m DRAMA IA DE SAElLW. Op zekeren Decemberavond had een gezel6ohap, de familie B., een vriend en ik plaats genomen rondom een van die breede baarden, die men id de oude Normandische steden aar - treft. Aan den rechterkant van den schoorsteen zat een jong, buitengewoi n bleek meisje met blauwe oogen en naast haar heur rader, een man van om streeks vijftig j-ar. Aan de andere zijde ▼an den schoorsteen had baar moeder plaats genomen, die de arme Louise niet nit de oogen verloor. Mijn vriend en ik maakten het kringetje volledig. Men kwam ons mededeelen, dat het avondeten opgediend was. Ik gaf het meisje mqn arm. Terwql wij langs de vensters gingen, keken wij eensnaar buiten. Eenige uren re9is had bet gesneeuwd en de geheele a rae was met een wit sneeuwkleed bedekt. Het meisje beefde. ,0, mqn God," riep zq uit en de tranen liepen over haar magere waDgen. „L'eve Louise", Bprak hare moeder, terwql zij haar omhelsde. Toen sijn kind een weinig tot be daren gekomen was, nam de vader ons mede naar het venster en terwql hij ons op de sneeuw wees, die wij bewonderden, zeide hq ons.Dat zal haar dooden." Wij durfden den ongelukkigen va der daarover niet verder spreken. Men zette zioh aan tafel. Louise kwam weder wat bijmaar zij beefde onophoudelijk. Wij soupeerden dos, gelijk men zal bearijpen, in eene treu- iige stemming. Nadat het souper ge ëindigd was, raadde haar vader Louise aan zich ter ruste te begeven. Zq om helede haar vade; en ik drukte haar de hand. „Ach," vroeg zij haar vader, terwijl zq in stilte een traan wegveegde,ga morgen niet op de jacht" Hij beloofde het haar en zq begaf zich naar hare vertrekken. Er rustte een geheim op dit jonge meisje van ne gen tieu jaar. Ik had haar op zestien jarigen leeftqd gekend; toen zag zq er zoo vroolqk uit, een levend ju weeltje, rol ran de poëzie der jeugd. Wat was zq thans veranderd, zq was nu bleek als eene, lelie. Wat was er van hare groote blauwe bewege lijke oogen geworden? Wij gingen opnieuw bq den bran denden haard zitten. .Helaas mijn ar me Louise", zeide de vader eensklaps, .weldra zal het een jaar zqn I Wat ia er van mijne Lonise geworden 1" .Luister naar deze droeve gesohiede nis' ging hq na een oogenblik van stilte voort, en zonder dat wq er hem om gevraagd hadden, deelde hq ons deze geschiedenis mede „Ik zeide n daareven reeds, wel dra :s er een jaar voorbijgegaan, dat een oud vriend odb zqn zoon had gezonden, om eenige dagen bq ons te vertoeven. Louise en George had den bijna altijd met elkaar omgegaan. Zij hielden van elkaar en mqn lief kind hield dit voor mij niet verbor gen. Het was dus een heele blijd schap bq mij thuis, toeu ik mede deelde, dat George eenige dagen met ons zou komen jagen. Mijne dochter die den hartstocht van haar vriend voor de jaoht kende, gaf haar ver langen te kennen hem te vergezel len." .Vader," vroeg zij, „wilt u mq een genoegen doen?" „Wat wilt ge," antwoordde ik haar. „George komt binnen veertien da gen. .Ja, en ik geloof, dat u dit buiten gewoon aanstaat." Zq kleurde niet, hoewel jongelieden, die op een dergelijk geheim worden betrapt, gewoon zqn dit te doen. „Ja, lieve pa", sprak zq .ik ben zeer gelukkig. Dooh opdat mqn vreugde volledig zq, verzoek ik u mij een geweer en een jachtkostuum te geveu. Ik beu aobttien jaar en das oud genoeg. Ik boud van jagen en niets zal mij aangenamer zqn dan de bergen te gaaD beklimmen als een ware fra Diavolo." HAAKLEMR HALLETJES. 3sn Z&tsrdsgsYO ndpraatjs. CCCIIL. Met genoegen heb ik gelezen, dat er den vorigen Zaterdag io onze ge meente een afdeeling is opgericht van de Vereniging tot vereenvoudiging; ▼au onze schrijftaal. Ik doe den lezer beleefd opmerken, dat het woord ver- eeniging door mij met één e wordt geschreven, bijwijze van beleefdheid jegens haar, die het woord ook aldns schrqtt. Ik zeg dat ik met genoegen van die oprichting heb vernomen en ik zal ook zeggen waarom. Ten eerBte, om dat we bier in Haarlem bqna nog geen vereenigingen hebbeD (ik tel er in 't boekje ran JansBen maar eenige hon derden) en vooral, omdat ze naar mij dunkt, in een groote behoefte voorziet. Wq worden namelijk in onze neder landsoh'e taal geplaagd door een reeks van ontzaglijk lange woorden, die heel gemakkelijk een beetje vereenvoudigd zouden kunnen worden. Daar is nn bqvoorb. het woord „geloofwaardig heid." Is het niet veel eenvoudiger om dat te schrqven „gloofwaardghijd" Spreek het maar eens uit zooals het daar staat en ge zult zien, dat het ▼olkomen duidelijk is. Waarvoor zul len we Regeering, beheeren, verkeeren nog langer met twee e's schrijven? 't Is pure verspilling van onzen kost baren tijd, wanneer we die woorden anders schrijven dan Regerkg, behe ren, verkeren. Eigenlek kunnen we heel goed nog wat verder gaan. Waarom zullen we eigenlqk de n achter de werkwoor- „En ook in de mce'assen?" 7roeg' ik haar. .George houdt van die jacht, bui tengewoon veel en met ons beiden zal dat aangenamer zijn. Dat staat u mij dus toe?" zeide zij met eene vriendelijke stem. Ik had niet den moed het haar te weigeren. George k kende ik als een volmaakt eerlijk inan en dit met recht, naar huwelijk met den zoon var, mijn vriend stond mq aan. Ik siernde dus in het verzoek toe. Mijn lief kind was er zeer verheugd over. Aoht dagen later had zij haar kos tuum en te Caën kooht ik haar een uitnemend jachtgeweer. Op den dag die aan de aankomst van George voorafgingen, ging zq zioh in het veld oefen. n. Zij werd er zeer behendig in; dooh de tranen kwamen haar in de oogen, wanneei; zij een lijster raakte. Louüe waB meer vrouw dan jageres. Ik berispte baar er niet over en tooh is het zqn liefde, die haar doodde. George kwam eindelqk. Denk u eenB in welk een vreugde I Ik geloofde dat het eerste wcord van het meisje zou zijn: „Ik zal met u gaan jagen." Niets daarvan, maar zij haastte zich hem te zeggen, da; zij hem eene ver rassing zou gaan bereiden. Den vol genden dag waren George en ik ge reed om op de jaoht te gaantoen Louise naar beneden kwam met het geweer op de a schouder. George keek haar met verbazing aan. Zq zeide hem, dat zij mede op de jacht ging en dat dit hare verrassing was. Wat was zq vroolijk I Ik zie ze nog die twee jongelui, op allerlei wild jacht fakende. Arm lid kind, wq jaagden verscheidene dagen en, ik erken het, nooit heeft een jacht mij zooveel genoegen verschaft. Op zekeren morgen, toen wij ont waakten, was alles wit, gelijk nu. Het had gesneeuwd en daarna gevroren. Er lag een voet dik sneeuw. „Wq zullen thuis moeten blijven," zeide ik. George die reeds zijne laarzen aan had verklaarde, dat men juist eene zeer goeie jacht zou hebben. Opeen uur afstands van de plaats onzer in woning waren groote moerassen en daar kon men eene goede vangst doen, vooral tegen den avond, gelijk mijn jonge vriend terecht opmerkte. Louise wilde George" vergezellen, doch op mqn aandringen yerklaarde zij, dat zij ni6t des morgens, maar alleen des namiddags zou gaan. George kwam tegeu elf uur met wat paling terug. Wq aten recht gezellig. Daarna vertrokken de jon gelui. Eensklaps betrok de luoht, het hield op met vriezen en opnieuw fladderden vlokken sneeuw in de lucht. Ik zag hen beiden zioh verwij deren met het geweer op den sohou- der. Weest voorzichtig, riep ik hun nog toe. Eindelqk verloren mqne echtgenoote en ik hen uit het oog. Even daarna hoorde ik een geweer- sohot. Wat hebban onze kinderen een pleizier, zeide ik tot de arme moeder, want wq noemden ze reeds onze kin deren. Louise zal het koud hebben, gaf zq ten antwoord. Verliefden hebben het nooitkoud, hernam ik laehend. Dat was het voorspel van het dra ma. Zooals ge zult hebben gezien, gebeurde er tot nu toe niets bizon- ders. De acteurs zqn twee levens lustige kinderen, gelukkig te bemin nen en bemind te worden. Ondanks de Bneeuw, die het geluid verdoofde, hoorden wq dien middag van de 2qde van het moeras nog ver aoheidene keeren geweersohoten knal len. Daarna daohten wij er niet meer aan; alleen zorgden wq, dat er voor de terugkomst warme kleederen ge reed lageu. Het had een poosje op gehouden met sneeuwen, doeh thans begon de sneenw opnieuw te vallen. Men kon op geen honderd passen voor zioh uitzien. Ik rekende er op,< dat ze ieder oogenblik zouden terug komen. Dooh de nacht brak reeds aan en uiemand kwam. Daar ik hier- den niet laten vervallen Wq Noord hollanders spreken toch van loope, koope, zinge, wrin^e. Alweer een verba zende besparing van kostbaren tijd. En dat is toch maar in deze dagen d e hoofdzaak. Tqd i6 geld. En nu mag men beweren, dat het toch al heel weinig scheelt of men schrqft begoo chelen ot bgogle, wanneer dit af brekingssysteem wordt toegepast op alle woorden, dan k&n iemand, die den heelen dag heelt te schrijven, en licht een kwartiertje uitslaan, dat hq benutten kan om een sigaartje te rooken of een sinaasappel ie eten of wat dan ook. Ik zeg maar tijd bespaard is tijd gewonnen. Vereenvoudiging van onze schrijf taal kan ook nog gebeuren op eene andere manier dan door verkorting van de woorden en wel door eenvou dig te schrijven zooals we spreke*. Wq Hollanders houden er eigenlijk twee talen op na, een die we schrij ven en een die we spreken. In een boek kunnen we bqvoorbeeld lezen „Jan, jongen haal even uw jasje, dan kunt ge met vad9r uitgaanLees dat nu eens hardop en gq znlt dui delijk hooren hoe mal dat klinkt? 't Lijkt net zooveel op spreekhol- landsch, als chineesoh lijkt op duitschl Wie dat zeggen moet, doet het heel anders, verschillend al naar zqn rang, zqn stand en zqn geboorteplaats. Dat laatste vooral is een hoogst belang rijke factor, 't Is geen klein verschil ol iemand geboren en opgevoed is te Maastrichtte Laien of te Lew- i warden. Hoe zal zich bqvoorbeeld [de vol bloed Hagenaar uitdrukken wanneer hij zijn zoon moet gebieden zqn jas te gaau halen. .Jan, jongen, bil éven je jasje, dan küu je met pèpè over ongerust werd, trok ik mqr. laarzen aan en riohtte mqu schreden Daar de zqde van het moeras. Overall waren de wegen met een laag sneeuw bedekt en op geen tien meter afstands kon men iets onderscheiden. Die witte duisternis was verschrik kelijker dan de donkerste nacht. Verscheidene keeren blies ik op mijn jachthoorn, dien ik had medegebracht. Niets hoorde ik en geen kreet klonk als antwoord. Ik maakte mq zeer bh- ansst. Op het laatst wist ik niet meer waar ik liep, de sneeuw kraakte niet meer, maar smolt onder mijne voe ten en de wind wierp mij de sneeuw vlokken in het gezicht, zoodat ik haast geïn 'hand voor oogen zien kon. Begrijpende dat ik mijne na- vorschingen zoo niet kon voortzetten nam ik den terugtocht naar huis aan; mij vleiende met de hoop, dat zij mo geiqk reeds thnis zonden zijn geko men. Die hoop bleek bij mijne te rugkomst echter ijdel te zijn. Wat was er met onze arme kinderen voor gevallen Er moest een ongeluk heb ben plaats gehad. De moerassen waarin zij waren gaan jagen, kenden ze zeer goed en, zooals nu geheel met sneeuw bedekt, waren zq Diet zonder gevaar. Op on geveer andeihalven kilometer afstands waren er gedeelten die geheel met gras aan de oppervlakte bedekt wa ren en waar men dadelijk doorzakte. Nu zq door sneeuw verborgen waren was dit vooral gevaarlijk. Ik kwam dus tot de overtuiging, dat er bepaald een ongeluk moest zqn gebeurd. Vergezeld van een knecht met een lantaarn ging ik dadelqk op weg om een onderzoek in te stellen, Daar de wegen totaal onbegaanbaar waren, vor derden wq slecht. Van tijd tot tijd luisterden wq eens goed, doch er heerschte een doodsohe stilte, die door niets verbroken werd. Eindelqk boorden wij een schelletje klinken. Wij gingen dien kant op en wij zagen een karretje. Den berqder ondervroe gen wij of hq ook iemand had gezien, dooh hq antwoordde ontkennend. In middels bemerkten wq, dat wq op weg naar de 'moerassen waren. En nu moesten wq ons te midden van dat water en dat gras wagen 1 Eensklaps hoorde ik een klagend geluid. Het was het gejank van een hond. De kreten, die eerst duidelijk klonken, werdeo daarna gebroken en op het laatst bijna onverstaanbaar. Het beest soheen van vermoeidheid uitgeput te zqn. Wq liepen dierioh- ting uit, te midden der moerassen. Ik hield stil om te luisteren, doch hoorde niets meer. Het klagend ge luid soheen geheel opgehouden te zqn. Altqd ging ik maar voort. Einde lqk vernam ik een ademhalingik riohtte de lantaarn naar de zqde, van waar het geluid kwam, dooh zag niets meer. Toen hoorde ik opnieuw blaf fen. Thans was het mjjn hond. Het dier was op eene witte masea neer gehurkt; het was Louise 1 Het goede beest hield zijn kop op datvanzqne meesteres en bevrqdde haar dus van de laag sneeuw, die haar bedekte, daar de warmte van zqn adem deze deed smelten. Ik tilde mqn arm kind op, wier kleederen in flarden waren. Zq liet het hoofd zakken. Was zq dan dood? Mqne hand was dusdanig van de koude verstqfd, dat ik die niet op haar hart durfde leggen om te zien of het nog klopte. Ik nam haar nu in mqne armen, terwijl ik trachtte haar gezicht te verwarmen. Aan mijn kneoht zeide ik, dat hij den tooht moest voortzetten, maar dat ik naar buis ging. Na langen tqd met dien zwaren last te hebben geloo- pen, vond ik het karretje, dat ons naar huiB braoht. Ik was verpletterd 1 Zonder een woord te uiten legde ik Louise voor het vuur. Ik legde mqn hand op haar har*, en het sloeg 1 Louise leefde nog I Na eenige se conden sloeg zq de oogen op. „Waar is George?" vroeg zq. Mqu taak was dus niet geëindigd, want de andere ontbrak nog. Onmid dellijk ging ik op weg om den onge- nitfièn." Minder moeite geelt zioh de platte landsbewoner, als hq zijn boeren- zoontje mee uit wandelen wil nemen „Jan, jd, haol eve je jassie, den kè je met vaoder üitgaonEa woont zoo'n vader op de belgisohe grens, dan zal bq hoogstwaarschijnlijk zeg gen „Jen, joei, haol de gai nw jas, zulle, dan kunde mit vaoder unt 1" Zoodoende zou, wanneer de spreek taal sohrijftaal werd, iedereen in elke proviuoie er een sohrqltaaltje op eigen hand op na gaan houdeD en zouden we elkaar even zoo goed in het Kamtsohatkasoh of io het Hin- dostanbargoensoh kunnen schrqven. Maar er is ook nog wel een andere vereenvoudiging van onze schrijftaal te verzinnen, die ons ontzaglijk veel tqd zal uitspareu en tot geen ernstige bezwaren aanleiding zal geven dat is de zinsverkorting. Ik zal daarvan een klein staaltje geven „Een detaohement van 100 Fran- „sohen, 100 Rucsen en 100 Italianen, „onder bevel van den fransohen ka pitein Perrignon is ontsoheept, met „het doel, de Cretenzers te beletten „het fort van Boetsonarion te over- „meesteren en aldns de waterbronnen „te beheersehen." Welk een tqdverspilliDg is van dit onnuozele beriohtje het gevolg ge weest voor schrijver, zetter, oorrec tor en lezerHet had immers veel eenvoudiger kunnen worden gezegd aldus „Fransohen, Russen, EDgelsoheu, „van elk 100 ontscheept, bevel kapi tein Perrignon. Doel Cretenzers be letten overmeestering fort Boetsoe- „narion en beheerschiDg bronnen." Dat die kapitein een Fransohman s, blqkt namelijk al voldoende uit lukkige te zoeker. Zou ik hem nog levend vinden? De bond volgde mq bqna vroolqk. Dezen keer had ik een gids. Toen ik nabij het moeras gekomen was, riep ik, doch ontving geen antwoord. Wat zou er van den kneoht gewordeD zqn? Ik volgde den hond, die mij links van den weg braoht, wsar ik mqne Lonise had gevonden. Altqd maar doorloopende, zag ik eindelqk de lantaarn van mijn knechthq had niets bemerkt Wq waren uitgeput. Ooge- twqfeld bevonden wq odb op de plaafB der ramp. George had Louise niet moeten verlaten. Hoe z<m het moge lijk zqn iemand in zulk een naoht weer te vinden? Iedere stap die wij deden, was gevaarlijk. Ik kan u niet zeg ren welk een angst ik uitstond. Wellioht was hq daar de ongelukki ge 1 Het begon te dagen en de eerste stralen vande morgensohemering ded?n bij ons den moed herleven. Wq zouden eindelqk knnnen zien. Helaas, die dag zou ons geen heil aanbrengen. Terwijl wq zoo aan hetrondkqken waren, gaf de knecht opeens een gil. Hq had het geweer van George gezien, waaruit ik afleidde, dat hij das daar omgekomen was. Ik liep naar voren, terwql ik mqa voet aoater een bos brandnetels zette; ik voelde, dat ik wegzonk. Ik was inderdaad op een dier versoorikkelqke plaatsen. Aan den kant van de - plek was de ge trouwe hond van den jongen man. Het dier stak met zijn kop halver wege in het slqkdaar* zijn lichaam overigens op den vazten grond rustte, kon hq niet wegzinken. Door eene wanhopige hand was de ketting vast gehouden. Ik trok het lijk van den hond weg George's hand hield de ketting niet meer Jvast. Wij gingen weg van de opening; de ongelukkige jongen had daar een pijnlijken dood gevonden. Dit was het laatste woord van het drama. Gelijk ik u reeds heb gezegd, was Louise weder bij gekomen. Dooh welk een nacht braoht de hopelooze moeder deor aan het bed van haar kird dat vreeselijk ijldeNa verloop van aoht dagen was Louise eindelqk buiten gevaar. Zij kende de waarheid. Een maand na het ongelukkig voor val deelde zq o*s hei navolgende mede: Aan het moras gekomen, had Ge orge haar verzocht aan den kant te blijven; terwql hq het wat dieper zou ingaan. Hij liep met kleine passen en lachte om hare waarschuwingen om tooh voorzichtig te zijn. Zij verzocht hem terug te keeren. maar hij liep maar steeds door en zq, zonder te weten hoe, was hem achterna gegaan. Er vertoonde zich een eendvogel George legde aan en doodde hem. Op dat oogenblik was zij slechts op twintig passen afstands van hem. De koude werd nu ondragelijk, zoodat zij haar geweer niet meer inde hand kon houden. George bezwoer haar terug te keerenmaar, nadat hq den eendvogel had opgeraapt, zette hq zijn tooht naar de poelen voort. Eensklaps hoorde zij, Louise, een schrillen kreet en toen zij zich omkeerde zag zij haar George, die in een modderkuil wegzonk 1 Zij zag hem zijn geweer wegwerpen en zich aan zqn hond vastklampen. Het beest blafte om hulp te vragen. Zij wilde naar hem toeloopenmaar hij riep haar toe „Nader niet 1 Zoover als het haar mogelijk was liep zq naar de plaats des onheils toe. Zij zag slechts zijn hoofd. Eindelqk, slaakte George een hart- verscheurenden kreet: „MijnLouise." Dat was allesZij zag nog slechts de hand, die het koord vaa den hond vasthield. Toen viel zq in zwijm. Eenige minuten later scheen het haar toe, alsof zij het blaffen van een hond hoordedooh verschrikkelijke koude en de sneeuw brachten haar spoedig in dien toestand van verdooving, waarin wq haar vonden. Ziedaar in weinige wourden mede gedeeld het verschrikkelijk drama, dat van mijn9 lieve Louise een ver zijn naam en dat de bronnen, die de opstandelingen willen beheersehen, waterbronnen zqn en geen petrolenm- bronnen, zal iedereen vanielf vatten. Nu zullen er wel mensohen wezen, die dat Diet mcoi vinden en niet poëtisch, van die menschen, die nog praten van taalmuziek. Och, lieve menschen, wat zqn jelui nog onder- wetsch 1 Vroeger ja, toen hadden we iets op met mooien klankmaar in dezen tqd loopt iemand die daarnaar vraagt, gevaar dat hq ver- daoht wordt van aanstellerq. Laat ens toch, dat is immers de ieer vaa dezen tijd, praktisch wezen. Prak- tisoh voor alles. Moet elegance, poëzie, daarvoor vermoord worden, 't doet er niks niemendal toe, prak- tisoh moeten we wezen I Vroeger leerden we fxansoh, lazen wefransch, omdat het zoo mooi klinkt en zco sierlijk is. Tegenwoordig brabbelen we engelsoh, de leelqkste taal geloof ik van heel onzen aardbol, zoo nuoh- ter als een kalf en zonder eenige geur of heerlqkheid, maar die zoo kort, zoo heeriqk kort is, dat je op een valletje papier haast een heelen roman kunt sohrqven. En daar dat dus nu de geest van den tqd is, wou ik het daar ook naar toe sturen met ons hollandsch. Mibsohien gaat dan de diohtknnst wel op de fleBoh, maar de roman schrijvers zullen in honderd regels hun heele verhaal kunnen uitmaken. Tot vereenvoudiging van de sohrqf- taal zullen zq dus veel kunnen bij dragen. De Tweede Kamer heeft uitgemaakt, dat Haarlem verdeeld zal zijn voor derden bloem heeftfgemaakt, die, naar ik vrees, nooit meer tot hare schoon heid van eertijds zal terngkeeren." Terwql hq deze laatste woorden uitsprak, barstte de diepbedroefde vader in tranen nit. „Gij begrqpt nu," ging hq voort, „welk een indruk zij h6e»t gekregen, toeu zij de sneeuw zag. Sinds een jaar heeft zij in niets vormaak ge vonden zij denkt sleohts aan ba r Gaorge.... zij 3al er vrh sterven." (Naar het Frarwch). BINNENLAND. Parlementaire praatjes. De Kamer kwam Vrqdag in ee? vrij korte zitting waarin tot toela ting van het nieuwe lid, den beur Huydecoper van Maarsseveen en Nig- teveoht we-d besloten geheel ge reed met het menu, dat haar was i voorgelegd. Verschillende ontwerpen van wet, o. m. dat tot goedkeuring van het handelsverdrag met Japan, werden zonder debat of stemming afgehan deld en de interpellatie Tqdeny bleef tot later bespaard. Maar inmiddels heeft de Kamer weer nieuwe arbeid, waar tooh besloten werd na afloop van de aan de orde gestelde onderwerpen nader aan de orde te stellen: het wetsontwerp tot nadere regeling van het zegelrecht van effeoten de motie van orde van den heer Sohepel betreffende de afnohaffing van den vleesohaooqns; de wetsontwerpen tot naturalisatie vsn L. Leib, zich noemende Loeb, en zeven anderen en het wetsontwerp tot kwijtschel ding aan H. L. C. te Mechelen van eene den lande aankomenle vordering. De Voorzitter behield zioh voor in den aanvang der volgende week een nader voorstel te doen tot regeling van werkzaamheden. Zeer verstandig, want van gereedkomen met ai het werk dat er nog is, kan toch geen sprake zqn. Vrij langdurig werd er ge-mond en klauwzeerd, d. w. z. weder eens van gedachten gewisseld over de vraag wat ter beteugeling van de ziekte on der het vee moet worden gedaan. De interpellant, de haer de Hoer, stelde sleohts de vraag of de tot be strijding genomen maatregelen van dien aard waren om Ie rechtvaardigen, dat men er mede voortging: Bq de toelichting dezer vraag bleek de heer de Boer het vrq we! eens met het door den Minister van Binnenl. Zaken in diens ant woord ingenomen standpuntdat bq de bestrijding der ziekte met plaat selijke omstandighéflen moest worden gerekend, dat het binneclandsoh ver keer zoo weinig mogelijk zal worden belemmerd, waar geen gevaar is voor overbrenging naar het buitenland dat, waar enkele gevallen zich voor doen, in afmaking heil zal worden gezocht, maar waar de ziekte toch reeda op groote schaal woedt, daar van zal worden afgezien. Wat het buitenland aanging, meende de min. dat alleen van de zijde van België heropening der grenzen te wachten is, omdat in België ons vee noodig was. En 't eenige wat we zouden kunnen doen, ware représailles door tarief- verhoogiDg, Dat zou.demin., vrqhan- delaar, natuurlijk nooit voorstellen. Doch ondanks deze verzekering aohtte de heer Veegens zich tooh verplicht zelfs tegen de onderstelling te waar schuwen. Met het antwoord van den Minister had met name de heer Lieftinok min der vrede, speoiaal wat het binnenland betreft. M9n was nu vrq aluemeen tot het stelsel van doorzieken bekeerd en juist daarom aohtte de heer Lief- tinck belemmeringen in het binnen- landsoh verkeer ongewenscht. Wat we deden en doen moesten, 't was voor hei buitenland en nu kregen onze Belgisohe broeders er even van langs dat men 't moet hébben hooren donderen te Brussel. Een bepaald resultaat had het de- de gemeenteraadsverkiezingen in ze ven kieidistiioten. Nu spreekt het vanzelf, dat dit goed gedaan is. Wat de meerderheid van de Tweede Ka mer vindt kuDnen wq niet anders dan goedkeuren in dezen tijd, nu het niet de vraag meer scbqntte wezen, wie het is die dit of dat beweert, maar hoeveel het er zijn. Maar ik zal me niet verdiepen in politiek. We zollen dus nu in don gemeenteraad krijgen leden die afge vaardigd zqn door het Sohoterkwar tier, door de AmBterdamsohe poort, door de JansBtraat, door de Hout straat, door het Rozenprieel, door den Hou», door de Leidsohe buurt. |De beraadslagingen zullen daardoor zeker in deftigheid toenemen. Tot dus ver werd ieder lid van den Raad zoo maar huiselqk weg bq zqn naam ge noemd. „Meneer de Breuk heeft het woord," zei dan de burgemeester, of „Het woord is aan meneer Sohür- mann." Voortaan zal het defliger gaan wor den. Ik hoor een van de raadsleden al zeggen„naar aanleidin? van de opmerking van den geaohten afge vaardigde van het Rozenprieel;" of wel„ik mag de heeren niet onder den indruk laten van de meening van den zeer geëerden afgevaardigde van de Leidsohebuurt.." Ook zal men dan te hooren krijgen„zooeven vernamen we de opinie van het Sehoterkwar- tier, maar ik sta er op, den heeren de meening te doen kennen van de Groote Houtstraat." 't Zal wonder deftig wezen en zoo goed werkenO, 't zal zoo beBt werkenOnze gemeente is ook zoo groot, ze telt wel heelemaal zestigdnizend zielen, waarom zonden wq hsar|ian niet in stukken verdoe- bat n;e'. Het eindigde met de gebrui- kelqke dankbetuiging. Het voorstel om de tractementen der ambtenaren van het O. M. bq de kantongerechten van f 1200 op f 1600 te brengen, gaf den heer Mackay aanleiding om voor te stellen twee geleidelqke 3 j&arlqksobe verhoogin gen met f 400, dus met f 2000 a's maximum om den overgang naar de bezoldiging ven subst.-offio. (f2.500) einder groot te maken. Het denkbeeld had den bqv&l van den heer de Kanter, die echter wecschte dat het terug werkende kraoht zou hebben eo daarom voorsielde met de verhoogin gen ook te bedenken die ambtenaren dis reeda 3 oi 6 jareu dienst hebbeD. De Minister van Justitie had er wel iets tegen en ook de heer Macaxé (om het stelsel onzer reohteriijke organisatie niet te veranderen ea om dat nu ook hooger beauldigd zouden worden wie niet voldeden), maar de heer Mackay nam het idéé van den beer de Kanter over en de Kamer nam het amend, aan met 36 tegen 30 stemmen. De wet treedt 1 Januari 189S in werking. G. Jr. PostaegeJdief8tal. Voor een brievenbesteller te Rot terdam die drie brioven op bet post kantoor versoheurde en zioh Ameri kuansche postzegels toegeëigend bsd om die te verkocpec, dooh in de uitvoering van dat laatBte voornemei verhinderd werd, doordat de hoofd bestellers hem snapten, is door hei O. M. bij de Rotterdamsche rechtbank 9 maanden geëisoht. Het O. M. we^s op het feit. dat it de laatste tijden tal van klachten b; de direotie van hot postkantoor inkwa men over het vermissen van brieven Menig ambtenaar wera verdaoht, d» brieven verdonkeremaand te hebben Ten slotte werd de koker vau he privaat verstopt gevonden, waarbj na onderzoek bleek, dat die verstop< ping veroorzaakt word door tal van verscheurde brieven. Toen werden sommige beambten soherp in het oo; gehouden en dit heeft aanleiding ge geven tot de betrapping van oekl die reeds onder sterke verdenking was, omdat bq reeds een paar maa geaohorst was wegens misbruik vat sterken drank. Daarenboven was het bekend, de er brievenbestellers waren die post zegelft aan de portiers der brouwerjjei voor bier verkochten. Het O. M noemde het feit zeer eruBtig, de pos is een monopolie van den Staat, ei moet dus aan het publiek de hooge mogelijke zekerheid aanbieden vau daar, dat voor bet vernietigen vai bet onbeduidendste stuk, dat aau d post is toevertrouwd, reeds een maxi mum-gevangenisstraf van 4 jaar kaï geëisoht worden. Uit Enschede wordt van 1 Apri aan de „N. R. Cfc." gemeld Gisterenavond werd aan de Glanet brug in de nabijheid van den rqksto onder de ge" eente Lonneker hc- rijtuig van mevrouw ae wed. A. Biijdenstem uit Enschede aangehoui den door eenige personen, dio vaij aohter de boomen te voorschijn kw«| men. Een persoon echter, die bq dei koetsier op den bok zat, greep d zweep en weerde hen af. Dergelijke aanvallen hadden in del laatsten tqd meer plaats. Vóór eenigi dagen ooj». nog met een rijtuig val mevrouw Van Delden nit Gronav, da daar passeerde. De gemeentepolitie te Lonnek« (twee veldwachters) is niet bij machtj overal in die uitgestrekte gemeeol voldoend toezicht te houden. Exploitatie van kinderen. Uit Loo, het dorp in de Lqmert trekken weer tal van huisvaders nat! Duitschiand om te arbeiden. Dooh oc kinderen gaan mee naar de Ruhr. I waven dezo week een paar werkbazfc of ploegbazen aldaar om kinderen werven. Bq het uitgaan der soho len Londen, met zqn zielental Tt ettelqke miiiioenen, is wel in gral schappen verdeeld, waarom zou Has) lem met zijn zestigduizend zielen di niet in kiesdistricten worden gebak Gesteld, ik woon op de Bronwel vaart en zou wel graag debestratii daar een beetje verbeterd zien. f ken ik toevallig een Raadslid, die den tiohotersingel woont, maar bi moet ik daarvoor niet hebben, f heeft in zqn kwartier zelf wel lui d slecht bestraat zqD bq hem bebo ik dus niet aan te komen. Zoo ric ik dan mqn sohreden naar het Raad lid, dat op de Leidsohevaart woo en wqs hem met kracht van woordi op de ellendige bestrating van vaart. „Hoor eens," zegt hq, „ik ben b geheel met u eens, dat de Brouwei vaart miserabel bestraat is, maar vreeB, dat de Raad op een verzo om nieuwe bestrating afwqiend l schikken zal. Naar ik gehoord b« zal mqn geachte medeafgevaardig van het Rozenprieel vragen om b strating van de PoellaaD en mqng eerde medeafgevaardigde van de Gr; te Houtstraat om bestrating van „Peus" en mijn hooggeachte colle van de Amsterdamsohe poort om b strating van de Spaarnwouderstri veel hoop kan ik n dus niet geve Maar of ik suooes heb of niet, wil en zal het ter sprake brenge want de kiezers van de Leidsol buurt hebben mq hun vertrouw gesobonken en hunne belangen i ik behartigen, zoolang ik adem hi ja, op mqa sterfbed zal ik nog o roepen, nietleve Haarlem, „leve het Leidschekwartier 1" FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6