m DRAMA IA DE SAElLW.
Op zekeren Decemberavond had
een gezel6ohap, de familie B., een
vriend en ik plaats genomen rondom
een van die breede baarden, die men
id de oude Normandische steden aar -
treft. Aan den rechterkant van den
schoorsteen zat een jong, buitengewoi n
bleek meisje met blauwe oogen en naast
haar heur rader, een man van om
streeks vijftig j-ar. Aan de andere zijde
▼an den schoorsteen had baar moeder
plaats genomen, die de arme Louise
niet nit de oogen verloor. Mijn vriend
en ik maakten het kringetje volledig.
Men kwam ons mededeelen, dat het
avondeten opgediend was. Ik gaf het
meisje mqn arm. Terwql wij langs de
vensters gingen, keken wij eensnaar
buiten. Eenige uren re9is had bet
gesneeuwd en de geheele a rae was met
een wit sneeuwkleed bedekt. Het
meisje beefde.
,0, mqn God," riep zq uit en de
tranen liepen over haar magere
waDgen.
„L'eve Louise", Bprak hare moeder,
terwql zij haar omhelsde.
Toen sijn kind een weinig tot be
daren gekomen was, nam de vader
ons mede naar het venster en terwql
hij ons op de sneeuw wees, die wij
bewonderden, zeide hq ons.Dat zal
haar dooden."
Wij durfden den ongelukkigen va
der daarover niet verder spreken.
Men zette zioh aan tafel. Louise
kwam weder wat bijmaar zij beefde
onophoudelijk. Wij soupeerden dos,
gelijk men zal bearijpen, in eene treu-
iige stemming. Nadat het souper ge
ëindigd was, raadde haar vader Louise
aan zich ter ruste te begeven. Zq om
helede haar vade; en ik drukte haar
de hand.
„Ach," vroeg zij haar vader, terwijl
zq in stilte een traan wegveegde,ga
morgen niet op de jacht"
Hij beloofde het haar en zq begaf zich
naar hare vertrekken. Er rustte een
geheim op dit jonge meisje van ne
gen tieu jaar. Ik had haar op zestien
jarigen leeftqd gekend; toen zag zq
er zoo vroolqk uit, een levend ju
weeltje, rol ran de poëzie der jeugd.
Wat was zq thans veranderd, zq
was nu bleek als eene, lelie. Wat was
er van hare groote blauwe bewege
lijke oogen geworden?
Wij gingen opnieuw bq den bran
denden haard zitten. .Helaas mijn ar
me Louise", zeide de vader eensklaps,
.weldra zal het een jaar zqn I Wat
ia er van mijne Lonise geworden 1"
.Luister naar deze droeve gesohiede
nis' ging hq na een oogenblik van
stilte voort, en zonder dat wq er hem
om gevraagd hadden, deelde hq ons
deze geschiedenis mede
„Ik zeide n daareven reeds, wel
dra :s er een jaar voorbijgegaan, dat
een oud vriend odb zqn zoon had
gezonden, om eenige dagen bq ons
te vertoeven. Louise en George had
den bijna altijd met elkaar omgegaan.
Zij hielden van elkaar en mqn lief
kind hield dit voor mij niet verbor
gen. Het was dus een heele blijd
schap bq mij thuis, toeu ik mede
deelde, dat George eenige dagen met
ons zou komen jagen. Mijne dochter
die den hartstocht van haar vriend
voor de jaoht kende, gaf haar ver
langen te kennen hem te vergezel
len."
.Vader," vroeg zij, „wilt u mq een
genoegen doen?"
„Wat wilt ge," antwoordde ik haar.
„George komt binnen veertien da
gen.
.Ja, en ik geloof, dat u dit buiten
gewoon aanstaat."
Zq kleurde niet, hoewel jongelieden,
die op een dergelijk geheim worden
betrapt, gewoon zqn dit te doen.
„Ja, lieve pa", sprak zq .ik
ben zeer gelukkig. Dooh opdat mqn
vreugde volledig zq, verzoek ik u mij
een geweer en een jachtkostuum te
geveu. Ik beu aobttien jaar en das
oud genoeg. Ik boud van jagen en
niets zal mij aangenamer zqn dan de
bergen te gaaD beklimmen als een
ware fra Diavolo."
HAAKLEMR HALLETJES.
3sn Z&tsrdsgsYO ndpraatjs.
CCCIIL.
Met genoegen heb ik gelezen, dat
er den vorigen Zaterdag io onze ge
meente een afdeeling is opgericht van
de Vereniging tot vereenvoudiging;
▼au onze schrijftaal. Ik doe den lezer
beleefd opmerken, dat het woord ver-
eeniging door mij met één e wordt
geschreven, bijwijze van beleefdheid
jegens haar, die het woord ook aldns
schrqtt.
Ik zeg dat ik met genoegen van die
oprichting heb vernomen en ik zal
ook zeggen waarom. Ten eerBte, om
dat we bier in Haarlem bqna nog geen
vereenigingen hebbeD (ik tel er in 't
boekje ran JansBen maar eenige hon
derden) en vooral, omdat ze naar mij
dunkt, in een groote behoefte voorziet.
Wq worden namelijk in onze neder
landsoh'e taal geplaagd door een reeks
van ontzaglijk lange woorden, die heel
gemakkelijk een beetje vereenvoudigd
zouden kunnen worden. Daar is nn
bqvoorb. het woord „geloofwaardig
heid." Is het niet veel eenvoudiger om
dat te schrqven „gloofwaardghijd"
Spreek het maar eens uit zooals het
daar staat en ge zult zien, dat het
▼olkomen duidelijk is. Waarvoor zul
len we Regeering, beheeren, verkeeren
nog langer met twee e's schrijven?
't Is pure verspilling van onzen kost
baren tijd, wanneer we die woorden
anders schrijven dan Regerkg, behe
ren, verkeren.
Eigenlek kunnen we heel goed
nog wat verder gaan. Waarom zullen
we eigenlqk de n achter de werkwoor-
„En ook in de mce'assen?" 7roeg'
ik haar.
.George houdt van die jacht, bui
tengewoon veel en met ons beiden
zal dat aangenamer zijn. Dat staat u
mij dus toe?" zeide zij met eene
vriendelijke stem.
Ik had niet den moed het haar te
weigeren. George k kende ik als een
volmaakt eerlijk inan en dit met
recht, naar huwelijk met den zoon
var, mijn vriend stond mq aan. Ik
siernde dus in het verzoek toe.
Mijn lief kind was er zeer verheugd
over.
Aoht dagen later had zij haar kos
tuum en te Caën kooht ik haar een
uitnemend jachtgeweer. Op den dag
die aan de aankomst van George
voorafgingen, ging zq zioh in het veld
oefen. n. Zij werd er zeer behendig in;
dooh de tranen kwamen haar in de
oogen, wanneei; zij een lijster raakte.
Louüe waB meer vrouw dan jageres.
Ik berispte baar er niet over en tooh
is het zqn liefde, die haar doodde.
George kwam eindelqk. Denk u
eenB in welk een vreugde I Ik geloofde
dat het eerste wcord van het meisje
zou zijn: „Ik zal met u gaan jagen."
Niets daarvan, maar zij haastte zich
hem te zeggen, da; zij hem eene ver
rassing zou gaan bereiden. Den vol
genden dag waren George en ik ge
reed om op de jaoht te gaantoen
Louise naar beneden kwam met het
geweer op de a schouder. George keek
haar met verbazing aan. Zq zeide
hem, dat zij mede op de jacht ging
en dat dit hare verrassing was.
Wat was zq vroolijk I Ik zie ze nog
die twee jongelui, op allerlei wild
jacht fakende. Arm lid kind, wq
jaagden verscheidene dagen en, ik
erken het, nooit heeft een jacht mij
zooveel genoegen verschaft.
Op zekeren morgen, toen wij ont
waakten, was alles wit, gelijk nu. Het
had gesneeuwd en daarna gevroren.
Er lag een voet dik sneeuw.
„Wq zullen thuis moeten blijven,"
zeide ik.
George die reeds zijne laarzen aan
had verklaarde, dat men juist eene
zeer goeie jacht zou hebben. Opeen
uur afstands van de plaats onzer in
woning waren groote moerassen en
daar kon men eene goede vangst doen,
vooral tegen den avond, gelijk mijn
jonge vriend terecht opmerkte. Louise
wilde George" vergezellen, doch op
mqn aandringen yerklaarde zij, dat
zij ni6t des morgens, maar alleen des
namiddags zou gaan.
George kwam tegeu elf uur met
wat paling terug. Wq aten recht
gezellig. Daarna vertrokken de jon
gelui. Eensklaps betrok de luoht,
het hield op met vriezen en opnieuw
fladderden vlokken sneeuw in de
lucht. Ik zag hen beiden zioh verwij
deren met het geweer op den sohou-
der. Weest voorzichtig, riep ik hun
nog toe. Eindelqk verloren mqne
echtgenoote en ik hen uit het oog.
Even daarna hoorde ik een geweer-
sohot.
Wat hebban onze kinderen een
pleizier, zeide ik tot de arme moeder,
want wq noemden ze reeds onze kin
deren.
Louise zal het koud hebben, gaf
zq ten antwoord.
Verliefden hebben het nooitkoud,
hernam ik laehend.
Dat was het voorspel van het dra
ma. Zooals ge zult hebben gezien,
gebeurde er tot nu toe niets bizon-
ders. De acteurs zqn twee levens
lustige kinderen, gelukkig te bemin
nen en bemind te worden.
Ondanks de Bneeuw, die het geluid
verdoofde, hoorden wq dien middag
van de 2qde van het moeras nog ver
aoheidene keeren geweersohoten knal
len. Daarna daohten wij er niet meer
aan; alleen zorgden wq, dat er voor
de terugkomst warme kleederen ge
reed lageu. Het had een poosje op
gehouden met sneeuwen, doeh thans
begon de sneenw opnieuw te vallen.
Men kon op geen honderd passen
voor zioh uitzien. Ik rekende er op,<
dat ze ieder oogenblik zouden terug
komen. Dooh de nacht brak reeds
aan en uiemand kwam. Daar ik hier-
den niet laten vervallen Wq Noord
hollanders spreken toch van loope,
koope, zinge, wrin^e. Alweer een verba
zende besparing van kostbaren tijd.
En dat is toch maar in deze dagen
d e hoofdzaak. Tqd i6 geld. En nu
mag men beweren, dat het toch al heel
weinig scheelt of men schrqft begoo
chelen ot bgogle, wanneer dit af
brekingssysteem wordt toegepast op
alle woorden, dan k&n iemand, die
den heelen dag heelt te schrijven, en
licht een kwartiertje uitslaan, dat
hq benutten kan om een sigaartje te
rooken of een sinaasappel ie eten
of wat dan ook. Ik zeg maar tijd
bespaard is tijd gewonnen.
Vereenvoudiging van onze schrijf
taal kan ook nog gebeuren op eene
andere manier dan door verkorting
van de woorden en wel door eenvou
dig te schrijven zooals we spreke*.
Wq Hollanders houden er eigenlijk
twee talen op na, een die we schrij
ven en een die we spreken. In een
boek kunnen we bqvoorbeeld lezen
„Jan, jongen haal even uw jasje, dan
kunt ge met vad9r uitgaanLees
dat nu eens hardop en gq znlt dui
delijk hooren hoe mal dat klinkt?
't Lijkt net zooveel op spreekhol-
landsch, als chineesoh lijkt op duitschl
Wie dat zeggen moet, doet het heel
anders, verschillend al naar zqn rang,
zqn stand en zqn geboorteplaats. Dat
laatste vooral is een hoogst belang
rijke factor, 't Is geen klein verschil
ol iemand geboren en opgevoed is
te Maastrichtte Laien of te Lew- i
warden.
Hoe zal zich bqvoorbeeld [de vol
bloed Hagenaar uitdrukken wanneer
hij zijn zoon moet gebieden zqn jas
te gaau halen. .Jan, jongen, bil
éven je jasje, dan küu je met pèpè
over ongerust werd, trok ik mqr.
laarzen aan en riohtte mqu schreden
Daar de zqde van het moeras. Overall
waren de wegen met een laag sneeuw
bedekt en op geen tien meter afstands
kon men iets onderscheiden.
Die witte duisternis was verschrik
kelijker dan de donkerste nacht.
Verscheidene keeren blies ik op mijn
jachthoorn, dien ik had medegebracht.
Niets hoorde ik en geen kreet klonk
als antwoord. Ik maakte mq zeer bh-
ansst. Op het laatst wist ik niet meer
waar ik liep, de sneeuw kraakte niet
meer, maar smolt onder mijne voe
ten en de wind wierp mij de sneeuw
vlokken in het gezicht, zoodat ik
haast geïn 'hand voor oogen zien
kon. Begrijpende dat ik mijne na-
vorschingen zoo niet kon voortzetten
nam ik den terugtocht naar huis aan;
mij vleiende met de hoop, dat zij mo
geiqk reeds thnis zonden zijn geko
men. Die hoop bleek bij mijne te
rugkomst echter ijdel te zijn. Wat
was er met onze arme kinderen voor
gevallen Er moest een ongeluk heb
ben plaats gehad.
De moerassen waarin zij waren
gaan jagen, kenden ze zeer goed en,
zooals nu geheel met sneeuw bedekt,
waren zq Diet zonder gevaar. Op on
geveer andeihalven kilometer afstands
waren er gedeelten die geheel met
gras aan de oppervlakte bedekt wa
ren en waar men dadelijk doorzakte.
Nu zq door sneeuw verborgen waren
was dit vooral gevaarlijk. Ik kwam
dus tot de overtuiging, dat er bepaald
een ongeluk moest zqn gebeurd.
Vergezeld van een knecht met een
lantaarn ging ik dadelqk op weg om
een onderzoek in te stellen, Daar de
wegen totaal onbegaanbaar waren, vor
derden wq slecht. Van tijd tot tijd
luisterden wq eens goed, doch er
heerschte een doodsohe stilte, die
door niets verbroken werd. Eindelqk
boorden wij een schelletje klinken.
Wij gingen dien kant op en wij zagen
een karretje. Den berqder ondervroe
gen wij of hq ook iemand had gezien,
dooh hq antwoordde ontkennend. In
middels bemerkten wq, dat wq op weg
naar de 'moerassen waren. En nu
moesten wq ons te midden van dat
water en dat gras wagen 1
Eensklaps hoorde ik een klagend
geluid. Het was het gejank van een
hond. De kreten, die eerst duidelijk
klonken, werdeo daarna gebroken en
op het laatst bijna onverstaanbaar.
Het beest soheen van vermoeidheid
uitgeput te zqn. Wq liepen dierioh-
ting uit, te midden der moerassen.
Ik hield stil om te luisteren, doch
hoorde niets meer. Het klagend ge
luid soheen geheel opgehouden te
zqn.
Altqd ging ik maar voort. Einde
lqk vernam ik een ademhalingik
riohtte de lantaarn naar de zqde, van
waar het geluid kwam, dooh zag niets
meer. Toen hoorde ik opnieuw blaf
fen. Thans was het mjjn hond. Het
dier was op eene witte masea neer
gehurkt; het was Louise 1 Het goede
beest hield zijn kop op datvanzqne
meesteres en bevrqdde haar dus van
de laag sneeuw, die haar bedekte,
daar de warmte van zqn adem deze
deed smelten. Ik tilde mqn arm kind
op, wier kleederen in flarden waren.
Zq liet het hoofd zakken. Was zq
dan dood? Mqne hand was dusdanig
van de koude verstqfd, dat ik die
niet op haar hart durfde leggen om
te zien of het nog klopte. Ik nam
haar nu in mqne armen, terwijl ik
trachtte haar gezicht te verwarmen.
Aan mijn kneoht zeide ik, dat hij
den tooht moest voortzetten, maar dat
ik naar buis ging. Na langen tqd
met dien zwaren last te hebben geloo-
pen, vond ik het karretje, dat ons
naar huiB braoht.
Ik was verpletterd 1
Zonder een woord te uiten legde
ik Louise voor het vuur. Ik legde
mqn hand op haar har*, en het sloeg 1
Louise leefde nog I Na eenige se
conden sloeg zq de oogen op.
„Waar is George?" vroeg zq.
Mqu taak was dus niet geëindigd,
want de andere ontbrak nog. Onmid
dellijk ging ik op weg om den onge-
nitfièn."
Minder moeite geelt zioh de platte
landsbewoner, als hq zijn boeren-
zoontje mee uit wandelen wil nemen
„Jan, jd, haol eve je jassie, den kè
je met vaoder üitgaonEa woont
zoo'n vader op de belgisohe grens,
dan zal bq hoogstwaarschijnlijk zeg
gen „Jen, joei, haol de gai nw jas,
zulle, dan kunde mit vaoder unt 1"
Zoodoende zou, wanneer de spreek
taal sohrijftaal werd, iedereen in elke
proviuoie er een sohrqltaaltje op
eigen hand op na gaan houdeD en
zouden we elkaar even zoo goed in
het Kamtsohatkasoh of io het Hin-
dostanbargoensoh kunnen schrqven.
Maar er is ook nog wel een andere
vereenvoudiging van onze schrijftaal
te verzinnen, die ons ontzaglijk veel
tqd zal uitspareu en tot geen ernstige
bezwaren aanleiding zal geven dat
is de zinsverkorting. Ik zal daarvan
een klein staaltje geven
„Een detaohement van 100 Fran-
„sohen, 100 Rucsen en 100 Italianen,
„onder bevel van den fransohen ka
pitein Perrignon is ontsoheept, met
„het doel, de Cretenzers te beletten
„het fort van Boetsonarion te over-
„meesteren en aldns de waterbronnen
„te beheersehen."
Welk een tqdverspilliDg is van dit
onnuozele beriohtje het gevolg ge
weest voor schrijver, zetter, oorrec
tor en lezerHet had immers veel
eenvoudiger kunnen worden gezegd
aldus
„Fransohen, Russen, EDgelsoheu,
„van elk 100 ontscheept, bevel kapi
tein Perrignon. Doel Cretenzers be
letten overmeestering fort Boetsoe-
„narion en beheerschiDg bronnen."
Dat die kapitein een Fransohman
s, blqkt namelijk al voldoende uit
lukkige te zoeker. Zou ik hem nog
levend vinden?
De bond volgde mq bqna vroolqk.
Dezen keer had ik een gids. Toen ik
nabij het moeras gekomen was, riep
ik, doch ontving geen antwoord. Wat
zou er van den kneoht gewordeD zqn?
Ik volgde den hond, die mij links
van den weg braoht, wsar ik mqne
Lonise had gevonden. Altqd maar
doorloopende, zag ik eindelqk de
lantaarn van mijn knechthq had niets
bemerkt Wq waren uitgeput. Ooge-
twqfeld bevonden wq odb op de plaafB
der ramp. George had Louise niet
moeten verlaten. Hoe z<m het moge
lijk zqn iemand in zulk een naoht
weer te vinden? Iedere stap die wij
deden, was gevaarlijk. Ik kan u niet
zeg ren welk een angst ik uitstond.
Wellioht was hq daar de ongelukki
ge 1 Het begon te dagen en de eerste
stralen vande morgensohemering
ded?n bij ons den moed herleven.
Wq zouden eindelqk knnnen zien.
Helaas, die dag zou ons geen heil
aanbrengen.
Terwijl wq zoo aan hetrondkqken
waren, gaf de knecht opeens een gil.
Hq had het geweer van George gezien,
waaruit ik afleidde, dat hij das daar
omgekomen was. Ik liep naar voren,
terwql ik mqa voet aoater een bos
brandnetels zette; ik voelde, dat ik
wegzonk. Ik was inderdaad op een
dier versoorikkelqke plaatsen. Aan den
kant van de - plek was de ge
trouwe hond van den jongen man.
Het dier stak met zijn kop halver
wege in het slqkdaar* zijn lichaam
overigens op den vazten grond rustte,
kon hq niet wegzinken. Door eene
wanhopige hand was de ketting vast
gehouden.
Ik trok het lijk van den hond weg
George's hand hield de ketting niet
meer Jvast. Wij gingen weg van de
opening; de ongelukkige jongen had
daar een pijnlijken dood gevonden.
Dit was het laatste woord van het
drama.
Gelijk ik u reeds heb gezegd, was
Louise weder bij gekomen. Dooh welk
een nacht braoht de hopelooze moeder
deor aan het bed van haar kird dat
vreeselijk ijldeNa verloop van aoht
dagen was Louise eindelqk buiten
gevaar. Zij kende de waarheid.
Een maand na het ongelukkig voor
val deelde zq o*s hei navolgende
mede:
Aan het moras gekomen, had Ge
orge haar verzocht aan den kant te
blijven; terwql hq het wat dieper zou
ingaan. Hij liep met kleine passen en
lachte om hare waarschuwingen om
tooh voorzichtig te zijn. Zij verzocht
hem terug te keeren. maar hij liep
maar steeds door en zq, zonder te
weten hoe, was hem achterna gegaan.
Er vertoonde zich een eendvogel
George legde aan en doodde hem.
Op dat oogenblik was zij slechts op
twintig passen afstands van hem. De
koude werd nu ondragelijk, zoodat
zij haar geweer niet meer inde hand
kon houden. George bezwoer haar
terug te keerenmaar, nadat hq den
eendvogel had opgeraapt, zette hq
zijn tooht naar de poelen voort.
Eensklaps hoorde zij, Louise, een
schrillen kreet en toen zij zich
omkeerde zag zij haar George, die
in een modderkuil wegzonk 1 Zij zag
hem zijn geweer wegwerpen en zich
aan zqn hond vastklampen.
Het beest blafte om hulp te vragen.
Zij wilde naar hem toeloopenmaar
hij riep haar toe „Nader niet 1
Zoover als het haar mogelijk was
liep zq naar de plaats des onheils toe.
Zij zag slechts zijn hoofd.
Eindelqk, slaakte George een hart-
verscheurenden kreet: „MijnLouise."
Dat was allesZij zag nog slechts
de hand, die het koord vaa den hond
vasthield. Toen viel zq in zwijm.
Eenige minuten later scheen het haar
toe, alsof zij het blaffen van een hond
hoordedooh verschrikkelijke koude
en de sneeuw brachten haar spoedig
in dien toestand van verdooving,
waarin wq haar vonden.
Ziedaar in weinige wourden mede
gedeeld het verschrikkelijk drama,
dat van mijn9 lieve Louise een ver
zijn naam en dat de bronnen, die de
opstandelingen willen beheersehen,
waterbronnen zqn en geen petrolenm-
bronnen, zal iedereen vanielf vatten.
Nu zullen er wel mensohen wezen,
die dat Diet mcoi vinden en niet
poëtisch, van die menschen, die nog
praten van taalmuziek. Och, lieve
menschen, wat zqn jelui nog onder-
wetsch 1 Vroeger ja, toen hadden we
iets op met mooien klankmaar
in dezen tqd loopt iemand die
daarnaar vraagt, gevaar dat hq ver-
daoht wordt van aanstellerq. Laat
ens toch, dat is immers de ieer vaa
dezen tijd, praktisch wezen. Prak-
tisoh voor alles. Moet elegance,
poëzie, daarvoor vermoord worden,
't doet er niks niemendal toe, prak-
tisoh moeten we wezen I Vroeger
leerden we fxansoh, lazen wefransch,
omdat het zoo mooi klinkt en zco
sierlijk is. Tegenwoordig brabbelen
we engelsoh, de leelqkste taal geloof
ik van heel onzen aardbol, zoo nuoh-
ter als een kalf en zonder eenige
geur of heerlqkheid, maar die zoo
kort, zoo heeriqk kort is, dat je op
een valletje papier haast een heelen
roman kunt sohrqven. En daar dat
dus nu de geest van den tqd is,
wou ik het daar ook naar toe sturen
met ons hollandsch.
Mibsohien gaat dan de diohtknnst
wel op de fleBoh, maar de roman
schrijvers zullen in honderd regels
hun heele verhaal kunnen uitmaken.
Tot vereenvoudiging van de sohrqf-
taal zullen zq dus veel kunnen bij
dragen.
De Tweede Kamer heeft uitgemaakt,
dat Haarlem verdeeld zal zijn voor
derden bloem heeftfgemaakt, die, naar
ik vrees, nooit meer tot hare schoon
heid van eertijds zal terngkeeren."
Terwql hq deze laatste woorden
uitsprak, barstte de diepbedroefde
vader in tranen nit.
„Gij begrqpt nu," ging hq voort,
„welk een indruk zij h6e»t gekregen,
toeu zij de sneeuw zag. Sinds een
jaar heeft zij in niets vormaak ge
vonden zij denkt sleohts aan ba r
Gaorge.... zij 3al er vrh sterven."
(Naar het Frarwch).
BINNENLAND.
Parlementaire praatjes.
De Kamer kwam Vrqdag in ee?
vrij korte zitting waarin tot toela
ting van het nieuwe lid, den beur
Huydecoper van Maarsseveen en Nig-
teveoht we-d besloten geheel ge
reed met het menu, dat haar was
i voorgelegd.
Verschillende ontwerpen van wet,
o. m. dat tot goedkeuring van het
handelsverdrag met Japan, werden
zonder debat of stemming afgehan
deld en de interpellatie Tqdeny bleef
tot later bespaard. Maar inmiddels
heeft de Kamer weer nieuwe arbeid,
waar tooh besloten werd na afloop van
de aan de orde gestelde onderwerpen
nader aan de orde te stellen:
het wetsontwerp tot nadere regeling
van het zegelrecht van effeoten
de motie van orde van den heer
Sohepel betreffende de afnohaffing van
den vleesohaooqns;
de wetsontwerpen tot naturalisatie
vsn L. Leib, zich noemende Loeb,
en zeven anderen
en het wetsontwerp tot kwijtschel
ding aan H. L. C. te Mechelen van
eene den lande aankomenle vordering.
De Voorzitter behield zioh voor in
den aanvang der volgende week een
nader voorstel te doen tot regeling
van werkzaamheden. Zeer verstandig,
want van gereedkomen met ai het
werk dat er nog is, kan toch geen
sprake zqn.
Vrij langdurig werd er ge-mond
en klauwzeerd, d. w. z. weder eens
van gedachten gewisseld over de vraag
wat ter beteugeling van de ziekte on
der het vee moet worden gedaan.
De interpellant, de haer de Hoer,
stelde sleohts de vraag of de tot be
strijding genomen maatregelen van
dien aard waren om Ie rechtvaardigen,
dat men er mede voortging:
Bq de toelichting dezer vraag
bleek de heer de Boer het vrq
we! eens met het door den Minister
van Binnenl. Zaken in diens ant
woord ingenomen standpuntdat bq
de bestrijding der ziekte met plaat
selijke omstandighéflen moest worden
gerekend, dat het binneclandsoh ver
keer zoo weinig mogelijk zal worden
belemmerd, waar geen gevaar is voor
overbrenging naar het buitenland
dat, waar enkele gevallen zich voor
doen, in afmaking heil zal worden
gezocht, maar waar de ziekte toch
reeda op groote schaal woedt, daar
van zal worden afgezien. Wat het
buitenland aanging, meende de min.
dat alleen van de zijde van België
heropening der grenzen te wachten is,
omdat in België ons vee noodig was.
En 't eenige wat we zouden kunnen
doen, ware représailles door tarief-
verhoogiDg, Dat zou.demin., vrqhan-
delaar, natuurlijk nooit voorstellen.
Doch ondanks deze verzekering aohtte
de heer Veegens zich tooh verplicht
zelfs tegen de onderstelling te waar
schuwen.
Met het antwoord van den Minister
had met name de heer Lieftinok min
der vrede, speoiaal wat het binnenland
betreft. M9n was nu vrq aluemeen
tot het stelsel van doorzieken bekeerd
en juist daarom aohtte de heer Lief-
tinck belemmeringen in het binnen-
landsoh verkeer ongewenscht. Wat
we deden en doen moesten, 't was
voor hei buitenland en nu kregen
onze Belgisohe broeders er even van
langs dat men 't moet hébben hooren
donderen te Brussel.
Een bepaald resultaat had het de-
de gemeenteraadsverkiezingen in ze
ven kieidistiioten. Nu spreekt het
vanzelf, dat dit goed gedaan is. Wat
de meerderheid van de Tweede Ka
mer vindt kuDnen wq niet anders dan
goedkeuren in dezen tijd, nu het niet
de vraag meer scbqntte wezen, wie
het is die dit of dat beweert, maar
hoeveel het er zijn.
Maar ik zal me niet verdiepen in
politiek. We zollen dus nu in don
gemeenteraad krijgen leden die afge
vaardigd zqn door het Sohoterkwar
tier, door de AmBterdamsohe poort,
door de JansBtraat, door de Hout
straat, door het Rozenprieel, door
den Hou», door de Leidsohe buurt.
|De beraadslagingen zullen daardoor
zeker in deftigheid toenemen. Tot dus
ver werd ieder lid van den Raad zoo
maar huiselqk weg bq zqn naam ge
noemd. „Meneer de Breuk heeft het
woord," zei dan de burgemeester, of
„Het woord is aan meneer Sohür-
mann."
Voortaan zal het defliger gaan wor
den. Ik hoor een van de raadsleden
al zeggen„naar aanleidin? van de
opmerking van den geaohten afge
vaardigde van het Rozenprieel;" of
wel„ik mag de heeren niet onder
den indruk laten van de meening van
den zeer geëerden afgevaardigde van
de Leidsohebuurt.." Ook zal men dan
te hooren krijgen„zooeven vernamen
we de opinie van het Sehoterkwar-
tier, maar ik sta er op, den heeren
de meening te doen kennen van de
Groote Houtstraat."
't Zal wonder deftig wezen en zoo
goed werkenO, 't zal zoo beBt
werkenOnze gemeente is ook
zoo groot, ze telt wel heelemaal
zestigdnizend zielen, waarom zonden
wq hsar|ian niet in stukken verdoe-
bat n;e'. Het eindigde met de gebrui-
kelqke dankbetuiging.
Het voorstel om de tractementen
der ambtenaren van het O. M. bq de
kantongerechten van f 1200 op f 1600
te brengen, gaf den heer Mackay
aanleiding om voor te stellen twee
geleidelqke 3 j&arlqksobe verhoogin
gen met f 400, dus met f 2000 a's
maximum om den overgang naar de
bezoldiging ven subst.-offio. (f2.500)
einder groot te maken. Het denkbeeld
had den bqv&l van den heer de Kanter,
die echter wecschte dat het terug
werkende kraoht zou hebben eo
daarom voorsielde met de verhoogin
gen ook te bedenken die ambtenaren
dis reeda 3 oi 6 jareu dienst hebbeD.
De Minister van Justitie had er wel
iets tegen en ook de heer Macaxé
(om het stelsel onzer reohteriijke
organisatie niet te veranderen ea om
dat nu ook hooger beauldigd zouden
worden wie niet voldeden), maar de
heer Mackay nam het idéé van den
beer de Kanter over en de Kamer
nam het amend, aan met 36 tegen
30 stemmen.
De wet treedt 1 Januari 189S in
werking. G. Jr.
PostaegeJdief8tal.
Voor een brievenbesteller te Rot
terdam die drie brioven op bet post
kantoor versoheurde en zioh Ameri
kuansche postzegels toegeëigend bsd
om die te verkocpec, dooh in de
uitvoering van dat laatBte voornemei
verhinderd werd, doordat de hoofd
bestellers hem snapten, is door hei
O. M. bij de Rotterdamsche rechtbank
9 maanden geëisoht.
Het O. M. we^s op het feit. dat it
de laatste tijden tal van klachten b;
de direotie van hot postkantoor inkwa
men over het vermissen van brieven
Menig ambtenaar wera verdaoht, d»
brieven verdonkeremaand te hebben
Ten slotte werd de koker vau he
privaat verstopt gevonden, waarbj
na onderzoek bleek, dat die verstop<
ping veroorzaakt word door tal van
verscheurde brieven. Toen werden
sommige beambten soherp in het oo;
gehouden en dit heeft aanleiding ge
geven tot de betrapping van oekl
die reeds onder sterke verdenking
was, omdat bq reeds een paar maa
geaohorst was wegens misbruik vat
sterken drank.
Daarenboven was het bekend, de
er brievenbestellers waren die post
zegelft aan de portiers der brouwerjjei
voor bier verkochten. Het O. M
noemde het feit zeer eruBtig, de pos
is een monopolie van den Staat, ei
moet dus aan het publiek de hooge
mogelijke zekerheid aanbieden vau
daar, dat voor bet vernietigen vai
bet onbeduidendste stuk, dat aau d
post is toevertrouwd, reeds een maxi
mum-gevangenisstraf van 4 jaar kaï
geëisoht worden.
Uit Enschede wordt van 1 Apri
aan de „N. R. Cfc." gemeld
Gisterenavond werd aan de Glanet
brug in de nabijheid van den rqksto
onder de ge" eente Lonneker hc-
rijtuig van mevrouw ae wed. A.
Biijdenstem uit Enschede aangehoui
den door eenige personen, dio vaij
aohter de boomen te voorschijn kw«|
men. Een persoon echter, die bq dei
koetsier op den bok zat, greep d
zweep en weerde hen af.
Dergelijke aanvallen hadden in del
laatsten tqd meer plaats. Vóór eenigi
dagen ooj». nog met een rijtuig val
mevrouw Van Delden nit Gronav, da
daar passeerde.
De gemeentepolitie te Lonnek«
(twee veldwachters) is niet bij machtj
overal in die uitgestrekte gemeeol
voldoend toezicht te houden.
Exploitatie van kinderen.
Uit Loo, het dorp in de Lqmert
trekken weer tal van huisvaders nat!
Duitschiand om te arbeiden. Dooh oc
kinderen gaan mee naar de Ruhr. I
waven dezo week een paar werkbazfc
of ploegbazen aldaar om kinderen
werven. Bq het uitgaan der soho
len Londen, met zqn zielental Tt
ettelqke miiiioenen, is wel in gral
schappen verdeeld, waarom zou Has)
lem met zijn zestigduizend zielen di
niet in kiesdistricten worden gebak
Gesteld, ik woon op de Bronwel
vaart en zou wel graag debestratii
daar een beetje verbeterd zien. f
ken ik toevallig een Raadslid, die
den tiohotersingel woont, maar bi
moet ik daarvoor niet hebben, f
heeft in zqn kwartier zelf wel lui d
slecht bestraat zqD bq hem bebo
ik dus niet aan te komen. Zoo ric
ik dan mqn sohreden naar het Raad
lid, dat op de Leidsohevaart woo
en wqs hem met kracht van woordi
op de ellendige bestrating van
vaart.
„Hoor eens," zegt hq, „ik ben b
geheel met u eens, dat de Brouwei
vaart miserabel bestraat is, maar
vreeB, dat de Raad op een verzo
om nieuwe bestrating afwqiend l
schikken zal. Naar ik gehoord b«
zal mqn geachte medeafgevaardig
van het Rozenprieel vragen om b
strating van de PoellaaD en mqng
eerde medeafgevaardigde van de Gr;
te Houtstraat om bestrating van
„Peus" en mijn hooggeachte colle
van de Amsterdamsohe poort om b
strating van de Spaarnwouderstri
veel hoop kan ik n dus niet geve
Maar of ik suooes heb of niet,
wil en zal het ter sprake brenge
want de kiezers van de Leidsol
buurt hebben mq hun vertrouw
gesobonken en hunne belangen i
ik behartigen, zoolang ik adem hi
ja, op mqa sterfbed zal ik nog o
roepen, nietleve Haarlem,
„leve het Leidschekwartier 1"
FIDELIO.