De Blikslagerbverksiskiflg.
Naur hét DutUék.
VAN
KORT TOWSKA.
Ouder de firma'», die wegens de
Berlynsche Ngverbeidsteatoonstellinf
in 1896 zóo met beatellingen waren
overladen, dat zg er tioh niet uit
wieten te redden, bevond zioh ook de
reolamesobilden-fabriek ran Richard
Löhmicke in de Stralaueretraase te
Berlgn.
Men aohreef den 23en April en nog
•leohts vier of vgf dagen scheidden
de koortsig opgewonden hoofdstad
van de feestelijke opening van haar
wereldbazaar.
Zes monteurs van de firma Löh
micke werkten onafgebroken van
's morgens vroeg tot 's avonds laat
buiten in Trep'öw. Niettegenstaande
dat was het zeker, dat honderden
étalages en kiosken op den openings
dag nie met hun sohilden, wapens
en medailleB zouden prgken.
De telefoon stond bij Löbmioke
niet meer stil, zoodat de juffrouwen
op het oentraalbureau der vertwijfeling
naby waren. Kruiers en dienstmannen
kwamen uit alle wjjken aangesneld
•n beloofden den beer Lönmiokeeen
Koninkrijk voor een paar vergalde
letters bg den naam Meyer. Hagel-
dicht kletterden de aanmaningen en
dreigbrieven op den ongelnkkigen
fabrikant neer.
Lobmiske was geregeld iederen dag
raeds vóór zea uur 's morgens op hst
tentoonstellingsterrein en verliet zijn
fabriek nooit vóór middernacht. Tooh
raakte kg geenszins overstuur; hij
was niat erg zennwaohtig. Niettemin
in den grond van zijn hart verwensoh-
te bij dat onverstandige jagen en
geloofde hij, dat hij big zou xqa, als
vier weken ouder was.
Den 2öen April arriveerde een brief
▼an de firma Sally Samueli, die op
den len Mei haar vgf-en-twintigjarig
bertatn zoa vieren en die voor haar
Jnbtleums-Cognaomerken „Blano et
Noir", „Roi de Prusae", „Ville de
Berlin", in Treptow een uitheemsoh
tempeltje had opgeslagsn.
Z{j eisohte haar dr.e schilden bin
nen vier-aa twintig uren. „Komen uw
werklieden" heette het verder
„na dien termgn, dan zullen wg hen
met bonden nit dea tempel laten jagen
ea een proces tot schadevergoeding
van jaarlijks tienduizend mark tegen
u instellen. Hoogaohtend: Sally Sa-
muely Co.Duitsche oognsofirma.
Merken '„Blano et Noir", „Roi de
Prusse", .Ville de Berlin".
Toen Löbmioke dien brief gelezen
had. greep bij in zjjn vestzakje en
faaaide er iets uit. Hg bekeek het met
een nadenkend gezioht en reikte het
zwijgend zgn tegenover hem werken
den boekhouder toe. Het was een tien-
pfenningstuk.
De boekhouder haastte ziob uit de
t>ierkiosk op den hoek een „kleintje
licht" te halen. Hg was een intelii
geDte jongeling, die van de firma
Löhmiofce maandelijks een ealnriB van
vyt en twintig mark genoot. In zgn
vrije uren bekleedde hg het ambt van
voorzitter van de liefnebberij-tooneel*
club De gel» sjerp.
Nadat Löbmioke zgn kleintje lioht
had leeggedronken, opende hg de
toobtdeur, die zijn kantoor van de
werkplaats soheidde en riep met zgn
stentorstem boven het duivelsoh ge
raas der smeden, plotters, pollsters
en den heleohen stank der lakkers,
aokilJers en vergulders uit: „Heidaar,
Jansen I"
„Meneer LÖhmioke?" brulde deze
terug.
„Luister eens 1 Sally Samueli wil
zgn sohilden uiterlijk morgen hebben.
Ken dat?"
lAAlLEim BALLETJES.
San ZatsriajïïO ndprastji.
COCXXVI.
We hebben in de laatste dagen
voortdurend gelezen van een dief (oi
dieven) die iicb, zooals dat in de geijk
te taal luidt, „door inslaiping hebben
meester gemaakt van een in de gang
hangende winter-overjas."
De politie zoekt den man, maar kan
hem niet zoo gemakkelijk vinden alB
de dief de overjassen. Grappenma
kers zullen zeggen, dat het niet alleen
een koelbloedige, maar ook een koud
bloedige dief most zijn geweest (waar
om stal hg anders bij voorkeur zoo
veel overjaöeen?) maar sombere natu
ren zijn van dez* opeenvolgende dief
stallen geschrikt en verbeelden zich,
dat z-j 's avonds niet naar bed kunnen
gaan voordat ze hebben gekeken of
er ook een diet onder ligt. En <;at
vooral, omdat, altyd volgens het be
richt, „men vermoedt dai hij zich den
toegang üeeit verschaft door middel
van eea valschen sleutel." Menschen
menschen, wanneer dieven nu ook al
onzen huissleutel er op na gaan hou
den, wanneer «gn we dan voor deze
schelmen veilig?
Beriijk gezegd, ik geioof niet veel
van die valsche sleutels, waarmee de
leden van bet Gapgiid onze woningen
•ouden binnendringen, Waar, zoo
'raag ik u. zonden de booswichten al
lie sleutels vandaan halen Die reu-
eusleutels op de ouderwetsche huizen,
an kilo oi wat aan ijzer, die beknopte
.leiue sleuteltjes, die passen op de
iLten der moderne huizen en alles,
wat daar ligt tusschen die twee uiter
sten. 't Is immers ondenkbaar, dat
ze al die genres in eigendom zouden
hebben
Het verhaal, dat „men" de huizen
binnengedrongen zou zijn met een
ral$ohen sleutel, houd ik dan ook
„Geen denken aan, meneer Löh
micke! Hg mag bl$ zgn, als hg ze
den laatsten krggtl"
„Aul Verduiveld! Nu, laat morgen
de krammen aan den eognaotempel
inslaan, begrepen?"
„Goed, meneer Lohmioke l"
schreeuwde de dessinatear en meester
knecht Jansen weerom.
„We zullen van nacht tot een nor
doorwerken I" riep LÖhmioke.
„Uitstekend 1" klonk het terug.
De bekleede dear viel in 'tslot
Het werd weer stil op 't kantoor,
Lohmioke besloot deze korte stilte
te benuttigen om aan Sally Samueli
te sohrqven. Maar wat Dat was de
▼raag. Alles wat sen drieste verheel
dingskraoht vermag te bedenken, bad
hg de Duitsobe oogoaoflrma reeds
voorgespiegeld. Zgn voorraad waar
schijnlijke uitvluchten was ophg
was uitverkooht. Werkstaking der
smeden, der pleiters, der gieters ach
ter elkaar. Het trouwen van den ver
gulder, drielingen bjj de '.vrouw van
den sohilder, een oven verstopping in
de glasblazerij in Silezië, ja zelfs een
aardbeving in Chili en een revolutie
iu Honoloeloe.
Aoh LÖhmioke gevoelde, dat zgn
gelukster verbleekte. Bn nog nooit
bad bjj het misschien zóo diep beseft,
dat bg eigenlijk maar een eenvoudi
ge werkman was, die het door vlijt
eu Fortune's gunst tot fabrikant bad
gebracht.
Intnssohen overwogen de werklie
den den ernst van den toestand.
„Na maar aangepakt, jongens 1 en
ierm riep JaiiBen. „Br helpt geen
lieve vader of moeder aan: Sally
moet zgn sohilden hebben I"
„'t Is mij wel, meende de penseel-
sehrijver, „hoe meer overureD, hoe
meer loon."
„Was de baas maar een paar dagen
vroeger zoo slim geweeet, ons tot eenen
hier te houdeD, dan waren we nu
klaar!" riep de kleine Selchow, de
vernisser.
Op dat punt waren al de werklie
den der blikwerkfabriek bet eens. En
als men zegt„al de werklieden," dan
duidt men daarmede aan aartsvader
lijke ge-talten en stoere jongelingen,
mannen van eea oudere wereldbe
schouwing en voorvechters van den
wat zij noemden socialen dageraad.
De politiek is een nuttige zaafc.
Maar men moet zonder twijfel ten
allen tgde van het jaar eten. Als
men geüeel alleen op de wereld stond,
sou men zeker niet achterblijven, wan
neer zijn makkers voor hun rechten
strjj leu. Men heeft echter vrouwen
kinderen, en heeft men die niet, dan
krijgt men ze mettertijd.
Löhmicke dreef zijn zaafc niet op
den socialistischen grondslag der ar-
beidsverdeeling. Hij verwierp dien
of dit altijd ten voordeele van zgn
zaak was, stond te bezien, 't Was in
elk geval zgn overtuiging. Hij be
streed den gildegeest en kweekte «re
nifëQ van universeele knapheid. De
vernisser monteerde, en de monteurs
deden smidswerk. De pletter Mariec-
berg, bijgenaamd „stille Hendrik"
hield de boeken en de boekhouder
haalde „kleintjes licht" voor den pa-
tronD.
Zickendraht., de blikslager, hield er
ook een mei?je op na. Zij heette Ce-
oilia Wiesen grand en was stopster in
de shawl- en omslagdoekfabriekijvan
Schott en Spits aan den Groeneweg.
Bi Löhmicke kwam weinig blik-
werk voor. Niettegenstaande dat zat
Zickendraht er reeds zeven jaren. Een
blikslager van Löhmicke moest iets
van de werkzaamheden afweten. En
dat Z ckendraht bijna van niets af
wist, was voor Löhmicke een voort
durende ergernis en liet Ziokendraht
volm-akt koud.
„8al)y moet zgnsohilden hebben 1"
Terwijl deze gedaohte de firma
Löhnicke, van af den patroon en zgn
boekbonder met het peinzend gewelfde
voor een dienstmeisjes exonua. Ze zal
de deur niet goed in 't slot hebben
gedaan, of even een praatje zgn gaan
maken met hare vriendin van daar
na st de dief sluipt in dit moment
binnen en neemt een jas mee. Als't
ontdekt is, wordt natuurlijk dadelijk
gevraagd aan de dienstbode. „Heb je
de deur wel goed gesloten „O
zeker, dat doe ik altgd I" En aan
gezien een dief, evenmin als een en-
der mensoh, door een bovenlioht sprin
gen of door een Eleutelgat kruipen kan,
iB de eenige verklaring van 't geval,
dat hg met een valschen sleutel is
binnengekomen.
Daarbij zgn we een beetje zennw
aohtig. De moord in de Van Eaghen-
siraat, de talrgke moordaanslagen
gepleegd in de eerste dagen van het
Nieuwejaar helpen ons een beetje
van streek en ontketenen de fantasie.
Er is in den laatsten tijd, dank zij
romans van engelsohen oorsprong,
een neiging over de menschen geko-
men, om zich een inbreker of dief
voor te stellen als een soort van meer
dan gewoon, begaafd met extra kraobt,
slimheid, vlugheid en moed. Oob, in
de werkelijkheid lgkt het er niets
naar. Het zgn, bjjna zonder uitzon
dering, hoogst onontwikkelde kerels,
die dank zij bon stomheid meestal
in de val loopen, die zg wanneer ze
het slim hadden aangelegd, gemakke
lijk hadden kunnen ontgaan, wezens
verstompt door misbruik van sterken
drank en andere ondeugden ik
heb er meermalen gezien, maar ik
geef u de verzekering, dat ze niemen
dal lijken op de portretten, die de
romanschrijvers van hen geven.
Zulke mensohen komen, zoo min
sla een ander, een goed gesloten deur
zoomaar binnen.
Het aanzien van een stad veran
dert voortdurend. Na eens is bet deze
dan gene wjjkdie den meesten „trek"
uitoefent en die veranderingen gaan
snel genoeg, om menig eigenaar van
voorhoofd, tot stillen Hendrik met
den athletenbioep8 en de vereelte pro-
letariSrvnist, bezig hield, nam Zieken-
drath het woord.
Hg daoht langzaam maar daarom
des te seounrder. Toen hg met zgn
overwegingen in het reine was, be
gon hg„Ik heb niets niemendal
tegen overuren. Maar watbeteekent
overuren alles goed en wel. Ik ben
voor den aohtnrigen dag."
„Wel, man riep de lakschilder
„is dat de nieuwste nonsens die je
bedenkt?"
De pletter Marienberg hield zjjn
buik vast van 't lachen.
Ziokendrath verkoos niet uitge-
laoben te worden. „Als jelui geen
solidariteitsgevoel in je ljjf hebt, ia
't erg treurig voor jelui zelfl"
schreeuwde hg. „Zulke arbeiders
bestaan voor mjj niet."
Nu proestten allen het uit. Zjj
waren bekend met Ziokendraths onge
lukkige liefde voor de politiek, waar
over hg zgn collega's verwarde be-
toogen plaoht te houden.
„Ik kan niet meer l brulde Marien
berg.
Nu werd Ziokendrath woedend.
„Loopt naar de weerga, allemaal 1
Jelui neemt mg tooh niet in de ma
ling l" sobreeuwde bij woedend. „Je
verbeeldt jelni, dat je meer bent dan
ik, omdat je 40 pfenning per unr
verdient? Daar! hier ligt mijn sol
deerbout en ik neem hem n et eerder
weer op, voor mg ook 40 Pfenning
wordt toegestaan."
„Ga toch naar binnen, man", ant
woordde de peoseelsohrgver droog
jes „en vertel dat mijnheer Löbmioke
eens
Ziokendrath veegde de banden aan
zgn sobootsvel af en ging in het kan
toor.
Hg had nog laog niet uitgespro
ken, toen bg er reeds weer bniten lag.
Langzaam stond hg op ea wreef
peizend zgn zitvleesob. Hg keek
daarbg niet bgzonder snugger. Blijk
baar was mijnheer Lübmioke's band
sneller dan Ziokendrahts begrip.
Zijn oollegaas hielpen hem mede
lijdend cp de been. De kleine Sel
chow schuierde hem af en verbeet een
opmerking. Daarna gingen allen,
behalve Ziokendraht,weer aan 't werk.
Toen het dezen eindelijk duidelijk
was geworden, dat Lohmioke niet
op zgn eison was ingegaan, begreep
bjj dadelijk wat bem te doen Blond.
„Ik strike", verklaarde hg en maakte
er direct een begin mee, door de
handen in zgn broekzakken te steken
en een priem, dte op den grond lag
weg te sohoppen.
Hg daoht er intussohen niet aan,
de fabriek te verlaten, maar slen
terde er tot 's avonds toe in rond.
Hg hield zich bezig met zijn eolle-
gaa'a op de vingers te kjjken en hun
werk te eritiBeeren. Het eeist begou
hij met den penseelsohrgver.
„Mensoh 1 -je verknoeit dat schild
in den grond I Je hebt geen aasje
begrip van geometrie 1"
De penseelschrijver, phlegmatisoh
van aard, baalde de schouders op.
„Leuter niet!* zei kjj kalm.
Maar Ziokendraht wilde zgn geleerd
heid luohten. „Kgk zoo'n woorden-
verdraaier ereis aan L' riep bg honend.
„Hg kan niet eeDB goed spellen
Sedert wanneer heet hetJub-i-leum's
tentoonstelling, 't Is tooh Jub-e-leum
„Zóo? Heet 't nou opeens jube-
leum
„Ja, natnurljjk, 't komt tooh van
jubel
„Je bent zeker op de a^ondsobool
voor volwassen doofstommen ge
gaan veronderstelde de penseel
sohrgver, terwgl de anderen laobten.
Ziokendraht merkte, dat hg zgn
neus voorbij gepraat had. „Nou",
mompelde hg „Ik ben tooh ook op
school geweest en heb tooh ook ste-
nogr fie en zulke diDgen geleerd
Dan liet ik me gauw mqn school-
huizen wanhopig te maken. Er komt
opeens groote liefhebberij voor do
buurt, waarin zgn huizen staan
gauw set hjj als een goed speculant
er nog een paar bg, die ook voor
een goeden prgs worden verhuurd,
totdat opeens de liefhebberij voor
dat kwartier afneemt, de bewoners
naar elders verhuizen en de eigenaar
blij mag wezen, zoo hij zgn huizen
voor heelwat lager prgs kvn verhu
ren.
Vroeger was de Nieuwe Gracht dt
kuurt. Daar woonde „de ohic", zooals
ze te Leiden woont op het Rapen-
burg. Maar in de laatste jaren is dat
veranderd. De parken, het Kenau-
park eu Florapark, hebben de nieuwe
Graohl ooncurrentie aangedaan, daar
na ook de Wïlhelminaatraat en op
dit oogenblik is het de Zglweg, die
deze allen heeft overvlengeld en een
groot deel van Haarlems gegoede
burgers naar zioh toegetrokken.
Wie zou tien jaar geleden ge
droomd hebben, dat die landelijke
Zglweg vóór het einde van deze eeuw
bezet zju zjjn met heerenhuizen,
mannetje aan mannetje Ik juioh er
niet in, verre vandaar, want de heer
lijke buitenweg is nu geworden tot
eeu gewone stadsstraat met boomen
en gegarneerd met huizen, waarvan
laDg niet alie zouden kunnen die
nen tot model van hoe men bouwen
moet. Gelukkig zgn er nog twee bui
tens overgebleven, die de eentonig
heid van de huizenrij verbreken. Maar
hoelang zullea die daar nog blijven?
Zal niet spoedig de allesversJinden-
de stroom van de bouwwoede, wier
aanhangers de waarde van terreinen
allerminst uit eeu poëtisch oogpunt,
maar enkel en alleen naar de vier
kante metets berekenen zal die
stroom, zeg ik, niet over een jaar of
wat ook deze buitens weggesleept en
door rgen huizen vervangen hebben?
Ik houd er mijn hart voor vast.
Misschien zullen bouwspeculanten
zeggen, dat wonen in een hutje op de
geld terng geven
Hier afgepoeierd ging Ziokendraht
naar den pletter Mariaberg, stille
Hendrik.
„Maak dat blik tooh niet zoo vol
builen 1"
De pletter tikte kern even met zgn
kamer tegen bet voorhoofd en floot:
„Da bist verrüokt, mein Kind!"
„Dat kan ik niet aanzien", bromde
Ziokendraht. „Esn van tweeën. Ben
mensoh doet zijn werk goed, of in 't
geheel niet. Dat is m|n overtuiging."
.De mgne ook, in zoover dat ik
mtjn werk goed doe en jij 't jouwe
beelemaal niet. Hu maak nu maar
gauw, dat je hier van de vlakte ver
dwijnt, anders zal ik je „stille Hen
drikken," begrepen
Ziokendraht verdween voor een
poos van het tooneel zijner werkzaam
heid. Hg ging echter niet verder dan
tot de plaats, waar twee vernissers
bezig waren, een «child van reusach
tige afmetingen lichtgeel te lakken.
Hij ging naast Selchow staan en
monsterde diens werk met kenners
blikken.
„Heerenmenscb, Frans," merkte hg
na een poosje op, „je lakt het Bchild
aan den verkeerden kant!"
Maar da«r kwam bjj net bg den
rechte. „Zoo? Nou wat gaat 't jou aan?"
„Dat moest meneer Löbmioke we-
ten
„Wat gaat jou meneer Löhmicke
dan aan Die gaat je geen steek meer
aan, versta je? Wat heb je hier eigen
lijk nog te maken Je hebt hier heele-
maal niets meer te maken, versta
je? Je moet hier van de plaats af,
versta je?"
Ziokenraht oordeelde het verstandig
weer naar binnen te gaan.
Nauwelijks werd hg daar gezien,
of allen riepen „Er uitHij moet
van de werkplaats 1"
Zoo ging bet tot den avond toe.
Toen het gewone schaftuur naderde,
liet Löhmicke brood, worst en bier
halen. Hij at met de werklieden en
ging met het laatste hapje in den
mond, het eerst van allen weer aan
den arbeid.
Z'ckendraht sloop nog altgd rond.
Selchow schoof hem een glas bier toe
en stille Hendrik gaf hem een paar
worstjes. „Neem er wat mosterd bij,
Hugo, dat sterkt!" plaagde hij.
Allen zaten met vollen mond met
de beenen te schommelen. De ver
gulder had de koddige gewoonte alle
woorden om te draaieD. De eene grap
volgde op de andere. De pletter Ma
riaberg en de kleine Selchow zaten
te schudden van het lachen.
Eindelgk kwam Jansen, de meester
knecht uit het kantoer en gat het
nachtwerk uit. Niemand bekommer
de zich verder om Zickendraht. Het
was het uur, waarop hij in slappe
tijden naar den Grosneweg placht te
g*an, om zijn verloofde af te halen,
die om zeven uur gedaan bad.
Het begon donker te worden. Zioken
draht stond overal in den weg eni
werd van 't kastje Daar den muur ge
duwd.
De meesterknecht werd nijdig. „In
jou plaats, Hugo", riep hij spottend,
„ging ik liever naar de groote parade
in den Luatgarétn kijken
Zickendraht antwoorddde trotscb,
dat hij doen en laten kon wat hij
verkoos en trok met een hooghartig
gezicht af.
Ettelgtre uren vroeger was een brief
aan de firma Sally Samueli afgezon
den, waarvan de inhoud luidde:
„In beleefd antwoord op uw ge-
eerde letteren van heden, haast ik
mij, u mede te deeien, dat in mijne
fabriek een omvaDgrgke bliksla-
gerswerketaking is uitgebroken. Ik
heb andere orders uitgesteld, om die
van uwe geachte firma het eerst te
kunnen uitvoeren en zie uwe ver
dere etappen met kalmte tegemoet.
Hoogachtend,
RICHARD LÖHMICKE".
hei zeker wei heel poëtisch is, maar
toch verbazend ongeriefelijk. De
menBch woont liever in een goed en
van alle gemakken voorzien buis. Ik
geef het toe, maar ik sou zo© gaarne
willen dat ze ook eens wat zorg be
steedden aan bet uiterlijk van de hui
zen. Een vreemdeling die hier komt
zal, bij het zien van onsehedendaag-
sche bouwerij, allicht vragen: „welk
van al die genreB is nn eigenlijk de
tegenwoordige hollandsche stijl
Knap is hij, die dat beantwoordt.
Is onze hollandsche stijl misschien
de zoogenaamde massieve bouw, die
behagen heelt in lage, breede gebou
wen, met enorme muren van vuilgrij-
zen steen, zwaar als een olifant en
vooral niet minder log?
Of is het de pretenüeuse stijl van
lieve balkonnetjes en gekleurde steen
tjes en aardige lolwerkjes? Kan het
ook de eigenaardige stijl wezen, welke
dikke kolommen neerzet, die zoogoed
ais niemendal hebben te dragen Of
noemt men hollandschen stgldievei-
bazingwekkende hutspot van motie
ven, die een architect soms voor zijn
eigen stijl wil uitgeven Ik weet
het niet, maar ik zoek nog en zoo
dra ik er achter ben wat nu eigen
lijk wel onze negentiende eeuwsche
fin desiècle hollandsohe stgl is, vraag
ik alle lezers van dit blad op de
thee. maar in kleine groepjes, aan
gezien er in Haarlem noch een ge
bouw, nooh een terrein te vinden is,
groot genoeg om ze allen tegelijk te
bevatten.
Er zal een tijd komen, dat er in
het midden van de stad niets anders
zgn dan winkels met bovenhuizen en
geen afzonderlijke woonhuizen meer.
In de Barteljorisstraat is er nog maar
eén huis zooder wiokelruiten en dat
is eea sohool. In de eerste Groote
Houtstraat staan nog een paar woon
huizen, maar ik geloof geen half
dozijn meerin de Anegang is dat
al lang zoo.; in de tweede Groote
Houtstraat, die door kenners laDg
De „werk3taksnde blikslagen" be
gaven zioh naar den Groenswog.
Hugo plaoht Cilly op te wachten
voor fhet hek van 8chott en Spitz,
waarbij hij den tgi zoek bracht met
politieke gesprekken te voeren met de
wevers, die zweetend onder den last
van zware balen, in en uit de fabriek
kwamec.
Nu echter stond Cilly reeds onge
duldig op haar aanstaande te wachten
en hongerig stevenden beiden hu;s-
waarts.
Cioilia Wiesengrund was een groot,
beenig meisje. Heur haren waren meest
allen uitgevallen en haat neus zag
vuurrood van een vroegere brand
wond. Zij was sterk en vljjtig, zij had
meubelen, kleeren ea linnengoed ge
kocht en soheen op elke manier be
sloten, in de wereld vooruit te komen.
Z;okendraht placht alles goed te
vinden, wat zgn verloofde besliste.
Bjj was trotsoh op haar verstand
en voelde zich door haar veilig voor
de stormen dea levens.
Toen zg te bnis waren, legde bij
haar dadelgk de zaak uit en vroeg
om baar meening.
Cilly ataarde bem aau als de slang
den vogel, dien zg met haar blik al
leen bedwelmt. Zg trad op hem toe
en bg hoorde hoe het in haar kook
te. „Wat?" siste zg, „strike? Dat's
weer zoo'n onhandigheid vrnje, wat'?
voor je broek moest je hebben I
Strike
Dat was het laatate wat Ziokendraht
hoorde. Hg was nog nooit zoo ver
nederd geworden. Zonder eten, zede
lijk lam geslagen, ging hjj naar bed,
waar de slaap zich eindelgk ever zijn
Igden erbarmde.
Den anderen morgen vroeg kwam
Samueli's antwoord. Het was in zeer
bedaarde termen vervat. Ditmaal
soheen Sally werkelgk door de ramp,
die de zaak van sgn vriend Lohmioke
trof, geroerd te zgo. Het eenige, wat
hg zioh veroorloofde, was de dringen
de raad, ter wille van de ophanden
sjjnde tentoonstelling, een offer te
brengen. Daarentegen verklaarde hg
zioh bereid, inplaats der overeenge-
men zeven honderd mark, zonder
meer duizend te betalen,'ingeval zgn
schilden op den dag der opening
door Z. M. den keizer,boven den
eognaotempel prgkten. „Overigens"
voegde hg er bg, „wijdde de „Voor
waart" in zgn nummer vzn beden
een verpletterend hoofdartikel aan de
blijkbaar geraffineerd op touw gezette
bhkslagerewerkstaking bg Lohmioke,
wuarin de werkstakende gezellen wer
den aangevuurd, om tot .het uiterste
te volharden."
Toen de beer Löhmicke dien brief
bad gelezen, zag bg er nit als een
man, die zich over verscheidene din
gen verwondert. Hij drook zgn kleintje
licht uit en opende daarna de deur
der werkzaal, juist op hetzelfde
oogenblik, dat Ziokendraht de deur
van de plaats naar de werkzaal open
deed. Ziokendraht werd door zijn
makkers met een luid„Hallobe
groet. Hg was iu gala en draaide
zgn ohooolaadbruinen vilten hoed van
verlegenheid binnenste bniten.
„Wat moet jij?" brulde Löhmicke.
„Mgn loon", stotterde Ziokendraht.
„Jansen zal met je afrekenen I"
zeide Löhmicke barsoh en liet hem
staan.
Zickendraht bekeek met een stomp
zinnig gezioht zijn laarzen, Van tgd
tot tgd wierp hg een schuwen blik
op den beer Löbmioke, die hem ech
ter niet verder de eer deed hem «p
te merkeD.
De maats gieohelden. Zy duwden
Zickendraht vooruit, totdat hij weer
voor don patroon atond.
„Wat is er vroeg deze.
Ziokendraht keek weer naar zijn
laarzen.
„Zijn aanstaande sohijnt hem danig
zgn vet te hebben gegevenzei Sel
een veel minder goede winkelstand
werd geaoht, worden hoelacger zoo
meer particuliere woonhuizen in
winkels veranderd, ja zelfs de Kleine
Houtstraat begint als winkelstraat in
aanm rking te komen en wanneer een
paar pakhuizen en een onaanzienlgk
huLje m de booht van die straat, bg
tgd en wgle eens verdwenen zullen
wezen, zal de Kleine Houtstraat nog
een winkelstraat gaan worden van
belang.
Evenals de Zjjlstraat. Sinds bet
postkantoor en de haarlemsohe Bank
er zgn gevestigd, is de passage daar
verbazend toegenomen. Ik wed, dat
er over tien jaar nauwelgks meer
een particuliere woning te vinden
zat zgn en wanneer ik een millioen
renteloos bad liggen (wat toevallig
zoo niet is) dan kocht ix in de Kleine
Houtstraat eu in de Zjjlstraat buizen
op speoulatie.
Maar aangezien ik hier geen finan-
cieele besohonwingen geef, ga ik
daar niet verder op door. Alleen
wou ik wel, dat u en ik, le
zer, samen millioenair waren
dat wil zeggen zóo, dat ik het mil
lioen had en u het air
Om den lezer weer in zijn humeur
te brengen na dezen mijnen egoïst:-
schen wensch, zal ik hem vertellen
van een dienaar die sijn meester aan
hing, een zeldzaamheid, naar men
zegt, in deze dagen.
Het was de koetsier van een dok
ter, die na helaas al ter ziele ie.
Zooals msn weet zijn doktoren, die
hun rijtuig bij een stalhouder huren,
er op gesteld, dat altijd dezelfde koet
sier hen rijdt en zoo was Jan de
trouwe koetsier van den dokter, dien
ik bedoel.
Jan kende de patiënten ovengoed als
dea dokter zelf. 'i Gebeurde wel eens,
dat hij onder bet naar huis rgden,
plotseling stilhield en zei; „dokter,
obow met een veelbeteekenend gebaar.
Weer {gaven de maats hem eeu
duwtje. „Spreek toch„Spasi
tooh geen stommetje IHkloak links en
reohts de raad. „Vraag aan mgubeeir
Löbmioke, of je niet weer aan 't
werk moogt komen I"
Ziokendraht keek Lohmioke aan.
„Als o 't door de rüogers zon wil
len zien" begon bg verlegen stotte
rend.
De heer LÖhmioke kruiste de armen
over de borst en sag zijn voormaligen
arbeider met een vernietigenden blik
aan. „Zoo, das je wou weer aau 't
werk komen Goed. Maar eerst heb
ik je wat te zeggen, mannetje! Ala
je niet zoo'n stommerd waart, ala ja
bent, zon ik zeggenJe bent de ge
meenste hond onder de zon en een
gevaarlgk canaille bovendien da
laan uit met hem I Maar nu kun jg
't niet helpen, man 't Is je domheid'a
schuld! Al die jaren zitje bier bjj
me, ala er soms geen droog zout voor
mg te verdienen viel en bent gebor
gen, en nu wil je striken? Niet langer
voor ZVi Pfennig werken, hè? Zoon
hongerloon ook I Ala ik een werkge
ver was, zooals jg hem verdient, dan
vloog je nu van hier naar Treptow,
maar in zig-zag, jg Ziokendraht, bah 1"
Flapdaar vloag de groene deur
aohter hem in 't slot.
Z:okendraht haastte ziob zgn Zon-
dagsohe jas uit te trekken, en daar
bg geen kiel had, werkte hij in zjja
hemdsmouwen.
De hamers beukten, de vuren knet
terden, de vernissen stonken en het
metaal rammelde.
Daarmee was de bükslagerswerk
staking geëindigd. „Ten koste van
groote opofferingen en inwilliging
mgoerzgds", zooals Löhmicke aan
Sally Samueli schreef.
„Je bent erg dapper geweest, Hugo?"
spotte de kleine Selohow.
Waarop Ziokendraht antwoordde
met sgn geliefkoosde frase„ïk heb
tenminste nog een beetje solidariteits
gevoel maar wat heb jelui in 't ijjf?"
„Eïn worrel en een eind boret,"
antwoorde de vergulder, die specia
liteit in 't woordomdraaien was.
De pletter Marienberg legde zjja
zware hand op Ziokendraths sohou-
der en zei„Ja, zieje, Hngo daar zijn
wjj te stom voor 1"
Later op den dag kwam het gesprek
op hot artikel in de Voorwamrté.
Toen vloog voor het eerst een bigde
straal over Ziokendrath's deemoedige
trekken. En met al den trots van een
man die door een verstandige vrouw
wordt bemind, sprak bg:
„Dat was biar doen, Cilly I Toen
ze mg had uitgeveterd, zorgde ze
er voor dat ze geld van de weerstand-
kas kreeg.
W. v. N.
0EMEN8D NIEUWS
Treinen-botsing.
Op den eogelschen G reat-Western-
spoorweg kwam Donderdagmorgen
een kolentrein met groote snelheid
van Gelly Tarw Daar het station
Aberdare gereden. De baan helt daar
vrij sterk en er was bg vergissing
geen rem aan den trein. Bij het station
rende de kolentrein op een stilstaan-
den goederentrein in en riohtte eea
groote verwoesting aan. Mac linist ea
Btoker waren van de locomotief ge
sprongen en redden zoo het leven,
maar werden gekwetst. Dit waren de
eenige ongelukken van menschen.
In het bekende Théiïtre de la Ga?'é
te Parijs is deB nachts ingebroken. De
dieven namen een som van 30,000 tra.
mee. Zg hebben evenwel sporen ach
tergelaten, door middel waarvan men
hen hoopt te achterhalen.
we hebben meneer Die vergeten."
„Och," zei de dokter, „dien kan ik
morgen wel bezoeken." „Ja dokter,
wa moesten er toch eigenlijk vandaag
heen,* zei Jan. „Nu goed dan," eeida
dokter en ze reden naar 't huig van
den patieat in quaestie.
Op een avond in de Meer konJan
den weg niet al te best vinden da
streek is er ook zoo gelgk en gelijk
vormig. „Ik weet niet recht waar ws
zijn," zei hg tot den dokter, „maar
al duurt het wat lang, ik zal u er
brengen
„Dan kom ik naast je op den bok
zitten om ja te helpen," zei de dokter.
Maar daar wou Jan niet aan. „Nee
dokter, dat gebeurt niet, u hoort in
het rijtuig en ik op den bok."
Ea de dokter waa niet zoo goed of
hg moest in zijn rijtuig blgven.
Toen hij ziek werd, namen jongere
collega's zgn praktijk waar, die ook
door Jan gereden werden, maar te
vreden was hij over hen niet. „Zie
je," plaoht bij te zeggen, „ze kunnen
voor mijn part heel knap wezen, maar
hun lijstje maken, dat kannen za
niet en laten me rijden na hier dan
daar.", 't Duurde dan ook niet lang,
ol Jan zei tot wien hij rijden moest:
„geef me alle adressen maar, die u
nebben moet, dan zal ik er u wel
brengen
Tuen de dokter dood was, heeft
Jan den lijkwagen naar de begraaf
plaats gereden. Daar stond hij op,
dat was zijn recht. Bij het hek van
den doodenakker, daar eerst wou hij
aan anderen toevertrouwen het stol-
lelijk overschot van den man, voor
wien hij zoolang een trouwe knecht
was geweest.
Jan zit nu niet meer op den bok.
Tot zgn baas zei hij, dat bg nu maar
wegging, omdat bg altijd den dokter
gereden had. De familie van den
dokter heeft hem in haren dienst ge
nomen.
FIDELIO.