De edelmoedige bruidegom.
naar liet Hongaarseh
van
EDUARD FREEDMANN.
IC ven vóór de bruiloft kreeg de oude
Kadar een aangeteekenden orief uit
de hoofdstad, waar zijn schoonzoon
in sf een bloeiende zaak bezat. Met
een somber voorgevoel opende de do-
meinenpaclitcr den briei, en las het
volgende
Mohai R- C'ie.
Handel in koloniale waren
en comestibles.
„De Gouden Palm."
Geachte Heer!
Indertijd hebt gij beloofd, vóór het
huwelijk van myii neef en compag
non met uw dochter Risa twintigdui
zend gulden te- deponceren aan liet
hoofdbureau der Zadorlaker Spaar
bank. Gisteren ben ik in de gelegen
heid geweest my er van te overtui
gen, dat gij uw belofte niet hebt ge
houden: daar gij slechts tienduizend
gulden hebt gedeponeerd. Tot mijn
spijt moet ik u med'cdeelen, dat, hoe
zeer ik ooit een verbintenis met uw
geachte familie op prijs zou stellen,
ik mijn toestemming tot liet huwelijk
van mijn neef en compagnon met uw
dochter niet kan geven, indien gij zoo
vriendelijk zjjt, het bovengenoemde
bedrag van 120.000 gulden aan te
vullen.
Hoogachtend,
Samuel Mayer,
Firma Mohai" Go.
Mevrouw Kadar trad de kanier
binnen,- terwijl haar echtgenoot den
hardvoehtigen brief nog steeds in zijn
bevende hand hield en onbewegelijk
aanstaarde. Op ongerusten toon
vroeg zy
„AVat is er gebeurd, Kadar
Daar baai raag onbeantwoord bleef,
nam zij hem dén brief eenvoudig uit
de baud en vloog den inhoud door.
Haai ontsteltenis gaf zich lucht in
een diepen zucht, maar toen maakte
haai- schrik plaats voor een gevoel
van verbittering en minachting jegens
die schurkachtige zielverkoöpers, die
op het punt waren haar lieve doch
ter één dag voor dc bruiloft zoo schan
delijk in den steek te laten. Plotse
ling viel liet haar in, dat er nog een
andere schuldige was, en op strengen
toon zeide zij tot haar echtgenoot:
„En je hebt ons verzekerd, dat je
de twintigduizend gulden al gedepo
neerd hadt?"
„Ik durfde niet bekennen, dat ik
niet over zooveel geld kon beschik
ken.''
„Dus je hebt niet alleen je aan
staanden schoonzoon, maar ook mij
en ons dierbaar kind bedrogen."
De oude man antwoordde niet.
„"Maar waarom heb je eigenlyk het
geheele bedrag niet gedeponeerd?
Hoe staat het met den hooi-oogst van
het volgend jaar?"
„Dien heb ik al tegen ongunstige
prijzen verkocht"
„En de pacht van de domeinen"
„Die brengt my al lang geen voor
deel meer óp."
„Omdat je er te hoog voor hebt
ingeschrevenOmdat je er geen slag
van hebt met financiers om te gaan.
Omdat je onhandig, dom en onnoozel
bent Kadar!'
Kadar antwoordde niets op al die
harde woorden. Natuurlijk was hij
onhandig en onnoozel. Wat baatte
hot hem, dat hij nu al ruim dertig
jaar zwoegde on sloofde voor zijn ge
zin, dat hij harder gewerkt had dan
op zijn poesta de ossen voor den
ploeg, nu hij ondanks alles de ont
brekende tienduizend gulden huwe
lijksgift voor zyn innig geliefd kind,
niet bij elkaar kon brengenMevrouw
Kadar nam nogmaals den brief ter
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCLXXli.
Wanneer ik zeg, dat de Hollanders
van ouders tot ouders waterrotten zijn
geweest dan verkoop ik een gezegde
zoo oud als ons volk zelf. Maar of
die spreuk nu wel in allen deele
waar is, daar zou ik aan willen twij
felen.
We hebben er altijd veel plezier
in gehad, bovenop het water te varen.
Dat was al in den tijd van Tromp
cn de Rnijter en tegenwoordig is het
nog niet anders. la des Zondags maar
eens kijken naar de gezellige roeipar
tijtjes, die des middags na tweeën zoo
eens waai- te nemen zijn op het Bui-
tenspaarnc. in de Nieuwe Gracht en
in de Leidsel tcvaart. Vader zit aan
■t roer, in zijn hemdsmouwen om zijn
zondagsche jas niet vuil te maken,
op een bankje moeder met de kleinste,
aan dc riemen twee jongens, die wel
zoo nu en dan de riem door de lucht
zwaaien, alsof ze een voorbijvliegende
spreeuw van het leven wilden beroo-
ven. maar het bootje toch vrij vlug
voortbewegen en op de plecht nog
een van de, spruiten, misschien wel
twee, die zich kostelijk vermaken en
moeder een, doodschrik op 't lijf jagen,
door zoo ver ze kunnen over den rand
heen te buigen om -met de vingers
liet. water te raken.
Op het water zijn wy dus heden
pieten. Maar gesteld nu eens (niet
dat ik het graag zou zien, voor geen
wereldsch geld!) ge»steld nu eens.dat
een van de jongens een gat in de schuit
trapt je hebt van die wrakke hulken
on dat de schuit gaat zinken. Hoe
veel vaTi de opvarenden zou 11 dan
wel denken, cfat er het loven af
brengen wanneer er- niet met dc
snelheid des bliksems hulp komt van
den oeverkant. De vader kan niet
zwemmenals hii het in zyn jeugd
ooit gekund heeft, is hij het al lang
hand, waarvan het vignet aan et
hoofd op zoo verleidelijke wyze het
aanzien der tirma verkondigde.
„Eu toch mogen we niet zoo maar
roekeloos afstand doen van dat ge
luk. We zullen ons hcele leven lang
niet weer zoo n schitterende partij
vinden voor onze Risa. Je moei die
tienduizend gulden zien te krijgen,
al moest je ze uit den grond te voor
schijn tooveren. Versta je me, Kadar?"
Ook Kadar keek met een weemoe
digen blik naar het indrukwekkende
hoofd van den brief en zeide op neei-
slachtigcn toon
„Maar waar moet ik het vandaan
halen? Crediet heb ik niet. Ik ben
immers bijna geruïneerd.
„Je gaat oogcnblikkelijk naar de
stad. Eén voor één zoek je al onze
bloedverwanten op. En al moest je
die tienduizend gulden stuk voor stuk
bij elkaar, bedelen, je kouit uiet
zonder ze thuis. Versta je ine,
Kadar?"
Uit elk woord van dit bevel klon
ken de energie, de liefde eener moe
der die niet zou willen dulden, dat
het levensgeluk barer eenige dochter
door de onbeholpenheid van den
vader zou worden vernietigd. Die
tienduizend gulden moesten byeen ge
bracht worden, als de rijke koopman
zich niet met minder wilde tevreden
stellen, want Risa moet gelukkig
worden.
Mijnbeer Kadar zag in. dat zyn
vrouw volkomen gelijk had.
Wel is waar "hail de eigenaar
van den „Gouden Palm" tamelijk
duidelijk bewezen, dat hij dit huwe
lijk niet alleen ter wille van Risa's
mooie oogen wenselite te sluiten, maar
m den tegenwoordigen tijd kan men
zich alleen nog maar verbazen over
de idealisten, die daar iets buiten
gewoons in zicu
Mevrouw Kadar moedigde hem
nog meer aan.
„Vandaag nog maak je een visite
bij je broer. En ik zal Risa wel
troosten, en haar zeggen, dat er niets
belangrijks gebeurd is, maar dat haar
bruidegom een weinig ongesteld is,
zoodat het huwelijk een paar dagen
moet worden uitgesteld.
De mooie, frissehe, jonge bruid, die
juist bezig was, haar bruidstoilet
klaar te leggen, keek haar moeder
verschrikt aan.
„Dus hij schrijft zelf, dat hij ziek is
„Neen. zyn oom schryft het."
„Laat mij dan toch den brief zien,
moederIk wil hem lezen. Of wilt
u iets voor mij verbergen. Is hij soms
gevaarlijk ziek
De onstuimige vragen van liet onge
ruste bruidje brachten mevrouw Kadar
in groote verlegenheid.
Zij wist niet, wat zij zou antwoor
den, maar bedacht ten slotte, dat het
eigenlijk volstrekt niet noodig was,
de waarheid voor Risa te verbergen,
Risa was immers oud en wijs ge
noeg, om alles te mogen weten. En
daarom vertelde zij haar alles tot in
de kleinste bijzonderheden, en troostte
haar, door te zeggen, dat zij zich,
maar niet ongerust moest maken, want
dat Papa ai op weg was naar de stad
om alles in orde te maken. Het was
immers alleen maar een uitstel van
een paar dagen. En zóó lang kan een
verstandige "bruid immers wel wach
ten, al verlangt zij ook nóg zoo zeer
naar haar trouwdag.
De lieve, mooie Risa was werkelijk
een verstandig meisje met veel wils
kracht. Geen geluid kwam over haar
lippen gedurende liet verhaal barer
moeder." Maar zij was doodsbleek en
haar stem beefde, toen zy eindelijk
vroeg
„Dus die arme Papa is naar de
stad gegaan, alleen om dat geld voor
mij by elkaar te bedelen?"
weer vergeten. Ce moeder heeft het
nooit geleerd en heeft het wel is
waar dus ook niet kunnen vergeten,
maar zinkt niettemin even gauw als
de vader; van de meisjes geef ik u
een briefje dat ze hare eerste zwem
les nog moeten nemen en zoo schiet
er van de heele familie, die daar een
oogenblik te voren zoo lustig zat te
spelevaren, niets over dan de jongens,
die allicht inet, hunne kornuiten hiel
en daar, op verboden en niet ver
boden terrein, de edele zwemkunst
hebben leeren beoefenen.
Wanneer wij Hollanders er ons dus
op beroemen, dat we waterrotten zyn,
dan moesten we er eigenlyk bijzeg
gen bovenop, maar niet in net water.
Ik wil met den lezer een wedden
schap aangaan, om des keizers baard,
dat hij wanneer hij dit leest, in de
dan tegenwoordige leden van zyn
huiselijken kring, geen twintig per
cent zal vinden, die durven zeggen,
dat ze kunnen zwemmen. Niet een
op de vijf! De andere vier zijn der
halve, wanneer ze in het water val
len, bestemd om te verdrinken, wan
neer toevallig niet op dat moment
een of meer menschenvrienden in de
buurt voorhanden zijn diezwem
men kunnen
In dc zwemschool van den heer
Sprcnger komen vrijwat jongelui en
ook eenige oudere heeren, maar wat
beteekent dat, vergeleken bij het
aantal van hen, die het niet kunnen,
't Is verwonderlijk, dat wij Noord-Hol
landers, dio leven in een streek, waar
misschien nog grootcr oppervlakte uit
water dan uitland bestaat, ons heele
leven vergeten te leeren zwemmen,
precies alsof we dachten, dat het wa
ter ons zóo goed kent, dat het wel op
zy zal gaan, als wij er invallen. Ja,
goeden morgen. Probeer het maar
eens of liever, probeer het maar
niet!
Een van mijn oudooms, die 't met
de tegenwoordige lust in uitgaan maar
heelemaal niet vinden kon en een
aartszwemmer was, plaeht te zeggen
„Ja. alleen daarom. En hij zal
liet ook wel krijgen. Maak je maar
niet ongerust, Risa.
Maar Risa was volstrekt niet on
gerust, Een toornige blos bedekte haar
mooi gezichtje, en haar groote, zwarte
oogen fonkelden, toen zij uitriep:
„Zoo. en niet om dien ellende
ling to zeggen, dat hij zich niet hoeft
te vermeten, ooit weer aan mij te-
denken
„Maar Risa!"
„Dus u gelooft, moeder" ging zij
met klimmende verontwaardiging voort
„dat ik. na alles wat er gebeurd is,
er nog toe zou kunnen besluiten dien
man toe te belmoren Een man, die
mij als koopwaar beschouwt, en die
my met twintig duizend gulden be
geerlijk genoeg vindt, maar mij met
tien duizend gulden niet eens wil
hebben
En na die woorden, bedekte Risa
haar gelaat met de handen, geleund
op de tafel, waarop de myrtheukrans
lag. uie den volgenden dag niet op haar
hoofd zou verwelken. Een luid snik
ken deed haar lichaam trillen, dat
den volgenden dag niet in het sneeuw
witte bruidskleed zou worden gehuld.
Mevrouw Kadar's denken en voelen
wasnog altijd geheel onder den in
druk van den „Gouden Palm". Zij
gaf den strijd nog niet op en hoopte
het jonge meisje nog tot rede te bren
gen. Want haars inziens had Risa
in haar overspannen toestand een over
ijld en onverstandig besluit genomen, i
„Risa, dc romans die je voort
durend hebt gelezen hebben je hoofd
heelemaal op hol gebracht. Je spreekt,
alsof jc heelemaal niet mijn 'lief, vol
standig dochtertje bent, waarop ik
altijd zoo trotsch geweest ben. Kind
wat zou je een bitter berouw over
dat besluit hebben, als het mij nie.
gelukte, je er van af te brengen. Het
is wel waar, dat je nog jong bent,
en nog wei een beetje kunt wachten,
maar als je nu eens te vergeefs
waclittet, als zoo'11 geluk je nu eens
niet weer te beurt viel? Het geluk,
Risa, is een vingerwijzing Gods.
wie daarop geen acht slaat, bezondigt
zich tegen God."
Moedig stond Risa na die zalvende
woorden op, en zeide:
„Mama, -- als er in uw hart ook
maar één enkel vonkje medegevoel
voor mij te vinden is, als u niet
wilt, da't ik krankzinnig word,
martel my dan niet langer met zulke
woorden. En laat Papa niet naar de
stad gaan, om bij onze bloedverwanten
geld voor my te gaan bedelen. Want te
vergeefs vernedert hij zich om mijnent
wille, te vergeefs zal hij zijn best
doen, de volle som bij elkaar te bren
gen,--ik wil toch nooit de vrouw van
dien man worden. nooit. Als ik
hem niet liefhad zou dit ruwe bewijs
van zijn liefdeloosheid mij misschien
onverschilliger laten, maar nu weiger
ik, my aan hein te verbinden, juist
omdat ik hem heb liefgehad."
Geheel verbluft keek mevrouw Ka
dar haar anders zoo verstandige doch
ter aan, die nu zoo'n romantischen
onzin uitkraamde. Maar zij begreep,
dat liet haar op 't oogenblik toch niet
zou gelukken, liet jonge meisje tot
een ander inzicht te brengen. Daarom
liet zij Risa alleen iu de half donke
re kamer, waar de gereedliggende
bruidsjapon spookachtig glansde,
en begat zich naar haar echtgenoot,
die reeds geheel reisvaardig was voor
zijn moeilijken tocht.
„Met Risa valt op :t oogenblik geen
verstandig woord te spreken. Zij is
wanhopig, want zij hield veel van
dien man. En toch wil zy absoluut
niets meer van hem weten, zóo
heeft die brief haar gegriefd. Zij wou
er maar dadelijk heelemaal een eind
aan maken. In ieder geval, ga
jij nu maai1 naar de stad en doe je
plicht."
En mynheer Kadar ging naar do stad.
,,de tegenwoordige jeugd baadt zich
in geneuchten, maai' niet in water."
De man had geen ongelijk, want zie
rond in wolken maatscliappelijken
stand je wiltde zwemmers zijn uit
zonderingen. De aristocratie, de def
tige burgerij, de gezeten burgerij, de
kleine burgerij, de werkman (als ik
soms een stand vergeten heb, vraag
ik nederig vergiffeniszwemmen wei
nig of niet.
Er schijnt een tijd te zijn geweest,
dat de zwemlustigen, die den toegang-
tot een zwemschool niet konden of
wilden betalen, hiér en daar en overal
maar te water gingen en kosteloos
waterballetten vertoonden voor de
argelooze voorbijgangers. Aangezien
met dergelijke ongedwongenheid de
openbare orde niet gediend was, maakte
liet Gemeentebestuur daar een einde
aan, maar wees tegelijk den zwemlief-
hebbers een plaats aan, waar zij naar
hartelust iu net water mochten rond-
plassen. Dat was het einde van de
Leidschevaart. Maar toen daar werd
gebouwd, werd de algemeene zwem
plaats verlegd naar de Amsterdam-
sehevaart, doch ook daar klaagden
de bewoners over dien overlast, dien
ze er van de zwemmers hadden. Ik
geloof, dat er nu een politiepost staat,
die er het zwemmen belet. waar dan
nu gezwommen wordt, weet ik waar
lijk niet: ik vermoed in allerlei hoe
ken en gaten waai- het niet mag.
Maar B. en AV. begrijpen, dat
eon moeilykheid regelen Deter is,
dan die tegen te gaan. Gaat het
plan dooi- dan zal voortaan
de heer Sprenger zyn zwem
school aan het Noorder-Buitenspaarne
op bepaalde dagen en uren kosteloos
openstellen. Zullen de arme zwem
mers, die als ontredderde vaartuigen
door den storm van de publieke opi
nie, nu her- dan derwaarts worden
gedreven, hier nu eindelijk een vei
lige haven vinden?
Misschien niet. Althans er gaan
al stemmen op, die protesteeren tegen
de vestiging in het Noorderspaarne
Na verloop van drie dagen kwam
raynhéér Kadar weer terug bij zijn
vrouw, die intusschen dikwijls genoeg
met haar dochter had gekibbeld en
geredetwist. Het arme kind had meer
te lijdon van haar moeder dan van
haar trouweloozcn bruidegom.
Het gelaat van den ouden man
straalde van vreugde, toen hij binnen
kwam. Zijn oogen schitterden van
geluk, zijn magere gestalte was statig
opgericht. Kwam hij soms als ovcr-
winnenden held terug van zijn bede
lenden pelgrimstocht
Risa keek hem aan en verbleekte.
De hemel verhoede, dat hy het geld
bij elkaar gekrégeu heeft, dan
moet zij zich voorbereiden op nieuwe
verwijten en overrediugen van de zijde
barer ouders
„Nu wat heb je voor nieuws?"
riep mevrouw Kadar vol ongeduld
uit.
„Wat ik voor nieuws heb?" juichte
de kleine, grijze man, terwijl hij beide
armen heen en weer bewoog, alsof
hij een veroverd vaandel zwaaide,
„wat ik voor nieuws heb? Niets
anders, dan dat die jonge man een
groot man is, een edelmoedig, voor
treffelijk, verrukkelijk wezenRisa.
overmorgen vieren we bruiloft, hoor!
Kind, jullie zult zoo gelukkig met
elkaar zijn, als de engeltjes in den
hemel."
„Maar wat is er dan toch gebeurd
spreek toch wat duidelijker!" zeide
mevrouw Kadar, .bevend van zenuw
achtige opgewondenheid, terwijl Risa
geen woord kon uitbrengen.
„Wat er gebeurd is? Niets minder,
dan dat ik zelf naar hem toegegaan
ben en hem precies verteld lie'b, hoe
de zaak in elkaar zat. Ilc wildeniet
voor hem verbergen, dat ik nu arm
ben, een bedelaar, en dat ik die overige
tieuduizend gulden onmogelijk kan
opbrengen. Ik verzweeg hein ook niet.
dat Risa hem lief had, en wanhopig
was over den brief van zijn oom. En
stel je voor, wat hij antwoorddeHij
werd zóó woedend, dat hy mij bijna
de deur uitgooideen toen schreeuwde
hijwat of we eigenlijk van hem
dachten? Of we soms dachten, dat hij
een ellendige schurk was. die alleen
om haar geld met Risa won trouwen?
Of we werkelijk ook maar een oogen
blik hadden kunnen denkt -bi hij
iets van dien brief van zijn oom af
wist? En of wij er dan geen van allen
van overtuigd waren, dat hy Risa
lief had, en met haar zou trouwen, al
had ze geen rooien duit?"
Eu met een ondei-zoekenden blik
trachtte, hij te ontdekken, wat voor!
indruk zijn woorden op zijn dochter
maakten, terwijl hij zelf lachte, totdat
de tranen hem over de wangen liepen.
En Risa, de zwaar beleedigde,
door twijfel gefolterde Risa? Zij
stikte haast in dien onverwachten over
vloed van zaligheid, zij had een
gevoel, alsof er plotseling honderden
eu duizenden rozeknoppen van geluk
in haar hart ontloken,haar bedwelmend
met dc liefelijkste geuren. Dus die
edele man beminde haar tochDus
ter wille van haar zelf, om haar jeugd,
haar schoonheid, haar lieftalligheid,
haar liefde, ter wille van dat alles
is hij zelfs bereid, afstand te doen van
tienduizend gulden. Lieve hemel,
tienduizend gulden! dat is waarlijk
geen kleinigheid, dat Is een aardige
som Welk een trouwe, lief
hebbende, opofferende vrouw zal zij
voor hein moeteu zijn, om hem scha
deloos te stellen voor dat offer. O ja,
dat zal zij zijn. Zij zal hem, en
daardoor ook zich zelve, een paradijs
bezorgen,omdat hij afstand gedaan
heeft van die tienduizend gulden 1
De trouwdag was aangebroken.
En de bruidegom, de eigenaar van de
bloeiende zaak in comestibles en ko.
van een kostelooze zwemschool. Zy
beweren, dat het niet goed gezien is,
om in een stadswijk, waarvan men
(na de vernieuwing der sluis te
Spaarndara) grooten bloei verwacht,
een inrichting te vestigen, die uit den
aard der zaak door velen met een
scheel oog wordt aangekeken. En ik
wil niet beweren, dat zij daarin on
gelijk hebben.
Maar hoe en waar dan ook, laat
men toch vooral gelegenheid geven
tot vrij zwemmen. Doet men dat
niet, dan zullen de liefhebbers, bij
wie dc lust tot zwemmen grooter is,
dan de vrees voor straf, toch allerlei
plekjes zoeken en zal de arglooze
wandelaar in velden en wegen, op
het alleronverwachtst iemand uit het
water zien verrijzen, in een costuum,
dat onbeschrijflijk is, omdat het er
heelemaal niet is. En de braven, zij
die een afschuw hebben van den
Vloek des Kwaads, zij zullen in het
geheel niet meer zwemmen. En dan
zal van de familie, die ik daarstraks
op zoo tragische manier in de Nieu
we Gracht heb laten omkomen, nie
mand meer overschieten, want ook
de jongens aan de riemen zullen dan
het zwemmen niet hebben geleerd.
Kon inzender in dit blad heeft
de welwillendheid gehad, mijn ad
vies in te winnen over de vraag
wie wel de uitvinder van de bril
is geweest. Ik zon dat met
genoegen geven, wanneer ik het zelf
maar wist. Maar dat is het geval niet.
Toen mijn geheugen mü over dezen
weldoener van de mensenhcid niets te
vertellen had, heb ik er anderen op
nageslagen en nergens iets anders
kunnen" vinden, dan dat men vermoedt
en raadt, maar zonder de minste ze
kerheid. Ik schrijf hier af, wat de
Encyclopaedie van Winkler Prins er'
over zegt:
„De uitvinding dei- brillen schijnt
zeer oud te wezen. Het eerste spoor
lonialc- varen, verscheen eveneens.
deftig cn afgemeten. O, de gelukki
ge Risa liet zich niet teleurstellen door
zijn gevoellooze, kregelige, koelheid.
Zij wist immers welk een tender hart
er klopte in dien uiterlijk zoo kouden
en onverschilligen man van zaken.
Na de huwelijksplechtigheid riep
dc oude Kadar zijn schoonzoon even
ter zijde, en zeide óp fluisterenden toon:
„Dus. dat is afgesproken, niet waar,
- je zult zorgen, dat mijn dochter
niet te weten komt, dat jc'de geheele
huwelijksgift gekregen hebt, want
zie je. Risa is een verstandig meisje
en zal waarschijnlijk ook een verstan
dige vrouw zijn; maar het kan toch
wél zijn dat. haar moeder gelijk heeft,
- namelijk dat het lezen van al die
romans haar hoofd een beetje op hol
gebracht, heeft. We moeten haar
(lus maar in den waan laten, alsof je
haai- alleen om nu ja je
weet wel
Met een minzaam glimlachje beloof
de de eigenaar van den „Gouden
Palm", dat hij dien teedereu leugen
nooit zou tegenspreken. Want natuur
lijk, beleefdheid en vriendelijkheid
tegenover het zwakke geslacht belmo
ren immers tot de aangeboren deug
den van eiken practischen mairvan
zaken
E. Hd.
BINNENLAND.
Vorstelijk bezoek te
Amsterdam.
Met den trein van 6 u. 10 m. Ver
lieten Vrijdagochtend de kroonprins
van Italië en zijne gemalin met hun
gevolg, generaal Terzaghi en majoor
Viganoni de hoofdstad, daarbij uit
geleid door (leu heer H. van Dam,
consul van Italië te Amsterdam, met
wien de kroonprins zich lang onder
hield. Aan het station Weespcrpoort
namen dc vorstelijke personen harte
lijk afscheid van den heer Franco
de Amicis. den bekenden schilder-
schrijver, wiens atelier op de Kei
zersgracht zij dezer dagen met een
bezoek vereerden.
HH. KK. HH. waren opgetogen
over liet Hollandsche comfort cn het
eigenaardige schoon der stad Amster
dam, over "haar schilderachtige grach
ten en do naaste omgeving.
Bij zijn vertrek heeft de kroonprins
van Italië aan den directeur van
Brack's Doelen-Hótcl, den heer O.
Humbert, een stel manchetknoopen
met diamanten ten geschenke ge
geven.
De invloed van arbeidsduur
op den arbeid.
Aan het verslag van den lieer iStru-
ve, inspecteur van den arbeid iu de
3e sectie (dc prov. Ltrecht cn Zuid-
Holland benoorden den rechteroever
van de Lek, de Nieuwe Maas, het
Scheur en den Nieuwen Waterweg,
met uitzondering van de gemeente
Rotterdam), voorkomende in de pas
verschenen Verslagen van de inspec
teurs van den arbeid over 1895 en
1896, zijn de volgende belangwek
kende m'ededeeüngen omtrent den ar
beidsduur ontleend
Nadat de inspecteur vermeld had,
dat er vooruitgang is waar te nemen
in de beperking van den arbeidsduur,
ook van niet door de wet beschermde
personen, gaat hij verder voort als
volgt
Verschillende malen kwam mij dit
jaar ter oore, dat de werktijd met
succes en zonder dat schade voor de
productie was ontstaan, verminderd
was. Waar dit geschiedde, was het
loon per uur verhoogd of het week
loon even hoog gebleven. Alleen on
der deze voorwaarden is de invoering
mogelijk.
van vergrootende brillen vindt men
in een werk van den Arabischen ge
leerde Alhazan. die in de elfde eeuw
leefde en Roger Bacon (1291) handelt
vrij uitvoerig over deze vergrooting.
Vermoedelijk zijn de eerste brillen
deze naam is afkomstig van beryl.
een woord, hetwelk men in de midden
eeuwen tot aanduiding van iedere
glassoort gebruikte tusschen 1280
cn 1390 in zwang gekomen. In een
grafschrift te Florence van 1317 wordt
een zekere Salvino degli Armati de
uitvinder der brillen, genoemd, hoe
wel men van een monnik Alexander
van Spina (1313 te Pisa) vermeldt,
dat hy de brillen gekend en die ken
nis bereidvaardig aan anderen mede
gedeeld heeft. ïn 1482 bestonden er
vervaardigers van brillen te Nürn-
berg. In ons vaderland wordt Zacha-
rias Jansen te Middelburg als een
bekwaam brillènslyper vermeld en la
ter bezaten de friesche van der Bildts
in het vervaardigen van brilglazen
eene groote vaardigheid.
Intusschen, volgens eenige welwil
lende mcdedeelingen, waarvoor ik den
gezichtkundige den heer Schmidt dank
heb te zeggen, zou het principe van
het brilglas al veel vroeger bekend
zijn geweest Het schijnt, dat keizer
Nero (100 j. v. C.) al een glas gebruikte
om beter te kunnen genieten van de
gruwelijke martel-schouwtooneelen,
die hij in den arena geven liet. Verraoe-
delijk was Nero een weinig bijziende
en maakte hij gebruik van een eenigs-
zins hol gegoten glazen voorwerp,
waarvan hy toeval li» de eigenaardige
eigenschap ontdekt had.
Intusschen kan ter eere van ons
nationaliteitsgevoel hieraan nog wor
den toegevoegd dat het in elk geval
onze landgenoot Antony van Leeu
wenhoek is geweest, die het jflypen
van lenzen ernstig bestudeerd en aan
de verbetering daarvan een grooten
stoot heeft gegoven.
In eene groote bakkerij was de
werktijd op io1,-. uur gesteld, terwijl
den werklieden 1 '/a uur schafttijd
werd gegeven. De bestuurder ver
klaarde. dat sedert de schafttijd was
ingevoerd en de werktijd dus iy> uur
korter was geworden, de werklieden
beter, vlugger en met meer lust werk
ten dan vroeger en dat de productie
gcenerlei schade had geleden. Ook de
vaste rusttijd was gebleken, een groote
vooruitgang té zyn.
Ook in liet timmermansbedrijf te
Amsterdam was, naar my vau ver
schillende zijden werd verzekerd, met
succes de elfurige werkdag ingevoerd.
In eene sigarenmakerij werd nu 9'/i
uur gewerkt; vroeger ll'/a uur. Bij
inzage van de boeken bleek mij dui
delijk. dat er nu ongeveer dezelfde
hoeveelheid sigaren werd gemaakt,
ais toen men 2 uur langer werkte.
Hiervan was mede het gevolg, dat
het zoogenaamde maandaghouden bij
kans geheel had opgehouden.
In een vijftal andere sigarenmakc-
ryen, waar de werktijd tot 10 uur
was bekort, kreeg men dezelfde uit
komsten.
Ook in andere bedrijven, waar aan
genomen werk Averd gegeven en de
duur van don werktijd" tot omstreeks
lü uur was verminderd, kwam men
tot hetzelfde resultaat. Ik handhaaf
dan ook ten volle de reeds in mjjnc
vorige verslagen voorgestane meening,
dat bij aangenomen werk de werktijd
op den duur, in het belang van beide
partijen, nimmer langer dan 10 uur
in het etmaal mag zijn.
in 22 bedrijven Van den meest
verschillenden aard, die ik in deze
verslagjaren bezocht, was de werk
tijd tot 11 uur of minder .terugge
bracht; zonder onderscheid warende
betrokkenen daarmede voldaan.
In een aantal bedrijven, die blijkens
myne inspéetie-aanteekeningen in vo
rige jaren nog sterk tegen "het inkor
ten vau den arbeidsdag waren ge
kant, was men thans geheel en" al
voor dezen maatregel gewonnen.
Er zyn nog steeds tal van bedrij
ven. waar geregeld 12—14 uur ge
werkt wordt.
In éen bedrijf, dat ik bezocht, be
droeg de werktijd zelfs 16 uur, waarbij
dan nog onder het werk geschaft
werd.
In handweverijeis de werktijd
zonder bezwaar tot 11 uur terugge
bracht; in een der in deze verslag
jaren "bezochte bedrijven werd nog
langer gewerkt. Mijn betoog bij den
meesterknecht, die daar het bestuur
voerde, van dc wenschelijkheid om
korter te werken, inzonderheid ook,
omdat de werklieden er slecht- uit
zagen, werd beantwoord met de mede-
deeling, dat hij 60 jaar in de practyk
was cn dat van korter werktijd steöds
productie-vermindering het gevolg
was.
Eene andere zeer slechte gewoonte,
die ook duidelijk den stempel op het
gelaat der werklieden drukt, is het
overwerken na afloop van den nacht-
ploegtijd in oliemolens, meelmolens en
andere fabrieken, waar met een dag
en nachtploeg wórdt gewerkt. Over
dag is gewoonlijk in die fabrieken
meer te doen dan 's nachts. Dc werk
lieden, die 12 uur achtereen in de
nachtploeg gewerkt hebben, blijven,
nadat zij te 7 a 8 uur 's morgeus dooi
de dagploeg zijn afgelost, met ander
werk in de fabriek bezig, soms tot
12 uur.
Er kwam mij een geval ter oore,
waar de werklieden zoodoende 16 a
17 uur per dag werkten. Ik zag- de
mannen werken, zij waren allen jong,
maai- zagen er ellendig uit. Men deelde
mij nog mede. dat dit werk alleen
door betrekkelijk jonge werklieden
kon worden volgehouden. Als zij ouder
worden was dit niet meer te doen;
zij werden dan ontslagen.
Er is nog een hoogst belangrijke
Na deze ietwat dorre opmerkingen
eindig ik met het verhaal van een
ijselijk nachtelijk feit, dat dezer da
gen op den Kruisweg moet hebben
plaats gevonden. Aan zenuwachtige
menschen wordt aangeraden, dit
's avonds na donker uiet te lezen.
Zóo aandoenlijk is 't.
Nu dan, een bewoner vaneen huis
('k geloof dat het een winkelhuis was)
aan den Kruisweg, hoorde op een
nacht boven zijn hoofd geraas. Zei'
ik geraas? Neen, 'twas niet maar
geraas zonder meer. 't Was een hevig
geraas. De bewoner, bleek van schrik,
(stel voor wat dat zal afgestoken
hebben tegen de zwarte duisternis
vau den nacht) de bewoner dan, zeg
ik, gaat kijken dat zon u wel
willen, dat hij ging kijken neeu,
hij gaat niet kijken maar schiet, iu
een ©enigszins onvolledig costuum,
zijn slaapkamer uit, de trap af, de
deur uit, de straat op en snelt naai
de politiepost aan 't station.
Twee agenten gespen hunne zwaar
den om, "gaan mee in den donke
ren nacht den boef, den schelm,
den onverlaat, op heeterdaad te
betrappen. Met mannen- wat zeg
ik, met leeuwenmoed klauteren ze
naar boven, waar nog altijd gedruisch
heerscht 't leek een dief van eenigs-
zins druk temperament doen dc
deur open en vinden daareen, twee,
drie, vier, vijf, zes inbrekers, denkt
u neen, ze vinden er een enkele
rat, die zich wat oefende in 't hard-
loopen, misschien was 't diertje
wel in training voor een wedstrijd.
Ik weet niet, of de bewoner vau
het huis aan den Kruisweg bij zijn
nachtelijken tocht naar en van de
politiepost een verkoudheid heeft op
gedaan, want hij heeft mij (u moogt
net gelooven 'of niet) dit nachtelyk
drama niet verteld, neen housch,
hyzelf beeft liet me niet verhaald!
FIDKLIO.