De »Di*ei Kronen
Eenige jaren geleden is te Weenen
een oud gebouw onder den moker
gevallen, cn het nieuwe, prachtvolle
oekhuis, hetwelk in zijne plaats ver
rees, herinnert misschien alleen nog
door den naam do plaats, waar eens
het beroemde hotel „zu den Drei Kro
nen" stond.
Dit hotel is vooral beroemd gewor
den om een vroolijke geschiedenis,
daar tijdens het Weener-Congres
voorgevallen.
Toen eens de drie verbonden vor
sten, keizer Frans van Oostenrijk,
keizer Alexander van Rusland en
koning Frederik Wilhelm van Prui
sen, in den Hof burg aan tafel zaten,
viel het gesprek op de afzonderlijke
wandelingen, die dc hooge gasten
maakten cn hoe zij genot vonden in
het bestndeeren van de verschillende
typen van het Weeher volksleven.
Bij deze gelegenheid sprak keizer
Alexander: „Ik heb al veel merk
waardigs gezien maar één ding nog
niet, hoewel ik er gaarne dc proef
van zon nemen."
Welnu, en dat is? vroeg keizer
Frans.
Ik hoorde, vervolgde Alexander,
reeds zooveel van de spraakzaamheid
der Weener ap pel vrouwenik zou
dat toch gaarne eens willen onder
vinden. Help mij daarin eens, mon
cher frere Franz(Zoo placht Alexan
der steeds den keizer van Oosten
rijk te noemen)-
Ha, zeide de keizer. Uwe Ma
jesteit zou het dus gaarne met onze
appelvrouwen aan den stok krijgen?
Nu, daar kan ik u aan helpen, maar
ik verwittig u, dat ge woorden zoudt
kunnen hooren, die u minder zouden
bevallen. Ik zou het dus maar laten.
Neen, neen, mon cher frère Franz,
ik wil en zal deze Weener merkwaar
digheid leeren kennen en ik verzoek
11 dringend mij daarin te helpen.
Zoo gy het dan met geweld wilt,
mij is het goed. Om deze vrouwen te
leeren kennen, behoeft ge zelfs niet
eens naar de markt te gaan, want de
beroemdste van allen is hier dicht bij.
Yoor de poort van hot paleis, juist
buiten den ringmuur,zit de zoogenaam
de Appelkatrien. Het is waar, dat
hare appelen uitmuntend zijn, maar
zij staat bekend voor de grootste kwa-
detong van geheel Weenen. Zoo gy
u dus, niettegenstaande mijne waar
schuwing, aan haar waagt, zult ge
iets beleven.
Dat zou kostelijk zijn, riep
Alexander. Nochtans dien ik toch te
weten, hoe ik het moet aanleggen om
haar aan den gang te krijgen.
Dit is zeer eenvoudig. Gy gaat
er heen en vraagt den prijs vau eene
maat appelen. Dan biedt gij de helft
of het derde van hetgeen zij vraagt
en dan zal zij wel terstond beginnen.
Goed, sprak Alexander, dat wil
ik aanstonds beproeven. Het is nu
toch juist het uur mijner gewone wan
deling.
De keizerlijke vrienden scheidden
met een nartel ijken handdruk. Frans
I keerde in zijne vertrekken terug en
Alexander trok eenc eenvoudige bur-
gerkleeding aan en verliet het paleis.
Spoedig had hij de beruchte Appel
katrien bemerkt en knoopte een ge
sprek aan, hetwelk wij als een ge
schiedkundig feit- woordelijk mee-
deelen.
Wel vrouwtje, hoe gaat het?
vroeg de keizer.
Nu, antwoordde de koopvrouw,
het zou goed genoeg gaan, zoo die
zanikers daarbinnen alles niet duur
maakten. Hierbij wees zij op den
Hof burg, waar de hooge gasten hun
verblijf "hielden.
Zoo, meende Alexander lachend,
men zou eer denken, dat juist door
het bezoek van zoovele vreemden er
veel geld onder de menschen zou
komen.
Dat is waar, was het antwoord,
maai' de waren zelve worden zóó
duur, dat er bijna geen aankomen aan
is. Ik zelf moet met verlies verkoopen,
Haarlemmer Halletjes
Een Zaierdagavrndpraatje.
CCLXXXII.
Yoor dit jaar loopt de kermis al
weer op haar laatste beenen. Nu de
laatste Zondag nog, een stap en ze
is ons weer voorbygcwandeld, tot veler
verdriet en tot veler plezier. Ik heb
hooren zeggen, dat 't een stille ker
mis is geweest, stil wat de kramers
en even stil wat de bezoekers aan
gaat Of 't waar is kan ik niet be-
oordeelen. Wél weet ik, dat de ker
mis naar myn idee steeds luidruchti
ger wordt, ln myn jeugd werd in
de draaimolens muziek gemaakt door
kleine orgels, die ecu zacht, geluid
voortbrachten. Tegenwoordig worden
de caroussels voortgedreven door stoom,
en de muziek bestaat uit een reus
achtig orchestrion, dat minstens even
veel lawaai maakt, als tien duitsche
muzikanten en dat, alsof 't nog niet
mooi genoeg was, geaccompagneerd
wordt door een schril gefluit, als van
een sneltrein die op hol is.
't Schynt wel, dat die stoomcarous-
sels, financieel gesproken, van de
beste kennis-ondernemingen zjjn.
'k Kan het wel gelooveö,want'tstroomt
er voortdurend in. Er gaan hier ver
halen, dat de eigenaar van een.van
deze caroussels te Brussel woont cn
daar equipage nahoudt. Wat een ver
schil met vroeger! Ik weet nog heel
Soed, hoe vroeger de eigenaar van den
raaimolcn in hoogst eigen persoon mee
hielp aan het opbouwen; hoe hij even
hara als zijn zoon en zyn knecht met
de stijve leeuwen en paarden en met
wil ik mijnen naam behouden van de
eerlijkste en goedkoopste appelvrouw
te zyn.
Zoo, dus gy zijt dc goedkoopste
appelvrouw? Wel, zeg mij dan hoe
veel deze appels hier kosten
Yyftig kreuzers de maat,
O, dat is werkelijk overdreven!
Twintig kreuzers geef ik, geen duit
meer. Gij zijt niet de goedkoopste,
maar wel de duurste appelvrouw, die
ik nog ben tegengekomen.
Daar brak de storm los. Als een
waterval viel or een stroom van vcr-
wenschingen op liet hoofd van den
haar onbekenden klantmet gebalde
vuisten stond zy vlak voor den wer
kelijk verbluften vrager te schreeuwen,
tot eindelijk, een beer, die intusschen
genaderd was en Alexander herkende,
leek van schrik de vrouw bij den
arm vatte en haar toefluisterde: Om
Godswil, Katricn, maak u niet onge
lukkig, dat is de keizer van Rusland.
Wat riep dc vrouw, buiten
zich zelve van woede. Dat zou een
keizer zijn Dat geloove de koekoek
Zeg. Sophie, zoo wendde zy zich tot
eene gezellin, zet hem uwe maat op,
dan heeft hij ten minste een kroon
op den kop(Geschiedkundig).
Nu kon Alexander zich niet meer
inhouden. Hij lachte luidkeels en ver
wijderde zich, hoogst bevredigd over
zyne ontdekkingsreis naar de spraak
zaamheid der Weener appelvrouwen.
Hy zette zijne wandeling voort,
maar zyne avonturen waren nog
niet ten einde; nauwelijks was hy
in de groote laan gekomen, toen hij
een jong Russisch zee-officier in groot
uniform bemerkte, die zoekend rond
zag en klaarblijkelijk niet te recht kon
komen. Alexander trad op hem toe
met de woorden: Gij zoekt iets
kan ik u soms helpen?
De jonge officier groette vol eer
bied den vreemden heer, in wien hij
trots zijne burgerkleeding den militair
herkende en die hem in zijne landstaal
aansprak, waarna hy antwoordde
Misschien zou dit wel kunnen.
Graaf Nesselrode, de Russische staats
kanselier, heeft mij belast ecnige
brieven, zoo even uit Rusland aange
komen, terstond persoonlijk aan Z. M.
keizer Alexander te overhandigen.
Hy heeft, mij bevolen naar den Hof-
burg te gaan en nu beu ik aan het
overwegen, hoe ik het zal aanleggen
om by den monarch toegelaten te
worden. Zoudt gy mij dit soms kun
nen zeggen
Nu zult ge den keizer toch niet
kunnen spreken, zeide Alexander.
Eerst eenige minuten geleden heeft'
hij den Hof burg verlaten om te gaan
wandelen en zal over een paar uren
pas terugkomen. Wilt ge istusschen
mij op mijne wandeling vergezellen?
De jonge man stemde toe. Zij gingen
voort onder een druk gesprek, waar
uit de czaar vernam, dat de zeeofficier
zeer jong dienst genomen had en nog
nooit aan het hof was geweest en ook,
dat hij deu keizer niet van aanzien
kende.
Plotseling bleef Alexander staan
en zeide met waardigheidGeef mij
nu de brieven, want ik zelf ben de
keizei'.
Gij de keizer? riep de officier
lachend uit. Dat is kostelijkWien
wilt ge nu voor den gek houden?
Geloof, wat ik zegIk ben
Alexander I, keizer aller Russen.
Miju beste heer, dan kan ik
evengoed zeggen: Ik ben de keizer
van China.
Zeker kunt ge dat en waarom
zoijdt gij de keizer van China niet
zyn?
Goed, zoo ge mij het recht laat
keizer van China te zijn, kunt gij van
mijn kant keizer van Rusland blijven.
Alexander lachte hartelijk, doch
werd plotseling ernstig, toen hij een
wandelaar zag aankomen en vroeg
den officier of hij Duitsch verstond.
Toen deze zeide van neen, liep hij
haastig den naderende tegemoet, sprak
eenige woorden tot hem en zeide toen
tot den officier: Nu zult ge nog een
gekroond hoofd leeren kennen; deze
heer is de koning Tan Pruisen.
Daarop sprak hy tot den vreem
deling, die werkelijk de koning was:
Sire, ik heb de eer Uwe Majesteit
de vierkante schuitjes kwam aan
dragen en lioe hij van den vroegen
morgen tot den laten avond mee hielp
duwen, alleen eens even ophoudende,
wanneer liet tijd was om een versclien
pruim tabak te nemen. De weelde
begon al, toen liet zelf duwen op
hield en een paard in den molen
werd gezet, om te trekken 't stomme
dier! Nu is het paard ook al weer
ouderwetseh geworden en vervangen
door de stoommachine. De eigenaar
laat zich nu in een mooi rijtuig door
het paard trekken. Zoo verandert
alles in de wereld.
Maar wat nog niet veranderd is,
dat is de vreugde van de jeugd over
de kermis. Nauw komt de eerste
schuit in onze grachten gevaren, de
eerste wagen aanrollen in onze stra
ten, of de kinderen zien als 'tware
een nieuwe wereld voor hunne blik
ken opengaan. Elke plank van de
tent (Ier acrobaten, elke lat van de
suikerkraam, beschouwen ze met een
soort van eerbiedige aandacht, als
waren de plank en de lat van ander
hout, dan waarmee men huizen bouwt
of hekken timmert. Zelfs het zien
van de niet al te helder gewasschen
vrouw, die in een achterafstraat aard
appelen zit te schillen op het trapje
van den kermiswagen, beneemt hun
de illusie niet De gouden pailletten
op de kleurige costumes geven hun
nog den indruk van rijkdom en
van ongestoord geluk en zy kyken
nog niet diep genoeg, om onder die
schitterende kleeren eên hart te zien,
dat dikwijls vol droefheid en vol
zorgen is, zorgen ook wel voor het
dagelyksch brood.
Intusschen zijn er deze week weer
<1
een myner zeeofficieren voor te stel
len.
Dat wordt hoe langer hoe mooier,
lachte de officierdo keizer van Rus
land, de keizer vau China en nu nog
de koning van Pruisen! Daar moet
een glas op gedronken worden.
De beide vorsten stemden vroolijk
toe en bet drietal begaf zieli naar de
„Drei Kronen." Zij gingen aan.een
tafeltje zitten en lieten wyn brengen.
Toen zij op elkanders gezondheid
dronken, sprak de czaar: nu moest
er nog geschut by koineu, dan was de
toost volledig.
Daaraan kan ik u helpen! riep
de overmoedige zeeman, greep zijn
pistool en schoot door het venster.
(Nog lang werd 't gat in de ruit als
een merkwaardigheid getoond).
Mijne koninklijke broeders, sprak
hij, neemt my niet kwalijk; het ge
schut is wel klein, doch is het wei
nig, liet is uit een goed hart.
Toen zij opstonden, liet de officier
niet af of hy moest de rekening beta
len. Zij gingen samen voort en naar
het paleis.
Daar werden zij door allen eerbiedig
gegroet, hetgeen deu zeeman toch wat
verlegen maakte. Toen echter de gou
verneur van Odessa Alexander nader
de en hem met „Sire" toesprak, zag
de jonge man, die den gouverneur
kende, "zijne vergissing in en gaf zijne
brieven onder vele verontschuldigin
gen aan den keizer over.
Alexander verwijderde zich glim
lachend, maar het voorval was niet
zonder invloed voor den zeeofficier,
want des anderen daags ontving hij
eenc uitnoodiging aan de keizerlijke
tafel cn werd later een der voornaam
ste vlootvoogden van Rusland.
Aan I avondmaal op den Hofburg
bracht de czaar een heildronk uit
„op de zanikers van daar binnen" en
toen keizer Frans hem verwonderd
om uitleg vroeg, vertelde de vorst
zyn wedervaren en voegde er ten
slotte by: „wat waar is, moet men
openly k belijden. Appelkatrien ver
dient hare beroemdheid volkomen."
P. N. B.
BINNENLAND.
Een moeielijke redding.
Dezer dagen vermeldde de Staats
courant de toekenning van de zilve
ren medaille van de Oranje Nassau
Orde aan (len matroos le kl. dei-
Kon. Nederl. Marine P. F. Kalb,
en Donderdag is deze medaille naar
Indië verzonden, om aan genoemden
zeeman te worden uitgereikt.
't Was naar aanleiding van zijn
moedige en van zelfopoffering getui
gende daad dat de commandant^ der
zeemacht in Indië den matroos Kalb,
opvarende van Hr. Ms. fiottielje-
vaartuig Borneo ter Westkust van
Sumatra, voor deze onderscheiding
bij den minister van marine aanbeval.
Ziehier lioe zich de feiten hebben
toegedragen
Den 21en April jl. was de Borneo
geankerd voor de monding der Toe-
nong-rivier, gelegen ten noorden van
den kampong Poengasan. Er werd
een vlet, gesleept door de stoomsloep
naar den wal gezonden ten einde
eenige observatiën te doen verrich
ten bij oen door den topogralischen
dienst geplaatst signaal.
Oogenschijnlijk waren het weder
en (1e zee kalm. In de vlet bevond
zich de luitenant ter zee 2e klasse
J. Voogd, welke officier na de stoom-
sloep verlaten to hebben, recht op
den wal instuurde, toen op ongeveer
150 meter van bet strand een hooge
deininggolf geheel onverwacht over
die vlet brak en dit vaartuig vol- en
omsloeg, waardoor alle opvarenden te
water geraakten.
De luitenant ter zee Voogd, die
niet kon zwemmen, geraakte weldra
in levensgevaar.
•Zoodra dit van af de stoomsloep
gezien werd, jsprongen de twee daarop
zijnde matrozen le klasse P. F. Kalb
en J. G. Horn in zee. Laatstgenoemde
bereikte den wal, zonder in de gele
genheid te zijn geweest belangrijke
hulp te bieden.
heel wat rijksdaalders aan het rollen
geweest. Menige spaarpot, die het
vorige jaar is gegrondvest, is Maan
dag zoo leeg als de kas van de ge
meente Haarlem. En terwijl ik met
de warmte in een gemakkelijken stoel
zat te becijferen, hoeveel honderde,
of duizende guldens er deze week wel
besteed zouden zijn, raakte ik in den
dommel en gaven myne droomen op
die vraag het antwoord.
Bram had van vader een gulden
gekregen voor kermisgeld. Vader had
gezeid„Bram, denk er nou om, koop
er zooveel voor als je maar krijgen
kunt, want geld is duur en vader
moet er hard voor werken." Dat
laatste had Bram niet heel best be
grepen, want vader werkte zoo hard
toch niet, dacht hij. Over dag was
hij wel meestal de deur uit om ouwe
kleeren en allerlei andere dingen op te
koopen, maar Bram had er zoo'n idee
van, dat dat toch eigenlijk vaders
werk niet was. 's Avonds was vader
altijd thuis. Dan kwamen er, dikwijls
heel laat, heeren met groote jassen
aan en slappe hoeden op. dat hun
gezichten er heelemaal nier onder te
zien waren. En dan praatten ze druk
met vader, dat hoorde hij uit zijn
bedje. Soms schreeuwden ze ook wel
hara, alsof ze boos waren op vader
en dan kroop Bram in zijn bed onder
de dekens en stopte zyn ooren dicht
om het maar niet te hooren. Dikwijls
hoorde hij ook het rammelen van geld.
En eenmaal toen hy erg luisterde,
hoorde hy iemand roepen: „leelyke
woekeraar!"
De matroos Kalb echter zwom
naar luitenant Voogd toe en wist met
groote inspanning "dien officier door
de hevige branding heen, behouden
aan wal te brengen.
Nauwelijks daar aangekomen, ont
dekte Kalb dat de bootsmaat, K.
Dekker buiten de branding rond
zwom; zonder, zich ecu oogonblik te.
bedenken stortte hij -zich onmiddellijk
weder in de branding, wist deze
zwemmende te passeereii en bereikte
nog juist bijtijds den bootsmaat, die
geheel uitgeput zijnde zich met moeite
boven hield. Den bootsmaat grijpende
hield hy hem geruimen tijd boven
water. Driemaal ontglipte hem de
onderofficier en evenveel malen dook
Kalb hem weder op en mocht er
eindelijk in slagen den bootsmaat by
de ronddrijvende vlet te brengen en
daarin te trekken.
Nog was echter geen veiligheid
verkregen daar de vlet telkens dreigde
weder in de branding te zullen ko
men.
Daarom sprong Kalb nogmaals in
zee, en wist zwemmende de vlet
zoodanig te sturen, dat deze geheel
buiten de branding geraakte en dooi
de stoomsloep op sleeptouw genomen
kon worden.
Het nieuwe Post- en Telegraaf
kantoor te Amsterdam
De bouw van het nieuwe Post- en
Telegraaf kantoor- vordert goedin
het stadium, waarin de bouw thans
verkeert, kan men zich al eenigszins
een voorstelling maken van den in
druk, dien het geheel voltooid, zal
makenbij het koninklijk Paleis en
de Nieuwe Kerk zal het figuur zeker
niet pover zijn, en men zou het alleen
kunnen betreuren, dat deze drie mo
numentale gebouwen zoo vlak by
elkaar zyn gelegen, wat natuurlijk
aan den indruk schaadt.
De muren van het Post- en Tele
graafkantoor zyn thans opgetrokken
en van binnen is men bezig met het
beeldhouwwerk.
De toren op den gevel aan den kant
van de Raadhuisstraat is, wat het
ruwe buitenwerk betreft, klaar tat
de spitsmet de beide torens, die
op den gevel tegenover (1e Nieuwe
Kerk komen, is men ongeveer half
gereed. Velen, die tegenwoordig den
N.Z. Voorburgwal passeeren, achten
het de moeite waard even te blijven
staan en een vluchtigen blik op het
in wording zijnde gebouw te werpen.
In 't geneel zullen de beide torens
aan den voorgevel 53 M. hoog wor
den de toren aan de zijde van de
Raadhuisstraat wordt 60 M. hoog
tot de kroonlijst bedraagt de hoogte
omstreeks 23 Meter.
De volgende week begint men de
torens en ook de kappen der dak
vensters met hout te bekleedendit
werk zal ongeveer 14 dagen duren,
waarna de leidekkers hun arbeid
kunnen beginnen. In 't geheel zijn
er tegenwoordig 100 a 120 werk
lieden aan den arbeid.
Brutale inbraak.
Donderdagnacht beeft er een bru
tale diefstal plaats gehad in de woning
van (len landbouwer P. Kranenburg
op den Dordtschen straatweg, onder
Qud-Charlois.
De inbrekers hebben zich toegang
verschaft door het verbreken van de
bouten, waarmede de blinden geslo
ten waren, en daarna zijn zij door
het opschuiven der ramen, waarop
men vergeten had de pinnen te doen,
naar binnen geklommen. Uit een kast
die opengebroken werd, stalen zy
f 600 aan bankpapier, doorzoch
ten voorts alles in dat vertrek aan
wezig, wierpen een en ander door
elkander en vertrokken daarna zon
der dat een der bewoners, die allen
thuis waren, iets van bun komen of
gaan bespeurd heeft.
Kranenburg had juist enkele da
gen geleden een partij zaad verkocht,
hetgeen vermoedelijk voor de inbre
kers niet onbekend bleef.
De inspecteur van politie D. A.
Gaspers, chef van dienst te Oud-
Charlois, heeft zich onmiddellijk na
WoekeraarDat was tegen vader.
Maar wat dat voor een ding was,
een woekeraar, dat wist Bram niet.
Hij had het ook niet aan vader dur
ven vragen, want die kon zoo barsch
en zoo ruw tegen hem zijn.
„Daar groeit nooit wat uit dien
jongen", had vader eens tegen moeder
gezegd. „Daar had ik hem nou juist
een dubbeltje gegeven om te zien wat
hij er mee uitvoert en wat doet hy
Geeft het zoowaar weg aan een zoontje
van dien armoedzaaier, schuin hier
over, omdat hy zoo'n honger had
Wat kan er van zoo'n jongen nou
ooit terechtkomen? Gaat 'them aan,
dat z'n buurjongen honger heeft
Nu dan, hy had van vader voor
zyn kermis een gulden gekregen, ze
ker in een royale bui, maar met de
vermaning er bij, dat hij er nou veel.
beel veel voor koopen moest. Bram
dwaalde over de kermis rond en keek
en keekHij zag heel veel dat hem
leek, maar hy durfde niets koopen.
Zoo'n vruehtenstok - dat zou wel
smaken, maar als hij niemendal thuis
bracht, zou vader mopperen. En dan
ballons van die groene en blauwe
enroode, daar had hij er graageen stuk
of wat van gehad, maar daar was
een dag later het gas al uit en vader
zei„wat heb je nou aan zoo'n ding?
't Geeft immers niks, 't gas is dadelijk
weg!"
„Als ie nou jongens ziet, die
je kent, had vader gezeid toen hy
den gulden gaf, „en je ziet, dat ze
wel geld zouden willen hebben, dan
zeg je maar: hier is een dubbeltje,
maar dan moet ik de volgende week
vijftien centen van je hebben. Begrijp
je wel? dan krijg je weer meer geld,
bet bekend worden van den diefstal
op het pad begeven tot opsporing
van do onbekende daders.
Hot weder in Juli.
Aan het maandelykseli overzicht
van het weder, medegedeeld door het
Kon. Ned. Met. Instituut, is het vol
gende ontleend
Het weer was in het eerste gedeelte
vau de maand regenachtig, in het
laatste meer helder en warmer.
Den 1ste cn 2de was ondorde» in
vloed van een zwakke- depressie over
Frankrijk do wind noordelijkden
3de werd hij, bij het verschijnen van
een depressie bij Schotland, westelijk
on was het weer bewolkt cn koud.
Terwijl dc depressie over Midden-
Scandinavië wegtrok,- waaide den 4de
een krachtige NW. wind by buiig
weer. Eene nieuwe depressie deed den
5de den wind weer krimpen en ver
oorzaakte den 6de en 7de bij krachii-
gen ZVV. wind regenweer. Den 8ste
klaarde het weer op, om evenwel den
9de onder den invloed eerier nieuwe
depressie bij Schotland opnieuw in
regenweer om te slaan. Den 10de we
der verandering, waarna het weer bij
hoogen barometerstand helder en warm
bleef, tot den 15de de wind, na eerst
oostelijk geweest te zijn, noordelijk
werd en de temperatuur weer daalde.
Den: 20e verscheen een depressie over
't Kanaal, die zich langs ons land be
woog cn den 20e en 21e onvveders
bracht. Den 22e werd de wind NW.,
en den 23e was hij, tengevolge eener
depressie boven J utland, in 't noorden
van ons land krachtig en 't weer buiig.
Den 24ste steeg de barometer weer
en was de wind zwak, daarentegen
den 25ste en 26ste krachtig Z., onder
den invloed eener depressie bij Schot
land. De bewolking bleef gering, de
temperatuur boven de normale. Den
27ste trokken onvveders over ons land,
waarna de barometer steeg en de wind
gedurende 't laatste gedeelte van
de maand Noordelijk was, bij vrij nor
male temperatuur. Den 18de werd te
De Bilt een kring om de zon waar
genomen.
Drentsche zeden.
Men weet dat de Drentsche boeren
op hunne manier zorgen voor de
moraal. Aan de „Ass. Ct." schrijft
men o. a. uit Beilen:
Te Wyster doet zich een geval
voor als dat waarvan wij onlangs
melding maakten uit Hij ken. Het.
betreft weer een zaak, waarin een
man in dit geval een bakker en
weduwnaar een meisje wil „laten
zitten."
Om den weduwnaar het ongeoor
loofde van zijn handeling onder 't oog
te brengen, begaven zich eergister
avond twee man naar diens woning
doch werden niet zeer vriendelijk
ontvangen en het bezoek eindigde
met de krachtdadigste verzekering
van den bakker, dat hij liec meisje
nooit tot vrouw nemen zou. Dat was
een teeken tot een formeelen aanval
van de Wijstersche boerschap, die
zich om de woning inmiddels ver
zameld had. De bakker verscheen
met een beschuitmes in de deur en
liet zich in bedreigingen niet onbe
tuigd. Doch toen de stormaanval
begon met steenen en andere projec
tielen van allerlei aard, wierp hy de
deur dicht en op slot.
Een hagelbui van steenen ging
daarop door de ramen en vensters
naar binnen, de pannen ratelden door
de zware keien getroffen, naar be
neden, jonge dochters droegen in hare
schorten steenen en ander werpbaar
tuig aan, zoodat het een algemeen
bombardement was. De bakker deed
wanhopige pogingen ter verdediging,
wierp de steenen uit de woonkamer
door de vensters den aanvallers naar
het hoofd en wilde zich, nadat alles
was vernield, nog niet gewonnen
geven.
Toen werd door de menigte be
sloten den volgenden avond „was-
schop" te houden.
Jonge honden.
In de „Ned. Sport" doet V. ver-
dan je gehad hebt!"
Maar dat vond Bram lastig: Hoe
kun je (lat nou aan een jongen zien,
dat hij geld noodig heeft? En als je
liern een dubbeltje geeft, hoe kun je
hem dan vijf centen meer weerom
vragen? Neen, dat zou hy maar lie
ver niet doen, dacht hij. En zoo pein
zende zwierf hij door de kermis, een
beetje soezende van al de drukte en
het rumoer en zijn gulden stijf in zyn
rechterhandje geklemd, om hem niet
te verliezen.
Langzamerhand kwam hij uit de
kermisbuurten en in heel stille stra
ten, waar j'e niets meer van de ker
mis hoorde, dan een dof gezoem in
dé verte, 't Was een armoedige buurt
met kleine, vuile huisjes. De meesten
waren dicht en je zag bijna niemand
voor de ramen, maar een huisje was
open en daar zat een vrouw op den
drempel. Ze bewoog zich bijna niet
en Bram dacht, dat ze sliep, maar
toen hy dichterbij kwam, zag hy, dat
ze wel wakker was, maar dat er uit
haar oogen al maar tranen liepen,
die langs haai- jak gleden, en dan
neervielen op haar schoot.
Bram begreep, dat de vrouw erg
veel verdriet moest hebben, dat
ze maar stil zat te huilen. En
hy ging zoo'n beetje schuin tegeno
ver de vrouw staan en keek schuch
ter naar baar. 't Viel hem op, dat
ze zoo bleek zag en zoo mager was
en haar kleeren zagen er zoo dun uit
en zoo rafelig 'twas zeker wel,
dacht Biam, een heel, heel arme
vrouw.
De gulden in zyn hand deed hem
pijn, hy had zijn vingers ook zoo stijf
dicht gehouden. En toen dacht hy
makelyke mededingen- over jbwg»
honden.
We ontleenen er 't volgende' aan .-.
Een jonge hond is een* dief nietf
alleen, maar zelf» een gevaarlijke-
dief, doordien het uiterst moeilijk is»
hero op heeterdaad ie betrappen.
Telkens mist gy ?iet een of ander'
voorwerp, want hondfenkindem kun
nen aiïës gebruikenlevensmiddelen,
naaigereedsehap, garenklosjes, kousen,
schoenen, portemonnaies, eindjes touw,
speelgoed van de kinderen cn ik weet
met wat nog al meer. Daardoor juist
worden zaj; gevaarlijkv>ant omdat' u
geen erg hebt in de kwade neiging
van uw lknd, zou bet alfêeht kunnen'
gebeuren, dtot hij. zich sclmilkr maakte
aan een diefstal, waarvan misschien
een uwer ondergeschikten- -s-wult ver
denken.
Zonder twijfel ïwnt -y,
nlteenloo pende* dlngso eon B
sche jongen er in*zijn broek-
zoo al op nahoudt. Welnu, eeL
denmand biedt dezelfde verscheidt
heid van voorwerpenzoo kwam er
bij de'ii wekelyjlSschën schoonmaak van
het „bed" va*i een jongen houd te
voorschijn: een klomp, een suiker-
rasp, een bosje radijs, een schaartje,
twee afgeknaagde beenderen, een eet
lepel, drie steenharde korsten brood,
een hamertje met afgeknaagde steel,
oen stuk kachelpijp cn een heele ver
zameling voorworpen, te lang om op
te noemeno..a. nog een portemonnaie
en een pet van een knecht; in één woord
een heele vodtlbnwinkel.
Om mijn jonge honden te gewen
nen aan het gewoel en de drukte op
straat, neemt dan deze, dan die knecht,
die eene niet te verre boodschap
moet doen er eonen mede; een hunner
ging vroeger gewoonlijk met de meid
uit; thans echter wil zij hem nérgens
meer mede naar toe hebben en dat:
alleen oin zijn stelen; bij den slager
kaapte bij vleesch, bij den vischhan-
delaar viseh, bij den bakker beschuit,,
en liet leukste van al,, waar hy stal
nam hij het beste, de winkeliers zagen
er niets van, maar de meid had het
bemerkt, en bang voor een standje,
was ze van zijn gezelschap niet meer
gediend'.
Wat een mooie hond, zei eens de-
bakkerin tot de meid, toen deze met
een jongen New-Foundilander bij haar
in den winkel kwam. Wat ziet hij
er aardig uit? Lust hij ook krenten
broodjes? „Hekkie" (Amsterdammers,
noemen alleen groote honden „Hek
kie") wil je der eentje? En „Hekkie"
kreeg een krentenbroodje. Maar liet
goede mensch had niet gezien, dat
dicht bij „Hokki?" een mand vol der
gelijke broodjes stond, en, uit vrees
dat er hem geen zouden worden ge
presenteerd, had' hij er op voorhand
maar vast eenige verorberd. Een
straatjongen, die op een dei-gelijk feit
werd betrapt, zon als dief gebrand
merkt en gestraft worden.
Komt „Medor" op straat een man
tegen met een wit sloofje en eer.
witten jas aan, dan verbeeldt hij zich
altijd met een slagersknecht te doen
hebben; draagt die man een korf,
dan weet „Medor" zoo te laveeren
dat by bij hem komt; deze voorliefde
voor slagersknecht met manden hoeft
hy behouden van toen bij 7 of 8
maanden oud was.
Hy had zeker al lang gegist dat
er zich in soortgelijke manden vleesch
bevond, toon hij nu eens op straat
een slagersmand zag staan, wilde hij
het zijne ervan hebben, cn ging zich
overtuigengelukkig kwam de slager
nog bij tijds om te verhinderen dat
hij zijn hondénneus te diep in de mand
en te dicht bij den inhoud zou steken.
Uitgesteld, dacht „Medor", maat
niet afgesteld, en bij overlegde zeker
al wat hij doen zou, indien het toeval
wilde dat hy eens een mand zag staan
zonder slagersknecht erbij. Dit ge
beurde eenige dagen later op den
Voorburgwal. „Medor" ziet een sla
gersmand op een stoep staan, hy
kijkt er eventjes naar, en zegt natuur
lijk niets, alleen geloof ik dat liij het
huisnummer opnam, gaat heel leuk
mede tot halverwege de St. Jansstraat;
toen doet hij een zijsprong, rukt den
band over den kop en holt zoo hard
hij kan terug naar den Voorburgwal;
opeens, dat die vrouw misschien wei
graag zoo'n gulden zou hebben. Dan
kon ze misschien wel eten er voor
koopen en een ander jak. En, al
zyn moed bijeen rapende, liep Bram
de straat over en stopte met een
hoogrooie kleur de arme vrouw den
gulden in de hand en liep toen weg,
op een draf, alsof hy kwaad gedaan
had.
Zoo besteedde kleine Bram zijn
kermisgeld.
Toen ik zoover was met myn droom
ben ik wakker geworden. Dat is 't
onaangename van droomen, dat je
juist wakker wordt op een interes
sant oogenblik, want nu weet ik abso
luut niet, hoe Bram door zyn vader
ontvangen werd. Ik denk wel, dat
hy klappen gehad heeft, want vader
was volstrekt niet iemand om te
voelen, hoe iemand een gulden kan
weggeven aan een arme vrouw, die
hy niet eens kent. En dannog
wel als het je eenige gulden is
en in een leege straat, waar dus
niemand het heeft kunnen zien!
Maar ik denk, dat Bram, al had
hy gloeiende ooren van vaders harde
handen en heete oogen van het
schreien -- dien nacht rustig gesla
pen heeft.
FIDELIO.