1 X daarvan gestelde verwachtingen niet te boven zal gaan. De Amsterdamsche politie. De RheinischeWestfalische Zei- lungdie te Essen en Dortmund ver schijnt, bevat een correspondentie uit Amsterdam, waarin de schrijver, die zich achter merk F. F. verbergt, een smadelyken aanval doet op de Am sterdamsche politie. Sprekend over de handhaving van de Drankwet in Nederland, zegt hy „Hoe het in Holland met de nand- having van zulke wetten gaat, kan alleen iemand beoordeelen, die hier eenigen tijd heeft gewoond. Waar men wel eens zegt, dat wetten be stemd zy'n om niet te worden nage leefd, daar kan men hier zeggenom door onoordeelkundige politic-agenten in den hoogsteu graad willekeurig te worden toegepast. Juist van deze wetsbepalingen wordt een ontzettend misbruik gemaakt door de in hooge mate omkoopbare politieagenten, en daaruit is het te verklaren, waarom het publiek by iedere gelegenheid tegen de politie party kiest" Zulk een beleedigende bescbuldi ging tegen de politie wordt maar klakkeloos neergeschreven, zonder eenig bewys of zonder eenig voor- Wat de correspondent verder me dedeelt, is van hetzelfde allooi. Hy spreekt op schamperen toon van „su- pernumerare" der politie, die als agenis provocateurs overtredingen tegen de drankwet trachten uit te lok ken doch die zich niet durven wagen naar de Unmusse ton gemeinen Bu- diken, omdat zy bang ~z\jn daar een pak ransel op te doen. En dan roept hy uit „Zoo machteloos is de politie hier te lande!" Doch feiten om die machteloosheid te toonen, bewijzen voor zijn bewe ren, worden door den correspondent niet bygebraeht. Dezelfde correspondent weet mede te deelen, dat jenever hier te lande nog altijd de eigenlijke volksdrank is „en in de allerbeste kringen in dagelijksch gebruik" (gang unagebe). Het recht om te critiseeren wat hun verkeerd of dwaas voorkomt, willen wy den vreemden correspon denten in ons land zeker niet ont zeggen, schrijft het Hdbl. waaraan wy dit ontleenen. Maai- wel vragen wij, of zij het gepast en met goede manieren overeenkomend achten, in hunne organen het land te beschim pen, dat hun gastvrijheid en nog meer vrijheden verleent. Een schildwacht te water geloopen. In den afgeloopen nacht klonk plot seling een schrille noodkreet langs de stille gracht van de stille Oude Turf markt te Amsterdam. Een ongeluk! Een der twee schildwachts voor het Gebouw der Nederlandscbe Bank was door slaap overmand te water geraakt. Op zy'n hulpgeschreeuw kwam zyn collega, de andere schild wacht toesnellen en deze mocht er in slagen zijn dapperen wapenbroeder voor Ncêrlands legerj te behouden. Van morgen werd zijn geweer opge- vischti De gevolgen der concurrentie. Waartoe de concurrentie drijft blijkt uit een bericht van het Cen trum over een jongmensch, die zich als bediende in een manufactuurwin kel aanbood. Hem werd namelijk door het vrou welijk hoofd der zaak de interes sante vraag gedaan, of hy zich in staat gevoelde om vooral de jonge dames en de dienstmeisjes, die bij haar zeer veel in den winkel kwamen, prettig te behandelen en ze wat „aan te halen". De candidaat-elleridder zeide toen, dat hij het beproeven zou, maar „of mevrouw in aanmerking wilde nemen dat hy geëngageerd was" en hy kreeg toen ten antwoord, dat me vrouw- het allerellendigst vond om het te zeggen, maai- dat zij liever een knappen jongen man in den win kel nam, die geen verkeering bad. De „concurrentie" in de manufac turen eischte nu eenmaal dat als reclame-middel de bediening geschied de door „mannelijke kellnerinnen", zooals de dame ze noemde. Een gedenkteeken. üp de algemeene begraafplaats te 's-Gravenhage werd Donderdag de fedenkstecn onthuld op hot graf van en verleden jaar overleden gep. schout-by-nacht E. Stakman Het is een wit marmeren monument op hardsteenen voet met reliefportret van den overledene en een rand schrift: „Amicitia Vincit Mortens". Het monument is ontworpen dooi den beeldhouwer Odé en vervaardigd door den heer A. van Roon. Namens de 600 vrienden en ver eerders herinnerde de kapitein-ter-zee Do Smit van den Broecke aan de groote gaven van hoofd en hart van den vroegcren trouwen kameraad en vriend. Internationaal Coöperatief Congres. Donderdagmorgen begon men dade lijk met een openbare vergadering en w-erd na enkele huishoudelijke mededeelingen aan de orde gesteld de bespreking over de vraag: „Hoe is in verschillende landen „coöperatie geregeld by de wet? „Welken invloed heeft de .wetgeving „gehad op de practische toepassing „der coöperatie? Zijn er bepalingen „aan te wijzen, welke die toepassing „in het bijzonder hebben bevorderd „of tegengehouden Is het mogelyk „hoofdlijnen te stellen welke als leid draad zullen kunnen strekken voor „de wetgeving op de coöperatie in „de verschillende beschaafde landen In de tweede sectie (wetgeving) was dienaangaande aangenomen de volgen conclusie: „Het congres, zich aansluitende by de besluiten van vorige congres sen, overwegende dat de coöperatie de mensehen tot elkander nrengt door het kweeken van gevoelens van solidariteit, zonder welke ware beschaving bestaanbaar isf dat zjj de strekking heeft door eene billijke verdeeliug der vruchten van den arbeid, bron van allen rijkdom, vrede en harmonie in de maatschap pij terug te brengeu; overwegende voorts dat de coöperatie noch üTtheo- rie, noch in practijk in stryd is met ware beginselen van wet en recht, noodigt de openbare machten aan wie het lot der volken is toevertrouwd en die door hare wetgevingen de maat schappelijke organisatie regelen, uit feen enkelen maatregel te nemen, die e coöperatie zou kunnen tegenhou den en hinderpalen in den weg leg gen aan hare ontwikkelingdoch in tegendeel hare krachten in te spannen om de raiioueele beginselen der as sociatie onder al haai- vormen te ver breiden en door een liberale en vrij gevige wetgeving het aantal van hen die deel hebben aan de weldaden der coöperatie te doen toenemen." De heer Crüger (Berlijn) steltvoor duidelijk te doen uitkomen, dat men volstrekt geen financieële staatshulp wenscht en in dien geest de voorge stelde conclusie te wijzigen. Dit amendement wordt aangenomen. De heer Bertin (dep. Seine) stelt een amendement voor om uitdrukke lijk te verklaren, dat het congres van den kant des wetgevers in geen enkel opzicht inmenging wenscht. Spr. uit dien wensch omdat het te verwachten is, dat in Frankrijk de wetgever zich, onder het voorwendsel de beambten der coöperatieve vereenigingen te be schermen, in de zaken zal gaan men gen op welke wyze ook. Na discussie wordt liet eerste ge deelte van dit amendement (dat de rechters de wet niet moeten verzwa ren) verworpen; het tweede ge deelte (dat geen interventie der Re geering zal plaats hebben waar het geldt de winstverdeeling, enz. by coöperatieve vereenigingen) wordt aangenomen en daarna degeheele geamendeerde motie goedgekeurd. Daarna wordt hervat de discussie over copartnership en profits-sharing d. w. z. over „deel hebben in de on derneming", en „deelen in de winst door werklieden en beambten." De middag-vergadering werd o. a. ook bijgewoond door den heer Goeman Borgesius, minister van binnenland- sche zaken. Over de beteekenis van het co- partnership werd het debat her opend door den heer Owen Greening. Hij zette uiteen de beteekenis van de Labour-Association in Engeland, die op het beginsel van co-partner ship gebaseerd werd. Deze verceni ging werd dertien jaren geleden op-1 gerichtin dien tyd is het aantal j aangesloten vereenigingen vertien- j voudigd en het kapitaal in gelijken' geest vermeerderd. Spr. acht het' niet noodig het co-partnership alleen in te voeren in de bestaande coöpe ratieve vereenigingen, doch daarnaast te vormen vereenigingen in den geest van de Labour-Association met het co-partnership op den voorgrond. Een actieve propaganda is daarvoor noo dig, organisatie in alle landen in overeenstemming met den Bond. In dien geest stelt spr. dan ook aan de vergadering een motie voor. Na eene zeer langdurige discussie werd deze motie met algemei stemmen aangenomen. Des avonds werd in het Kurhaus te Scheveningen een officieel diner gehondeu, waaraan 150 personen deel namen. Aan H.H. M.M. de Konin ginnen werd een telegram van hulde verzonden. Een zeldzaam jubileum. Ken gouden ambtsfeest van een journalist is een zeer groote zeld zaamheid. De zware inspanning, schier zonder rustpoos, eischt veel van de krachten van de noeste arbeiders van de Pers. Een byzoDder voorrecht mag het dus heeten voor den heer Herman Heyermans te Rotterdam, dat liyhet binnen weinige dagen op 10 Oct. hoopt te beleven 50 jaren als redac teur verbonden te zyn aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Tot zyn werkkring behoorde o. a. het bjjwonen van congressen, feesten en plechtigheden in binnen- en bui tenland, en ontelbaar zijn de uitste kende verslagen van zijn hand. Nog op dit oogenblik werkt de nes tor der verslaggevers met even groote activiteit en toewyding als voorheen. De torenklok te Breda was Woens dag zoodanig van streek, dat zy half twaalf aankondigde met 78 slagen. Een geduldig verslaggever van de Nbr. heeft het waargenomen. Een begrafenis op den Oceaan. De equipage van Hr. Ms. oplei dingsschip „Nautilus", dezer dagen van een oefeningstocht i:: denAtlan- tischon Oceaan terugkeerende. kwam binnen met het droc bericht, dat zij onderweg haar commandant, den kapitein-luitenant ter zee Jan Arnol- dus Hendrik Beck, had verloren. Een plotselinge, ernstige hartsaan- doeiiing maakte een einde aan zyn zoo welbesteed leven. Zyn officieren en manschappen moesten den droe- vigen plicht vervullen zyn stoffelijk overschot toe te vertrouwen aan den Oceaan. Op een diepte van 4600 meter rust hij, op een afstand van pl. m. 360 Km. van Kaap Finisterre, dus ongeveer dwars van de plaats waar zoo vele andere kameraden met de „Friesland" zyn gebleven. Zijn vriend en promotie-genoot, de gep. kapitein-luitenant ter zee B. J. G. V olck, directeur van de Zeevaart school en het Zeemanshuis te Am sterdam, heeft aan zyn nagedachtenis een treffend geschrift gowyd, dat tot titel voert „Een begrafenis op den Na een korte beschrijviug van zijn 27-jarigen dienst als zeeofficier, van zijn vijf achtereenvolgende reizen naar O.-Indië met het daaraan tel- kenmalen verbonden verblijf van drie jaar in de tropen en van de wyze waarop hij zich in den Atjeh-krijg onderscheidde, verhaalt de schrijver hoe de luit. ter zee le klasse Beek in Juni 1894 van zijn vyfde indische reis naar Nederland terug gekeerd, den ln November van dat jaar be vorderd werd tot kapt.-luit. ter zee. Achtereenvolgens commandeerde hy Hr. Ms. „Luipaard" en „Tyger" en het opleidingsschip „Admiraal van Wassenaar", van welken bodem hij werd overgeplaatst op de „Nautilus" tot het volvoeren van een oefenings tocht op den N.-Atlantischen Oceaan. Aan boord heerschte na den dood van Beek algemeene verslagenheid; de eerste officier, de luit. ter zee le kl. Yan Praag, nam het bevel over en moest de uitvaart van den alge meen geachten en beminden humanen commandant voorbereiden en ten uit voer brengen, hetgeen geschiedde op den 30n April v.m. 10 uur. Deze droeve plechtigheid werd niet enkel door de bepalingen geregeld, maar diepvoelend by gestaan door Beck's ondergeschikten en nu in de verte door zyn vele kameraden in de Marine, die hem hoogachtten om zyn eenvoudig en edel gemoed. Zy inspi reerde den heer Volck tot de volgende ontboezeming Omfloerst de trom, de manschap staat [daar, Gereed tot de rondvoer der treurige [baar, Bedekt met de vlag, waaronder hy [streed, Yol eere steeds diende, getrouw aan [zyn eed. En boven die vlag de ordes en kroon Der eervolle melding, zyn houding [tot loon, De steek en dragon, Oranje van hart, Het zwaard ook als teeken van trouw, [thans van smart Gelicht nu de baar, een salvo weer- [klinkt, Gedragen toch wordt zy, voor 't over schot zinkt, Door onderofficiers, en achter de staf Yolgt heel de bemanning naar 't vloei bare graf. En nauw schrydt de stoet met't over- [schot door, Of 't donderende schot treft snijdend [het oor. Om elke minuut te worden herhaald, Tot zevenmaal keerend eer 't lyk is [gedaald. En drie keer langs dek is d'omgang [volbracht, Dan volgen er woorden van weemoed [en klacht, Getuigend van leed en van vriend- Schap zoo diep. Voor het eerlyke hart van hem die [ontsliep. En Janmaat staat daar, zyn ziel is [ontroerd Door 't geen hem zooeven zal worden [ontvoerd, Naar stuurboord de stoet, de valreep [is klaar. Tot ontvangst ten laatste der droevige [baar. Het salvo gaat af; beklemd roept de [schipper HetEen, Twee in Gods naam [los schiet de wipper, Een loodzware plomp! Een salvo tot groet, omlaag in de [golven, En alles is stil, de schat is bedolven. Ontfloerst is de trom, het zeil staat [weer bij, De manschap, eerbiedig, tuurt zwy- [gend aan ly, Maar achter in zee, in 't zog van de [kiel, Waar hun kort te voren een vader [ontviel. Van deze aandoenlijke hulde aan de nagedachtenis van een braaf offi cier werd door den heer Volck ge bruik gemaakt om liet schip, dat zonder zijn uitgevaren commandant terugkwam, op waardige wyze te ontvangen. Aan officieren en minde ren, aan allen die hun beminden chef de laatste eer op den Oceaan hadden bewezen en nu ouder den diepen indruk van het gebeurde terug keerden, werd door den heer Volck een exemplaar van zijn weemoedig „in memoriam" aangeboden. De eerste exemplaren van deze dichtregelen had de heer Volck. ter nagedachtenis van zijn vriend, den trouwen dienaar van vorst en vader land, in zwart satyniederen pracht band aan HH. MM. de Koninginnen opgezonden. Zy droegen tot opschrift „Een begrafenis op den Oceaan a/b Hr. Ms. „Nautilus waarboven een treurpalm in zilver. De exemplaren gingen vergezeld van een begeleidend schrijven, waar in de heer Volck de aanleiding tot het dichten van deze strofen "voor H.H. M.M. verklaarde. Behalve een officiëele dankbetui ging, ontving overste Volck een par ticulier schrijven namens zijn vorstin nen waaruit hem mocht blijken de hartelijke deelneming van Hare Ma jesteiten in het verlies dat deNeder- landsche Marine door den tragischen dood van commandant Beek geleden heeft. Tel. Letteren en Kunst. UIT AMSTERDAM. Kon. Ver. ..Het Ned. Tooneei." In de opvoering van „de Maagd van Orleans" van Schiller, die 1.1. Woensdagavond voor de eerste maal in den Stadsschouwburg plaats had, is slechts éen zaak prijzenswaardig en dat is het streven van de vereeni- ging om het publiek in de „Septem bermaand" eens wat beters voor te zetten, dan de ellendige „kermisstuk- ken". die andere directies te genie ten geven en waaraan „het Nêer- landsch" vroeger ook nog al eens mededeed. Een klassiek meesterwerk als „die Jungfrau von Orleans" heeft natuur- lyk oneindig meerdere waarde dan „Mathias Sandorf", „de levende Brag" of Ali Baba" maar wanneer een der eerste gezelschappen van ons land een dergelyk stuk wil opvoeren, dan dient het in de allereerste plaats zorg te dragen, dat het leden Dezit, die voor zulk eene, waarlijk niet ge ring te schatten, taak berekend zyn. En Woensdagavond bleok, dat, mis schien met uitzondering van Bouw meester (Talbot), „het Nêerlandsch" acteurs noch actrices bezit, die Schil ler's werk ook maar eenigszins vol doende kunnen spelenKarei VH, de heer Chrispyn, had in zijn figuur uittebeelden den zwakken maar toch edelen vorst, breed van gebaar, ma jestueus van voorkomen en in zyn optreden en hy was niet meer dan 'n burgerjongen in een schitterend pakmets van de majesteit, die van hem behoort uit te gaan, niets ver hevens, niets vorstelyks in hem Mevrouw Holtrop—van Gelder (Jo hanna) was alleen begrijpelijk voor hen, die Schiller's werk heboen ge lezen en voor hen bleken hare tekort komingen te duidelyüer; voor de toe schouwers, die voor de eerste maal met het stuk kennis maakten (en er zyn er velen zoo!) is zij niet ge weest de maagd, die handelt volgens eene goddelijke opdracht, niet de ver hevene, de van God gezondene; zy was eene vrouw, wel eene die won deren doet, maar de onvoorbereide toeschouwer heeft niets kunnen be merken van den geest, die over haar vaardig is geworden, die de oorzaak is van al die wonderen. En de bas taard (v. Schoonhoven), hij leere even als mevr. Holtrop, dat by het zeggen van verzen, breed als die van dit correct vertaalde treurspel, onnoodige en buitengewone stemverheffing wel indruk maakt op de massa, vooral wanneer onmiddellijk het doek valt, maar dat het daarmee verworven succes van bedenkelijken aard is, omdat men voor een oogenblik geïm poneerd, toejuicht, wat geen bijval verdient en overmatig schreeuwen voor goed spelen houdt. Mevrouw Pauwels (koningin Isa- beau) spreekt van hartstocht, verwijt Filips den Goede (Clous) zijn dik bloed, dat traag hem door de aderen kruipt en dat alles op een toon, zóo koud. zóo zonder eenige passie, dat het scheen alsof zy ons allen voor den gek stond te houdentoonloos, kleurloos, uiterst onvoldoende was mevr. Pauwels' vertolking van een rol. waarvan toch zooveel moois te Inderdaad komisch was Schultze (la Hire) die gewoon uitgelachen werdde directie late dezen uiterst verdienstelijken komiek toch in zijn emplooi, waarom hem bloot te stellen aan een échec, dat men had kunnen voorzien Nooit zal deze gunsteling van het publiek, de verpersoonlijkte bonhommie uit het fransche en duit- sche kluchtspel, in een serieuse rol anders dan de lachlust der bezoekers opwekken. De heer Ising (Thibaut d'Arc) bleef den geheelen avond by de wyze Aan verzen zeggen, die hij in het voorspel toonde, ODgeveer de manier waarop de feestganger op een bruiloft bruid en bruidegom zou toespreken in een ..gedicht" van eigen maaksel, op den zeurig-dreunenden toon, den meesten bruilofts-declamators eigen. Bouwmeester was goed, vooral in zijn sterven en Kreeft (de kolenbran ders) eveneens, al was zyn rol ook één der kleinste. Het is jammer voor de Koninklijke Vereeniging, die aan de monteering veel ten koste legde, dat hare leden niet meer van het stuk vermogen te maken. Ik vrees, dat het Septemberpubliek voor dit „kermisstuk" weinig zal ge- voeien en den Stadsschouwburg voor- byloopen om „de levende Brug" en Reyding's nieuwe revue „Luilekker land" een onverdiend succes te be zorgen. Inhuldiging van H. M. de Koningin in 1898. Het Centraal-Comité uit de Hoofd commissie van ingezetenen voor de feestelijke ontvangst van H. M. de iet K9ningin te Amsterdam, ter gelegen j# heid van Harer Majesteits Inhnldi- jit ging binnen Amsterdam in het jaare 1898, heeft met de uitgeverstirinajoll Van Holkema Warendorf te Am-ee sterdam cone overeenkomst gesloten, }r< waarbij aan die firma het uitsluitendjn recht is verleend tot do uitgave ran an a. Het officiéél gedenkboek van d« i inhuldiging van H. M. de Koningin js in 1898. ec b. De officiëele feestgids van dees plechtigheden en feestelijkheden, te ar houden ter gelegenheid van de ink ui- n dlging van H. M. de Koningin in 1898. ee RECHTSZAKEN. Verwonding. De Rechtbank te Amsterdam ver- oordeelde Donderdag den varensgezel] D. v. A. die in een tapperij aan deL St. Olofspoort een dienstbode en deaf1 tapper met revolverschoten verwonddt en daarna trachtte zich zelf van kant te maken, tot een gevangenisstrafl van 4 jaar. De eisch was wegens po-pi" ging tot doodslag 6 jaar. GEMENGD NIEUWS. Te Stoke Newington, in Engeland, werd dezer dagen ingebroken bij een oud-stryder, een van de Balaclava- charge. De dieven konden nagenoeg niets anders vinden wat hun de moei te waard scheen mee te nemen daa een medaille van koningin Victoria, en een van den sultan van Turkije. kreeg hy de medailles over de post terug met h~et volgende briefjef „Waarde Heer, ik zend uw medailles terug. Het spijt mij heel erg, dat ik P ze, niet wetende wat ze waren, mee- genomen heb. Ze zouden me maar f vier shilling hebben opgebracht. Dat F bedrag kan u me wel over de post P zenden." De beleefde inbreker gaf c echter zijn adres niet op. De held van j Balaclava heeft echter gezegd, dat f de man zyn vier shilling en vergiffe- I nis krygen zou, als hy zich op een wettige manier te zijnen huize ver- Een postiljon vermoord op den Prnisischen postwagen, die verleden Zoudagavond te kwart voor negenen van Zechlau naar Konitz vertrok. De weg loopt door een een zame streek en de misdaad moet om streeks 9»/4 uur gepleegd zyn. Op dat uur namelijk pleegt de postwagen te Babiion (district Manenwerder) op te houden, maar ditmaal reed de wagen in snelle vaart door en men zag een man zitten naast den postil jon, die scheen te slapeD. Hij zal toen wel reeds vermoord of althans bewusteloos gemaakt zijn. Iets ver der vond men later zijn geheel be bloed lijk op den weg, terwijl wagen en paard nog verder in een bosch werden aangetroffen. De dader is echter blijkbaar by het plunderen van den postwagen gestoord, want de zak met „geldbrieven" werd niet door hem ontdekt. Een wreedaard. Een eerst sinds kort gehuwd echt paar in Oscliersleben deed op een avond een wandeling langs de rivier de Bode, toen plotseling de echtgenoot zijn vrouw by den hals greep en be proefde haar met een krachtigen stoot in het water te werpen. Het gelukte der vrouw echter zich vast te houden aan een boomtak en weer naar den oever te komen, waar zij door haar man met vuistslagen werd ontvangen en ondanks haar smeekin gen en haar tranen opnieuw in de Bode werd gestooten. Ook ditmaal gelukte het der arme vrouw zich te redden. Aan een stomp van een boom stam, die boven het water uitstak, wist ze zich vast te houden, tot aan de heupen in het water staande. On- dertusschen liep haar man langs den oever keen en weer. Tot drie uur in den morgen duurde voor haar deze marteling, toen wist zij aan de waak zaamheid van den onmensch te ont snappen. Zij ging terstond naar de politie, die den man gevangen nam. Wat het motief zyner daad kan we zen, begrijpt men niet. Twee curieuse dorpen. In Brandenburg liggen twee merk waardige dorpen ten zuiden van Sobbenau. Het eene is Klein-Kles- sow, het telt slechts 4 huizen met in het geheel vier gezinnen. Van d0 zeide Gray, „hy mag dan niet gek nyn woorden, als hy het niet is, ben „Welnu, maat,' zyn, maar let op myn ik het." „Dat neem ik aan," hernam ikmaar de dokter zal zyn redenen er wel voor hebben, en als ik 't bij 't rechte eind heb gaat hy naar Ben Gunn." Later bemerkte ik, dat ik gelijk hadmaar tegelij kertijd werd de hitte zóo ondragelijk, dat ik op een denkbeeld kwam, dat minder verstandig was. Ik begon den dokter te benijden, die daar in het koele, schaduw rijke bosch, met de vogels boven zyn hoofd en in een heerlijke dennenlucht wandeldeen ik rilde toen ik om mij heen de bebloede lijken zag en kreeg een afschuw van onze schuilplaats, die bijna zoo sterk was als angst. Terwijl ik de schalen, die wij voor het eten gebruikt hadden, afwaschte werd myn afschuw en myn verlangen naar het bosch al sterker en sterker, totdat ik ten laatste toen ik naast een broodzak stond en niemand op mij lette myn zakken met beschnit vulde. Ik was gek, zult ge zeggen, en zeker was ik bezig iets onverstandigs te doen, maar ik was toch besloten zooveel mogelyk voorzorgsmaatregelen te nemen. Deze beschuiten zonden my ra ieder geval te pas komen en my een paar dagen voor den hongerdood bewaren. Ook stak ik een koppel pistolen, een kruithoorn en kogels by mij, en toen vond ik my goed toegerust. Het plan dat ik in myn hoofd had, was op zich zelf niet zoo kwaad. Ik wilde my naar de zandbank begeven, die de ankerplaats aan de oostzijde van de zee scheidde, en de witte rots opzoeken, die ik den vorigen avond had opgemerkt om te zien of de boot waarvan Ben Gunn had gesproken, daar vastlag ja of neen ik vond dit wel ae moeite waard om te onderzoeken. Maar ik was er zeker van, dat men my niet zou toestaan buiten de palissade te gaan en zoo besloot ik mij uit de voeten te maken wanneer niemand op my lette, en dit was lang niet goed van mij. Maar ik was nog slechts een jongen en ik had het nu eenmaal iu myn hoofd gezet. Eindelijk en ten laatste deed zich een uitstekende gelegenheid voor. De squire en Gray waren bezig den kapitein te verbindenik zag myn kans schoon, rende het bosch in en bevond mij al een heel eind weg, voor dat myn afwezigheid werd opgemerkt en mijn vrienden mij terugriepen. Dit was ae tweede dwaasheid van mij die ik beging, want er bleven nu slechts twee gezonde mensehen ach ter om het huis te verdedigen maar evenals mijn eerste bracht het iets tot onze redding by. Ik liep recht op de oostkust van het eiland aan, want ik was besloten de zeezijde van de zandbank tc nemen, om van af de ankerplaats niet opgemerkt te kunnen worden. Het was reeds laat in den namiddag, maar toch nog warm en zonnig. Terwijl ik mijn weg vervolgde hoorde ik uit de verte niet alleen het klotsen van de zee tegen de kust maar ook geruisch van riet en strui ken, zoodat de zee hooger moest zijn dan anders. Er begon nu een frissche bries te waaien en eenige stap pen verder bevond ik my aan den zoom van het bosch en zag de zee voor my liggen en hoorde de golven te gen den oever klotsen. Nooit had ik de zee om het eiland kalm gezien. Al was er geen zweem van wind en al zag zy er tot aan den horizont effen uit, nabij de kust klotsten de golven dag en nacht door en ik geloof niet, dat er éen plekje op het eiland te vinden was, waar men dit geluid niet kon hooren. Ik liep welgemoed langs de kust en denkend dat ik nu ver genoeg van de zuidzijde vau het eiland was verwijderd, kroop ik onder het struikgewas door eu begaf mij eenigszins dralend naar de zandbank. Achter mij lag de zee en voor ray de ankerplaats. De zeewind bedaarde al meer en meer, maar werd ge volgd door een zacht briesje. In het zuiden en zuidoosten kwam de mist opzetten, terwijl de ankerplaats er even rustig uitzag als toen wij er het eerst landden. Men zag de „Hispaniola" zich iu liet effen water weerspiegelen, vanaf de waterlijn tot aan den top, waaraan de vrybui- tersvlag gehescben was. Aan de eene zijde van den schoener lag een sloepSilver stond bij het roei' want dien herkende ik overal terwijl twee manschap pen over de verschansing leunden. Onder hen was de man met de roode muts dezelfde schurk dien ik een paar uur geleden over de palissade had zien klimmen. Klaarblijkelijk waren zij aan het praten en lachen of schoon ik op dien afstand ongeveer een myl geen woord van wat zy zeiden, kon verstaan. Op eens hoorde ik een afschuwelijk, onmenschelyk gekrysch, dat my in het eerst verschrikte, maar toen schoot het geluid van kapitein Flint my te binnen en ik meende zelfs den vogel op zijn meesters hand te zien zitten. Spoedig daarna roeide men de boot naar wal, maar de man met de roode muts en zyn kameraad verdwenen naar beneden. De zou verdween achter den „Verrekijker," de mist werd al dichter en dichter en de duisternis begon reeds te vallen. Ik zag dat ik geen tijd te verliezen hadwanneer ik de boot dien avond wilde vinden. De witte rots was duidelijk zichtbaar en nog een heel eindje verwijderd en het kostte mij vrij wat tijd, dikwijls kruipende op handen en voeten, om tot aan mijn doel te komen. Het was bijna donker, toen ik haar bereikte. Aan den voet was een vierkant grasveldje, ingesloten door lage struiken en heesters, die er zeer weelderig groei den en in het midden van dit dal bevond zich een tentje uit geiteuvellen samengesteld, zooals de zigeuners in Engeland by zich dragen. Ik kroop door de boompjes, lichtte éen kant van de tent op en daar lag de boot van Ben Gunn voor mijl; als er ooit iets „eigen maaksel" kon genoemd wor den. dan was het deze boot welzy was vervaardigd nit, ruw, hard hout en overdekt met een kleed uit gei teuvellen vervaardigd, dat hij met het haar naar binnen had gelegd. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2