De edelmoedige bruidegom. naar liet Hongaarseh van EDUARD FREEDMANN. IC ven vóór de bruiloft kreeg de oude Kadar een aangeteekenden orief uit de hoofdstad, waar zijn schoonzoon in sf een bloeiende zaak bezat. Met een somber voorgevoel opende de do- meinenpaclitcr den briei, en las het volgende Mohai R- C'ie. Handel in koloniale waren en comestibles. „De Gouden Palm." Geachte Heer! Indertijd hebt gij beloofd, vóór het huwelijk van myii neef en compag non met uw dochter Risa twintigdui zend gulden te- deponceren aan liet hoofdbureau der Zadorlaker Spaar bank. Gisteren ben ik in de gelegen heid geweest my er van te overtui gen, dat gij uw belofte niet hebt ge houden: daar gij slechts tienduizend gulden hebt gedeponeerd. Tot mijn spijt moet ik u med'cdeelen, dat, hoe zeer ik ooit een verbintenis met uw geachte familie op prijs zou stellen, ik mijn toestemming tot liet huwelijk van mijn neef en compagnon met uw dochter niet kan geven, indien gij zoo vriendelijk zjjt, het bovengenoemde bedrag van 120.000 gulden aan te vullen. Hoogachtend, Samuel Mayer, Firma Mohai" Go. Mevrouw Kadar trad de kanier binnen,- terwijl haar echtgenoot den hardvoehtigen brief nog steeds in zijn bevende hand hield en onbewegelijk aanstaarde. Op ongerusten toon vroeg zy „AVat is er gebeurd, Kadar Daar baai raag onbeantwoord bleef, nam zij hem dén brief eenvoudig uit de baud en vloog den inhoud door. Haai ontsteltenis gaf zich lucht in een diepen zucht, maar toen maakte haai- schrik plaats voor een gevoel van verbittering en minachting jegens die schurkachtige zielverkoöpers, die op het punt waren haar lieve doch ter één dag voor dc bruiloft zoo schan delijk in den steek te laten. Plotse ling viel liet haar in, dat er nog een andere schuldige was, en op strengen toon zeide zij tot haar echtgenoot: „En je hebt ons verzekerd, dat je de twintigduizend gulden al gedepo neerd hadt?" „Ik durfde niet bekennen, dat ik niet over zooveel geld kon beschik ken.'' „Dus je hebt niet alleen je aan staanden schoonzoon, maar ook mij en ons dierbaar kind bedrogen." De oude man antwoordde niet. „"Maar waarom heb je eigenlyk het geheele bedrag niet gedeponeerd? Hoe staat het met den hooi-oogst van het volgend jaar?" „Dien heb ik al tegen ongunstige prijzen verkocht" „En de pacht van de domeinen" „Die brengt my al lang geen voor deel meer óp." „Omdat je er te hoog voor hebt ingeschrevenOmdat je er geen slag van hebt met financiers om te gaan. Omdat je onhandig, dom en onnoozel bent Kadar!' Kadar antwoordde niets op al die harde woorden. Natuurlijk was hij onhandig en onnoozel. Wat baatte hot hem, dat hij nu al ruim dertig jaar zwoegde on sloofde voor zijn ge zin, dat hij harder gewerkt had dan op zijn poesta de ossen voor den ploeg, nu hij ondanks alles de ont brekende tienduizend gulden huwe lijksgift voor zyn innig geliefd kind, niet bij elkaar kon brengenMevrouw Kadar nam nogmaals den brief ter Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCLXXli. Wanneer ik zeg, dat de Hollanders van ouders tot ouders waterrotten zijn geweest dan verkoop ik een gezegde zoo oud als ons volk zelf. Maar of die spreuk nu wel in allen deele waar is, daar zou ik aan willen twij felen. We hebben er altijd veel plezier in gehad, bovenop het water te varen. Dat was al in den tijd van Tromp cn de Rnijter en tegenwoordig is het nog niet anders. la des Zondags maar eens kijken naar de gezellige roeipar tijtjes, die des middags na tweeën zoo eens waai- te nemen zijn op het Bui- tenspaarnc. in de Nieuwe Gracht en in de Leidsel tcvaart. Vader zit aan ■t roer, in zijn hemdsmouwen om zijn zondagsche jas niet vuil te maken, op een bankje moeder met de kleinste, aan dc riemen twee jongens, die wel zoo nu en dan de riem door de lucht zwaaien, alsof ze een voorbijvliegende spreeuw van het leven wilden beroo- ven. maar het bootje toch vrij vlug voortbewegen en op de plecht nog een van de, spruiten, misschien wel twee, die zich kostelijk vermaken en moeder een, doodschrik op 't lijf jagen, door zoo ver ze kunnen over den rand heen te buigen om -met de vingers liet. water te raken. Op het water zijn wy dus heden pieten. Maar gesteld nu eens (niet dat ik het graag zou zien, voor geen wereldsch geld!) ge»steld nu eens.dat een van de jongens een gat in de schuit trapt je hebt van die wrakke hulken on dat de schuit gaat zinken. Hoe veel vaTi de opvarenden zou 11 dan wel denken, cfat er het loven af brengen wanneer er- niet met dc snelheid des bliksems hulp komt van den oeverkant. De vader kan niet zwemmenals hii het in zyn jeugd ooit gekund heeft, is hij het al lang hand, waarvan het vignet aan et hoofd op zoo verleidelijke wyze het aanzien der tirma verkondigde. „Eu toch mogen we niet zoo maar roekeloos afstand doen van dat ge luk. We zullen ons hcele leven lang niet weer zoo n schitterende partij vinden voor onze Risa. Je moei die tienduizend gulden zien te krijgen, al moest je ze uit den grond te voor schijn tooveren. Versta je me, Kadar?" Ook Kadar keek met een weemoe digen blik naar het indrukwekkende hoofd van den brief en zeide op neei- slachtigcn toon „Maar waar moet ik het vandaan halen? Crediet heb ik niet. Ik ben immers bijna geruïneerd. „Je gaat oogcnblikkelijk naar de stad. Eén voor één zoek je al onze bloedverwanten op. En al moest je die tienduizend gulden stuk voor stuk bij elkaar, bedelen, je kouit uiet zonder ze thuis. Versta je ine, Kadar?" Uit elk woord van dit bevel klon ken de energie, de liefde eener moe der die niet zou willen dulden, dat het levensgeluk barer eenige dochter door de onbeholpenheid van den vader zou worden vernietigd. Die tienduizend gulden moesten byeen ge bracht worden, als de rijke koopman zich niet met minder wilde tevreden stellen, want Risa moet gelukkig worden. Mijnbeer Kadar zag in. dat zyn vrouw volkomen gelijk had. Wel is waar "hail de eigenaar van den „Gouden Palm" tamelijk duidelijk bewezen, dat hij dit huwe lijk niet alleen ter wille van Risa's mooie oogen wenselite te sluiten, maar m den tegenwoordigen tijd kan men zich alleen nog maar verbazen over de idealisten, die daar iets buiten gewoons in zicu Mevrouw Kadar moedigde hem nog meer aan. „Vandaag nog maak je een visite bij je broer. En ik zal Risa wel troosten, en haar zeggen, dat er niets belangrijks gebeurd is, maar dat haar bruidegom een weinig ongesteld is, zoodat het huwelijk een paar dagen moet worden uitgesteld. De mooie, frissehe, jonge bruid, die juist bezig was, haar bruidstoilet klaar te leggen, keek haar moeder verschrikt aan. „Dus hij schrijft zelf, dat hij ziek is „Neen. zyn oom schryft het." „Laat mij dan toch den brief zien, moederIk wil hem lezen. Of wilt u iets voor mij verbergen. Is hij soms gevaarlijk ziek De onstuimige vragen van liet onge ruste bruidje brachten mevrouw Kadar in groote verlegenheid. Zij wist niet, wat zij zou antwoor den, maar bedacht ten slotte, dat het eigenlijk volstrekt niet noodig was, de waarheid voor Risa te verbergen, Risa was immers oud en wijs ge noeg, om alles te mogen weten. En daarom vertelde zij haar alles tot in de kleinste bijzonderheden, en troostte haar, door te zeggen, dat zij zich, maar niet ongerust moest maken, want dat Papa ai op weg was naar de stad om alles in orde te maken. Het was immers alleen maar een uitstel van een paar dagen. En zóó lang kan een verstandige "bruid immers wel wach ten, al verlangt zij ook nóg zoo zeer naar haar trouwdag. De lieve, mooie Risa was werkelijk een verstandig meisje met veel wils kracht. Geen geluid kwam over haar lippen gedurende liet verhaal barer moeder." Maar zij was doodsbleek en haar stem beefde, toen zy eindelijk vroeg „Dus die arme Papa is naar de stad gegaan, alleen om dat geld voor mij by elkaar te bedelen?" weer vergeten. Ce moeder heeft het nooit geleerd en heeft het wel is waar dus ook niet kunnen vergeten, maar zinkt niettemin even gauw als de vader; van de meisjes geef ik u een briefje dat ze hare eerste zwem les nog moeten nemen en zoo schiet er van de heele familie, die daar een oogenblik te voren zoo lustig zat te spelevaren, niets over dan de jongens, die allicht inet, hunne kornuiten hiel en daar, op verboden en niet ver boden terrein, de edele zwemkunst hebben leeren beoefenen. Wanneer wij Hollanders er ons dus op beroemen, dat we waterrotten zyn, dan moesten we er eigenlyk bijzeg gen bovenop, maar niet in net water. Ik wil met den lezer een wedden schap aangaan, om des keizers baard, dat hij wanneer hij dit leest, in de dan tegenwoordige leden van zyn huiselijken kring, geen twintig per cent zal vinden, die durven zeggen, dat ze kunnen zwemmen. Niet een op de vijf! De andere vier zijn der halve, wanneer ze in het water val len, bestemd om te verdrinken, wan neer toevallig niet op dat moment een of meer menschenvrienden in de buurt voorhanden zijn diezwem men kunnen In dc zwemschool van den heer Sprcnger komen vrijwat jongelui en ook eenige oudere heeren, maar wat beteekent dat, vergeleken bij het aantal van hen, die het niet kunnen, 't Is verwonderlijk, dat wij Noord-Hol landers, dio leven in een streek, waar misschien nog grootcr oppervlakte uit water dan uitland bestaat, ons heele leven vergeten te leeren zwemmen, precies alsof we dachten, dat het wa ter ons zóo goed kent, dat het wel op zy zal gaan, als wij er invallen. Ja, goeden morgen. Probeer het maar eens of liever, probeer het maar niet! Een van mijn oudooms, die 't met de tegenwoordige lust in uitgaan maar heelemaal niet vinden kon en een aartszwemmer was, plaeht te zeggen „Ja. alleen daarom. En hij zal liet ook wel krijgen. Maak je maar niet ongerust, Risa. Maar Risa was volstrekt niet on gerust, Een toornige blos bedekte haar mooi gezichtje, en haar groote, zwarte oogen fonkelden, toen zij uitriep: „Zoo. en niet om dien ellende ling to zeggen, dat hij zich niet hoeft te vermeten, ooit weer aan mij te- denken „Maar Risa!" „Dus u gelooft, moeder" ging zij met klimmende verontwaardiging voort „dat ik. na alles wat er gebeurd is, er nog toe zou kunnen besluiten dien man toe te belmoren Een man, die mij als koopwaar beschouwt, en die my met twintig duizend gulden be geerlijk genoeg vindt, maar mij met tien duizend gulden niet eens wil hebben En na die woorden, bedekte Risa haar gelaat met de handen, geleund op de tafel, waarop de myrtheukrans lag. uie den volgenden dag niet op haar hoofd zou verwelken. Een luid snik ken deed haar lichaam trillen, dat den volgenden dag niet in het sneeuw witte bruidskleed zou worden gehuld. Mevrouw Kadar's denken en voelen wasnog altijd geheel onder den in druk van den „Gouden Palm". Zij gaf den strijd nog niet op en hoopte het jonge meisje nog tot rede te bren gen. Want haars inziens had Risa in haar overspannen toestand een over ijld en onverstandig besluit genomen, i „Risa, dc romans die je voort durend hebt gelezen hebben je hoofd heelemaal op hol gebracht. Je spreekt, alsof jc heelemaal niet mijn 'lief, vol standig dochtertje bent, waarop ik altijd zoo trotsch geweest ben. Kind wat zou je een bitter berouw over dat besluit hebben, als het mij nie. gelukte, je er van af te brengen. Het is wel waar, dat je nog jong bent, en nog wei een beetje kunt wachten, maar als je nu eens te vergeefs waclittet, als zoo'11 geluk je nu eens niet weer te beurt viel? Het geluk, Risa, is een vingerwijzing Gods. wie daarop geen acht slaat, bezondigt zich tegen God." Moedig stond Risa na die zalvende woorden op, en zeide: „Mama, -- als er in uw hart ook maar één enkel vonkje medegevoel voor mij te vinden is, als u niet wilt, da't ik krankzinnig word, martel my dan niet langer met zulke woorden. En laat Papa niet naar de stad gaan, om bij onze bloedverwanten geld voor my te gaan bedelen. Want te vergeefs vernedert hij zich om mijnent wille, te vergeefs zal hij zijn best doen, de volle som bij elkaar te bren gen,--ik wil toch nooit de vrouw van dien man worden. nooit. Als ik hem niet liefhad zou dit ruwe bewijs van zijn liefdeloosheid mij misschien onverschilliger laten, maar nu weiger ik, my aan hein te verbinden, juist omdat ik hem heb liefgehad." Geheel verbluft keek mevrouw Ka dar haar anders zoo verstandige doch ter aan, die nu zoo'n romantischen onzin uitkraamde. Maar zij begreep, dat liet haar op 't oogenblik toch niet zou gelukken, liet jonge meisje tot een ander inzicht te brengen. Daarom liet zij Risa alleen iu de half donke re kamer, waar de gereedliggende bruidsjapon spookachtig glansde, en begat zich naar haar echtgenoot, die reeds geheel reisvaardig was voor zijn moeilijken tocht. „Met Risa valt op :t oogenblik geen verstandig woord te spreken. Zij is wanhopig, want zij hield veel van dien man. En toch wil zy absoluut niets meer van hem weten, zóo heeft die brief haar gegriefd. Zij wou er maar dadelijk heelemaal een eind aan maken. In ieder geval, ga jij nu maai1 naar de stad en doe je plicht." En mynheer Kadar ging naar do stad. ,,de tegenwoordige jeugd baadt zich in geneuchten, maai' niet in water." De man had geen ongelijk, want zie rond in wolken maatscliappelijken stand je wiltde zwemmers zijn uit zonderingen. De aristocratie, de def tige burgerij, de gezeten burgerij, de kleine burgerij, de werkman (als ik soms een stand vergeten heb, vraag ik nederig vergiffeniszwemmen wei nig of niet. Er schijnt een tijd te zijn geweest, dat de zwemlustigen, die den toegang- tot een zwemschool niet konden of wilden betalen, hiér en daar en overal maar te water gingen en kosteloos waterballetten vertoonden voor de argelooze voorbijgangers. Aangezien met dergelijke ongedwongenheid de openbare orde niet gediend was, maakte liet Gemeentebestuur daar een einde aan, maar wees tegelijk den zwemlief- hebbers een plaats aan, waar zij naar hartelust iu net water mochten rond- plassen. Dat was het einde van de Leidschevaart. Maar toen daar werd gebouwd, werd de algemeene zwem plaats verlegd naar de Amsterdam- sehevaart, doch ook daar klaagden de bewoners over dien overlast, dien ze er van de zwemmers hadden. Ik geloof, dat er nu een politiepost staat, die er het zwemmen belet. waar dan nu gezwommen wordt, weet ik waar lijk niet: ik vermoed in allerlei hoe ken en gaten waai- het niet mag. Maar B. en AV. begrijpen, dat eon moeilykheid regelen Deter is, dan die tegen te gaan. Gaat het plan dooi- dan zal voortaan de heer Sprenger zyn zwem school aan het Noorder-Buitenspaarne op bepaalde dagen en uren kosteloos openstellen. Zullen de arme zwem mers, die als ontredderde vaartuigen door den storm van de publieke opi nie, nu her- dan derwaarts worden gedreven, hier nu eindelijk een vei lige haven vinden? Misschien niet. Althans er gaan al stemmen op, die protesteeren tegen de vestiging in het Noorderspaarne Na verloop van drie dagen kwam raynhéér Kadar weer terug bij zijn vrouw, die intusschen dikwijls genoeg met haar dochter had gekibbeld en geredetwist. Het arme kind had meer te lijdon van haar moeder dan van haar trouweloozcn bruidegom. Het gelaat van den ouden man straalde van vreugde, toen hij binnen kwam. Zijn oogen schitterden van geluk, zijn magere gestalte was statig opgericht. Kwam hij soms als ovcr- winnenden held terug van zijn bede lenden pelgrimstocht Risa keek hem aan en verbleekte. De hemel verhoede, dat hy het geld bij elkaar gekrégeu heeft, dan moet zij zich voorbereiden op nieuwe verwijten en overrediugen van de zijde barer ouders „Nu wat heb je voor nieuws?" riep mevrouw Kadar vol ongeduld uit. „Wat ik voor nieuws heb?" juichte de kleine, grijze man, terwijl hij beide armen heen en weer bewoog, alsof hij een veroverd vaandel zwaaide, „wat ik voor nieuws heb? Niets anders, dan dat die jonge man een groot man is, een edelmoedig, voor treffelijk, verrukkelijk wezenRisa. overmorgen vieren we bruiloft, hoor! Kind, jullie zult zoo gelukkig met elkaar zijn, als de engeltjes in den hemel." „Maar wat is er dan toch gebeurd spreek toch wat duidelijker!" zeide mevrouw Kadar, .bevend van zenuw achtige opgewondenheid, terwijl Risa geen woord kon uitbrengen. „Wat er gebeurd is? Niets minder, dan dat ik zelf naar hem toegegaan ben en hem precies verteld lie'b, hoe de zaak in elkaar zat. Ilc wildeniet voor hem verbergen, dat ik nu arm ben, een bedelaar, en dat ik die overige tieuduizend gulden onmogelijk kan opbrengen. Ik verzweeg hein ook niet. dat Risa hem lief had, en wanhopig was over den brief van zijn oom. En stel je voor, wat hij antwoorddeHij werd zóó woedend, dat hy mij bijna de deur uitgooideen toen schreeuwde hijwat of we eigenlijk van hem dachten? Of we soms dachten, dat hij een ellendige schurk was. die alleen om haar geld met Risa won trouwen? Of we werkelijk ook maar een oogen blik hadden kunnen denkt -bi hij iets van dien brief van zijn oom af wist? En of wij er dan geen van allen van overtuigd waren, dat hy Risa lief had, en met haar zou trouwen, al had ze geen rooien duit?" Eu met een ondei-zoekenden blik trachtte, hij te ontdekken, wat voor! indruk zijn woorden op zijn dochter maakten, terwijl hij zelf lachte, totdat de tranen hem over de wangen liepen. En Risa, de zwaar beleedigde, door twijfel gefolterde Risa? Zij stikte haast in dien onverwachten over vloed van zaligheid, zij had een gevoel, alsof er plotseling honderden eu duizenden rozeknoppen van geluk in haar hart ontloken,haar bedwelmend met dc liefelijkste geuren. Dus die edele man beminde haar tochDus ter wille van haar zelf, om haar jeugd, haar schoonheid, haar lieftalligheid, haar liefde, ter wille van dat alles is hij zelfs bereid, afstand te doen van tienduizend gulden. Lieve hemel, tienduizend gulden! dat is waarlijk geen kleinigheid, dat Is een aardige som Welk een trouwe, lief hebbende, opofferende vrouw zal zij voor hein moeteu zijn, om hem scha deloos te stellen voor dat offer. O ja, dat zal zij zijn. Zij zal hem, en daardoor ook zich zelve, een paradijs bezorgen,omdat hij afstand gedaan heeft van die tienduizend gulden 1 De trouwdag was aangebroken. En de bruidegom, de eigenaar van de bloeiende zaak in comestibles en ko. van een kostelooze zwemschool. Zy beweren, dat het niet goed gezien is, om in een stadswijk, waarvan men (na de vernieuwing der sluis te Spaarndara) grooten bloei verwacht, een inrichting te vestigen, die uit den aard der zaak door velen met een scheel oog wordt aangekeken. En ik wil niet beweren, dat zij daarin on gelijk hebben. Maar hoe en waar dan ook, laat men toch vooral gelegenheid geven tot vrij zwemmen. Doet men dat niet, dan zullen de liefhebbers, bij wie dc lust tot zwemmen grooter is, dan de vrees voor straf, toch allerlei plekjes zoeken en zal de arglooze wandelaar in velden en wegen, op het alleronverwachtst iemand uit het water zien verrijzen, in een costuum, dat onbeschrijflijk is, omdat het er heelemaal niet is. En de braven, zij die een afschuw hebben van den Vloek des Kwaads, zij zullen in het geheel niet meer zwemmen. En dan zal van de familie, die ik daarstraks op zoo tragische manier in de Nieu we Gracht heb laten omkomen, nie mand meer overschieten, want ook de jongens aan de riemen zullen dan het zwemmen niet hebben geleerd. Kon inzender in dit blad heeft de welwillendheid gehad, mijn ad vies in te winnen over de vraag wie wel de uitvinder van de bril is geweest. Ik zon dat met genoegen geven, wanneer ik het zelf maar wist. Maar dat is het geval niet. Toen mijn geheugen mü over dezen weldoener van de mensenhcid niets te vertellen had, heb ik er anderen op nageslagen en nergens iets anders kunnen" vinden, dan dat men vermoedt en raadt, maar zonder de minste ze kerheid. Ik schrijf hier af, wat de Encyclopaedie van Winkler Prins er' over zegt: „De uitvinding dei- brillen schijnt zeer oud te wezen. Het eerste spoor lonialc- varen, verscheen eveneens. deftig cn afgemeten. O, de gelukki ge Risa liet zich niet teleurstellen door zijn gevoellooze, kregelige, koelheid. Zij wist immers welk een tender hart er klopte in dien uiterlijk zoo kouden en onverschilligen man van zaken. Na de huwelijksplechtigheid riep dc oude Kadar zijn schoonzoon even ter zijde, en zeide óp fluisterenden toon: „Dus. dat is afgesproken, niet waar, - je zult zorgen, dat mijn dochter niet te weten komt, dat jc'de geheele huwelijksgift gekregen hebt, want zie je. Risa is een verstandig meisje en zal waarschijnlijk ook een verstan dige vrouw zijn; maar het kan toch wél zijn dat. haar moeder gelijk heeft, - namelijk dat het lezen van al die romans haar hoofd een beetje op hol gebracht, heeft. We moeten haar (lus maar in den waan laten, alsof je haai- alleen om nu ja je weet wel Met een minzaam glimlachje beloof de de eigenaar van den „Gouden Palm", dat hij dien teedereu leugen nooit zou tegenspreken. Want natuur lijk, beleefdheid en vriendelijkheid tegenover het zwakke geslacht belmo ren immers tot de aangeboren deug den van eiken practischen mairvan zaken E. Hd. BINNENLAND. Vorstelijk bezoek te Amsterdam. Met den trein van 6 u. 10 m. Ver lieten Vrijdagochtend de kroonprins van Italië en zijne gemalin met hun gevolg, generaal Terzaghi en majoor Viganoni de hoofdstad, daarbij uit geleid door (leu heer H. van Dam, consul van Italië te Amsterdam, met wien de kroonprins zich lang onder hield. Aan het station Weespcrpoort namen dc vorstelijke personen harte lijk afscheid van den heer Franco de Amicis. den bekenden schilder- schrijver, wiens atelier op de Kei zersgracht zij dezer dagen met een bezoek vereerden. HH. KK. HH. waren opgetogen over liet Hollandsche comfort cn het eigenaardige schoon der stad Amster dam, over "haar schilderachtige grach ten en do naaste omgeving. Bij zijn vertrek heeft de kroonprins van Italië aan den directeur van Brack's Doelen-Hótcl, den heer O. Humbert, een stel manchetknoopen met diamanten ten geschenke ge geven. De invloed van arbeidsduur op den arbeid. Aan het verslag van den lieer iStru- ve, inspecteur van den arbeid iu de 3e sectie (dc prov. Ltrecht cn Zuid- Holland benoorden den rechteroever van de Lek, de Nieuwe Maas, het Scheur en den Nieuwen Waterweg, met uitzondering van de gemeente Rotterdam), voorkomende in de pas verschenen Verslagen van de inspec teurs van den arbeid over 1895 en 1896, zijn de volgende belangwek kende m'ededeeüngen omtrent den ar beidsduur ontleend Nadat de inspecteur vermeld had, dat er vooruitgang is waar te nemen in de beperking van den arbeidsduur, ook van niet door de wet beschermde personen, gaat hij verder voort als volgt Verschillende malen kwam mij dit jaar ter oore, dat de werktijd met succes en zonder dat schade voor de productie was ontstaan, verminderd was. Waar dit geschiedde, was het loon per uur verhoogd of het week loon even hoog gebleven. Alleen on der deze voorwaarden is de invoering mogelijk. van vergrootende brillen vindt men in een werk van den Arabischen ge leerde Alhazan. die in de elfde eeuw leefde en Roger Bacon (1291) handelt vrij uitvoerig over deze vergrooting. Vermoedelijk zijn de eerste brillen deze naam is afkomstig van beryl. een woord, hetwelk men in de midden eeuwen tot aanduiding van iedere glassoort gebruikte tusschen 1280 cn 1390 in zwang gekomen. In een grafschrift te Florence van 1317 wordt een zekere Salvino degli Armati de uitvinder der brillen, genoemd, hoe wel men van een monnik Alexander van Spina (1313 te Pisa) vermeldt, dat hy de brillen gekend en die ken nis bereidvaardig aan anderen mede gedeeld heeft. ïn 1482 bestonden er vervaardigers van brillen te Nürn- berg. In ons vaderland wordt Zacha- rias Jansen te Middelburg als een bekwaam brillènslyper vermeld en la ter bezaten de friesche van der Bildts in het vervaardigen van brilglazen eene groote vaardigheid. Intusschen, volgens eenige welwil lende mcdedeelingen, waarvoor ik den gezichtkundige den heer Schmidt dank heb te zeggen, zou het principe van het brilglas al veel vroeger bekend zijn geweest Het schijnt, dat keizer Nero (100 j. v. C.) al een glas gebruikte om beter te kunnen genieten van de gruwelijke martel-schouwtooneelen, die hij in den arena geven liet. Verraoe- delijk was Nero een weinig bijziende en maakte hij gebruik van een eenigs- zins hol gegoten glazen voorwerp, waarvan hy toeval li» de eigenaardige eigenschap ontdekt had. Intusschen kan ter eere van ons nationaliteitsgevoel hieraan nog wor den toegevoegd dat het in elk geval onze landgenoot Antony van Leeu wenhoek is geweest, die het jflypen van lenzen ernstig bestudeerd en aan de verbetering daarvan een grooten stoot heeft gegoven. In eene groote bakkerij was de werktijd op io1,-. uur gesteld, terwijl den werklieden 1 '/a uur schafttijd werd gegeven. De bestuurder ver klaarde. dat sedert de schafttijd was ingevoerd en de werktijd dus iy> uur korter was geworden, de werklieden beter, vlugger en met meer lust werk ten dan vroeger en dat de productie gcenerlei schade had geleden. Ook de vaste rusttijd was gebleken, een groote vooruitgang té zyn. Ook in liet timmermansbedrijf te Amsterdam was, naar my vau ver schillende zijden werd verzekerd, met succes de elfurige werkdag ingevoerd. In eene sigarenmakerij werd nu 9'/i uur gewerkt; vroeger ll'/a uur. Bij inzage van de boeken bleek mij dui delijk. dat er nu ongeveer dezelfde hoeveelheid sigaren werd gemaakt, ais toen men 2 uur langer werkte. Hiervan was mede het gevolg, dat het zoogenaamde maandaghouden bij kans geheel had opgehouden. In een vijftal andere sigarenmakc- ryen, waar de werktijd tot 10 uur was bekort, kreeg men dezelfde uit komsten. Ook in andere bedrijven, waar aan genomen werk Averd gegeven en de duur van don werktijd" tot omstreeks lü uur was verminderd, kwam men tot hetzelfde resultaat. Ik handhaaf dan ook ten volle de reeds in mjjnc vorige verslagen voorgestane meening, dat bij aangenomen werk de werktijd op den duur, in het belang van beide partijen, nimmer langer dan 10 uur in het etmaal mag zijn. in 22 bedrijven Van den meest verschillenden aard, die ik in deze verslagjaren bezocht, was de werk tijd tot 11 uur of minder .terugge bracht; zonder onderscheid warende betrokkenen daarmede voldaan. In een aantal bedrijven, die blijkens myne inspéetie-aanteekeningen in vo rige jaren nog sterk tegen "het inkor ten vau den arbeidsdag waren ge kant, was men thans geheel en" al voor dezen maatregel gewonnen. Er zyn nog steeds tal van bedrij ven. waar geregeld 12—14 uur ge werkt wordt. In éen bedrijf, dat ik bezocht, be droeg de werktijd zelfs 16 uur, waarbij dan nog onder het werk geschaft werd. In handweverijeis de werktijd zonder bezwaar tot 11 uur terugge bracht; in een der in deze verslag jaren "bezochte bedrijven werd nog langer gewerkt. Mijn betoog bij den meesterknecht, die daar het bestuur voerde, van dc wenschelijkheid om korter te werken, inzonderheid ook, omdat de werklieden er slecht- uit zagen, werd beantwoord met de mede- deeling, dat hij 60 jaar in de practyk was cn dat van korter werktijd steöds productie-vermindering het gevolg was. Eene andere zeer slechte gewoonte, die ook duidelijk den stempel op het gelaat der werklieden drukt, is het overwerken na afloop van den nacht- ploegtijd in oliemolens, meelmolens en andere fabrieken, waar met een dag en nachtploeg wórdt gewerkt. Over dag is gewoonlijk in die fabrieken meer te doen dan 's nachts. Dc werk lieden, die 12 uur achtereen in de nachtploeg gewerkt hebben, blijven, nadat zij te 7 a 8 uur 's morgeus dooi de dagploeg zijn afgelost, met ander werk in de fabriek bezig, soms tot 12 uur. Er kwam mij een geval ter oore, waar de werklieden zoodoende 16 a 17 uur per dag werkten. Ik zag- de mannen werken, zij waren allen jong, maai- zagen er ellendig uit. Men deelde mij nog mede. dat dit werk alleen door betrekkelijk jonge werklieden kon worden volgehouden. Als zij ouder worden was dit niet meer te doen; zij werden dan ontslagen. Er is nog een hoogst belangrijke Na deze ietwat dorre opmerkingen eindig ik met het verhaal van een ijselijk nachtelijk feit, dat dezer da gen op den Kruisweg moet hebben plaats gevonden. Aan zenuwachtige menschen wordt aangeraden, dit 's avonds na donker uiet te lezen. Zóo aandoenlijk is 't. Nu dan, een bewoner vaneen huis ('k geloof dat het een winkelhuis was) aan den Kruisweg, hoorde op een nacht boven zijn hoofd geraas. Zei' ik geraas? Neen, 'twas niet maar geraas zonder meer. 't Was een hevig geraas. De bewoner, bleek van schrik, (stel voor wat dat zal afgestoken hebben tegen de zwarte duisternis vau den nacht) de bewoner dan, zeg ik, gaat kijken dat zon u wel willen, dat hij ging kijken neeu, hij gaat niet kijken maar schiet, iu een ©enigszins onvolledig costuum, zijn slaapkamer uit, de trap af, de deur uit, de straat op en snelt naai de politiepost aan 't station. Twee agenten gespen hunne zwaar den om, "gaan mee in den donke ren nacht den boef, den schelm, den onverlaat, op heeterdaad te betrappen. Met mannen- wat zeg ik, met leeuwenmoed klauteren ze naar boven, waar nog altijd gedruisch heerscht 't leek een dief van eenigs- zins druk temperament doen dc deur open en vinden daareen, twee, drie, vier, vijf, zes inbrekers, denkt u neen, ze vinden er een enkele rat, die zich wat oefende in 't hard- loopen, misschien was 't diertje wel in training voor een wedstrijd. Ik weet niet, of de bewoner vau het huis aan den Kruisweg bij zijn nachtelijken tocht naar en van de politiepost een verkoudheid heeft op gedaan, want hij heeft mij (u moogt net gelooven 'of niet) dit nachtelyk drama niet verteld, neen housch, hyzelf beeft liet me niet verhaald! FIDKLIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6