Het gevangenisleven.
Uit Breda wordt aan de Tijd ge
schreven
Reeds vroeger is er op gewezen,
hoe celstraf, 'langer dan twee jaren
ondergaan, nadeehg werkt op de ge
zondheid van den gevangene. Zoo'n
geval doet zich weer \oor te Breda,
waar eon tot celstraf veroordeelde
door het „zitten" een ziekte heeft
opgeloopen, zoodat hy een levensge
vaarlijke operatie in het R. K. Gast
huis heeft ondergaan.
Zou het niet wenschelyk zyn, dat
van regeeringswege eeus een onder
zoek werd ingesteld, welken invloed
celstraf, langen tijd óndergaan, op de
gezondheid van den tot die straf ver
oordeelde »itoefent? Men zou dan
allicht tot andere wyze van straften
overgaan. En b.v. zou het wel over
weging verdienen om, in plaats van
gevangenen te laten concurreeren met
den braven werkman, hem veldarbeid
te doen verrichten onder toezicht van
politie of militairen. Als zy eens werk
zaam werden gesteld om de Peel
vruchtbaar te maken of heidegronden
te bewerken, dan zouden zij heel wat
meer goed doen aan de maatschappij
tegenwelke velen zwaar gezondigd
hebben.
kwaad op straat. De zoon wilde niet j maréchaussee, naar huis terug. Ook
meer by zyn vader blyven en ging
verhuizen. Er volgde weder een twist
met het gevolg dat de stiefzoon zyn
vader met den militairen spekzak een
sterk bloedende wonde aan het hoofd
toebracht. Daarna begaf zich de ver
wonde naar zyne kamer, alwaar hy
een lamp liet vallen en bijna brand
was ontstaan. De politie heeft den
man onder geleide in het gesticht
Calvariënberg iaten verbinden er
daarna vader en zoon in arrest ge
steld.
(Limb. Koerier).
RECHTSZAKEN.
Diefstal van schapen.
Tegen W., uit Wijbccarspel, die
18 Mei '97 uit een weide vier scha
pen had ontvreemd en deze voor f57
had verkocht en daarvoor door de recht
bank alhier was veroordeeld tot 2
jaar gevangenisstraf, vroeg de advo
caat-generaal te Amsterdam Dinsdag
bekrachtiging van het vonnis. Mr.
Westerman pleitte verzachtende om
standigheden.
Uitspraak over 8 dagen.
Koloniën.
Naar gemeld wordt, is Zondag te
Hoogezand een vrouw overleden, naar
men vermoedt ten gevolge van haar
toegebrachte mishandelingen. De
justitie moet zich reeds derwaarts be
geven hebben om een onderzoek in
te stellen.
Misleiding van schatters.
In de verschillende belastingwetten
wordt met strengheid opgetreden tegen
allen die fraude plegen. Uit een ge
val, dat ons dezer dagen uit een Gel-
dersche gemeente (1) werd medege
deeld, blykt, dat men bij de perso-
neele belasting nog niet tegen alle
middelen, waarbij men de schatkist
zoekt te benadeclen, maatregelen heeft
f«troffen. Voor eenige weken vond
e schatting van het mobilair plaats.
Dat de schatters in aantocht of te
wachten zijn, daarop heeft men op
een dorp al spoedig zijn aandacht ge
vestigd. De schatters bezochten dan
ook een aanzienlijk ingezetene, die
het verhouwen van het grootste deel
der burger y heeft gewonnen door de
verschillende eereposten die hy be
kleedt. Zij vonden bij dien man, by
wien een pas getrouwd zoon inwoont,
zulke versleten meubels, dat de schat
ting slechts weinig kon bedragen,
Eenige dagen later gaat een der schat
ters weder voorbij en ziet van verre
dat het liuis, voor eenige dagen door
hem bezocht, veel in aanzien gewon
nen 'heeft. Hij treedt nader, waagt
het een kijkje door de ramen te nemen
cn ziet, dat de oude voor nieuwe
meubelen hebben plaats gemaakt en
er de indruk werkelijk is, zooals men
dit bij een man van dien stand zou
verwachten.
De schatter kijkt wel verdrietig,
dat hy op die wyze was misleid en
dat raenschen die een naam te ver
liezen hebben voor eenige guldens de
schatkist niet geven wat haar toe
komt. Er is echter niets aan te doen,
De man is eenmaal geschat en daar
mee uit. De misleider heeft loon van
zijn werk. Zou by dit echter ook
hebben kunnen doen by de vermo
gens- en bedrijfsbelasting of bij eenige
aangifte van cijnsbare goederen?
(Arnh. Ót.)
(1) Dinxperlo.
Vechtpartijen.
Maandagmiddag bij het uitgaan dei-
fabriek in de Boschstraat te Maas
tricht werden een drietal personen
door de gebroeders T. opgewacht en
mishandeld. Aan een hunner werden
met een hakbijl twee bloedende won
den op het hoofd toegebracht en eene
lange wonde op zyne wang, terwijl
een tweede een wonde aan zyn hoofd
bekwam. Dr. Schols, die ter plaatse
verscheen, heeft de wonde op de wang
dichtgenaaid, waarna beide verwon
den ter verdere verbinding naar het
festicht Calvariënberg zyn gezonden.
Jen oude vecte schijnt de aanleidende
oorzaak tot deze verwonding te zijn*
geweest.
Maandagavond was de Gubbelstraat
te Maastricht in. rep en roer. Een
zekere S.. die wat veel had gedron
ken, had twist gekregen met zijn
stiefzoon, die zoo hoog liep, dat de
vader hem met een revolver dreigde. 17ën| keerden de troepen, die te Kota-
Een uur later kregen beiden liet te radja thuis behooren, behalve de
Atjeh.
De Atjeh-correspondent van de
Sum. Ct. schrijft uit Kotaradja, dd.
20 Juni, dat er van Lepong niet veel
nieuws te melden is.
„Men moet weten, dat onze oude
brave leeuw in de VI Moekims slechts
flink zyn staart behoeft te roeren,
om alle menschen, die niets met hom
te maken willen hebben, op de vlucht
te drijven. Vandaar dat de actie er
niet zoo wonder groot is, en zich be
paalt tot onophoudelijke enveruitge-
strekte patrouilletochten.
„Van de XXII Moekims valt meer
te melden. Den 13den dezer zyn naar
Indrapoeri vertrokken, acht brigades
maréchaussee cn éen sectie bergar-
tillerie van de 18de compagnie.
„Reeds den llen ging 't er on los
naar Gliëngtwee secties bergartillerie,
twee pelotons cavalerie, de noodige
genie en ambulance, alles onder com
mando van den onvermoeibaren Van
Heutsz.
„By voorbaat waren er te Indra
poeri veertig grafkuilen gedolven,
want men had reden een herhaling
van den strijd van den 16en Mei te
verwachten. In dezelfde heuvels toch,
waaromheen toen zoo warm gestreden
is, had de vijand zich weer genesteld
en zich, zoo mogelijk, nog sekuurder
versterkt.
„Maar het liep nog al los. De berg
artillerie nam de bentengs terstond
onder vuur, waarop het grootste deel
der vijanden reeds een heenkomen
zocht. De strijd is dan ook niet zwaar
geweest. De maréchaussee heeft ook
hier weer getoond, hoeveel haar be
wapening voor heeft boven die van
de gewone infanterie. Geen gaatje
zoo klein, of zy komt er door, en
tusschen de vele terreinhindernissen
beweegt zy zich met een benijdens
waardige gemakkelijkheid. De uitbrei
ding van het korps is dan ook voor
Atjeh een zeer goed ding. Jammer,
dat men er niet toe overgaat om, be
halve een deel van het kader, ook
andere Europeanen er bij te nemen.
„We hadden op den 14den toch
nog éen doode een Amboineesch
sergeant der maréchaussée en acht
gewonden te betreuren, zeven van
het 6de bataljon en een cavalerist.
Onder de gewonden behoort de ser
geant Verharen, die op den lOden Mei
het eerst in een der vijandelijke ben-
tings was, en met nog eenige andere
kranige mannen is voorgedragen voor
de Willemsorde.
„In den namiddag waren reeds vyf
der versterkingen in onze handen en
den nacht van 14 op 15 dezer bleef
de colonne aldaar bivakeeren. Den
15en werden de bentengs geslecht en
's avonds keerden de troepen naar
Indrapoeri terug.
„Binnenkort moet daar een gedeelte
van het 6de bataljon gelegerd worden.
„De verpleging der troepen is in
die twee dagen zeer goed geweest,
en in 't algemeen mag gezegd worden,
dat de voeding te Indrapoeri en vooral
te Glé-Kambing, veel beter is dan
bij vele andere korpsgedeelten van
G root-Atjeh, waar het toch veel goed-
kooper en gemakkelijker menage-
voeren is
„Den 16eu was het rustdag, en den
werden dien dag de gewonden naar
Panteh-Perak gebracht.
„Den 18en zijn de maréchaussee
van Indrapoeri uit naar het Lam-
kraksche geweest om dat hoeloeba-
langschap te tuchtigen, wegens het
aldaar verblijven van kwaadwilligen.
Er moet een panglima-Toekoe Yoe-
soef, naar ik verneem gevankelijk
medegevoerd zijn naar Indrapoeri.
„En passant 'kan hier vermeld wor
den, dat de kampong, waar den 25en
Mei jl., de moordenaars van de twee
inlandschej fuseliers een schuilplaats
gevonden hebbeneen boete van
duizend gulden is opgelegd.
„Den 19en, dus gisteren, rukte er
van uit de linie een patrouille naar
het Lamkraksche. Verschillende pos
ten, waaronder Lambaroe en Tjot-
Goë,stonden daartoe detachementen af.
„Den 14en jl. zyn te Toengkoeb
ongeveer 250 feestvierende Atjehers,
waaronder verscheidene vrouwen en
kinderen, door twee brigades maré
chaussée van Lamjong overvallen. De
lieden werden gesommeerd hun krissen
en rentjongs af te leggen, ten teeken
dat zy geen kwade bedoelingen had
den. Op een twaalftal na, voldeden
allen aan dien eiseh, en toen die twaalf
trachtten te vluchten, werden zij ge
grepen en meegevoerd en later naar
Kotaradja gebracht. Daar zal men don
lieden wol weer hun vrijheid terug
geven. Bij die gelegenheid werden in
't geheel éen kris en zes-en-vyftig
rentjongs in beslag genomen; er waren
er by met gouden gevesten. Dergelijke
verstoringen van feestvreugde zullen
minder geschikt zijn, de lui met ons
bestuur te verzoenen. Enfin, men moet
het maar weten, chandoeri!
„Een maréchaussée van Lamjong
moet betrapt zijn op maraudeeren. Er
zijn hem twee groote gouden ringen,
welke om de beenen gedragen wor
den, afgenomen, die de kapitale waarde
hebben van ruim twaalfhonderd gul
den
Generaal Vetter.
De J.-B. schrijft, naar aanleiding
van het bericht omtrent het eervol
ontslag verleend aan generaal Vetter,
en over de benoeming van generaal
Swart in zijn plaats, onder meer het
volgende
„De luitenant-generaal J. A. Vetter,
die zich strikt gehouden heeft aan
het bij zijn benoeming te kennen ge
geven voornemen, om niet langer dan
twee jaren het bevel over het Indische
leger te voeren, zal ongetwijfeld heen
gaan onder dankbetuiging voor de
vele, belangrijke en trouwe diensten,
aan den lande bewezen.
„Zijn opvolger, de generaal-majoor
L. Swart, staat bekend als een man
van groote bekwaamheid, met een
beslist karakter en aangename manie
ren, zoodat zijne benoeming door het
leger zeker met vreugde zal worden
begroet."
Schutterij en.
De J.-B. schrijft:
De regeering helt hoe langer zoo
meer over tot afschaffing der schut
terijen in Indië, waarvan de afgetre
den inspecteur van het wapen der
infanterie zelfs een verklaard tegen
stander was, o.a. omdat bij onver
hoopte woelingen onder de bevolking
Java zeker bij het uitbreken
daarvan een groot aantal geweren in
handen der muiters zou vallen. De
minvermogende Europeanen in de
kampongs, waarvan er vele schutter-
plichtig zijn, zouden het bezit hunner
wapenen niet tegen een overmacht
van inlanders kunnen verdedigen.
Daarentegen zou aan het opper
bestuur worden voorgesteld persoon
lijken dienstplicht in te voeren voor
alle in Indië geboren Europeanen.
Renpaarden. Zomerprijs. Verkoops
wedren vlakke baan. Afstand 1500
M. 1. „Pasgeld", eig. mr. Robert; 2.
„Barnes", eig. mr. Johnstone3. „Nad-
jy, eig. ritmeester Metelerkamp van
Bronkhorst4. „Maladetta", eig. H.
F. Bultman Hzn.; 5. „Macmerry", eig.
Abr. v. Hoboken v. Hoedekcnskerke
6. „Chittapore", eig. William Mon-
chen; 7. „Hazlëwand". eig. Graaf v.
Rechteren Limpurg; 8. Young La
dy", eig. Graaf v. Rechteren Lim
purg 9. „Hemione", eig. luit. Rutgers
v. Rozenburg.
Bussumprijs. Wedren vlakke baan.
Afstand 2000 M. 1. „Honest", eig.
Mr. Robert2. „Pasgeld", eig. Mr.
Robert3. „Epervier", eig. Mr. John
stone; 4. „Merzoug" eig. Ritmeester
Metelerkamp van Bronkhorst5.
„Blindfold", eig. Graaf v. Rechteren
Limpurg6. Young Lady", eig. Graaf
v. Rechteren Limpurg7. „Satania",
eig. Luit. Rutgers v. Rozenburg; 8.
„Duhallow", eig. Luit. J. H. M. ten
Kate; 9. „Treaclc-posset", eig. Luit.
J. H. M. ten Kate.
Tribuneprijs. Wedren over Horden.
Afstand 3100 M. 1. „Pastry", eig. Mr.
Robert2. „Iffinger", eig. Mr, John
stone; 3. „Kohanasan", eig. J. J.
Korthals; 4. „Mr. Romeo",eig.H.F.
Bultman Hzn.; 5. „Deca". eig. Abr.
v. Hoboken v. Hóedekenskerke6.
„Pyjama", eig. Graaf v. Rechteren
Limpurg; 7. „Timbre Poste", eig.
Luit. Rutgers v. Rozenburg8. „Miet-
te", eig. Luit. Rutgers v. Rozenburg
9. „Duhallow", eig. Luit. J. H. M.
ten Kate; 10. „Treacle-posset", eig.
Luit. J. H. M. ten Kate.
Harddravers.
Letteren en Kunst.
De 18e jaarlijksche examens der
Nederlandsche Toonkunstenaars-Ver-
eeniging zyn Dinsdag te 's Gravenhage
in het lokaal „Pulchri Studio" voort-
>zet.
Van de 5 candidaten zijn geslaagd
voor piano (lager onderwijs) me
juffrouw J. A. Pfeiffer, te Amster
dam
voor koorgezang mejuffrouw K. M.
Wijchers te Amsterdam.
Sport en Wedstrijden.
Wedrennen te Bnssnm.
Deelnemende paarden aan de hard
draverijen en wedrennen, nabij Bus-
sum, op 25 Juli a. s.
Tabor-prijs. Heat-harddraverij, 2de
klasse. Handicap, Minimum alstand
1600 M. 1. „Lali Brien, 4 j. br. m.
eig. jhr. F. Bosch v. Drakenstein. 2.
„Theoline", 5 j. sch. m., eig. jhr. Bosch
v. Drakenstein. 3. Juno", 7 j. br. m.
eig. H. Derksen. 4. „Russian", 5 j.
br. h., eig. A. de Graaf. 5. „Eva" 6
j. sch. m.. eig. Deodatus. 6. „Molly
F." 4 j. v. m., eig. F. v. Niekerken.
„Yankee Doodle", 7 j. br. r., eig.
A. Stork. 8. „Ninus", 7 j. sch. r., J.
Roodenburg. 9. „Jersev", 9 j. br. m.,
A. A. v. d. Berg. 10. „Dobrina", 6
j. zw. m., eig. jhr. de Marees v. Swin-
deren. 11. „Louise", 3 j. Rsch. m.,
W. A. Ockhorst. 12. „Edw. Clark-
son", br. h., W. A. Ockhorst. 13.
„Alix", 3 j. br. m., H. v. Wickevoort
Crommelin. 14. „Richard", 5 j. br. r.,
eig. L. de Haas. 15. „Orloff", a. sch.
r., eig. J. Wiersum. 16. „Sokol", 9
j. br. h., Th. J. Dop. 17. „Tarax", 5
j. br. h.. D. A. van Stralen. 18. „Mak",
a. v. r., eig. D. A. v. Stralen. 19.
„Wilhelmus", 4 j. sch. r., eig. A. v.
d. Lee. 20. „Ideaal" 6 j. sch. m. eig.
S. Snoeck.
Krylaty-prijs. Drie heats-harddra
verij, Ie klasse. „Handicap". Minimum
afstand 1600 M. 1. „Sympathie", 7j.
v. m., eig. jhr. F. Bosch v. Draken
stein 2. „Sersant", 4 j. br. h., eig.
J. Koster; 3. „Redgiri", 6 j. br. m.,
eig. W. A. Ockhorst; 4. „MaryShe
ridan", 10 j. Rsch. m. eig. W. A. Ock
horst 5. „Allouez", 7. j. br. h., eig. H.
Wickevoort Crommelin; 6. „New-
bold", a. sehr. r., eig. J. W. Schuijl;
7. „Lucille", 11 j. br. mr.. eig. J. W.
Schuijl8. „Eddallah, 5 j. br. h., eig.
Stal Trio; 9. „Shadeland Uldena
6 j. br. m., eig. C. F. Reilingh.
Pullaway-prijs. Harddraverij 2de
asse. Handicap. Minimum afstand
2000 M.
1. „Camelia", 5 j. br. m., eig. jhr.
F. Bosch v. Drakenstein. 2. „Juno",
7 j. br. ra., eig. H. Derksen. 3. „Rus
sian", 5 j. br. h., eig. A. de Graaf.
4. „Eva", 6 j. sch. m., eig. Deodatus.
5. „Yankee Doodle", 7 j. br. r., eig.
A. Stork. 6. Ninus", 7 j. schr. r.,
eig. J. Roodenburg. 7. „Jersey", 9 j.
br. m., eig. A. A. v. d. Berg. 8. „Do
brina", 6 j. zw. m., eig. jhr. De Ma-
rees v. Swinderen. 9. „Ed. Clarkson",
10 j. br. h., eig. W. A. Ockhorst.
10. „Louise", 3 j. Rsch. m., eig. W.
A. Ockhorst. 11. „Phyllis", 4 j. br.
h., eig. H. v. Wickevoort Crommelin
12. „Richard", 5 j. br. r., eig. L. de
Haas. 13. „Sokol", 9 j. br. h., eig.
Th. J. Dop. 14. „Eddallah", 5 j. br.
h., eig. Stal Trio. 15. „Wilhelmus",
5 j. sch. r., eig. A. v. d. Lee. 16.
„Shadeland Uldena", 6 j. br. m., eig.
C. F. Reilingh. 17. „Tabor ni", o.
zw. r., eig. W. H. J. Brom. 18. „Ide
aal", 6 j. sch. m., eig. S. Snoeck.
GEW3 ENGD NI EU WS7
Een krankzinnige.
De tuin van het Luxembourg te
Parys, is, behalve van al de manne
lijke en vrouwelijke jeugd uit het
studentenkwartier, het meest beminde
toevluchtsoord der Parysche minnen.
Die kloeke jonge vrouwen met hun
kleurige tulbandmutsen met lange
breede linten, vormen op mooie zo
mermiddagen zelfs een der zeer be
koorlijke eigenaardigheden van het
prachtige park. Men vrage slechts
eiken Franschen infanterist die te
Parijs in garnizoen heeft gelegen!
Maar dezer dagen is op kolossale
manier de schrik om de levenslustig
kloppende harten aller nounou's ge
slagen. Een lieer was opeens voor
een van hen blijven staan, had een
revolver getrokken en drie schoten
gelost op haar zuigeling, gelukkig
zonder het kind te raken. Maar nu
zwaaide hij het vuurwapen door de
lucht, en stootte onverstaanbare woor
den uit, die schrikkelijk dreigend
klonken. Al de minnen hepen op een
hoop, als een bedreigde kudde, en
vormden een massa, kleurig als een
reuzebloem Tot er twee agenten
kwamen die moedig waren en den
man arresteerden. Het bleek een
krankzinnige Armeniër te zyn, die
„dood aan den sultan" riep. In zijn
zakken vond men een manifest ten
bate van Griekenland.
Voor een Londenscli
politiehof.
Een vrouw komt in de getuigen
bank, en begint dadelijk te huilen,
onbedaarlijk. Zij kan niets zeggen en
een politieambtenaar moet het den
rechter uitleggen. De vrouw was een
weduwe, pas. Zjj had een paar da
gen geleden haar man aangeklaagd
wegens mishandeling. Toen de man
het bevel om voor den rechter te ver
schijnen kreeg, maakte hij zich van
kant. En nu vroeg de weduwe de 3
shillings terug, die haar de aanklacht
gekost had. Zij kon het geld niet
missen. De rechter liet haar het geld
teruggeven en de vrouw ging heen.
Een vorstelijk duel.
Zooals men weet zijn de Italianen
zeer boos over hetgeen prins Henri
van Orleans, die in Abessynië gereisd
heeft, geschreven heeft over den slag
van Adua. Zoowat de helft der offi
cieren van het Italiaansche leger wilde
met den prins duelleeren. Nn vertelt
de Popoio Romano echter, dat de
graaf van Turijn, de zoon van den
overleden hertog van Aosta, terstond
nadat de beweringen van prins Henri
van Orleans bekend werden, onder
zocht heeft wat er van aan was en
dat hij overtuigd, dat ze laster be
vatten, verlof heeft gevraagd den
prinselijken schrijver voldoening te
vragen. Deze twee vorstenzonen zul
len elkander dus waarschijnlijk weldra
op hot terrein ontmoeten.
Uit andere bron wordt de waarheid
van dit laatste bericht tegengesproken.
Turksclie gruwelen.
Het moorden en plunderen kunnen
de Turken maar niet laten. Nu zij
zich in Armenië rustig moeten hou
den, omdat de aandacht der mogend
heden er te veel op gevestigd is, heb
ben zij een ander terrein uitgekozen.
Thans is het het vilayet Kostovo,
waar de Christenen van hun moed
wil hebben te lijden. Aan de „Polit.
Korr." wordt uit Belgrado geschre
ven dat, als het zoo voortgaat, bin
nen afzienbaren tijd de geheele Chris
ten bevolking van het vüayet verdwe
nen zal zijn.
Tijdens den oorlog met Griekenland
hadden de Christenen het nogal kalm,
maar sedert de Arnauten-redifs naar
hun haardsteden zijn teruggekeerd,
zijn plunderingen, rooverijen, moor
den en andere gruwelen schrikbarend
toegenomen. Overmoedig door het
succes op de Grieken, bedrijven de
reservisten de ergerlijkste gruwelda
den, zonder dat de Turksche overheid
ook maar een vinger uitsteekt om ze
te beletten.
De schrijver somt een aantal der
gruwelen op, waarvan wij onze lezers
het verhaal maar zullen besparen. De
Armenische gruwelen liggen nog
versch genoeg in het geheugen om
precies te weten hoe de Turken zich
misdragen.
Alpen-beklimmers.
Den 17den dezer is de Lyskamm
weer voor het eerst bestegen na het
groote ongeluk van verleden jaar.
Prof. Gröbli uit Zürich leidde den
tocht met den bekenden gids Knü-
bel en een gids uit Tyrol. Een eind-
weegs zijnde, werden zij, bij heldor
weer, door een geweldigen storm uit
het noordwesten overvallen, zoodat
de expeditie, nadat zij het Lys-joch
had overschreden, naar de zuidzijde
van den berg moest vluchten, om
vandaar uit verder te klimmen. Hoe
wel er, door den wind, geen sprake
was van |:een oponthoud op den hoog-
sten top, gelukte de tocht volkomen.
Twee Duitsehers, die op denzelf
den dag het Breithorn bestegen,
moesten boven plat gaan liggen, an
ders waren zij zeker van den berg
geveegd door des storm.
In Zermatt zijn op het oogenblik
talrijke bergtoeristen uit alle deelen
der wereldin jaren is hun aantal
niet zoo groot geweest. De bergen
zullen waarschijnlijk dit seizoen in
zeer gunstige verhouding zijn; tot nu
toe was het steeds helder.
Diamanten gestolen.
Toen vier jaren geleden de zoon
van den koning van Cambodja, prins
Duoang Chacz, en zijne vrouw uit
Frankrijk naar Algerië werden ge
bracht, weigerde de lieer Bauce, di
recteur van een zenuwlijdersgesticht
te Gourbevoie, waar de prinses eeni-
gen tijd had vertoefd, de juweelen
van Hare Hoogheid, welke hij in be
waring had genomen, af te geven. Zij
was hem, zoo beweerde hy, 5000 fr.
schuldig, en die moesten eerst worden
betaald.
Alle maatregelen om hem tot terug
gave te dwingen, bleven Vruchteloos.
Eindelijk kwam het tot een proces.
Er werd beslag gelegd op de cassette
met de juweelen. Maar dezer dagen
toen men die openmaakte, bleek, dat
nagenoeg alles daaruit gestolen was.
De cassette had kostbaarheden bevat
voor een waarde van 100,000 frs., en
wat er overbleef was geen 500 fr.
waard.
De heer Bauce had zich de juwee
len eenvoudig toegeëigend. Hij heeft
zich uit de voeten gemaakt, maar do
politie zoekt ijverig naar hem.
Goudkoorts.
De goudmijnen die in Britsch
Columbia zijn ontdekt, beloven een
rijke opbrengst. Te New-York zijn
68 goudgravers van de Klondijke
mijnen teruggekeerd met voor meer
dan een millioen dollars aan goud.
Zy vertellen dat de mijnen dit jaar
vijf millioen zullen opbrengen.
Het bericht der gelukkige vondst
heeft een goudkoortsepidemie ver
wekt.
Uit Seattle, San Francisco en van
Couver gaan de menschen in zulk
een menigte op naar het nieuwe goud
land, dat de gewone vervoermiddelen
den stroom der reizigers niet kunnen
verzwelgen. Dawson City in het goud
land, dat nu maar een paar honderd
inwoners heeft, zal het volgend jaar,
naar men verwacht, aangroeien tot
een stad van dertig duizend man,
hoewel met de moeilijkheden aan het
vervoer in deze streken verbonden
niet voor meer dan tien duizend
menschen voedsel aangebracht zal
kunnen worden. Het land zelf brengt
niets op en het leven is er dan ook
buitensporig duur. Velen die met de
schoonste verwachtingen trekken naar
het land der belofte, zullen terug-
keeren met wanhoop in het hart en
armer dan zij zijn heengegaan.
De sociaal-demoeraten van
Amerika.
In de Ver. Staten vertoonen zich
de kenteekenen van eene beweging
niet ongelijk aan de groote werk
staking op de spoorwegen, enkele
jaren geleden. Honderdduizenden
werkeloozen zwerven, volgens de Re
view of Reviewsdoor het land en
dezen hopen in Chicago hun Jeruza
lem te vinden. Een groote conferentie
is daar gehouden onder leiding van
Debs. den bekenden volksmenner bij
de groote werkstaking en op deze
bijeenkomst werd het programma ont
vouwd van een nieuwe partij die de
„sociaal-democratie van Amerika" ge
noemd wordt en wier streven is, de
tegenwoordige maatschappij te ver
anderen in een communistisch ge-
meenebest. Debs wil het ideaal dat
Bellamy in Looking Backwardbe
schreef verwezenlijken. Hij is van
plan, hiertoe een bende te vormen
van 100,000 werklieden, die elk een
maandelijksche belasting betalen en
logstooneel verfrommelend, waarop hij zoo vaak had
gekeken, droomend van roem voor het leger en van
eerc voor Frankrijk.
.Jeanne trad op hem toe en legde teeder de armen
om zijn hals.
„Mijn lieve beste oom," fluisterde zij, „wees bedaard,
neem het niet zoo ter harte! Een verloren slag kan
weer worden hersteld. Het is toch maar een klein deel
van ons leger, dat overwonnen werd, de kans kankee-
ren, de zege kan ons worden
Toornig keek de oude soldaat op.
„Neen, neen, Jeaime, mijif kind," zeide hij met heesche
stem, alsof het spreken hera'moeilijk viel. „Het is alles
voorbij! Ik ken dat! Als een leger in den eersten slag
zich zoo gedraagt, als de generaals in den eersten slag
het hoofd verliezen en zich dooi' den vijand laten over
rompelen dan is er iets verkeerds in dit leger, in
het korps der officieren, en al vechten dc troepen ook
nog zoo dapper, de zegepraal blijft aan den eersten over
winnaar het oogeublik der overwinning heeft men
voorbij laten gaanO, mijn arm Frankrijk mijn
arm Frankrijk T"
En weer zonk de oude soldaat, die grys was gewor
den in den roemtijd van het Fransche leger, terug in
zyn zetel en verborg zyn gelaat in de handen, als wilde
hij zyn oogen sluiten voor de vreeselyke tafreelen der
toekomst, 'die als sombere schrikbeelden voor hem op
doemden.
DERDE HOOFDSTUK.
Den volgenden morgen wachtte men Victor vergeefs
aan het ontbijt. Mevrouw Hoffer begaf zich naar de
slaapkamer van haar zoon en kwam na eenige oogen-
blikken bleek van schrik terug met het bericht, dat
Victor in een hevige koorts lag. De kapitein snelde
naar het bed van den gewonde; deze herkende hom
echter niet meer, maar bevond zich in zijn ijlende koorts
midden op het slagveld.
„Ik zal naar Pfalzburg gaan en een dokter zien tc
krijgen," zeide de oude kapitein, en zijn ruwe, diepe
stem sidderde even. Verpleegt Victor ondertusschen,
legt hem verkoelende compressen op het hoofd."
„Kan niet een der dienstmeiden of een knecht naar
Pfalzburg gaan, Henri? Wij hebben je hier zoo
noodig."
„Neen, de knechten en meiden zijn zoo opgewonden;
zij zouden ook nauwelijks een dokter vinden de artsen
hébben het zekerlijk zeer druk, daar volgens het ver
haal van Victor Pfalzburg nu wel vol gewonden en
zieken moet zyn. Ik zal zelf gaan. Om mij te helpen,
zal misschien een geneesheer moekomen."
Vergeefs zocht de oude kapitein naar een geneesheer.
De beide burger-artsen in het stadje waren met hun
militaire collega's in het hospitaal bezig. Wie bekom
merde zich nu om de zieken buiten de hospitalen Ein
delijk gelukte liet den kapitein een met hem bevrienden
militairen arts te spreken te krijgen.
„Dokter, u moet met mij gaari, in mijn huis ligt mijn
zoon zwaar ziek."
„Uw zoon? Ik dacht dat hij bij het leger was!"
„Vannacht kwam hij gewond thuis. Nu ligt hij in
een hevige koorts."
„De drommel, kapiteinIk kan onmogelijk met u
meegaanIk heb hier meer dan de handen vol. Weet
u wat, brengt u uw zoon hierheen!"
„Ik vrees, dat hij onderweg zou sterven!"
„Is het zoo erg Maar werkelijk, kapitein, u moet
hem hierheen brengen. Niemand der geneesheeren kan
hier nu gemist worden. En als gij uw zoon bij u houdt,
loopt hij ook nog gevaar, dat hy den Pruisen m handen
valt. Morgen kunnen dezen hier wezen."
„En zal men zich hier niet opnieuw verdedigen
„Hier verdedigen? Met deze troepen? Ach, ka
pitein, u hadt anders zulk een scherp oog in militaire
zaken Neen, wij trekken ons terug achter den Moezel,
op Metz."
„Zonder een poging tot tegenstand
„Men ziet, dat u de Pruisen niet kent, kapitein. Als
u ze bij Fröschweilcr gezien hadtmaar neemt u mij
niet kwalijk. Ik moet naar mijn gekwetsten."
„En mijn zoon?"
„Breng hem hierheen, kapitein, breng hem hier
heen."
Met deze woorden snelde de arts in het hospitaal
terug. De kapitein ging een anderen dokter zoeken.
Hij trof na lang been en weer loopen een burger
geneesheer, dien hij altijd placht to hulp te roepen, als
er iemand in zyn huis ziek was, dokter Leiser, een
klein, mager mannetje, met een beenig gelaat. Hij luis
terde bedaard naar den kapitein en zeide toen
„Ik zal u wat zeggen, kapitein, in weinige uren is
het lawaai hier voorbij. Ik heb gehoord van den eer
sten officier van gezondheid bij den staf, dat de gesla
gen troepen verder naar Saarbrtickcn zullen marcheeren.
Onze commandant sluit dan de poort, zoodat er nie
mand meer inkomt. De troepen die nog aankomen
moeten de vesting voorbij marcheeren. Onze proviand
zou anders spoedig op zyn, en wij zouden de Pruisen
op leege magazijnen moeten onthalen. De majoor is
echter vastbesloten Pfalzburg te houden, zoolang hy
dat maar even kan. Dat zal een booze tijd worden,
kapitein Maar dit wilde ik zeggen, als de troepen
afgemarcheerd zijn, kom ik bij u. Daarop kunt u
zich verlaten. Zoolang legt u den zieke maar koude
compressen op het hoofd en hier dit recept laat u
in de apotheek gereed maken, als u het kunt krijgen,
het is een middel tegen de koorts. Verder kan ik niets
doen. Tot ziens, kapitein
Ook hij verdween vlug om den naastbijzynden hoek
der straat, en de oude kapitein zag in, 'dat het maar
het beste was om naar huis terug te keeren. Hij liet
het recept gereed maken in een apotheek, en nam den
terugtocht aan naar huis. Bij de poort sprak de luite
nant der wacht hem aan„Als u met uw familie nog
een toevlucht in de stad wilt zoeken, kapitein, moet u
zich haasten. Binnen zes uren worden de poorten ge
sloten en komt er niemand meer in."
„Ik dank u, kameraad, ik zal me haasten."
Hy keerde zich naar huis, waaruit zyn dochter hem
tegemoet kwam.
(Wordt vervolgd.)