Altijd Welkom.
De spiegel.
Uit het Franech.
van
ROGER D'AVRECOURT.
I.
Om zgn vrouw eenigszins sohade-
loos te stellen voor de onaangename
ondervindingen, opgedaan met de
nieuwe meidalléen, had Alphonse
Duboquet haar voorgesteld, des Zon*
dage m het restaurant Veaudoró te
gaan dineeren.
Dit extraatje, een der grootste uit
spanningen, zoo niet de grootste, die
het eohtpaar zich gunde, was niet
heel bezwarend voer hun beurs, daar
z$ zich met een heel besoheiden
maaltje tevreden stelden.
Reeds eenigen tijd had het bewust
zijn van enkele genoten dineetjes bg
hun vriend Bertrand hen gedrukt
Klaploopen wilden ze niet, dus zat er
niets auders op dan een dineetje
terng te geven. Maar de Bertrands
waren bg vrienden en familie bekend
om hun gezonden eetlust en voor
hun vier lange, magere, uit hun
kracht gegroeide zoons kon men een
voudig niet genoeg geven. Mevrouw
Duboquet had al eens een paar maal
aan mevrouw Bertrand gezegd, dat ze
maar eens moest komen; ze was al
tgd welkom en behoefde het zelfs
niet vooruit te laten zeggen. Het
was wel niet meer dan een gewone
beleefdheidsformule van haar kant
maar 't klonk in ieder geval heel
vriendelijk en gebruik zouden ze er
toch niet van maken.
II.
Mijnheer Duboquet was bezig met
de sobriften van zijn leerlingen na
te kyken; in de kamer naast de
zgue waohtten de kneohts en kin
derjuffrouwen om de hun toever
trouwde kinderen thuis te brengen.
Üm zeven uur was de les gedaan en
het was nu nog enkele minuten er
voor.
Mevrouw was zooeven thuisgeko
men en had haar hoed en wandel
toilet in het salon gedeponeerd en
was, na haastig haar peignoir te
hebben aangetrokken, naar de keu
ken gegaan om de laatste hand aan
het middagmaal te leggen. Een pi
kant sausje moe6t het overgeschoten
koude vleeseh van gisteren eenigs
zins smakelijk maken.
E- werd gebeld en vol ontzetting
hoorde mevrouw Duboquet hoe de
dienstbode mevrouw Bertrand in het
salon liet.
.Lieve Armaude,1' begon de be
zoekster, „ge hebt ons zoo dikwijls
geïnviteerd en nu komen we werke
lijk eens van uw vriendelijk aanbod
gebruik maken. Ge moet weten dat
ons fornuis gerepareerd wordt, zoo
dat we vanmiddag niet konden ko
ken. Ik zeide tegen mijn man „Ar-
mande heeft er zoo op aangedrongen
dat we toch eens zouden komen
dus is het nu een goede gelegenheid.
En vooruit laten zeggen behoefde
ook niet, nietwaar?"
„Wel neen, volstrekt niet, alles
zonder complimenten als ge het een
voudige voor lief wilt nemen. Ge
treft het al heel slecht," gin;: ze
kleurend voort, om haar wonderlijk
toilet op dat uur van deo dag te
verontschuldigen„ik ben wat onge
steld, mijn man en ik hebben het
beiden wat in de maag," (dit laatste
om de ^ohraalh'.-id van het menu te
verklaren) „Ik zal het eens even
aan Alphon-e gaan zeggen: hg zal
het erg aardig vinden, zoo'n ver
rassing."
Met een zwaai haar kleeren opne
mend, die ze zoo netjes op de canapé
had neergespreid, verliet ze de kamer,
haar gasten alleen latend.
Alphonse was nog steeds bezig
met oorrigeeren en keek verbluft op
toen zijn vrouw binnenstoof onder
den uitroep: „Zoo'n sohandelijke in
discretie 1 't Is of ze gek zgn 1 Zoo
maar aan te komen 1 Hoe durft men 1
De Bertrands zie je, ze komen hier
eten, hun fornuis is stuk 1 Alle vier
zitten ze in ons salon. Och lieve
hemel, wat moeten we beginnen I Het
is al veel te laat om nog iets klaar
te maken 1"
En de arme vrouw moest zioh
geweld aandoen om niet in tranen
uit te barsten.
Komaan, daarom niet getreurd,"
sprak manlief bemoedigend„we
hebben gelukkig de telephoon nog."
„Ja, daar zit veel voedsel in 1"
„Ik telephoneer dadelgk aan Veau-
doré dat hg ons ean stuk gebraden
vleesoh met gebakken aardappelen
zendt. Nu, wat zeg je daarvan Een
voudiger kan 't toch al niet."
„Best, dan ga ik gauw sohoon
tafelgoed geven, want gisteren heb
jg natuurlijk weer jus gestort. Waar
om moet je ook altgd morsen?"
En zonder het antwoord af te
waohten, haastte Armande zioh naar
Marie, die zij dadelijk uitzond om
wat gebakjes te gaan halen. Even
nog verkleedde zij zioh en ging
daarna uiterlgk kalm eindelijk weer
naar haar gasten. In dien tgd had
Duboquet de juffrouw van de tele
phoon op opgescheld.
No. 78601"
„Wat is er van uw dienst vroeg
een kellner van het restaurant Veau-
doré.
„Ik ben het, mijheer Duboquet, 320
rue Guyot; ik wilde een-diner bestel
len voor van avond, verstaat ge mij
„Jawel, mijnheer."
„Bij mij aan huis van acht cou
verts
„Wacht eveD, mijnheer, ik zal het
opschrijven
Een onderdrukt gelach deed Du
boquet omkijken, juist toen een zijner
leerlingen leelijke grimassen achter
zijn rug maakte.
„Laat ik u doen opmerken dat het
heel ongemanierd is de tong tegen
zijn superieur uit te steken, en wilt
ge het toch doen, wacht dan ten
minste tot ge er het recht toe hebt,
wat volgens mijns inziens nooit is
een aip zonder kop zijt ge, een
gans
„Een gans, mijnheer, zegt u
„Neen, drie ganzen te gelijk, éan
is te weinig, daar hebt ge gelijk in
ge behoordet eer te zwijgen dan als
een karper uw leeraar na te praten!"
En zich plotseling den kellner her-
innerend, riep bij door de telephoon:
„Zijt ge daar neg, kellner
„Ja, mijnheer."
„Schrijf dan op een klein stuk ge
braden vleeseh met tgebaknen aard
appelen, hebt u het?"
„Best mijnheer, aardappelenaf
schellen I"
En de kellner had inmiddels op
geschreven acht couverts, tong, hors
d'oeuvre, groenten, lof, kip, karpers,
drie gaüzen, gebraden vleeseh, gabuk-
ken aardappelen."
III.
„Ean Spartaansch maal wacht u,
gelukkige," zei Duboquet toen men zich
aan tafel schikte.
Vol verbazing zag het echtpa- r
M -rie de groenten op tafel br- ngen.
Alphonse dacht dat zijn vrouw bij
nader inzien het menu toch teechra 1
gevonden had en zij meende dat bij
ha-ir had willen verrassen.
Men prees de malechheid der groen
ten en Duboquet maande ieder aan
zich toch vooral goed te bedienen.
„Nn, uw meid aan heerlij i koken,
prees mevrouw Bertrand„waarlijk
niet gewoon."
„Och ja, ze kookt heel goed," be
vestigde de gastvrouw„voor zulke
eenvoudige luidjes als wij is zij meer
dan voldoende. Het is een heele be
zuiniging een meid die zelfs ijs en
allerlei taarten kan bereiden."
Marie bracht achtereenvolgens al
de gerechten op tafel en Armande
dacht dat haar echtgenoot stapelgek
was geworden. Morgen aan den dag
zou zij scheiding aanvragen, het leek
nergens naar, zoo'n uitgebreid menu
en dan de volgorde 1 Verwoed keek
ze hem aan, maar hg scheen zich van
geen kwaad bewust kalm genoot hij
van de spijzen, die voorgediend wer
den klaarblijkelijk zag hij niet in,
dat alles niet in deq huüf Was.
„Maar, beste Armande, boe kunt
ge nn zoo voor ons uithalen 1" fleem
de mevrouw Bertrand.
„Och
„En drie ganzen, neen maar, 't ia
geen kleinigheid, hoe krijgt u die in
's hemelsnaam op met zijn tweeën.
Wjj zijn met ons zessen eneten altgd
van éen gans en dan 6chiet er altgd
nog over en ik verzeker u dat mijn
zoonB kunnen eten 1 En dan vertelt
ge mg nog dat ge 't in nw mi
hebt 1"
„Nu, we zullen nog zoo eens bij u
binnen komen vallen," lachte de heer
Bertrand„het is hier een goede te-
fel,! ge neemt het er wel van hoor!"
En onder het naar huis gaan
merkte mevrouw Bertrand schamper
op
„Wat een manieren! Ons te willen
overbluffennu ik zal ze zeker nooit
inviteeren, ik bedank er voor zoo be
lachelijk uit te halen. Wat een bluf 1
Ba hoe voDd je de volgorde van de
gerechten? 't Is bespottelijk, ik lach
me dood als ik er nog aan denk 1"
Veertien dagen lang behoefde Mr-
rie niet te koken, al dien tijd strekten
de resten van het fameuse diner en
Alphonse en Armande hebben al
menig keertje hun tong tegen den
dokter uitgestokenhet echtpaar is
bang, dat zijn rekening lang niet mee
zal vallen. Ech.
üAAiiLEMEll HALLETJES.
o Zst'rdagsyondpraatjf.
ccxcvii.
Man, wat is 't warm 1" zuohtto mijn
vrouw en veegde met haar keuken
schort baar voorhoofd af.
„Pa, wat is 't warmriepeD mijn
kinderen, die w-.ter dronken uit den
treure en daarvan natuurlijk voortdu
rend warmer werden
„Vrouw, kinderen," zei ik, ,,'tis
warm
En daarmee veegde ik ook mijn
voorhoofd af en stapte de deur uit.
Nauw bad ik een pas of tien gedaan,
of daar kwam mijn naaste buurman
aar.
Warm, hé?" riep hg mg toe en
liep tegelijk door.
Kolossaal," antwoordde ik
Zes huizen verder komt de brieven
besteller aanstappen en geeft mij een
brief. „Ik zal heen u bier maar geven.
Warrapies, meneer 1"
tls verbazend," zei ik.
1c loop een sigarenwinkel binnen,
„'tls vandaag geduoht warm," zei de
eigenaar, voordat ik nog gezegd bad
wat :k noodig bad.
„Ongelooflijk," '/al ik ten aut voord.
Terwgl ik opsteek komt een kennis
binr-en zegt goeden morgen en Iaat
er onmiddellijk op volgen 1 „schrikke
lijk warm, hé?'
Geducht,' zei ik
„En 't w-^rdt hoe lauger hoe war
mer," ging hg voort
„Natuurlijk, we hebben pas Juni,
dan komt Juli nog en dan Augustus.
Wat beginnen we in Augusius?"
Ik iiep weg, want al dat gepraat
over warmte maakte mg nog maar
warmer.
„Bonjour I" riep Jansen mij toe, die
juist langs kwam. „Lekker warm, hó?"
„Vreeselijk 1" sonreeuwde ik terug.
Geen twee minuten daarna ont
moet ik Pietersen, die me slaande
houdt om to vragen: „heb jij 't ook
zoo warm
Heb jij het ook zoo warm. Ik
vraag u.
„Nee, ik heb het koud," zei ik
weerbarstig, maar daar had ik me
juist recht vergaloppeerd.
„Vind je het koud Maar kerel,
het weermanuetje wgst zes en negentig
graden! Je bent zeker ziek. Vanmor
gen zei de melkboer al
„Je neemt me niet kwalijk, maar ik
moet wegriep ik en sprong op de
tram, die juist voorbijkwam. Wat de
melkboer zei, kan ik dus nietnaver
tellen.
,,'t Is knappieB warm, meneer
zei de conducteur vriendelijk.
„Schei tooh uit, kerel!" riep ik
barsch.
„Stoppen meneer?"' vroeg hg ver
wonderd.
„Och nee," zei ik, .dat praten
over de warmte, bedoel ikIk word
er hoe langer hoe warmer van."
't Was waar, ik had een gevoel
alsof ik langzamerhand oploste en
ten slotte, om mei du chemici te spre
ken, zou; neerslaan als niets dan
wat kleeren en een paar rijgschoe
nen.
„Heeft u ook last van de hitte?"
vroeg mij een zwaai lijvig heer, die
op den wagen stapte. Ik bromde maar
wat. De kerel zag toch wel, dat ik
versmolt
Ik besloot maar naar huis te gaan,
daar er toch vandaag met niemand
een redelijk gesprok was te voeren
Toen ik van den wagen afsprong,
kwam juist een achterneef aanstrom
pelen, die slecht ter been is, niet
tegen ue warmte kan en mij stellig
geen cent zal nalaten. Ik las op zgn
gezicht, dat hij een praatje wou gaan
maken over de warmte en vluchtte bg
mijn kapper binnen, om dat disoours
te ontgaan.
„Warm weertje!"zeiden de kapper en
zijn bediende als uit éen mond.
Toen ik geschoren was, ging ik
naar huis en vluohtte daar op mija|
kamer in de eenzaamheid, om toch
maar vooral niets meer te hooren'
Voor meer dan duizend jaren leefde
in het Oo?ten een wijs en machtig
vorst, die steeds tot zegen van zijn
land geregeerd had. Niettegenstaande
zijn wijd en zgn spreekwoordelijk
bekend verstand, had deze vorst éen
gebrekbg haatte de vrouwen, in
wie bg de belichaamde erfzonden
van het menschdom steeJs zag voorl-
lever, namelijk de ijdelheid,
„ijdeiheid" was naar zgtie rneening
de groot-te, al het kwaad veroorza
kende zonde en de vorbreidster hier
van was de vrouw. Hij hield de
vrouw voor een noodzakelijk kwan
en bleef zelf ongehuwd. Daar hij do
laatste van zijn geslacht was, baarde
deze omstandigheid zijn volk veel
zorg. In zijn wijsheid begreep hij ten
slotte, dat hij deu zwaarsten stap vaa
zijn leven toch doen icoest, niettegen
staande ziju afkeer er v:-n zou een
roemrijk g slacht niet uitsterven 1 Hij
droeg den raadsheeren der kroon op,
onder de dochters ia het land een keus
te doen en hem zoo mogelijk een vrouw
op te zoeken, r.ïet te zevr behepl
met dat gebrek een u:e totaal
daarvan bevrijd was, te vinden, zoo
iets "hield de vorst voor geheel on
mogelijk.
De raadsheeren besloten uit ieder
der 24 kasten, waaruit de bevolking
bestond, een jonge vrouw te kiezen.
over do warmte. Toen ik een poosje
gezeten had, nam ik papier en pen
en begon een artikel, dat den zwaar-
wiohtigen titel voerde van: „Be
schouwing over de beteekenis van
suggestie in het dage'ijksch leven",
en waarin ik in don breede uiteen
zette, dat de meuaohen het lang zoo
warm niet zouden hebben in den
zomer en lang niet zoo koud in den
winter, wanneer ze er elkaar niet
voortdurend aan herinnerden, dat het
zoo warm of zoo koud was.
Bijna was dit schoone opstel klaa:
toen een van de kinderen kwam
zeggen, dat neef Wouter er was. Ik
ging naar beneden en begroette hem
met de woorden: ..Hoe gaat het?
Warm, vandaag,
Toen t er uit wasx had ik het wel
weer willen inslikkeo", maar dat ging
niet meer. Wouter zei langzaam
„dank je, 't gaat mij wel. Ja, t is
warm, wezenlijk. Je zoudt wel de
gevoellooste onder de gevoelloozen
moeten wezen, wanneer je dat niet
opmerkte. Maar dal jij zoo'n banali
teit zeggen zou, Fidelio, dat had ik
niet gedacht."
Toen hg weg was ben ik naar
boven gegaan en heb het geleerde
artikel over de suggestie versoheurd
Daarentegen ben ik nu begonnen aan
een ander opstel, dat bestemd is de
wereld in verbaziog te brengen en
wel over „de zielkundige gelgk- eD
gelijkvormigheid van den mensch ten
aanzien van het weergeven zijner
indrukken ten opzichte van de vor-
men, waarin de natuur zich aan hem
vertoont een gesohrift dat naar ik
hoop alleen door den sierlijken titel
reeds aftrek vinden zal. -
Maar vooreerst komt er van 't
schrgven niet veel, met 't oog op de
temperatuur,
Hebt ge het ook zoo warm, lezer?
Men kan in dit ondermaansohe geen
stap doen, of het kost geld. Niet alleen
in de letterlijke beteekenis, ten op-
Viereniwintig der mooiste meisjes uit
alle kasten kregen het bevel, onmid
dellijk voor den troon te verschijnen,
zoodat hun niet eens den tijd gelaten
werd, om zich voor dit bezoek pas
send te kleeden. Zonder van de be
teekenis van dit bezoek het minste
begrip te hebben, werden zij plotse
ling de troonzaal binnengeleid, waar
zioh de vorst bevond, door zijn mi
nisters en geleerden omgeven. Enkele
schreden voor den troon hing een
spiegel. Degene die daaraan het
minste de aandacht schonk bij het
toetreden op den vorst, zou als de
minst ijdele beeohouwd worden en
vorstin worden. Aldus had de wijze
hcerecher beslotenNaar volgorde
der kasten traden de schoone blozende
maagden voor den troon, nadat ieder
een klein oogenblikje langer of kor
ter dan haar voorgangster zich wel
gevallen in den spiegel bekeken had.
De vorst fronste het voorhoofd we
gens de gebrekkige opvoeding der
dochters van het rijk. Drie en twin
tig hadden de proef zoo slecht moge
lijk doorstaan, en zeer weinig hoop
vestigde hij ook op de laatsteDez^
stond schuchter in een hoek van de
zaal, wachtend totdat zij geroepen
zou worden 1 Zij was een meer mooi,
dan zindelijk zestienjarig kind en
eigenlijk de lieftalligste, al kwam
baar bevalligheid in haar, de geringe
afkomst aanduidende, kleeding niet
geheel tot haar reoht. Zij hoorde
thuis in de laagste klasse, waarvan
de leden slechts eenmaal per jaar, op
Nieuwjaarsdag, met het reinigende
water in een meer intieme aanraking
kwamen. Voor kenners van vrouwe
lgk schoon was de waarde van dit
meisje echter niet twijfelachtig. Het
sianke lichaam, de met stof en vuil
bedekte sierlijke handen en voeten,
de donkere oogen, door lange wim
pels beschaduwd, die zij voor de in
dit opzicht zeer ervaren ministers en
raadsheeren deugdzaam neersloeg,
zouden een Venus geen oneer aan ge
daan hebben. Met neergeslagen oogen
trad zij op den troon toe, verlegen
bleef haar blik neergeslagen, terwijl
zij den spiegel voorbijkwam. In de
grootste opgewondenheid sprong de
vorst op, vloog de treden van den
troon af, het meisje uit de klasse der
paria's niet alleen niet verbiedend
voor hem te knielen, maar ze f de
knie voor haar buigend. Daarop spraV
hij„Koningin van echoot: heid en
vrouwendeugd 1Gij zgt niet slechts
de minst ijdele, maar geheel zonder
ijdelheid, die erfzonde van het men
schen geslacht Gij alleen hebt
schitterend de opgelegde proef door-
stasnDoor oiijn heilig woord
maak ik u tot koningin van mijn
hart en van mijn land, tot mijne
echtgenoote, natuurlijk, zoodra gij u
gewasschen hebt."
Daarop, zich tot zijn ministers wen
dend, ging hij voort:
„Slecht hebt gij voor de opvoeding
van de vrouwen van het land ge
zorgd 23 hebben de proef niet
doorstaan Hassan I" Een reus
achtige neger met een zweep van niji-
paardenleer kwam binnen. Hem be-
vol de heerscher„Geef ieder van mijn
raadsheeren 23 slagen wegens de
drie en twintig ijdele meisjes!"
Hassan grijnslachte.
„Maar gg, innig geliefde," i
de vorrt tot de Koningiu, „vertel nrg
eens waarom gij zoo'n afkeer hebt
van den spiegel."
„Verheven KoningGaarne zou ik
oos in den spiegel gekekei hebber.,
maar te middec van deze zindelijke
meisjes en va.. <ie heersc'aende pracht,
schaamde ik mij en keek ex nit
in."
De wijze vorst woelde verschrik
met zijn handen door het baar.
„Daar ben ik lee'ajk ingeloopen 1"
riep hij „Maar Koningin ïsen bljjft
zij door mijn geheiligd woord, of
schoon zij de ijdelste van allen is,
want zg schaamt zich voor zich
zelfHassan, gerf elk 24 slagen
in plaats van 23, want regelmaat moet
er zijn
BINNENLAND,
Onzin over Nederland.
In den Figaro vonden wij een op
stelletje over Koningin Wilhelmina,
gesohreven door Jean Bertheroy, dat
als bewgs kan dienen van de uit
muntende manier, waarop buitenlan
ders en vooral Fransohen, zioh op
de hoogte stellen van Hollandsohe
toestanden als zg iets over Nederland
willen sohrijven. Iets bizonders is dat
nietwg zgn er lang aan gewoon
geraakt om zooals de heer Bertheroy
thans weer doet, voorgesteld te wor
den als „oes bons Hollandais, fumant
leur pipe et buvant leur Sehiedam".
Maar het wordt tamelijk vervelend
altoos dezelfde laag bij de grondsohe
aardigheid te moeten lezen.
Geheel van dezelfde qualiteit is bet
opstel over onze Koningin, dat de
lezers van den Figaro te zien krijgen.
De heer Bertheroy zag H. M. in het
Bosch en erkende haar dadelijk, „want
haar portret staat in alle sigarenwin
kels en op alle pakjes choooladel"
De Koningin heeft verder een uit
muntende manier om het hart te treffen
van haar trouwe onderdanen. „Zg ont
ziet zich niet in het openbaar te ver
schijnen in het nationaal oostuum der
Nederlanden (6ie) met den kostbaren
kanten sluier, den boezelaar van liohte
zjjde, het matgouden oorijzer op het
voorhoofd en de zware oorhangers
over de slapen, zoo getooid ziet zij
er uit als een klein afgodsbeeld en
dat 'is zg dan ook in waarheid voor
het dappere Hollandsohe volk, dat
republikeinsoh bleef in zgn zeden en
monarchaal in zgn instellingen".
Wat zoo'n Fransohman niet al heef
opgemerkt I
Donderdagavond werd de sneltrein
van Parjjs naar Amsterdam (trein 38)
tussohen Dordrecht en Rotterdam,
door het gebruik maken van de nood
rem, tot stilstand gebracht. Bg on
derzoek bleek, dat er tussohen 2
reizigers en een oonduoteur eene he
vige woordenwisseling was ontstaan,
welke tot handtastelijkheden was over
gegaan. De reizige.s hebben den con
ducteur eenige bloedende wonden
toegebracht. Zg zgn te Rotterdam
uitge8tapt.De trein ondervond hierdoor
19 minuten vertraging.
Donderdagmorgen ontmoette een
zeker iemand te Amsterdam op 't
Amsielveld, den bode van zgn be
grafenisfonds, aan wien hij zeide, dat
hij juist van plan was, naar diens
wouiDg te gaan, daar zgn vrouw den
vorigen avond overleden was, en hg
hem vilde spreken over de begrafenis.
Er werd afgesproken dat de bode
Donderdagavond 9^ uur aan 't sterf
huis zou komen.
Na nog eerst over dejj ziekte zijner
vrouw gesproken te hebbou, vroeg
onze maat aan den bode hem voor-
loopig f5 te willen voorschieten op
de ui'.keeriugspremie groot f100,
hetgeen de laatste deed.
Donderdagavond vervoegde zioh
de bode aan 'l sterfhuis en was niet
weinig verbaasd, toen de aan hem
opgegevene overledene vrouw zelve
de deur opendeed en van baar ver
nam, dat haar welwillende echtgenoot
reeds 2 dagen afwezig was.
Te Utrecht is een vrouw, die een
visohgiaatje in de hanti had gekre
gen, eenige dagen daarna aan bloed
vergiftiging overleden
lichte van slijtage van schoenen en
kleeren, maar ook ia ineer figuurlijken
zin. Wat ge ook doen wilt of beginnen
gaat, de portemonuaie moet er bij en-
zonder geld geen Zwitsers
Dit is zoo waar, dat menschen die
de juiste maat niet altijd in 'toog
houden, wel eens beweren, dat alles
voor geld te koop is en dat alles mot
geld kan worden betaald. Ik geloof
neen ik 'weet zeker, dat zij ongelijk
hebben. Er zgn nog een beeleboel
z-.ken, die voor geen geld tejkrggen
zijn, onstoffelijke dingen, maai waar
van het gemis oneindig kwellender
is, dan dai van aller'ei stoffelijke ga
noegens.
Indien waar was, wat deze nuchtere
lieden beweren, dat de samenleving
niets is dan een groote ruilhandel,
waarbij A. zgn artikel inruilt tegen
dat van B., dan zou A, bijvoorbeeld
een hoed noodig hebbende bij het
binnentreden vau den winkel waar
hg wezen wil, kunnen volstaan met
te zeggen:
„Een hoed
De winkelier kijkt hem nauwelijks
aan, haalt er een voor den dag ec
zet dien op de toonbank.
Van passen is natuurlijk geen
quaestia- De eeu ruilt immers zijn
hoed tegen het geld van den ander.
Wederzijds bestaat er dus geen ver
plichting.
De ander past den hoed, maar vindt
het model niet naar zgn smaak ..Een
ander model!" kommandeert hg.
De winkelier voldoet daaraan met
dezelfde onverschilligheid, als ging,
de heele zaak hem niet aan. Hg helpt
zgn klant niet, geeft hem geen raadj
over wat hem al dan niet goed staat.
Waartoe zou dat alles dienen? Hgj
ruilt immers zijn hoed alleen voori
het geld van den ander. Verdergaat!
de relatie niet.
Zoo gaat het nu in dewereldgelukkig j
nog niet toe. Hoezeer wij ook in deze
tijden van woeste worsteling om een
bestaanofferen aan den Mammon
zóo diep zgn we nog rfot gezonken,!
of we voelen, dat er bij den ruiihan-
Sport en Wedstrijden,
Boeiwedstrijd op den
Amstel.
Vrijdag was het de dag voor de
heats van den roeiwedstrgd, welke
heden op den Amstel plaats hebben.
Het weer was praohtig.
Er zonden heats geroeid worden
voorde nummerB 11, 12, 2, 9 en 10.
Voor no. 11 vierriemsgieken irrig-
ged juniores 3000 M., waren
ingeschreven Njord uit Leiden, Triton
uit Utreoht, Laga uit Delft, Amstel en
Nereut. Dooh Njord en Laga kwamen
niet uit, zoodat het heatsroeien ver
viel. De wedstrgd begon dus eerst
om 2 uur met
XII. „SinglelsoulliDg outriggers"
juniores 2000 M., start aan den
Omval. Het eerst kwamen nit Njord
en Neren». Nford nam dadelgk de
leiding en hield den gebeelen weg
voor. Njord maakte 9 m. 16'/s Nereus
9 25V
De tweede heat ging tusBchen De
Eoop en De Amstel. Om beurten
haddan beide de leiding, dooh bleven
vrij gelgk op. Dooh een heel stuk
voor het badhuis haalde De Hoop
sterk op; beide roeiers hielden dicht
naast elkander aan,maar De hoop won.
Bij het Raadhuis ging het geheel fali-
kant vosrDe Amstel, zijn tegenstander
won ruim veld. De uitslag kon niet
twijfelachtig zgn. Aan de sociëteit van
De Hoop was het éen gejuioh al, toen
de eindpunt bereikt was, De tgd van
De Hoop was 8.52s/», De Amstel
9.271/»
del, dien we dagelgks drgveD, nog
iets amiers gebeurt. De winkelier, die
mij een hoed verkoopt, wordt betaald
voor den hoed. piaar niet voor de
welwillendheid, waarmee hij alles
overhoop haalt, ;om mij toch maar
vooral te geven wat ik wensoh - iet
voor zijn welgemeenden rand om
liever een zwarten te nemen dan een
bruinen. Welwillendheid namelijk is
een van de dingen, die niet betaald
worden kunnen.
Nu zal misschien iemand beweren,
dat de winkelier beleefd en welwil
lend jegens mij is, omdat ik anders
mgn hoed zou gaan koopen bg een
ander. Intussohen mogt men niet ver
geten, dat wanneer de regel gold,
dat het bier pure ruil is, geen enkele
winkelier meer welwillend wezen
zou.
In de dagelijksohe diensten dus,
die wij menschen elkaar bewijzen, is
er een gedee'te, dat betaald wordt
en een ander gedeelte, dat daarvoor
niet vatbaar is. Voor dat laatste ge
deolte zgn we elkaar dankba rheiJ
verschuldigd. En dit geldt, om nu
maar met een sprong Ie komen waar
eigenlijk wezen wil dat geldt
in de allereerste plaats voor de vak
ken van kuDSt. Het boek dat u aan
grypt, het beeld dat u boeit, het
sohilderg dat uw oog streelt, dat alies
is voor geld te koop. Maar waaneer
het gekooht is, dan is we! gedeelte
lijk de maker betaald, maar op verre
na niet heelemaal. We zgn hem er
kentelijkheid ichuldig voor het ge
nie, dat hg in zgn binnenste opriep
om aan zgn werk gloed en bezieling
te geven.
Het meest komt dat uit in de rau
ziek. Wanneer de muzikant alleen
zioh bepaalde tot het correot voortbren
gen van den op zgn muziek gedruklen
noot, dan zou de hoorder (indien
alles in de wereld een nuohtere
ruilhandel was) niets meer dan
dat voor zijn geld kunnen verlan
gen. Maar de musious doet meer
hij traoht in de voordracht een be-
tee&enis te leggen; de klanken, die
8EMEN&D NIEUWS
In de mgn Sainte Marguerite bij
Luik ontstond Woensdag een lek en
de werklieden, verrast door een stroom
water, moeaten in alle haast de vlucht
nemen.
Een hunner eohter kon niet bij tgds
in veiligheid zgn en verdronk.
De wgk Sainte Marguérite is onder
mijnd door de talrijke gangen van
hooger genoemde kolenmgn, gangen
die zioh uitstrekken tot op 500 Meters
afstand van de neerdalingsput.
Eeu stuk grond, waarop de remise
staat van den heer Tsohoffen, stortte
met donderend geweld in de diepte.
De naburige huizen dreigen in te
storten. De overheid heeft alle inwo
ners doen verhuizen en het verkeer
in de straat verfcnden.
Het gevaar wordt inderdaad van uur
tot uur grooter. De straat vertoonde
reeds talrijke barsten het woonhuis
van den heer Tsohoffen staat uit het
lood en eik oogenblik verwacht men
nieuwe instortingen.
Anarchicten ia Spanja.
De politie te Barcelona heeft de
weduwe van een anarchist, die bg
de aanslagen van 1893 betrokken was
geweest, gevangen geuomen. Zg bleek
een drukke correspondentie te voeren
met bekende anarchisten in andere
landen op de brieven is beslag ge
legd. Ook is een Rus gearresteerd,
nadat de kapitein-generaal van de
provincie bevel had gegeven alle
vreemde anarchisten in het gewest
gevangen te nemen en ze daarna
over de grenzen te zetten of ter be
schikking te stellen van de regeerin
gen der landeü, waartoe zij behooren,
Onder de 78 gevangen Spaansche
anarchisten is een gewezen monnik,
uit de orde gezet om zgn revolution
naire gevoelensverder twee onder
wijzers. een journalist, enz.
Te Madrid is de wacht bij del
Kamers en de openba-e gebouwen
versterkt. Men gelooft dat onlangs]
Fransche en Italiaansohe anarchi-teni
zijn aangekomen.
D
d]
hij voortbrengt zijn niet enkel onbe
rispelijk gespeeld, maar ze zeggen
iets tot u, omdat do musicus ziju
gedachten en zijn gevoel daarin weer
geeft.
Deze heele lange inleiding, die zoo-
waarlijk wel iets begint xe lijken op
een klein vertoogje, bedoelt te zeggen
dat het niet opgaat Je beweren, dat
kunstenaars, wanneer ze een of'ander el
kroonjaar beleven, daarvan de wereld
niet in kenr.is behoorden te stellen.
„Wat gaat het ons," zeggen naneven
en nanichteu van den beruchten
Robertus Nurks, .wat gast het ons
aaD, of die man dit of dat jubileum
viert? Hg is immers voor zgn werk
betaald
Nu ia het juist dat waartegen ik
wou opkomen. Zeker, voor een ge
deelte is bij betaald, m ar voor een
ander (grout) gedeelte niet. En dat
andere, dat onstoffelijke deel van zgn
werk, dat juist de grootste inspanning
vereisoht, dat kan men hem voor een
gedeelte vergoeden, door hem waar
deering en yinpa' hie te betoonen up
zijn jubileum. Mij dunkt, dat als ik
aanstaanden Dinsdag het woord
mo8St voeren tot den heer Kriens
(want de lezer heeft nu al begrepen,
dat ik hem bedoel) dan zou ik dunkt
me zeggen: .Zie je, Kriens, je hebt
ons met je muziekkorps zoo vaak
mooie dingen laten hooren, waarvoor
we je niet altijd konden bedanken
met wat beters dan een applausje,
dat we deze gelegenheid van je ju
bileum aangrijpen, om je te bedan
ken voor datgene, waarvoor geen
kunstenaar stoflelgk kan worden
beloond, voor je toewgding aan de
zaak eu voor je talent 1"
En het is gelukkig, dat dit onstof
felijke er is, die Poëzie van het Le
ven, de Vlag van het Bestaan, die
niemand kan neerhalen.
FIDELIO.