De »Di*ei Kronen Eenige jaren geleden is te Weenen een oud gebouw onder den moker gevallen, cn het nieuwe, prachtvolle oekhuis, hetwelk in zijne plaats ver rees, herinnert misschien alleen nog door den naam do plaats, waar eens het beroemde hotel „zu den Drei Kro nen" stond. Dit hotel is vooral beroemd gewor den om een vroolijke geschiedenis, daar tijdens het Weener-Congres voorgevallen. Toen eens de drie verbonden vor sten, keizer Frans van Oostenrijk, keizer Alexander van Rusland en koning Frederik Wilhelm van Prui sen, in den Hof burg aan tafel zaten, viel het gesprek op de afzonderlijke wandelingen, die dc hooge gasten maakten cn hoe zij genot vonden in het bestndeeren van de verschillende typen van het Weeher volksleven. Bij deze gelegenheid sprak keizer Alexander: „Ik heb al veel merk waardigs gezien maar één ding nog niet, hoewel ik er gaarne dc proef van zon nemen." Welnu, en dat is? vroeg keizer Frans. Ik hoorde, vervolgde Alexander, reeds zooveel van de spraakzaamheid der Weener ap pel vrouwenik zou dat toch gaarne eens willen onder vinden. Help mij daarin eens, mon cher frere Franz(Zoo placht Alexan der steeds den keizer van Oosten rijk te noemen)- Ha, zeide de keizer. Uwe Ma jesteit zou het dus gaarne met onze appelvrouwen aan den stok krijgen? Nu, daar kan ik u aan helpen, maar ik verwittig u, dat ge woorden zoudt kunnen hooren, die u minder zouden bevallen. Ik zou het dus maar laten. Neen, neen, mon cher frère Franz, ik wil en zal deze Weener merkwaar digheid leeren kennen en ik verzoek 11 dringend mij daarin te helpen. Zoo gy het dan met geweld wilt, mij is het goed. Om deze vrouwen te leeren kennen, behoeft ge zelfs niet eens naar de markt te gaan, want de beroemdste van allen is hier dicht bij. Yoor de poort van hot paleis, juist buiten den ringmuur,zit de zoogenaam de Appelkatrien. Het is waar, dat hare appelen uitmuntend zijn, maar zij staat bekend voor de grootste kwa- detong van geheel Weenen. Zoo gy u dus, niettegenstaande mijne waar schuwing, aan haar waagt, zult ge iets beleven. Dat zou kostelijk zijn, riep Alexander. Nochtans dien ik toch te weten, hoe ik het moet aanleggen om haar aan den gang te krijgen. Dit is zeer eenvoudig. Gy gaat er heen en vraagt den prijs vau eene maat appelen. Dan biedt gij de helft of het derde van hetgeen zij vraagt en dan zal zij wel terstond beginnen. Goed, sprak Alexander, dat wil ik aanstonds beproeven. Het is nu toch juist het uur mijner gewone wan deling. De keizerlijke vrienden scheidden met een nartel ijken handdruk. Frans I keerde in zijne vertrekken terug en Alexander trok eenc eenvoudige bur- gerkleeding aan en verliet het paleis. Spoedig had hij de beruchte Appel katrien bemerkt en knoopte een ge sprek aan, hetwelk wij als een ge schiedkundig feit- woordelijk mee- deelen. Wel vrouwtje, hoe gaat het? vroeg de keizer. Nu, antwoordde de koopvrouw, het zou goed genoeg gaan, zoo die zanikers daarbinnen alles niet duur maakten. Hierbij wees zij op den Hof burg, waar de hooge gasten hun verblijf "hielden. Zoo, meende Alexander lachend, men zou eer denken, dat juist door het bezoek van zoovele vreemden er veel geld onder de menschen zou komen. Dat is waar, was het antwoord, maai' de waren zelve worden zóó duur, dat er bijna geen aankomen aan is. Ik zelf moet met verlies verkoopen, Haarlemmer Halletjes Een Zaierdagavrndpraatje. CCLXXXII. Yoor dit jaar loopt de kermis al weer op haar laatste beenen. Nu de laatste Zondag nog, een stap en ze is ons weer voorbygcwandeld, tot veler verdriet en tot veler plezier. Ik heb hooren zeggen, dat 't een stille ker mis is geweest, stil wat de kramers en even stil wat de bezoekers aan gaat Of 't waar is kan ik niet be- oordeelen. Wél weet ik, dat de ker mis naar myn idee steeds luidruchti ger wordt, ln myn jeugd werd in de draaimolens muziek gemaakt door kleine orgels, die ecu zacht, geluid voortbrachten. Tegenwoordig worden de caroussels voortgedreven door stoom, en de muziek bestaat uit een reus achtig orchestrion, dat minstens even veel lawaai maakt, als tien duitsche muzikanten en dat, alsof 't nog niet mooi genoeg was, geaccompagneerd wordt door een schril gefluit, als van een sneltrein die op hol is. 't Schynt wel, dat die stoomcarous- sels, financieel gesproken, van de beste kennis-ondernemingen zjjn. 'k Kan het wel gelooveö,want'tstroomt er voortdurend in. Er gaan hier ver halen, dat de eigenaar van een.van deze caroussels te Brussel woont cn daar equipage nahoudt. Wat een ver schil met vroeger! Ik weet nog heel Soed, hoe vroeger de eigenaar van den raaimolcn in hoogst eigen persoon mee hielp aan het opbouwen; hoe hij even hara als zijn zoon en zyn knecht met de stijve leeuwen en paarden en met wil ik mijnen naam behouden van de eerlijkste en goedkoopste appelvrouw te zyn. Zoo, dus gy zijt dc goedkoopste appelvrouw? Wel, zeg mij dan hoe veel deze appels hier kosten Yyftig kreuzers de maat, O, dat is werkelijk overdreven! Twintig kreuzers geef ik, geen duit meer. Gij zijt niet de goedkoopste, maar wel de duurste appelvrouw, die ik nog ben tegengekomen. Daar brak de storm los. Als een waterval viel or een stroom van vcr- wenschingen op liet hoofd van den haar onbekenden klantmet gebalde vuisten stond zy vlak voor den wer kelijk verbluften vrager te schreeuwen, tot eindelijk, een beer, die intusschen genaderd was en Alexander herkende, leek van schrik de vrouw bij den arm vatte en haar toefluisterde: Om Godswil, Katricn, maak u niet onge lukkig, dat is de keizer van Rusland. Wat riep dc vrouw, buiten zich zelve van woede. Dat zou een keizer zijn Dat geloove de koekoek Zeg. Sophie, zoo wendde zy zich tot eene gezellin, zet hem uwe maat op, dan heeft hij ten minste een kroon op den kop(Geschiedkundig). Nu kon Alexander zich niet meer inhouden. Hij lachte luidkeels en ver wijderde zich, hoogst bevredigd over zyne ontdekkingsreis naar de spraak zaamheid der Weener appelvrouwen. Hy zette zijne wandeling voort, maar zyne avonturen waren nog niet ten einde; nauwelijks was hy in de groote laan gekomen, toen hij een jong Russisch zee-officier in groot uniform bemerkte, die zoekend rond zag en klaarblijkelijk niet te recht kon komen. Alexander trad op hem toe met de woorden: Gij zoekt iets kan ik u soms helpen? De jonge officier groette vol eer bied den vreemden heer, in wien hij trots zijne burgerkleeding den militair herkende en die hem in zijne landstaal aansprak, waarna hy antwoordde Misschien zou dit wel kunnen. Graaf Nesselrode, de Russische staats kanselier, heeft mij belast ecnige brieven, zoo even uit Rusland aange komen, terstond persoonlijk aan Z. M. keizer Alexander te overhandigen. Hy heeft, mij bevolen naar den Hof- burg te gaan en nu beu ik aan het overwegen, hoe ik het zal aanleggen om by den monarch toegelaten te worden. Zoudt gy mij dit soms kun nen zeggen Nu zult ge den keizer toch niet kunnen spreken, zeide Alexander. Eerst eenige minuten geleden heeft' hij den Hof burg verlaten om te gaan wandelen en zal over een paar uren pas terugkomen. Wilt ge istusschen mij op mijne wandeling vergezellen? De jonge man stemde toe. Zij gingen voort onder een druk gesprek, waar uit de czaar vernam, dat de zeeofficier zeer jong dienst genomen had en nog nooit aan het hof was geweest en ook, dat hij deu keizer niet van aanzien kende. Plotseling bleef Alexander staan en zeide met waardigheidGeef mij nu de brieven, want ik zelf ben de keizei'. Gij de keizer? riep de officier lachend uit. Dat is kostelijkWien wilt ge nu voor den gek houden? Geloof, wat ik zegIk ben Alexander I, keizer aller Russen. Miju beste heer, dan kan ik evengoed zeggen: Ik ben de keizer van China. Zeker kunt ge dat en waarom zoijdt gij de keizer van China niet zyn? Goed, zoo ge mij het recht laat keizer van China te zijn, kunt gij van mijn kant keizer van Rusland blijven. Alexander lachte hartelijk, doch werd plotseling ernstig, toen hij een wandelaar zag aankomen en vroeg den officier of hij Duitsch verstond. Toen deze zeide van neen, liep hij haastig den naderende tegemoet, sprak eenige woorden tot hem en zeide toen tot den officier: Nu zult ge nog een gekroond hoofd leeren kennen; deze heer is de koning Tan Pruisen. Daarop sprak hy tot den vreem deling, die werkelijk de koning was: Sire, ik heb de eer Uwe Majesteit de vierkante schuitjes kwam aan dragen en lioe hij van den vroegen morgen tot den laten avond mee hielp duwen, alleen eens even ophoudende, wanneer liet tijd was om een versclien pruim tabak te nemen. De weelde begon al, toen liet zelf duwen op hield en een paard in den molen werd gezet, om te trekken 't stomme dier! Nu is het paard ook al weer ouderwetseh geworden en vervangen door de stoommachine. De eigenaar laat zich nu in een mooi rijtuig door het paard trekken. Zoo verandert alles in de wereld. Maar wat nog niet veranderd is, dat is de vreugde van de jeugd over de kermis. Nauw komt de eerste schuit in onze grachten gevaren, de eerste wagen aanrollen in onze stra ten, of de kinderen zien als 'tware een nieuwe wereld voor hunne blik ken opengaan. Elke plank van de tent (Ier acrobaten, elke lat van de suikerkraam, beschouwen ze met een soort van eerbiedige aandacht, als waren de plank en de lat van ander hout, dan waarmee men huizen bouwt of hekken timmert. Zelfs het zien van de niet al te helder gewasschen vrouw, die in een achterafstraat aard appelen zit te schillen op het trapje van den kermiswagen, beneemt hun de illusie niet De gouden pailletten op de kleurige costumes geven hun nog den indruk van rijkdom en van ongestoord geluk en zy kyken nog niet diep genoeg, om onder die schitterende kleeren eên hart te zien, dat dikwijls vol droefheid en vol zorgen is, zorgen ook wel voor het dagelyksch brood. Intusschen zijn er deze week weer <1 een myner zeeofficieren voor te stel len. Dat wordt hoe langer hoe mooier, lachte de officierdo keizer van Rus land, de keizer vau China en nu nog de koning van Pruisen! Daar moet een glas op gedronken worden. De beide vorsten stemden vroolijk toe en bet drietal begaf zieli naar de „Drei Kronen." Zij gingen aan.een tafeltje zitten en lieten wyn brengen. Toen zij op elkanders gezondheid dronken, sprak de czaar: nu moest er nog geschut by koineu, dan was de toost volledig. Daaraan kan ik u helpen! riep de overmoedige zeeman, greep zijn pistool en schoot door het venster. (Nog lang werd 't gat in de ruit als een merkwaardigheid getoond). Mijne koninklijke broeders, sprak hij, neemt my niet kwalijk; het ge schut is wel klein, doch is het wei nig, liet is uit een goed hart. Toen zij opstonden, liet de officier niet af of hy moest de rekening beta len. Zij gingen samen voort en naar het paleis. Daar werden zij door allen eerbiedig gegroet, hetgeen deu zeeman toch wat verlegen maakte. Toen echter de gou verneur van Odessa Alexander nader de en hem met „Sire" toesprak, zag de jonge man, die den gouverneur kende, "zijne vergissing in en gaf zijne brieven onder vele verontschuldigin gen aan den keizer over. Alexander verwijderde zich glim lachend, maar het voorval was niet zonder invloed voor den zeeofficier, want des anderen daags ontving hij eenc uitnoodiging aan de keizerlijke tafel cn werd later een der voornaam ste vlootvoogden van Rusland. Aan I avondmaal op den Hofburg bracht de czaar een heildronk uit „op de zanikers van daar binnen" en toen keizer Frans hem verwonderd om uitleg vroeg, vertelde de vorst zyn wedervaren en voegde er ten slotte by: „wat waar is, moet men openly k belijden. Appelkatrien ver dient hare beroemdheid volkomen." P. N. B. BINNENLAND. Een moeielijke redding. Dezer dagen vermeldde de Staats courant de toekenning van de zilve ren medaille van de Oranje Nassau Orde aan (len matroos le kl. dei- Kon. Nederl. Marine P. F. Kalb, en Donderdag is deze medaille naar Indië verzonden, om aan genoemden zeeman te worden uitgereikt. 't Was naar aanleiding van zijn moedige en van zelfopoffering getui gende daad dat de commandant^ der zeemacht in Indië den matroos Kalb, opvarende van Hr. Ms. fiottielje- vaartuig Borneo ter Westkust van Sumatra, voor deze onderscheiding bij den minister van marine aanbeval. Ziehier lioe zich de feiten hebben toegedragen Den 21en April jl. was de Borneo geankerd voor de monding der Toe- nong-rivier, gelegen ten noorden van den kampong Poengasan. Er werd een vlet, gesleept door de stoomsloep naar den wal gezonden ten einde eenige observatiën te doen verrich ten bij oen door den topogralischen dienst geplaatst signaal. Oogenschijnlijk waren het weder en (1e zee kalm. In de vlet bevond zich de luitenant ter zee 2e klasse J. Voogd, welke officier na de stoom- sloep verlaten to hebben, recht op den wal instuurde, toen op ongeveer 150 meter van bet strand een hooge deininggolf geheel onverwacht over die vlet brak en dit vaartuig vol- en omsloeg, waardoor alle opvarenden te water geraakten. De luitenant ter zee Voogd, die niet kon zwemmen, geraakte weldra in levensgevaar. •Zoodra dit van af de stoomsloep gezien werd, jsprongen de twee daarop zijnde matrozen le klasse P. F. Kalb en J. G. Horn in zee. Laatstgenoemde bereikte den wal, zonder in de gele genheid te zijn geweest belangrijke hulp te bieden. heel wat rijksdaalders aan het rollen geweest. Menige spaarpot, die het vorige jaar is gegrondvest, is Maan dag zoo leeg als de kas van de ge meente Haarlem. En terwijl ik met de warmte in een gemakkelijken stoel zat te becijferen, hoeveel honderde, of duizende guldens er deze week wel besteed zouden zijn, raakte ik in den dommel en gaven myne droomen op die vraag het antwoord. Bram had van vader een gulden gekregen voor kermisgeld. Vader had gezeid„Bram, denk er nou om, koop er zooveel voor als je maar krijgen kunt, want geld is duur en vader moet er hard voor werken." Dat laatste had Bram niet heel best be grepen, want vader werkte zoo hard toch niet, dacht hij. Over dag was hij wel meestal de deur uit om ouwe kleeren en allerlei andere dingen op te koopen, maar Bram had er zoo'n idee van, dat dat toch eigenlijk vaders werk niet was. 's Avonds was vader altijd thuis. Dan kwamen er, dikwijls heel laat, heeren met groote jassen aan en slappe hoeden op. dat hun gezichten er heelemaal nier onder te zien waren. En dan praatten ze druk met vader, dat hoorde hij uit zijn bedje. Soms schreeuwden ze ook wel hara, alsof ze boos waren op vader en dan kroop Bram in zijn bed onder de dekens en stopte zyn ooren dicht om het maar niet te hooren. Dikwijls hoorde hij ook het rammelen van geld. En eenmaal toen hy erg luisterde, hoorde hy iemand roepen: „leelyke woekeraar!" De matroos Kalb echter zwom naar luitenant Voogd toe en wist met groote inspanning "dien officier door de hevige branding heen, behouden aan wal te brengen. Nauwelijks daar aangekomen, ont dekte Kalb dat de bootsmaat, K. Dekker buiten de branding rond zwom; zonder, zich ecu oogonblik te. bedenken stortte hij -zich onmiddellijk weder in de branding, wist deze zwemmende te passeereii en bereikte nog juist bijtijds den bootsmaat, die geheel uitgeput zijnde zich met moeite boven hield. Den bootsmaat grijpende hield hy hem geruimen tijd boven water. Driemaal ontglipte hem de onderofficier en evenveel malen dook Kalb hem weder op en mocht er eindelijk in slagen den bootsmaat by de ronddrijvende vlet te brengen en daarin te trekken. Nog was echter geen veiligheid verkregen daar de vlet telkens dreigde weder in de branding te zullen ko men. Daarom sprong Kalb nogmaals in zee, en wist zwemmende de vlet zoodanig te sturen, dat deze geheel buiten de branding geraakte en dooi de stoomsloep op sleeptouw genomen kon worden. Het nieuwe Post- en Telegraaf kantoor te Amsterdam De bouw van het nieuwe Post- en Telegraaf kantoor- vordert goedin het stadium, waarin de bouw thans verkeert, kan men zich al eenigszins een voorstelling maken van den in druk, dien het geheel voltooid, zal makenbij het koninklijk Paleis en de Nieuwe Kerk zal het figuur zeker niet pover zijn, en men zou het alleen kunnen betreuren, dat deze drie mo numentale gebouwen zoo vlak by elkaar zyn gelegen, wat natuurlijk aan den indruk schaadt. De muren van het Post- en Tele graafkantoor zyn thans opgetrokken en van binnen is men bezig met het beeldhouwwerk. De toren op den gevel aan den kant van de Raadhuisstraat is, wat het ruwe buitenwerk betreft, klaar tat de spitsmet de beide torens, die op den gevel tegenover (1e Nieuwe Kerk komen, is men ongeveer half gereed. Velen, die tegenwoordig den N.Z. Voorburgwal passeeren, achten het de moeite waard even te blijven staan en een vluchtigen blik op het in wording zijnde gebouw te werpen. In 't geneel zullen de beide torens aan den voorgevel 53 M. hoog wor den de toren aan de zijde van de Raadhuisstraat wordt 60 M. hoog tot de kroonlijst bedraagt de hoogte omstreeks 23 Meter. De volgende week begint men de torens en ook de kappen der dak vensters met hout te bekleedendit werk zal ongeveer 14 dagen duren, waarna de leidekkers hun arbeid kunnen beginnen. In 't geheel zijn er tegenwoordig 100 a 120 werk lieden aan den arbeid. Brutale inbraak. Donderdagnacht beeft er een bru tale diefstal plaats gehad in de woning van (len landbouwer P. Kranenburg op den Dordtschen straatweg, onder Qud-Charlois. De inbrekers hebben zich toegang verschaft door het verbreken van de bouten, waarmede de blinden geslo ten waren, en daarna zijn zij door het opschuiven der ramen, waarop men vergeten had de pinnen te doen, naar binnen geklommen. Uit een kast die opengebroken werd, stalen zy f 600 aan bankpapier, doorzoch ten voorts alles in dat vertrek aan wezig, wierpen een en ander door elkander en vertrokken daarna zon der dat een der bewoners, die allen thuis waren, iets van bun komen of gaan bespeurd heeft. Kranenburg had juist enkele da gen geleden een partij zaad verkocht, hetgeen vermoedelijk voor de inbre kers niet onbekend bleef. De inspecteur van politie D. A. Gaspers, chef van dienst te Oud- Charlois, heeft zich onmiddellijk na WoekeraarDat was tegen vader. Maar wat dat voor een ding was, een woekeraar, dat wist Bram niet. Hij had het ook niet aan vader dur ven vragen, want die kon zoo barsch en zoo ruw tegen hem zijn. „Daar groeit nooit wat uit dien jongen", had vader eens tegen moeder gezegd. „Daar had ik hem nou juist een dubbeltje gegeven om te zien wat hij er mee uitvoert en wat doet hy Geeft het zoowaar weg aan een zoontje van dien armoedzaaier, schuin hier over, omdat hy zoo'n honger had Wat kan er van zoo'n jongen nou ooit terechtkomen? Gaat 'them aan, dat z'n buurjongen honger heeft Nu dan, hy had van vader voor zyn kermis een gulden gekregen, ze ker in een royale bui, maar met de vermaning er bij, dat hij er nou veel. beel veel voor koopen moest. Bram dwaalde over de kermis rond en keek en keekHij zag heel veel dat hem leek, maar hy durfde niets koopen. Zoo'n vruehtenstok - dat zou wel smaken, maar als hij niemendal thuis bracht, zou vader mopperen. En dan ballons van die groene en blauwe enroode, daar had hij er graageen stuk of wat van gehad, maar daar was een dag later het gas al uit en vader zei„wat heb je nou aan zoo'n ding? 't Geeft immers niks, 't gas is dadelijk weg!" „Als ie nou jongens ziet, die je kent, had vader gezeid toen hy den gulden gaf, „en je ziet, dat ze wel geld zouden willen hebben, dan zeg je maar: hier is een dubbeltje, maar dan moet ik de volgende week vijftien centen van je hebben. Begrijp je wel? dan krijg je weer meer geld, bet bekend worden van den diefstal op het pad begeven tot opsporing van do onbekende daders. Hot weder in Juli. Aan het maandelykseli overzicht van het weder, medegedeeld door het Kon. Ned. Met. Instituut, is het vol gende ontleend Het weer was in het eerste gedeelte vau de maand regenachtig, in het laatste meer helder en warmer. Den 1ste cn 2de was ondorde» in vloed van een zwakke- depressie over Frankrijk do wind noordelijkden 3de werd hij, bij het verschijnen van een depressie bij Schotland, westelijk on was het weer bewolkt cn koud. Terwijl dc depressie over Midden- Scandinavië wegtrok,- waaide den 4de een krachtige NW. wind by buiig weer. Eene nieuwe depressie deed den 5de den wind weer krimpen en ver oorzaakte den 6de en 7de bij krachii- gen ZVV. wind regenweer. Den 8ste klaarde het weer op, om evenwel den 9de onder den invloed eerier nieuwe depressie bij Schotland opnieuw in regenweer om te slaan. Den 10de we der verandering, waarna het weer bij hoogen barometerstand helder en warm bleef, tot den 15de de wind, na eerst oostelijk geweest te zijn, noordelijk werd en de temperatuur weer daalde. Den: 20e verscheen een depressie over 't Kanaal, die zich langs ons land be woog cn den 20e en 21e onvveders bracht. Den 22e werd de wind NW., en den 23e was hij, tengevolge eener depressie boven J utland, in 't noorden van ons land krachtig en 't weer buiig. Den 24ste steeg de barometer weer en was de wind zwak, daarentegen den 25ste en 26ste krachtig Z., onder den invloed eener depressie bij Schot land. De bewolking bleef gering, de temperatuur boven de normale. Den 27ste trokken onvveders over ons land, waarna de barometer steeg en de wind gedurende 't laatste gedeelte van de maand Noordelijk was, bij vrij nor male temperatuur. Den 18de werd te De Bilt een kring om de zon waar genomen. Drentsche zeden. Men weet dat de Drentsche boeren op hunne manier zorgen voor de moraal. Aan de „Ass. Ct." schrijft men o. a. uit Beilen: Te Wyster doet zich een geval voor als dat waarvan wij onlangs melding maakten uit Hij ken. Het. betreft weer een zaak, waarin een man in dit geval een bakker en weduwnaar een meisje wil „laten zitten." Om den weduwnaar het ongeoor loofde van zijn handeling onder 't oog te brengen, begaven zich eergister avond twee man naar diens woning doch werden niet zeer vriendelijk ontvangen en het bezoek eindigde met de krachtdadigste verzekering van den bakker, dat hij liec meisje nooit tot vrouw nemen zou. Dat was een teeken tot een formeelen aanval van de Wijstersche boerschap, die zich om de woning inmiddels ver zameld had. De bakker verscheen met een beschuitmes in de deur en liet zich in bedreigingen niet onbe tuigd. Doch toen de stormaanval begon met steenen en andere projec tielen van allerlei aard, wierp hy de deur dicht en op slot. Een hagelbui van steenen ging daarop door de ramen en vensters naar binnen, de pannen ratelden door de zware keien getroffen, naar be neden, jonge dochters droegen in hare schorten steenen en ander werpbaar tuig aan, zoodat het een algemeen bombardement was. De bakker deed wanhopige pogingen ter verdediging, wierp de steenen uit de woonkamer door de vensters den aanvallers naar het hoofd en wilde zich, nadat alles was vernield, nog niet gewonnen geven. Toen werd door de menigte be sloten den volgenden avond „was- schop" te houden. Jonge honden. In de „Ned. Sport" doet V. ver- dan je gehad hebt!" Maar dat vond Bram lastig: Hoe kun je (lat nou aan een jongen zien, dat hij geld noodig heeft? En als je liern een dubbeltje geeft, hoe kun je hem dan vijf centen meer weerom vragen? Neen, dat zou hy maar lie ver niet doen, dacht hij. En zoo pein zende zwierf hij door de kermis, een beetje soezende van al de drukte en het rumoer en zijn gulden stijf in zyn rechterhandje geklemd, om hem niet te verliezen. Langzamerhand kwam hij uit de kermisbuurten en in heel stille stra ten, waar j'e niets meer van de ker mis hoorde, dan een dof gezoem in dé verte, 't Was een armoedige buurt met kleine, vuile huisjes. De meesten waren dicht en je zag bijna niemand voor de ramen, maar een huisje was open en daar zat een vrouw op den drempel. Ze bewoog zich bijna niet en Bram dacht, dat ze sliep, maar toen hy dichterbij kwam, zag hy, dat ze wel wakker was, maar dat er uit haar oogen al maar tranen liepen, die langs haai- jak gleden, en dan neervielen op haar schoot. Bram begreep, dat de vrouw erg veel verdriet moest hebben, dat ze maar stil zat te huilen. En hy ging zoo'n beetje schuin tegeno ver de vrouw staan en keek schuch ter naar baar. 't Viel hem op, dat ze zoo bleek zag en zoo mager was en haar kleeren zagen er zoo dun uit en zoo rafelig 'twas zeker wel, dacht Biam, een heel, heel arme vrouw. De gulden in zyn hand deed hem pijn, hy had zijn vingers ook zoo stijf dicht gehouden. En toen dacht hy makelyke mededingen- over jbwg» honden. We ontleenen er 't volgende' aan .-. Een jonge hond is een* dief nietf alleen, maar zelf» een gevaarlijke- dief, doordien het uiterst moeilijk is» hero op heeterdaad ie betrappen. Telkens mist gy ?iet een of ander' voorwerp, want hondfenkindem kun nen aiïës gebruikenlevensmiddelen, naaigereedsehap, garenklosjes, kousen, schoenen, portemonnaies, eindjes touw, speelgoed van de kinderen cn ik weet met wat nog al meer. Daardoor juist worden zaj; gevaarlijkv>ant omdat' u geen erg hebt in de kwade neiging van uw lknd, zou bet alfêeht kunnen' gebeuren, dtot hij. zich sclmilkr maakte aan een diefstal, waarvan misschien een uwer ondergeschikten- -s-wult ver denken. Zonder twijfel ïwnt -y, nlteenloo pende* dlngso eon B sche jongen er in*zijn broek- zoo al op nahoudt. Welnu, eeL denmand biedt dezelfde verscheidt heid van voorwerpenzoo kwam er bij de'ii wekelyjlSschën schoonmaak van het „bed" va*i een jongen houd te voorschijn: een klomp, een suiker- rasp, een bosje radijs, een schaartje, twee afgeknaagde beenderen, een eet lepel, drie steenharde korsten brood, een hamertje met afgeknaagde steel, oen stuk kachelpijp cn een heele ver zameling voorworpen, te lang om op te noemeno..a. nog een portemonnaie en een pet van een knecht; in één woord een heele vodtlbnwinkel. Om mijn jonge honden te gewen nen aan het gewoel en de drukte op straat, neemt dan deze, dan die knecht, die eene niet te verre boodschap moet doen er eonen mede; een hunner ging vroeger gewoonlijk met de meid uit; thans echter wil zij hem nérgens meer mede naar toe hebben en dat: alleen oin zijn stelen; bij den slager kaapte bij vleesch, bij den vischhan- delaar viseh, bij den bakker beschuit,, en liet leukste van al,, waar hy stal nam hij het beste, de winkeliers zagen er niets van, maar de meid had het bemerkt, en bang voor een standje, was ze van zijn gezelschap niet meer gediend'. Wat een mooie hond, zei eens de- bakkerin tot de meid, toen deze met een jongen New-Foundilander bij haar in den winkel kwam. Wat ziet hij er aardig uit? Lust hij ook krenten broodjes? „Hekkie" (Amsterdammers, noemen alleen groote honden „Hek kie") wil je der eentje? En „Hekkie" kreeg een krentenbroodje. Maar liet goede mensch had niet gezien, dat dicht bij „Hokki?" een mand vol der gelijke broodjes stond, en, uit vrees dat er hem geen zouden worden ge presenteerd, had' hij er op voorhand maar vast eenige verorberd. Een straatjongen, die op een dei-gelijk feit werd betrapt, zon als dief gebrand merkt en gestraft worden. Komt „Medor" op straat een man tegen met een wit sloofje en eer. witten jas aan, dan verbeeldt hij zich altijd met een slagersknecht te doen hebben; draagt die man een korf, dan weet „Medor" zoo te laveeren dat by bij hem komt; deze voorliefde voor slagersknecht met manden hoeft hy behouden van toen bij 7 of 8 maanden oud was. Hy had zeker al lang gegist dat er zich in soortgelijke manden vleesch bevond, toon hij nu eens op straat een slagersmand zag staan, wilde hij het zijne ervan hebben, cn ging zich overtuigengelukkig kwam de slager nog bij tijds om te verhinderen dat hij zijn hondénneus te diep in de mand en te dicht bij den inhoud zou steken. Uitgesteld, dacht „Medor", maat niet afgesteld, en bij overlegde zeker al wat hij doen zou, indien het toeval wilde dat hy eens een mand zag staan zonder slagersknecht erbij. Dit ge beurde eenige dagen later op den Voorburgwal. „Medor" ziet een sla gersmand op een stoep staan, hy kijkt er eventjes naar, en zegt natuur lijk niets, alleen geloof ik dat liij het huisnummer opnam, gaat heel leuk mede tot halverwege de St. Jansstraat; toen doet hij een zijsprong, rukt den band over den kop en holt zoo hard hij kan terug naar den Voorburgwal; opeens, dat die vrouw misschien wei graag zoo'n gulden zou hebben. Dan kon ze misschien wel eten er voor koopen en een ander jak. En, al zyn moed bijeen rapende, liep Bram de straat over en stopte met een hoogrooie kleur de arme vrouw den gulden in de hand en liep toen weg, op een draf, alsof hy kwaad gedaan had. Zoo besteedde kleine Bram zijn kermisgeld. Toen ik zoover was met myn droom ben ik wakker geworden. Dat is 't onaangename van droomen, dat je juist wakker wordt op een interes sant oogenblik, want nu weet ik abso luut niet, hoe Bram door zyn vader ontvangen werd. Ik denk wel, dat hy klappen gehad heeft, want vader was volstrekt niet iemand om te voelen, hoe iemand een gulden kan weggeven aan een arme vrouw, die hy niet eens kent. En dannog wel als het je eenige gulden is en in een leege straat, waar dus niemand het heeft kunnen zien! Maar ik denk, dat Bram, al had hy gloeiende ooren van vaders harde handen en heete oogen van het schreien -- dien nacht rustig gesla pen heeft. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6