De Blikslagerbverksiskiflg. Naur hét DutUék. VAN KORT TOWSKA. Ouder de firma'», die wegens de Berlynsche Ngverbeidsteatoonstellinf in 1896 zóo met beatellingen waren overladen, dat zg er tioh niet uit wieten te redden, bevond zioh ook de reolamesobilden-fabriek ran Richard Löhmicke in de Stralaueretraase te Berlgn. Men aohreef den 23en April en nog •leohts vier of vgf dagen scheidden de koortsig opgewonden hoofdstad van de feestelijke opening van haar wereldbazaar. Zes monteurs van de firma Löh micke werkten onafgebroken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat buiten in Trep'öw. Niettegenstaande dat was het zeker, dat honderden étalages en kiosken op den openings dag nie met hun sohilden, wapens en medailleB zouden prgken. De telefoon stond bij Löbmioke niet meer stil, zoodat de juffrouwen op het oentraalbureau der vertwijfeling naby waren. Kruiers en dienstmannen kwamen uit alle wjjken aangesneld •n beloofden den beer Lönmiokeeen Koninkrijk voor een paar vergalde letters bg den naam Meyer. Hagel- dicht kletterden de aanmaningen en dreigbrieven op den ongelnkkigen fabrikant neer. Lobmiske was geregeld iederen dag raeds vóór zea uur 's morgens op hst tentoonstellingsterrein en verliet zijn fabriek nooit vóór middernacht. Tooh raakte kg geenszins overstuur; hij was niat erg zennwaohtig. Niettemin in den grond van zijn hart verwensoh- te bij dat onverstandige jagen en geloofde hij, dat hij big zou xqa, als vier weken ouder was. Den 2öen April arriveerde een brief ▼an de firma Sally Samueli, die op den len Mei haar vgf-en-twintigjarig bertatn zoa vieren en die voor haar Jnbtleums-Cognaomerken „Blano et Noir", „Roi de Prusae", „Ville de Berlin", in Treptow een uitheemsoh tempeltje had opgeslagsn. Z{j eisohte haar dr.e schilden bin nen vier-aa twintig uren. „Komen uw werklieden" heette het verder „na dien termgn, dan zullen wg hen met bonden nit dea tempel laten jagen ea een proces tot schadevergoeding van jaarlijks tienduizend mark tegen u instellen. Hoogaohtend: Sally Sa- muely Co.Duitsche oognsofirma. Merken '„Blano et Noir", „Roi de Prusse", .Ville de Berlin". Toen Löbmioke dien brief gelezen had. greep bij in zjjn vestzakje en faaaide er iets uit. Hg bekeek het met een nadenkend gezioht en reikte het zwijgend zgn tegenover hem werken den boekhouder toe. Het was een tien- pfenningstuk. De boekhouder haastte ziob uit de t>ierkiosk op den hoek een „kleintje licht" te halen. Hg was een intelii geDte jongeling, die van de firma Löhmiofce maandelijks een ealnriB van vyt en twintig mark genoot. In zgn vrije uren bekleedde hg het ambt van voorzitter van de liefnebberij-tooneel* club De gel» sjerp. Nadat Löbmioke zgn kleintje lioht had leeggedronken, opende hg de toobtdeur, die zijn kantoor van de werkplaats soheidde en riep met zgn stentorstem boven het duivelsoh ge raas der smeden, plotters, pollsters en den heleohen stank der lakkers, aokilJers en vergulders uit: „Heidaar, Jansen I" „Meneer LÖhmioke?" brulde deze terug. „Luister eens 1 Sally Samueli wil zgn sohilden uiterlijk morgen hebben. Ken dat?" lAAlLEim BALLETJES. San ZatsriajïïO ndprastji. COCXXVI. We hebben in de laatste dagen voortdurend gelezen van een dief (oi dieven) die iicb, zooals dat in de geijk te taal luidt, „door inslaiping hebben meester gemaakt van een in de gang hangende winter-overjas." De politie zoekt den man, maar kan hem niet zoo gemakkelijk vinden alB de dief de overjassen. Grappenma kers zullen zeggen, dat het niet alleen een koelbloedige, maar ook een koud bloedige dief most zijn geweest (waar om stal hg anders bij voorkeur zoo veel overjaöeen?) maar sombere natu ren zijn van dez* opeenvolgende dief stallen geschrikt en verbeelden zich, dat z-j 's avonds niet naar bed kunnen gaan voordat ze hebben gekeken of er ook een diet onder ligt. En <;at vooral, omdat, altyd volgens het be richt, „men vermoedt dai hij zich den toegang üeeit verschaft door middel van eea valschen sleutel." Menschen menschen, wanneer dieven nu ook al onzen huissleutel er op na gaan hou den, wanneer «gn we dan voor deze schelmen veilig? Beriijk gezegd, ik geioof niet veel van die valsche sleutels, waarmee de leden van bet Gapgiid onze woningen •ouden binnendringen, Waar, zoo 'raag ik u. zonden de booswichten al lie sleutels vandaan halen Die reu- eusleutels op de ouderwetsche huizen, an kilo oi wat aan ijzer, die beknopte .leiue sleuteltjes, die passen op de iLten der moderne huizen en alles, wat daar ligt tusschen die twee uiter sten. 't Is immers ondenkbaar, dat ze al die genres in eigendom zouden hebben Het verhaal, dat „men" de huizen binnengedrongen zou zijn met een ral$ohen sleutel, houd ik dan ook „Geen denken aan, meneer Löh micke! Hg mag bl$ zgn, als hg ze den laatsten krggtl" „Aul Verduiveld! Nu, laat morgen de krammen aan den eognaotempel inslaan, begrepen?" „Goed, meneer Lohmioke l" schreeuwde de dessinatear en meester knecht Jansen weerom. „We zullen van nacht tot een nor doorwerken I" riep LÖhmioke. „Uitstekend 1" klonk het terug. De bekleede dear viel in 'tslot Het werd weer stil op 't kantoor, Lohmioke besloot deze korte stilte te benuttigen om aan Sally Samueli te sohrqven. Maar wat Dat was de ▼raag. Alles wat sen drieste verheel dingskraoht vermag te bedenken, bad hg de Duitsobe oogoaoflrma reeds voorgespiegeld. Zgn voorraad waar schijnlijke uitvluchten was ophg was uitverkooht. Werkstaking der smeden, der pleiters, der gieters ach ter elkaar. Het trouwen van den ver gulder, drielingen bjj de '.vrouw van den sohilder, een oven verstopping in de glasblazerij in Silezië, ja zelfs een aardbeving in Chili en een revolutie iu Honoloeloe. Aoh LÖhmioke gevoelde, dat zgn gelukster verbleekte. Bn nog nooit bad bjj het misschien zóo diep beseft, dat bg eigenlijk maar een eenvoudi ge werkman was, die het door vlijt eu Fortune's gunst tot fabrikant bad gebracht. Intnssohen overwogen de werklie den den ernst van den toestand. „Na maar aangepakt, jongens 1 en ierm riep JaiiBen. „Br helpt geen lieve vader of moeder aan: Sally moet zgn sohilden hebben I" „'t Is mij wel, meende de penseel- sehrijver, „hoe meer overureD, hoe meer loon." „Was de baas maar een paar dagen vroeger zoo slim geweeet, ons tot eenen hier te houdeD, dan waren we nu klaar!" riep de kleine Selchow, de vernisser. Op dat punt waren al de werklie den der blikwerkfabriek bet eens. En als men zegt„al de werklieden," dan duidt men daarmede aan aartsvader lijke ge-talten en stoere jongelingen, mannen van eea oudere wereldbe schouwing en voorvechters van den wat zij noemden socialen dageraad. De politiek is een nuttige zaafc. Maar men moet zonder twijfel ten allen tgde van het jaar eten. Als men geüeel alleen op de wereld stond, sou men zeker niet achterblijven, wan neer zijn makkers voor hun rechten strjj leu. Men heeft echter vrouwen kinderen, en heeft men die niet, dan krijgt men ze mettertijd. Löhmicke dreef zijn zaafc niet op den socialistischen grondslag der ar- beidsverdeeling. Hij verwierp dien of dit altijd ten voordeele van zgn zaak was, stond te bezien, 't Was in elk geval zgn overtuiging. Hij be streed den gildegeest en kweekte «re nifëQ van universeele knapheid. De vernisser monteerde, en de monteurs deden smidswerk. De pletter Mariec- berg, bijgenaamd „stille Hendrik" hield de boeken en de boekhouder haalde „kleintjes licht" voor den pa- tronD. Zickendraht., de blikslager, hield er ook een mei?je op na. Zij heette Ce- oilia Wiesen grand en was stopster in de shawl- en omslagdoekfabriekijvan Schott en Spits aan den Groeneweg. Bi Löhmicke kwam weinig blik- werk voor. Niettegenstaande dat zat Zickendraht er reeds zeven jaren. Een blikslager van Löhmicke moest iets van de werkzaamheden afweten. En dat Z ckendraht bijna van niets af wist, was voor Löhmicke een voort durende ergernis en liet Ziokendraht volm-akt koud. „8al)y moet zgnsohilden hebben 1" Terwijl deze gedaohte de firma Löhnicke, van af den patroon en zgn boekbonder met het peinzend gewelfde voor een dienstmeisjes exonua. Ze zal de deur niet goed in 't slot hebben gedaan, of even een praatje zgn gaan maken met hare vriendin van daar na st de dief sluipt in dit moment binnen en neemt een jas mee. Als't ontdekt is, wordt natuurlijk dadelijk gevraagd aan de dienstbode. „Heb je de deur wel goed gesloten „O zeker, dat doe ik altgd I" En aan gezien een dief, evenmin als een en- der mensoh, door een bovenlioht sprin gen of door een Eleutelgat kruipen kan, iB de eenige verklaring van 't geval, dat hg met een valschen sleutel is binnengekomen. Daarbij zgn we een beetje zennw aohtig. De moord in de Van Eaghen- siraat, de talrgke moordaanslagen gepleegd in de eerste dagen van het Nieuwejaar helpen ons een beetje van streek en ontketenen de fantasie. Er is in den laatsten tijd, dank zij romans van engelsohen oorsprong, een neiging over de menschen geko- men, om zich een inbreker of dief voor te stellen als een soort van meer dan gewoon, begaafd met extra kraobt, slimheid, vlugheid en moed. Oob, in de werkelijkheid lgkt het er niets naar. Het zgn, bjjna zonder uitzon dering, hoogst onontwikkelde kerels, die dank zij bon stomheid meestal in de val loopen, die zg wanneer ze het slim hadden aangelegd, gemakke lijk hadden kunnen ontgaan, wezens verstompt door misbruik van sterken drank en andere ondeugden ik heb er meermalen gezien, maar ik geef u de verzekering, dat ze niemen dal lijken op de portretten, die de romanschrijvers van hen geven. Zulke mensohen komen, zoo min sla een ander, een goed gesloten deur zoomaar binnen. Het aanzien van een stad veran dert voortdurend. Na eens is bet deze dan gene wjjkdie den meesten „trek" uitoefent en die veranderingen gaan snel genoeg, om menig eigenaar van voorhoofd, tot stillen Hendrik met den athletenbioep8 en de vereelte pro- letariSrvnist, bezig hield, nam Zieken- drath het woord. Hg daoht langzaam maar daarom des te seounrder. Toen hg met zgn overwegingen in het reine was, be gon hg„Ik heb niets niemendal tegen overuren. Maar watbeteekent overuren alles goed en wel. Ik ben voor den aohtnrigen dag." „Wel, man riep de lakschilder „is dat de nieuwste nonsens die je bedenkt?" De pletter Marienberg hield zjjn buik vast van 't lachen. Ziokendrath verkoos niet uitge- laoben te worden. „Als jelui geen solidariteitsgevoel in je ljjf hebt, ia 't erg treurig voor jelui zelfl" schreeuwde hg. „Zulke arbeiders bestaan voor mjj niet." Nu proestten allen het uit. Zjj waren bekend met Ziokendraths onge lukkige liefde voor de politiek, waar over hg zgn collega's verwarde be- toogen plaoht te houden. „Ik kan niet meer l brulde Marien berg. Nu werd Ziokendrath woedend. „Loopt naar de weerga, allemaal 1 Jelui neemt mg tooh niet in de ma ling l" sobreeuwde bij woedend. „Je verbeeldt jelni, dat je meer bent dan ik, omdat je 40 pfenning per unr verdient? Daar! hier ligt mijn sol deerbout en ik neem hem n et eerder weer op, voor mg ook 40 Pfenning wordt toegestaan." „Ga toch naar binnen, man", ant woordde de peoseelsohrgver droog jes „en vertel dat mijnheer Löbmioke eens Ziokendrath veegde de banden aan zgn sobootsvel af en ging in het kan toor. Hg had nog laog niet uitgespro ken, toen bg er reeds weer bniten lag. Langzaam stond hg op ea wreef peizend zgn zitvleesob. Hg keek daarbg niet bgzonder snugger. Blijk baar was mijnheer Lübmioke's band sneller dan Ziokendrahts begrip. Zijn oollegaas hielpen hem mede lijdend cp de been. De kleine Sel chow schuierde hem af en verbeet een opmerking. Daarna gingen allen, behalve Ziokendraht,weer aan 't werk. Toen het dezen eindelijk duidelijk was geworden, dat Lohmioke niet op zgn eison was ingegaan, begreep bjj dadelijk wat bem te doen Blond. „Ik strike", verklaarde hg en maakte er direct een begin mee, door de handen in zgn broekzakken te steken en een priem, dte op den grond lag weg te sohoppen. Hg daoht er intussohen niet aan, de fabriek te verlaten, maar slen terde er tot 's avonds toe in rond. Hg hield zich bezig met zijn eolle- gaa'a op de vingers te kjjken en hun werk te eritiBeeren. Het eeist begou hij met den penseelsohrgver. „Mensoh 1 -je verknoeit dat schild in den grond I Je hebt geen aasje begrip van geometrie 1" De penseelschrijver, phlegmatisoh van aard, baalde de schouders op. „Leuter niet!* zei kjj kalm. Maar Ziokendraht wilde zgn geleerd heid luohten. „Kgk zoo'n woorden- verdraaier ereis aan L' riep bg honend. „Hg kan niet eeDB goed spellen Sedert wanneer heet hetJub-i-leum's tentoonstelling, 't Is tooh Jub-e-leum „Zóo? Heet 't nou opeens jube- leum „Ja, natnurljjk, 't komt tooh van jubel „Je bent zeker op de a^ondsobool voor volwassen doofstommen ge gaan veronderstelde de penseel sohrgver, terwgl de anderen laobten. Ziokendraht merkte, dat hg zgn neus voorbij gepraat had. „Nou", mompelde hg „Ik ben tooh ook op school geweest en heb tooh ook ste- nogr fie en zulke diDgen geleerd Dan liet ik me gauw mqn school- huizen wanhopig te maken. Er komt opeens groote liefhebberij voor do buurt, waarin zgn huizen staan gauw set hjj als een goed speculant er nog een paar bg, die ook voor een goeden prgs worden verhuurd, totdat opeens de liefhebberij voor dat kwartier afneemt, de bewoners naar elders verhuizen en de eigenaar blij mag wezen, zoo hij zgn huizen voor heelwat lager prgs kvn verhu ren. Vroeger was de Nieuwe Gracht dt kuurt. Daar woonde „de ohic", zooals ze te Leiden woont op het Rapen- burg. Maar in de laatste jaren is dat veranderd. De parken, het Kenau- park eu Florapark, hebben de nieuwe Graohl ooncurrentie aangedaan, daar na ook de Wïlhelminaatraat en op dit oogenblik is het de Zglweg, die deze allen heeft overvlengeld en een groot deel van Haarlems gegoede burgers naar zioh toegetrokken. Wie zou tien jaar geleden ge droomd hebben, dat die landelijke Zglweg vóór het einde van deze eeuw bezet zju zjjn met heerenhuizen, mannetje aan mannetje Ik juioh er niet in, verre vandaar, want de heer lijke buitenweg is nu geworden tot eeu gewone stadsstraat met boomen en gegarneerd met huizen, waarvan laDg niet alie zouden kunnen die nen tot model van hoe men bouwen moet. Gelukkig zgn er nog twee bui tens overgebleven, die de eentonig heid van de huizenrij verbreken. Maar hoelang zullea die daar nog blijven? Zal niet spoedig de allesversJinden- de stroom van de bouwwoede, wier aanhangers de waarde van terreinen allerminst uit eeu poëtisch oogpunt, maar enkel en alleen naar de vier kante metets berekenen zal die stroom, zeg ik, niet over een jaar of wat ook deze buitens weggesleept en door rgen huizen vervangen hebben? Ik houd er mijn hart voor vast. Misschien zullen bouwspeculanten zeggen, dat wonen in een hutje op de geld terng geven Hier afgepoeierd ging Ziokendraht naar den pletter Mariaberg, stille Hendrik. „Maak dat blik tooh niet zoo vol builen 1" De pletter tikte kern even met zgn kamer tegen bet voorhoofd en floot: „Da bist verrüokt, mein Kind!" „Dat kan ik niet aanzien", bromde Ziokendraht. „Esn van tweeën. Ben mensoh doet zijn werk goed, of in 't geheel niet. Dat is m|n overtuiging." .De mgne ook, in zoover dat ik mtjn werk goed doe en jij 't jouwe beelemaal niet. Hu maak nu maar gauw, dat je hier van de vlakte ver dwijnt, anders zal ik je „stille Hen drikken," begrepen Ziokendraht verdween voor een poos van het tooneel zijner werkzaam heid. Hg ging echter niet verder dan tot de plaats, waar twee vernissers bezig waren, een «child van reusach tige afmetingen lichtgeel te lakken. Hij ging naast Selchow staan en monsterde diens werk met kenners blikken. „Heerenmenscb, Frans," merkte hg na een poosje op, „je lakt het Bchild aan den verkeerden kant!" Maar da«r kwam bjj net bg den rechte. „Zoo? Nou wat gaat 't jou aan?" „Dat moest meneer Löbmioke we- ten „Wat gaat jou meneer Löhmicke dan aan Die gaat je geen steek meer aan, versta je? Wat heb je hier eigen lijk nog te maken Je hebt hier heele- maal niets meer te maken, versta je? Je moet hier van de plaats af, versta je?" Ziokenraht oordeelde het verstandig weer naar binnen te gaan. Nauwelijks werd hg daar gezien, of allen riepen „Er uitHij moet van de werkplaats 1" Zoo ging bet tot den avond toe. Toen het gewone schaftuur naderde, liet Löhmicke brood, worst en bier halen. Hij at met de werklieden en ging met het laatste hapje in den mond, het eerst van allen weer aan den arbeid. Z'ckendraht sloop nog altgd rond. Selchow schoof hem een glas bier toe en stille Hendrik gaf hem een paar worstjes. „Neem er wat mosterd bij, Hugo, dat sterkt!" plaagde hij. Allen zaten met vollen mond met de beenen te schommelen. De ver gulder had de koddige gewoonte alle woorden om te draaieD. De eene grap volgde op de andere. De pletter Ma riaberg en de kleine Selchow zaten te schudden van het lachen. Eindelgk kwam Jansen, de meester knecht uit het kantoer en gat het nachtwerk uit. Niemand bekommer de zich verder om Zickendraht. Het was het uur, waarop hij in slappe tijden naar den Grosneweg placht te g*an, om zijn verloofde af te halen, die om zeven uur gedaan bad. Het begon donker te worden. Zioken draht stond overal in den weg eni werd van 't kastje Daar den muur ge duwd. De meesterknecht werd nijdig. „In jou plaats, Hugo", riep hij spottend, „ging ik liever naar de groote parade in den Luatgarétn kijken Zickendraht antwoorddde trotscb, dat hij doen en laten kon wat hij verkoos en trok met een hooghartig gezicht af. Ettelgtre uren vroeger was een brief aan de firma Sally Samueli afgezon den, waarvan de inhoud luidde: „In beleefd antwoord op uw ge- eerde letteren van heden, haast ik mij, u mede te deeien, dat in mijne fabriek een omvaDgrgke bliksla- gerswerketaking is uitgebroken. Ik heb andere orders uitgesteld, om die van uwe geachte firma het eerst te kunnen uitvoeren en zie uwe ver dere etappen met kalmte tegemoet. Hoogachtend, RICHARD LÖHMICKE". hei zeker wei heel poëtisch is, maar toch verbazend ongeriefelijk. De menBch woont liever in een goed en van alle gemakken voorzien buis. Ik geef het toe, maar ik sou zo© gaarne willen dat ze ook eens wat zorg be steedden aan bet uiterlijk van de hui zen. Een vreemdeling die hier komt zal, bij het zien van onsehedendaag- sche bouwerij, allicht vragen: „welk van al die genreB is nn eigenlijk de tegenwoordige hollandsche stijl Knap is hij, die dat beantwoordt. Is onze hollandsche stijl misschien de zoogenaamde massieve bouw, die behagen heelt in lage, breede gebou wen, met enorme muren van vuilgrij- zen steen, zwaar als een olifant en vooral niet minder log? Of is het de pretenüeuse stijl van lieve balkonnetjes en gekleurde steen tjes en aardige lolwerkjes? Kan het ook de eigenaardige stijl wezen, welke dikke kolommen neerzet, die zoogoed ais niemendal hebben te dragen Of noemt men hollandschen stgldievei- bazingwekkende hutspot van motie ven, die een architect soms voor zijn eigen stijl wil uitgeven Ik weet het niet, maar ik zoek nog en zoo dra ik er achter ben wat nu eigen lijk wel onze negentiende eeuwsche fin desiècle hollandsohe stgl is, vraag ik alle lezers van dit blad op de thee. maar in kleine groepjes, aan gezien er in Haarlem noch een ge bouw, nooh een terrein te vinden is, groot genoeg om ze allen tegelijk te bevatten. Er zal een tijd komen, dat er in het midden van de stad niets anders zgn dan winkels met bovenhuizen en geen afzonderlijke woonhuizen meer. In de Barteljorisstraat is er nog maar eén huis zooder wiokelruiten en dat is eea sohool. In de eerste Groote Houtstraat staan nog een paar woon huizen, maar ik geloof geen half dozijn meerin de Anegang is dat al lang zoo.; in de tweede Groote Houtstraat, die door kenners laDg De „werk3taksnde blikslagen" be gaven zioh naar den Groenswog. Hugo plaoht Cilly op te wachten voor fhet hek van 8chott en Spitz, waarbij hij den tgi zoek bracht met politieke gesprekken te voeren met de wevers, die zweetend onder den last van zware balen, in en uit de fabriek kwamec. Nu echter stond Cilly reeds onge duldig op haar aanstaande te wachten en hongerig stevenden beiden hu;s- waarts. Cioilia Wiesengrund was een groot, beenig meisje. Heur haren waren meest allen uitgevallen en haat neus zag vuurrood van een vroegere brand wond. Zij was sterk en vljjtig, zij had meubelen, kleeren ea linnengoed ge kocht en soheen op elke manier be sloten, in de wereld vooruit te komen. Z;okendraht placht alles goed te vinden, wat zgn verloofde besliste. Bjj was trotsoh op haar verstand en voelde zich door haar veilig voor de stormen dea levens. Toen zg te bnis waren, legde bij haar dadelgk de zaak uit en vroeg om baar meening. Cilly ataarde bem aau als de slang den vogel, dien zg met haar blik al leen bedwelmt. Zg trad op hem toe en bg hoorde hoe het in haar kook te. „Wat?" siste zg, „strike? Dat's weer zoo'n onhandigheid vrnje, wat'? voor je broek moest je hebben I Strike Dat was het laatate wat Ziokendraht hoorde. Hg was nog nooit zoo ver nederd geworden. Zonder eten, zede lijk lam geslagen, ging hjj naar bed, waar de slaap zich eindelgk ever zijn Igden erbarmde. Den anderen morgen vroeg kwam Samueli's antwoord. Het was in zeer bedaarde termen vervat. Ditmaal soheen Sally werkelgk door de ramp, die de zaak van sgn vriend Lohmioke trof, geroerd te zgo. Het eenige, wat hg zioh veroorloofde, was de dringen de raad, ter wille van de ophanden sjjnde tentoonstelling, een offer te brengen. Daarentegen verklaarde hg zioh bereid, inplaats der overeenge- men zeven honderd mark, zonder meer duizend te betalen,'ingeval zgn schilden op den dag der opening door Z. M. den keizer,boven den eognaotempel prgkten. „Overigens" voegde hg er bg, „wijdde de „Voor waart" in zgn nummer vzn beden een verpletterend hoofdartikel aan de blijkbaar geraffineerd op touw gezette bhkslagerewerkstaking bg Lohmioke, wuarin de werkstakende gezellen wer den aangevuurd, om tot .het uiterste te volharden." Toen de beer Löhmicke dien brief bad gelezen, zag bg er nit als een man, die zich over verscheidene din gen verwondert. Hij drook zgn kleintje licht uit en opende daarna de deur der werkzaal, juist op hetzelfde oogenblik, dat Ziokendraht de deur van de plaats naar de werkzaal open deed. Ziokendraht werd door zijn makkers met een luid„Hallobe groet. Hg was iu gala en draaide zgn ohooolaadbruinen vilten hoed van verlegenheid binnenste bniten. „Wat moet jij?" brulde Löhmicke. „Mgn loon", stotterde Ziokendraht. „Jansen zal met je afrekenen I" zeide Löhmicke barsoh en liet hem staan. Zickendraht bekeek met een stomp zinnig gezioht zijn laarzen, Van tgd tot tgd wierp hg een schuwen blik op den beer Löbmioke, die hem ech ter niet verder de eer deed hem «p te merkeD. De maats gieohelden. Zy duwden Zickendraht vooruit, totdat hij weer voor don patroon atond. „Wat is er vroeg deze. Ziokendraht keek weer naar zijn laarzen. „Zijn aanstaande sohijnt hem danig zgn vet te hebben gegevenzei Sel een veel minder goede winkelstand werd geaoht, worden hoelacger zoo meer particuliere woonhuizen in winkels veranderd, ja zelfs de Kleine Houtstraat begint als winkelstraat in aanm rking te komen en wanneer een paar pakhuizen en een onaanzienlgk huLje m de booht van die straat, bg tgd en wgle eens verdwenen zullen wezen, zal de Kleine Houtstraat nog een winkelstraat gaan worden van belang. Evenals de Zjjlstraat. Sinds bet postkantoor en de haarlemsohe Bank er zgn gevestigd, is de passage daar verbazend toegenomen. Ik wed, dat er over tien jaar nauwelgks meer een particuliere woning te vinden zat zgn en wanneer ik een millioen renteloos bad liggen (wat toevallig zoo niet is) dan kocht ix in de Kleine Houtstraat eu in de Zjjlstraat buizen op speoulatie. Maar aangezien ik hier geen finan- cieele besohonwingen geef, ga ik daar niet verder op door. Alleen wou ik wel, dat u en ik, le zer, samen millioenair waren dat wil zeggen zóo, dat ik het mil lioen had en u het air Om den lezer weer in zijn humeur te brengen na dezen mijnen egoïst:- schen wensch, zal ik hem vertellen van een dienaar die sijn meester aan hing, een zeldzaamheid, naar men zegt, in deze dagen. Het was de koetsier van een dok ter, die na helaas al ter ziele ie. Zooals msn weet zijn doktoren, die hun rijtuig bij een stalhouder huren, er op gesteld, dat altijd dezelfde koet sier hen rijdt en zoo was Jan de trouwe koetsier van den dokter, dien ik bedoel. Jan kende de patiënten ovengoed als dea dokter zelf. 'i Gebeurde wel eens, dat hij onder bet naar huis rgden, plotseling stilhield en zei; „dokter, obow met een veelbeteekenend gebaar. Weer {gaven de maats hem eeu duwtje. „Spreek toch„Spasi tooh geen stommetje IHkloak links en reohts de raad. „Vraag aan mgubeeir Löbmioke, of je niet weer aan 't werk moogt komen I" Ziokendraht keek Lohmioke aan. „Als o 't door de rüogers zon wil len zien" begon bg verlegen stotte rend. De heer LÖhmioke kruiste de armen over de borst en sag zijn voormaligen arbeider met een vernietigenden blik aan. „Zoo, das je wou weer aau 't werk komen Goed. Maar eerst heb ik je wat te zeggen, mannetje! Ala je niet zoo'n stommerd waart, ala ja bent, zon ik zeggenJe bent de ge meenste hond onder de zon en een gevaarlgk canaille bovendien da laan uit met hem I Maar nu kun jg 't niet helpen, man 't Is je domheid'a schuld! Al die jaren zitje bier bjj me, ala er soms geen droog zout voor mg te verdienen viel en bent gebor gen, en nu wil je striken? Niet langer voor ZVi Pfennig werken, hè? Zoon hongerloon ook I Ala ik een werkge ver was, zooals jg hem verdient, dan vloog je nu van hier naar Treptow, maar in zig-zag, jg Ziokendraht, bah 1" Flapdaar vloag de groene deur aohter hem in 't slot. Z:okendraht haastte ziob zgn Zon- dagsohe jas uit te trekken, en daar bg geen kiel had, werkte hij in zjja hemdsmouwen. De hamers beukten, de vuren knet terden, de vernissen stonken en het metaal rammelde. Daarmee was de bükslagerswerk staking geëindigd. „Ten koste van groote opofferingen en inwilliging mgoerzgds", zooals Löhmicke aan Sally Samueli schreef. „Je bent erg dapper geweest, Hugo?" spotte de kleine Selohow. Waarop Ziokendraht antwoordde met sgn geliefkoosde frase„ïk heb tenminste nog een beetje solidariteits gevoel maar wat heb jelui in 't ijjf?" „Eïn worrel en een eind boret," antwoorde de vergulder, die specia liteit in 't woordomdraaien was. De pletter Marienberg legde zjja zware hand op Ziokendraths sohou- der en zei„Ja, zieje, Hngo daar zijn wjj te stom voor 1" Later op den dag kwam het gesprek op hot artikel in de Voorwamrté. Toen vloog voor het eerst een bigde straal over Ziokendrath's deemoedige trekken. En met al den trots van een man die door een verstandige vrouw wordt bemind, sprak bg: „Dat was biar doen, Cilly I Toen ze mg had uitgeveterd, zorgde ze er voor dat ze geld van de weerstand- kas kreeg. W. v. N. 0EMEN8D NIEUWS Treinen-botsing. Op den eogelschen G reat-Western- spoorweg kwam Donderdagmorgen een kolentrein met groote snelheid van Gelly Tarw Daar het station Aberdare gereden. De baan helt daar vrij sterk en er was bg vergissing geen rem aan den trein. Bij het station rende de kolentrein op een stilstaan- den goederentrein in en riohtte eea groote verwoesting aan. Mac linist ea Btoker waren van de locomotief ge sprongen en redden zoo het leven, maar werden gekwetst. Dit waren de eenige ongelukken van menschen. In het bekende Théiïtre de la Ga?'é te Parijs is deB nachts ingebroken. De dieven namen een som van 30,000 tra. mee. Zg hebben evenwel sporen ach tergelaten, door middel waarvan men hen hoopt te achterhalen. we hebben meneer Die vergeten." „Och," zei de dokter, „dien kan ik morgen wel bezoeken." „Ja dokter, wa moesten er toch eigenlijk vandaag heen,* zei Jan. „Nu goed dan," eeida dokter en ze reden naar 't huig van den patieat in quaestie. Op een avond in de Meer konJan den weg niet al te best vinden da streek is er ook zoo gelgk en gelijk vormig. „Ik weet niet recht waar ws zijn," zei hg tot den dokter, „maar al duurt het wat lang, ik zal u er brengen „Dan kom ik naast je op den bok zitten om ja te helpen," zei de dokter. Maar daar wou Jan niet aan. „Nee dokter, dat gebeurt niet, u hoort in het rijtuig en ik op den bok." Ea de dokter waa niet zoo goed of hg moest in zijn rijtuig blgven. Toen hij ziek werd, namen jongere collega's zgn praktijk waar, die ook door Jan gereden werden, maar te vreden was hij over hen niet. „Zie je," plaoht bij te zeggen, „ze kunnen voor mijn part heel knap wezen, maar hun lijstje maken, dat kannen za niet en laten me rijden na hier dan daar.", 't Duurde dan ook niet lang, ol Jan zei tot wien hij rijden moest: „geef me alle adressen maar, die u nebben moet, dan zal ik er u wel brengen Tuen de dokter dood was, heeft Jan den lijkwagen naar de begraaf plaats gereden. Daar stond hij op, dat was zijn recht. Bij het hek van den doodenakker, daar eerst wou hij aan anderen toevertrouwen het stol- lelijk overschot van den man, voor wien hij zoolang een trouwe knecht was geweest. Jan zit nu niet meer op den bok. Tot zgn baas zei hij, dat bg nu maar wegging, omdat bg altijd den dokter gereden had. De familie van den dokter heeft hem in haren dienst ge nomen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6