsgsvondprïatj». CCIC. Meer dan eens heb ik hooren zeg gen, dat een ambtenaar uit denaard van de zaak behoudend is en niet geneigd, om met de eiechen van den nieuweren tqd mee te gaan. Schrijft hij eenmaal met een ganzepeD, dan zal bij alles wat van staal op 't ge bied van schrijfmateriaal vervaardigd wordt, ten innigste verachten; ge bruikt bij eenmaal het stugge hol-, landsche papier met het watermerk, dan is _hïj tot geen gesatineerde pa piersoort te bekeeren. 'k Wil wel gelooven, dat dit alB regel opgaat, maar dan zal men daar bij toch in 't oog dienen te houden, dat er uitzonderingen zijn. Is zal mq namelijk ten stelligste er tegen ver zetten, wanneer ook de haarlemsche ambtenaarswereld van achterlijkheid mocht worden beschuldigd. We hebben op dit oogenblik niet minder dan drie hooggeplaatste ge meente-ambtenaren, die aanhangers S"n geworden van het modernste er voertuigen, de fiets. Ik weet niet of het voorbeeld van onzen burge meester hen daartoe heeft gebracht, 't is niet onmogelijk. Laat ons beginnen met den jongste van de drie, dat is de gemeente- architect, de» neer Jacques Leyh.Het personeel van Publieke Werken, de goeden niet te na gesproken, zal het niet beQl plezierig vinden, dat de baas ook al tot het wiel is overgegaan. Vroegor liep de architect weet ge en dan kon men hem gewoonlijk van verre sl zien aankomen, maar thans schiet rrrtop eens een fiets voor den dag. Een man springt er met ongeloofelijke vlugheid af, de werklui die zaten te luieren, Bpringen met ongeloofelijker snelheid op,., 't is de architect, die daar het werk komt inspecteeren. Er worden standjes uit gedeeld, boeten rondgestrooid over ae sohnldigen en nog lang nadat de architect op zijn wiel is weggesnord, brief van Marie Louise, uit les Maga- sins du Louvre mqn vroegere ver loofde. Ik was toen vrqwüliger bq het leger en had het gebracht'tot korporaal." „Eo ik zeg je dat het een briefje van keizeiin Marie L )uise is, geadres seerd aan den grouten Napoleon." „En gedateerd 1873?" „1813 mijn waarde, je leeBt ver keerd. Hoor wat de keizerin sohrijft na den slag bq Lutzen „Mqn beste korporaal. Ge hebt nu genoeg lauweren geoogst, laat uw leger voor een wqle in den steek en kom my bezoeken in het Louvre, waar ik gaap van verveling te midden der praohtige kanten. Marie Louise." „Als dat geen 100 franken waard is!" riep Armand. „En dat vod denkt ge voor die buitensporige som aan Bridoux te verkoopen Dat noem ik diefstal." „B-ste vriend, de honger wettigt de middelen en later zenden we hem het geld terug." „Mq goed, maar ik twqfei aan den goeden uitslag." „Jij moet me helpen. Bestaat die baard nog van het laatste oarnaval ?"j „Ja, die moet hier nog ergens lig gen." „Nu, zoek dien dan op en dan zal ik je het aandeel vertellen, dat jq in dit grapje hebt; de tol is gemakke lijk genoeg te onthouden „Nu, vergeet het niet, over een kwartier", riep Armand hem toe en meteen verliet hq de kamer om be neden bq zijn buurman Bridoux aau te BohelleD. De verzamelaar woonde alleen en deed dadelijk open. Het was een man van omstreeks zestig jaar, met grijzend haar, fletse blauwe oogen, die van weinig intelligentie getuigden, en een ziekelijk bleeke gelaatskleur. Met Óen blik had Armand dit ge zien. Mijnheer, ik wilde graag den heer Bridoux eens spreken," begon hij. „Die ben ik, mijnheer, kom bin nen I" Hq sloot de deur en liet den bezoe ker in het saljn, waar hij hem een stoel wees. „Mqnheer," zeide Armand, „men heeft mq u besohreven als een zeer kunstig handschriftenverzamelaar en nn kom ik u iets zeldzaams aanbie den een eigenhandig geschreven brief van de keizerin Marie Louise." Langzaam maakte hq onder het. spreken zijn portefeuille open, nam er een brief uit en ontvouwde dien met veel omziohtigheid. Bridoux nam het epistel en las het snel door. „Heel kort!' zeide bij. „En gy weet zeker dat dit de hand van kei zerin Marie Louise is „De keizerin sohrijft aan Napoleon I na den slag bij Lutzen: „Mqn beste korporaal" nu, gij weet dat het heele leger hem „de kleine kor poraal" noemde, „'aat uw leger nu eens in den steek." Gy ziet den held, die over millioenen levens te beschikken heeft, en dau hoe duidelqk geeft de keizerin te kennen dat zij zich in haar rijke kanten gewaden verveelt als zij schrqft„Ik gaap van verveling te midden der prachtige kanten." „Maar de keizer bewoonde toch de Tuilerieën." „Zeker, mqnheer, en deze opmer king bewijst dat ge een degelqk historicus zqt; maar tijdens de her haalde afwezigheid van Napoleon, die van het eene slagveld naar het an dere trok, leefde de keizerin in een zaamheid in het Louvre. Dat is u toch zeker bekend 1" Bridoux haalde de sohouders op, werken ze voor twee, uit vrees dat hij op eens weer plotseling te voor schijn schieten mocht „op zijn hel- sche machine." De tweede ambtenaar, dien ik by deze de eer heb, U als wielrqder te presenteeren, is niemand minder, dan de Commissaris van Politie in hoogst eigen persoon. Verbleekt, dieven I siddert, inbrekers I kruipt in uw sohulp, misdadigers van allerlei soort en grootte I Nu onze politie aan de rol gaat (natuurlqk in gunstigen zin opgeval) nu zqt gij nooit en nimmer meer veilig. Het is een donkere nacht. De wind giert door de boomen en huilt door de teiephoondradeD, dat zelfs de kat ten ervan ontstellen. Om een eenzame villa sluipt een man, langzaam,loerend, katachtig. Hij luistert. Geen geluid doet zich hooren, behalve dat van den wind. Hij laoht zaohtjes in zqn baard, haalt eens diep adem en een breekijzer uit zijn zak. Een sprong en als ware bq een tyger zit hq op een vensterbank en gaat aan 't werk. In een oogwenk is een ruit gedruisoh- loos uitgesneden, hq wil zijn hand door de opening steken om de harpjes op te schuiven ongelukkige bewo ners, hoort ge dan niets daar op eens klinkt een stem „ha, onverlaat 1 ik heb jeDe inbreker schrikt op en ziet een man aanrennen op een wiel. 't Staat stil, de berijder springt er af. „Ha de oommissaris 1" kreunt de boosdoener en valt ontzet van de vensterbank af naar beneden. In een oogenblik is hq geboeid. Met vroolqk gesohal van de fietstrompet wordt de familie uit haren diepen slaap gewekt en wenscht zioh voor hare redding uit dit overgroot gevaar, haar leven lang geluk met het bezit van een bereden Commissaris. En wanneer het midden in den winter bar koud is, bet weermannetje van wijlen onzen Bram Dyserinck twaalf graden vorst aanwijst dan Bnist de Commissaris, voor kou noch guur heid beduoht, op zqn rqwiel door de ledige straten en wanneer dan een agent van politie blauwbekkend van kou bq een bakker een schuilplaats is gaan zoeken en zioh lekkertjes bq als wilde bq zeggen„hoe kon ik nu zoo iets vergeten 1" en vroeg „Hoe komt gq hieraan „Ik heb den brief van mqn vader en deze van mqn grootvader, een oud gediende van Napoleon en groot vereerder van den machtigen keizer. Als een reliquie bewaarde hq dft briefje, dat bq eens opradpte, bq ge legenheid dat Napoleon zqn zakdoek uithaalde en tegelijkertijd dit stukje papier liet vallen. Het is de nood, die mij dringt, mqnheer, anders zou ik het zeker niet verkoopen, maar ik heb 100 franken noodig en ik kom tot u omdat ik voor alles mijn va derland liefheb en ik dus liever heb dat zulk een gewichtig document in Frankrijk blijft. Daareven bood een Engelsobman mij tienmaal wat ik u vr-'ag. Tot aan de deur toe heeft hij mq vervolgd; zie eens, den zak van mqn jas heeft hq eenvoudig stak ge trokken." Armand liet een soheur zien, die al eenige weken oud was. dooh op den heer Bridoux soheen het helaas weinig indruk te maken. „Ik wil het wel koopen, maar er eerst een deskundige over spreken," zeide bij eindelqk. „Het spijt mij maar ik kan onmo gelijk zoo laüg wachten." Eu hij dacht: „als Jules nu niet komt, dan valt de heele zaak in duigen." Op dat oogenblik ging de bel over. De heer Bridoux haastte zich open te doen. Het was Jules, maar onherken baar, het hoofd hield hij ver naar achteren, kaarsreoht Btond hq voor bet oude heertje, zqn gelaat versierd met twee roode bakkebaardjes en een pruik op met dezelfde kleur. Hq ge leek sprekend op een van die be lachelijke Engelschen, zooals men ze op het tooneel ziet voorgesteld. Bridoux zette op het gezicht van zijn bezoeker, groote oogen op. „Aoh," begon de Engelsohman met de traditioneele nasale tooneelstem. „ik wilde dien heer Bpreken, die hier is binnengegaan." Armaud vertoonde zioh in de deur en riep verbaasd „hoe nu, mqnheer. vervolgt ge mij zelfs hier?" „Yes," zeide de zoon van Albion met onverstoorbare kalmte, „ik geef u twee honderd pond voor uw briefje. „Maar het is geen manier van doen, zoo een fatsoenlqk man te ver volgen." „Ik geef vijfhonderd pond." „Mqnheer „Ik geef duizend pond." „Ik eisoh dat ge heengaat." „Yes," en mot een buiging, als een stok door midden buigt, antwoordde hij kalm „Ik zal u beneden in de vestibule waohten." „U ziet, hoeveel prqs die Engelsoh man op dit dooument stelt," zeide A-mand zoodra hq met Bridoux al leen was. Me dunkt, dat dit wel een waarborg is voor de eohtheid." De verzamelaar haalde uit zijn bureau een bankbiljet van 100 fran ken en gaf het Armand, waarop deze met veel plichtplegingen vertrok. Dien avond soupeerden de beid9 vrienden zooalB ze het in lijden niet gedaan hadden en toen ze de rekening vroegen, bedroeg die slechts 12 fran ken en eenige centimes. Een paar dagen later kwam de lang verwaohte brief en werd een bankbiljet van 100 franken in een wit papier gewikkeld, waarop in duide lijke letters: „Met veel dank de hon derd franken terug aan den heer Bri doux." Deze heeft het raadsel echter nooit den oven warmt, instede van zijn ronde te doen, dan klinkt er op een maal voor de deur een hevig trom petgeschal de agent vliegt ontzet overeind en do straat op, waar bq den commissaris vindt, die hem de lantaren onder den neus houdt. Op den achtergrond de bakker met een schop. Apotheose 1 De agent wordt Bmadelijk weggejaagd. De sohrik zit er voorgoed onder. Voort aan kijkt geen agent van politie meer een bakkersoven aan. Er is in het wielrijden van den oommissaris maar een inconvenient. Nooit zal hij voor zija plezier willen uitrijden, zonder het vermoeden op te wekken, dat hq voor zaken uitgaat. Dan zal het eerst een verslaggever zqn, die, kleverig als die mensohen zijn, hem najaagt op zqn wieldaarna een kennis van den verslaggever, hierop een kennis van dien kennis totdat hq ten slotte een heel leger vaa wielrqders achter zich heeft, dat meetrapt den Aerdenhout om, Bloe- mendaal door, de Kleverlaan langs, rennende, waar de oommissaris rent, stoppende waar de oommissaris Btopt, als gehoorzame troepen achter hun generaal. En wanneer een Haarlemsoh bur ger zioh des naohts slapeloos op zqn legerstede rondwentelt, beangstigd door de schaduw van den naobt dan zal hij bet eigenaardig gesnor van een voorbqrennend rqwiel hoorende, zich omdraaien en, gerust gesteld, inslapen met de aangename gedachte, dat daar de onvermoeide oommissaris voorbijgaat op zqn fiets. Ed wie is nu de derde gemeente ambtenaar, die rqwielt Is het de welwillende jeugdige ambtenaar, dien de ontvanger steeds betitelde met den naam van de „Engelsohman", om dat bq er inderdaad altqd keurig uitziet Hem bedoel ik niet maar wel den wethouder, die dikwqls fungeert als ambtenaar van den Bur- "een Stand en buiten het Stad- de praktqk van advocaat uit oefent. Zegt Boms deze of gene dat Mr. de Haan Hugenholtz alleen voor zqn persoonlijk genoegen rqdt en niet in kunnen oplossen en het briefje van de winkeljuffrouw uit les Magasins du Louvre, afdeeling kanten, heeft voor hem nog altqd de hooge waarde van een eigenhandig sohrqven van keizerin Marie Louise. L. D. BINNENLAND Het 29 bataillon grenadiers, dat tijdelijk onder oommande van luit.- kol. van Hoogstraten te Rotterdam is ingekwartierd geweest in het N. A. S. M. hotel aau de Wïlhelminakade, is Vrijdagochtend ten 10 uur naar zijn garnizoen te 's Gravenhage terug gekeerd. Een talrijke menigte deed de man schappen aam het Centras 1-Station uitgeleide. In de weinige dagen dat de grenadiers te Rotterdam waren ingekwartierd, waren zij belast met het uitzetten der posten od de Han delsterreinen en kaden te Feyenoord. Donderdag der vorige week werd te Barneveld, bij een veohtpartq, iemand een stuk van den vinger afge beten. Daardoor ontstond bloedver giftiging en was dr. Versteeg genood zaakt, den vinger af te zetten. Dit is eohter niet afdoende gebleken men verwacht, dat ook hard of arm zal moeten worden afgezet, waarom de geneesheer overbrenging naar het gasthuis te Utreoht noodig achtte. Thans eohter is de ongesteldheid zoodanig verergerd, dat de patiënt niet meer vervoerd mag worden. Tegen den dader is prooes-verbaal opgemaakt. Rechtszaken. Quaeatie over paarden. De rechtbank te Amsterdam beeft vonnis gewezen in eene in de sport wereld indertijd veel besproken qnaesti8 tusschen den heer J. Koster, wonende in het oude Posthuis te Heemstede, den bekenden eigenaar van harddravers te Heemstede, en den heer J. Augustinns te Amster dam. Na afloop der harddraverij te Heemstede op 23 October van het vorige jaar, wilde do heer Augustinns, eigenaar van den schimmelruin „Ni nus", zijn paard, dat hij bij denbeer Koster dien dag had uitgespannen eu gestald, mede naar huis nemen, toen Koster zich jhiorfcegen verzette, bewerende dat Augustinus „Ninua" met zekeren heer De Jong zou heb ben geruild tegen diens vos-ruin „Fiüchtig" en dat hij. Koster, dos niet gerechtigd was, „Ninus" van zijn stal te laten vertrekken. Eane som matie tot afgifte den volgenden dag door den deurwaarder gedaan, bleef vruchteloos. Intuss hen verlangde de heer Kos ter. dat de heer Augustinus „Fiüch- tin" zou komen weghalen, betgeen natuurlijk geweigerd werd op grond dat men uaet dat paard niets te ma ken had. De heer Koster dagvaardde nu zijne tegenpartij voor de Amstsr- damsobe rechtbank tot betaling van f 250 stalgeld van „F.üchtig" onder voorbehoud van al het overige hem t< ekomende voor de steeds langer durende stalling. Deze vordering werd door den heer Augustinus bestreden en zijnerzyds werd reconventioneol eene tegenvordering tegen Koster in gesteld tot teruggave van „Ninus" en schadevergoeding wegens het onrecht matig terughouden van dien hard draver. Bij bovenbedoeld vonnis na heeft de rechtbank den heer Koster in 't ongelijk gesteld en hem zijne vorde ring ontzegd, terwijl de heer Augusti nus in zijne tegenvordering werd ont- quaüteit als ambtenaar van den Bur gerlijken Stand, dan mag ik dat niet tegenspreken. En tooh en tooh hebt ge wel opgemerkt, dat de heer Hugenholtz juist ia gaan wielrijden in de dagen toen het gemeenteverslag is opgemaakt, en toen dus ook ge bleken is, dat het aantal huwelqken in 1895 minder is geweest dan in 't daaraan voorafgaande jaar? Zou het nu niet mogelijk zqn, dat de ambte naar van den Burgerlijken Stand is gaan wielryden, om beter en sneller ongetrouwde jongelieden op- en na te sporen Intusscben heeft het bericht dat nu ook de ofiioieele personen al gaan wielryden, een ware paniek onder de paarden van de haarlemscha stalhou ders veroorzaakt. Niet zoozeer om dat ze nu minder te doen zullen krij gen weinig werk is voor een paard evenals voor een mensch, neg wel een overkomelijk bezwaar, maar om dat ze inzien, dat wie niet werkt, ook niet zal eten, althans zoo volop niet, een paardenphilosophie, die ook alweer in de menaohenwereld gang baar is. Ik heb er onlangs een paard over geïnterviewd, 't Was een grqskop, oud en afgeleefd en met dat bedaarde in zqn bewegingen, dat de levens periode van een paard kenmerkt, vóór het moment aanbreekt, dat hij wordt voorgesteld aan den vilder. „Jongen meneer," zei hq en kauwde op een strootje,„'t is tegenwoordig voor de paarden een kwaaie tqd. We zijn niet meer in tel, we worden nauwelijks meer aangekeken.'tMoet tegenwoordig alles hard gaan; de mensohen zitten liever in sneltreinen, in stoombooten en op rijwielen, dan dat ze in een zaoht rijtuig zioh door ons laten voorttrekken. Vroeger heetten we vlug, maar sedert al die nieuwighe den gekomen zijn, hebben we die renommee verloren. Maar er werd vroeger dan ook heel wat meer werk van rijden ge maakt Als de baas en de kneoht hier zoo in de s al zitten, dan hoor vankelijk verklaard. Verder besliste de rechtbank dat wanneer de heer Augustinus door getuigen zal hebben bewezen, dat hq „Ninus" bq den heer Koster ter stalling heeft gegeven, zijne vordering tot teruggave van dat paard en tot schadevergoeding moet worden toegewezen. Het getuigenverhoor is bepaald op 14 November e. k. Voor deu heer Koster traden op mrs. Mouthaan en Asser, terwijl de heer Augustinus werd bijgestaan door rnr. Van Gigoh. Gemengd Nieuws Een complot. De inspectie van de legerplaats bij Moskou door czaar Nioolaas II is achterwege gebleven, naar het heet tengevolge van bet sleohte weder. Maar de oorrespondent van The Times spreekt van „een gernoht van eeD sleoht nieuws, dat bevestiging verdient" en dat de oorzaak zou zqn van het uitstel der inspeotie. Volgens een telegram in cijferschrift uit Moskou aan de Secoio te Milaan is het slechte nieuws dat een werkplaats voor de vervaardi ging van bommen is ontdekt onder de straat, waardoor de kroningsatoet moet trekken. Maandag zqn aan de hoeken der straten revolutionDaire manifesten aan geplakt. Eenige werklieden, die in het Kremlin arbeidden, zqn in heoh- tenis genomen. In aansluiting met het berioht over de invrijheidstelling der Italiaansche gevangenen wordt aan de Tribuna het volgende uit Maesowah gemeld; Majoor Salsa heeft verteld, dat kort na zijn aankomst in het kamp van Mflnelik deze zioh ?nel moest opma ten om de oproerige Amkaro's en Gal la's te bestraften Menelik leed hierbij zware verliezen en vroeg Ras Mangascia om hulp, doch deze keerde terug toen hij vernam, dat de Itali aansche troepen bij Adioajo werden samengetrokken. Da snelheid waar mede de Italianen oprukten belette Ras Mangascia ze aan ie vallen. Toen majoor S-laa nit het Kamp der Schoa- nen terugkeerde, werd hq op bevel van Menelik gevangen genoden op dat hij generaal BaldiBeera niet zou kunnen inlichten omtrent den on- gunstigen toestand in Abeasynië, waar bovendien hongersnood heerschte. Het heette, dat majoor Salsa in gijzeling werd gehouden, totdat de dour Mene lik geschreven brief zou zijn overhan digd. De krachtige proclamatie van generaal Baldissera heelt echter de Tigiijoen den schrik op het lijf ge jaagd en hun er toe gebracht de ge vangenen uit te leveren. In Cornwall hebben ernstige on geregeldheden plaats gehad. Te New lyn, een klein visschersdorpje, hebben de visschers, die om godsdienstige reden des Zondags niet willen vis- schen, zioh met alle macht verzet te gen het loopen van visschersbooten, di9 van de Oostkust kwamen. Meer dan 200 onruststokers uit Newlyn vielen gezamenlijk op een boot uit Lowestoft aan, die in de haven van Penzance lag. De oproerlingen wer den eohter op zulk een hardhandige wijze door de politie ontvangen, dat ze op de vlucht sloegen. Een later berioht meldt, dat een sterke troepen- maoht uit Plymouth zioh op weg naar Newlyn begaf om de orde te handhaven eu de ketting, die de op roermakers voor den mond van de haven hadden gespannen* uit den weg te ruimen. Dit gelukte niet dan na een hevig geveoht, waarbq het hoofd van eeu Newlynsohen visscher ie heelwat vertellen van vroeger tijd. Toen de 'spoor er nog niet was, re den de kooplui die hier woonden, altijd de Amaterdamsohe vaart langs, naar de Beurs. Er was er een, zoo'n heeie rijke, die had twee kleine bruine paardjes en dat kleine goedje kon loopen, meneer, dat ze iedereen op den weg voorbij renden. Daarbij zat dan de eigenaar in zijn rijtuig, wreef zich in de handen van plezier en gaf den koetsier een pluimpje. Daar komt op een goeien dag een Kaarlemsch stalhouder met twee groote bruine paarden aan. Samen rijden ze de Amsterdamsohe poort uit, de rijke koopman voorop, de stalhouder achteraan. De koetsier van den meneer had al gauw in de gateD, dat de stalhouder hem voorbq wou en reed en reed al zqn best, maar 't lukte hem niet: de groote bruinen haalden de kleine bruinen voorbq eD meneer in het rqtuig moest, nijdig als een spin, achter het spul van den stalhouder naar Am sterdam toe. De koetsier kreeg dien dag een uitbrander, die raak was en de koop man zooht in de stad den stal houder op en presenteerde hem, de groote bruinen te ruilen voor de kleine bruinen, natuurlqk met zoo- en zooveel toe. „Hoeveel dat was," zei de grijze knol bescheiden, „weet ik niet, want wij paarden hebben wel verstand van ons voer, maar niet van die papiertjes waar de men sohen zoo dol op zijn. Als er in die papiertjes evenveel geknoeid wordt als met ons voer, dan beklaag ik de mensohen. De koop ging aan, de meneer kreeg de groote en de stalhouder de kleine bruinen. Maar een dag of wat later haalde de stalhouder met de kleinen de groolen voorbq en u mag mij ge looveD of niet, maar waar is het, dat de koopman toen de kleinen weer terugkocht, natuurlqk weer met geld toe." Dat was wel een aardig grapje, maar zoo eerlijk zqn de zaken in den paardenhandel niet altqd. Ik ben in mijn leven al wel een dozqn keer ver kwanseld, maar altijd schreven de door midden werd gekloofd. Thans schqnen de vissohers van Newlyn ook verbitterd te zqn tegen den havenmeester, omdat hq booten, die van de Oostknst kwamen, waar» schuwen liet, niet te Newlyn binnen te loopen. Een poging om hem te lqf te gaan, werd eohter door de politie verhinderd. JBen oordeel over de Ameri- kaansohe pers. De „New Yorker Evening Post" heeft in een artikel over de New Yor ker dagbladpers diDgen gezegd die de moeite van het het vertalen over waard zqn. Het stichten van kranten, als de Herald, de Tribunede New Yorker Times, kon vroeger, maar thans niet meer het werk van óen man zqn. Eén man die, klein begonnen, door noeste vlqt en gelukkig inzioht zijne onderneming nit te breiden wist. De oonourrentie is nu van dien aard, en de kosten van een krant zóo renej aohtig, dal het onmogelqk is, bq hare oprichting niet te handelen evenals bij de opriohting van een fabriek of den bouw van een spoor. Nog is het mogelijk hierbq iets anders dan gel delijke resultaten op het oog te heb ben. Meestal is het van tweeën een. De uitgaaf vult de vakken der eige naars en is een vloek voor het lezend publiek, of ze tracht goeden invloed op dat publiek uit te oefenen, maar kost, als „te saai" meer dan ze op brengt. Opmerkelijk is het dat er niette min altoos rqke mensohen te vinden zijn die graag aandeefen nemen. Wat tooh in zoovéle gevallen gelijk staat met het lijden van verliezen. Zelfs het aandeelen hebben in een blad dat geldelijk niet goed gaat is voor tal van kapitalisten een genoegen, eene vreugde. Moet men het nu voornamelijk toe* sohrqven aan de moeilijkheid om goede redacteurs te vinden, d»t er geene pogingen van belang gedaan worden om de qualiteit der New Yorker pers te verbeteren De Amerikaansche pers is, haar qver voor sensatieberichten buiten rekening gelaten, de sleohtste van de wereld. Goedgezinde lieden geven jaarlijks millioenen nit voor scho len en hoogescholen, maar voor de verbetering van de pers doen zq niets, hoewel tooh de pers een veel grooter invloed op het karakter en het gevoel van het volk uitoefent dan alle universiteiten en scholen samen. Met onverholen minaohting k ij ken zulke goedgezinde mensohen op de pers neer, ze klagen aanhoudend over den slechten invloed van de courant op het huisgezin, maar in plaats van te trachten een beter oou rant te ikrqgen, steken ze hun geld in de sleohte en maken hooge rente. Kinderaohtig en triviaal zoo in den inhoud als in den vorm, triviaal en kinderachtig ook in de toenemende illustraties, ziedaar de adjeotieven op deAmerikaansche pers van toepassing. VARIA, Een katje. Ik heb eens een heel aardig paartje getrouwd vertelde een ambtenaar van den burgelijken stand en toen ik na het volbrengen der plechtigheid de bruid mijn hattelijbsten geluk- wensoh aanbood, schudde zij het mooie kopje en zei, op haar bruide gom wijzendeHij iB de eenige die hier gefeliciteerd moet worden. Bedelaar. Neem me niet kwalijk meneer, ik heb betere dagen eekend. Voorbijganger. Ik ook't is guur en nat. eigenaars mij deugden toe, die ik niet had. Dat is voor een beecheiden paard om woedend over te worden." Hij zuchtte eens, hief toen zijn kop op en hinnikte mij toe: „Weet meneer, wat een paard is, dat niet weg wil." Ik moest mijn onkunde bekennen. „Er zijn," vertelde mijn grijze vriend, „van mijn rasgenooten die wat koppig zijn uitgevallen en die niet willen loopen. Je kunt ze inspannen, weg gaan ze niet, maar staan als palen, de pooten pal op den grond en geven om geen karwatB van de wereld. De eigenaars steken hun in den uiter sten nood een bos brandend stroo onder den staart, maar dat doen ze niet graag. Vroeger, toen de diligences er nog waren, hadden ze wel een middeltje oeü een paard dat niet weg wou, aan 't loopen te krijgen. Het werd dan tusschen twee flinke gewende diligen- cepaarden voor het zware rijtuig gezet. En als dan die twee begonnen te trekken, moest hij wel mee of hij wou of niet. Soms liet hij zich maar vallen en sleepte over den grond, maar dat is een pijnlijke liefhebberij die je niet lang volhoudt. Zoo heb ik den baas eens hooren vertellen, dat twee paardekoopers elk een paard hadden, dat niet weg wou. De een wist het wel van den ander, maar niet omgekeerd. Nu, die twe8 lui verschn.oheren die paarden aan elkaar en hij die het wi6t van den ander kreeg geld toe. Natuurlijk was de ander er toen ook heel gauw achter. Dat noemen ze nu in de paarden- kooperq handig, 't Is om je dood te schamen, dat je paard bent." „Eu als een paard nu met geen kracht en geweld weg wil vroeg ik» „Dan gaat het naar den vilder," zei de grijze somber, „ons aller graf." Hier stokte zijn stem, alsof bq tranen zou gaan storten en, aangezien ik niet van scènes houd, stond ik maar gauw op, vroeg om zijn reohter voorpoot, schudde die hartelqk en wandelde de stal uit, waarna ik op de fiets naar huis reed. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1896 | | pagina 6