1
X
daarvan gestelde verwachtingen niet
te boven zal gaan.
De Amsterdamsche politie.
De RheinischeWestfalische Zei-
lungdie te Essen en Dortmund ver
schijnt, bevat een correspondentie uit
Amsterdam, waarin de schrijver, die
zich achter merk F. F. verbergt, een
smadelyken aanval doet op de Am
sterdamsche politie.
Sprekend over de handhaving van
de Drankwet in Nederland, zegt hy
„Hoe het in Holland met de nand-
having van zulke wetten gaat, kan
alleen iemand beoordeelen, die hier
eenigen tijd heeft gewoond. Waar
men wel eens zegt, dat wetten be
stemd zy'n om niet te worden nage
leefd, daar kan men hier zeggenom
door onoordeelkundige politic-agenten
in den hoogsteu graad willekeurig te
worden toegepast. Juist van deze
wetsbepalingen wordt een ontzettend
misbruik gemaakt door de in hooge
mate omkoopbare politieagenten, en
daaruit is het te verklaren, waarom
het publiek by iedere gelegenheid
tegen de politie party kiest"
Zulk een beleedigende bescbuldi
ging tegen de politie wordt maar
klakkeloos neergeschreven, zonder
eenig bewys of zonder eenig voor-
Wat de correspondent verder me
dedeelt, is van hetzelfde allooi. Hy
spreekt op schamperen toon van „su-
pernumerare" der politie, die als
agenis provocateurs overtredingen
tegen de drankwet trachten uit te lok
ken doch die zich niet durven wagen
naar de Unmusse ton gemeinen Bu-
diken, omdat zy bang ~z\jn daar een
pak ransel op te doen.
En dan roept hy uit
„Zoo machteloos is de politie hier
te lande!"
Doch feiten om die machteloosheid
te toonen, bewijzen voor zijn bewe
ren, worden door den correspondent
niet bygebraeht.
Dezelfde correspondent weet mede
te deelen, dat jenever hier te lande
nog altijd de eigenlijke volksdrank
is „en in de allerbeste kringen in
dagelijksch gebruik" (gang unagebe).
Het recht om te critiseeren wat
hun verkeerd of dwaas voorkomt,
willen wy den vreemden correspon
denten in ons land zeker niet ont
zeggen, schrijft het Hdbl. waaraan
wy dit ontleenen. Maai- wel vragen
wij, of zij het gepast en met goede
manieren overeenkomend achten, in
hunne organen het land te beschim
pen, dat hun gastvrijheid en nog meer
vrijheden verleent.
Een schildwacht te water
geloopen.
In den afgeloopen nacht klonk plot
seling een schrille noodkreet langs de
stille gracht van de stille Oude Turf
markt te Amsterdam. Een ongeluk!
Een der twee schildwachts voor
het Gebouw der Nederlandscbe Bank
was door slaap overmand te water
geraakt. Op zy'n hulpgeschreeuw
kwam zyn collega, de andere schild
wacht toesnellen en deze mocht er
in slagen zijn dapperen wapenbroeder
voor Ncêrlands legerj te behouden.
Van morgen werd zijn geweer opge-
vischti
De gevolgen der concurrentie.
Waartoe de concurrentie drijft
blijkt uit een bericht van het Cen
trum over een jongmensch, die zich
als bediende in een manufactuurwin
kel aanbood.
Hem werd namelijk door het vrou
welijk hoofd der zaak de interes
sante vraag gedaan, of hy zich in
staat gevoelde om vooral de jonge
dames en de dienstmeisjes, die bij
haar zeer veel in den winkel kwamen,
prettig te behandelen en ze wat „aan
te halen".
De candidaat-elleridder zeide toen,
dat hij het beproeven zou, maar „of
mevrouw in aanmerking wilde nemen
dat hy geëngageerd was" en hy
kreeg toen ten antwoord, dat me
vrouw- het allerellendigst vond om
het te zeggen, maai- dat zij liever
een knappen jongen man in den win
kel nam, die geen verkeering bad.
De „concurrentie" in de manufac
turen eischte nu eenmaal dat als
reclame-middel de bediening geschied
de door „mannelijke kellnerinnen",
zooals de dame ze noemde.
Een gedenkteeken.
üp de algemeene begraafplaats te
's-Gravenhage werd Donderdag de
fedenkstecn onthuld op hot graf van
en verleden jaar overleden gep.
schout-by-nacht E. Stakman
Het is een wit marmeren monument
op hardsteenen voet met reliefportret
van den overledene en een rand
schrift: „Amicitia Vincit Mortens".
Het monument is ontworpen dooi
den beeldhouwer Odé en vervaardigd
door den heer A. van Roon.
Namens de 600 vrienden en ver
eerders herinnerde de kapitein-ter-zee
Do Smit van den Broecke aan de
groote gaven van hoofd en hart van
den vroegcren trouwen kameraad en
vriend.
Internationaal Coöperatief
Congres.
Donderdagmorgen begon men dade
lijk met een openbare vergadering
en w-erd na enkele huishoudelijke
mededeelingen aan de orde gesteld
de bespreking over de vraag:
„Hoe is in verschillende landen
„coöperatie geregeld by de wet?
„Welken invloed heeft de .wetgeving
„gehad op de practische toepassing
„der coöperatie? Zijn er bepalingen
„aan te wijzen, welke die toepassing
„in het bijzonder hebben bevorderd
„of tegengehouden Is het mogelyk
„hoofdlijnen te stellen welke als leid
draad zullen kunnen strekken voor
„de wetgeving op de coöperatie in
„de verschillende beschaafde landen
In de tweede sectie (wetgeving)
was dienaangaande aangenomen de
volgen conclusie:
„Het congres, zich aansluitende
by de besluiten van vorige congres
sen, overwegende dat de coöperatie
de mensehen tot elkander nrengt
door het kweeken van gevoelens
van solidariteit, zonder welke
ware beschaving bestaanbaar isf dat
zjj de strekking heeft door eene
billijke verdeeliug der vruchten van
den arbeid, bron van allen rijkdom,
vrede en harmonie in de maatschap
pij terug te brengeu; overwegende
voorts dat de coöperatie noch üTtheo-
rie, noch in practijk in stryd is met
ware beginselen van wet en recht,
noodigt de openbare machten aan wie
het lot der volken is toevertrouwd en
die door hare wetgevingen de maat
schappelijke organisatie regelen, uit
feen enkelen maatregel te nemen, die
e coöperatie zou kunnen tegenhou
den en hinderpalen in den weg leg
gen aan hare ontwikkelingdoch in
tegendeel hare krachten in te spannen
om de raiioueele beginselen der as
sociatie onder al haai- vormen te ver
breiden en door een liberale en vrij
gevige wetgeving het aantal van hen
die deel hebben aan de weldaden der
coöperatie te doen toenemen."
De heer Crüger (Berlijn) steltvoor
duidelijk te doen uitkomen, dat men
volstrekt geen financieële staatshulp
wenscht en in dien geest de voorge
stelde conclusie te wijzigen. Dit
amendement wordt aangenomen.
De heer Bertin (dep. Seine) stelt
een amendement voor om uitdrukke
lijk te verklaren, dat het congres van
den kant des wetgevers in geen enkel
opzicht inmenging wenscht. Spr. uit
dien wensch omdat het te verwachten
is, dat in Frankrijk de wetgever zich,
onder het voorwendsel de beambten
der coöperatieve vereenigingen te be
schermen, in de zaken zal gaan men
gen op welke wyze ook.
Na discussie wordt liet eerste ge
deelte van dit amendement (dat de
rechters de wet niet moeten verzwa
ren) verworpen; het tweede ge
deelte (dat geen interventie der Re
geering zal plaats hebben waar het
geldt de winstverdeeling, enz. by
coöperatieve vereenigingen) wordt
aangenomen en daarna degeheele
geamendeerde motie goedgekeurd.
Daarna wordt hervat de discussie
over copartnership en profits-sharing
d. w. z. over „deel hebben in de on
derneming", en „deelen in de winst
door werklieden en beambten."
De middag-vergadering werd o. a.
ook bijgewoond door den heer Goeman
Borgesius, minister van binnenland-
sche zaken.
Over de beteekenis van het co-
partnership werd het debat her
opend door den heer Owen Greening.
Hij zette uiteen de beteekenis van
de Labour-Association in Engeland,
die op het beginsel van co-partner
ship gebaseerd werd. Deze verceni
ging werd dertien jaren geleden op-1
gerichtin dien tyd is het aantal j
aangesloten vereenigingen vertien- j
voudigd en het kapitaal in gelijken'
geest vermeerderd. Spr. acht het'
niet noodig het co-partnership alleen
in te voeren in de bestaande coöpe
ratieve vereenigingen, doch daarnaast
te vormen vereenigingen in den geest
van de Labour-Association met het
co-partnership op den voorgrond. Een
actieve propaganda is daarvoor noo
dig, organisatie in alle landen in
overeenstemming met den Bond. In
dien geest stelt spr. dan ook aan de
vergadering een motie voor.
Na eene zeer langdurige discussie
werd deze motie met algemei
stemmen aangenomen.
Des avonds werd in het Kurhaus
te Scheveningen een officieel diner
gehondeu, waaraan 150 personen deel
namen. Aan H.H. M.M. de Konin
ginnen werd een telegram van hulde
verzonden.
Een zeldzaam jubileum.
Ken gouden ambtsfeest van een
journalist is een zeer groote zeld
zaamheid. De zware inspanning, schier
zonder rustpoos, eischt veel van de
krachten van de noeste arbeiders van
de Pers.
Een byzoDder voorrecht mag het
dus heeten voor den heer Herman
Heyermans te Rotterdam, dat liyhet
binnen weinige dagen op 10 Oct.
hoopt te beleven 50 jaren als redac
teur verbonden te zyn aan de Nieuwe
Rotterdamsche Courant.
Tot zyn werkkring behoorde o. a.
het bjjwonen van congressen, feesten
en plechtigheden in binnen- en bui
tenland, en ontelbaar zijn de uitste
kende verslagen van zijn hand.
Nog op dit oogenblik werkt de nes
tor der verslaggevers met even groote
activiteit en toewyding als voorheen.
De torenklok te Breda was Woens
dag zoodanig van streek, dat zy half
twaalf aankondigde met 78 slagen.
Een geduldig verslaggever van de
Nbr. heeft het waargenomen.
Een begrafenis op den Oceaan.
De equipage van Hr. Ms. oplei
dingsschip „Nautilus", dezer dagen
van een oefeningstocht i:: denAtlan-
tischon Oceaan terugkeerende. kwam
binnen met het droc bericht, dat
zij onderweg haar commandant, den
kapitein-luitenant ter zee Jan Arnol-
dus Hendrik Beck, had verloren.
Een plotselinge, ernstige hartsaan-
doeiiing maakte een einde aan zyn
zoo welbesteed leven. Zyn officieren
en manschappen moesten den droe-
vigen plicht vervullen zyn stoffelijk
overschot toe te vertrouwen aan den
Oceaan. Op een diepte van 4600
meter rust hij, op een afstand van
pl. m. 360 Km. van Kaap Finisterre,
dus ongeveer dwars van de plaats
waar zoo vele andere kameraden met
de „Friesland" zyn gebleven.
Zijn vriend en promotie-genoot, de
gep. kapitein-luitenant ter zee B. J.
G. V olck, directeur van de Zeevaart
school en het Zeemanshuis te Am
sterdam, heeft aan zyn nagedachtenis
een treffend geschrift gowyd, dat tot
titel voert „Een begrafenis op den
Na een korte beschrijviug van zijn
27-jarigen dienst als zeeofficier, van
zijn vijf achtereenvolgende reizen
naar O.-Indië met het daaraan tel-
kenmalen verbonden verblijf van drie
jaar in de tropen en van de wyze
waarop hij zich in den Atjeh-krijg
onderscheidde, verhaalt de schrijver
hoe de luit. ter zee le klasse Beek
in Juni 1894 van zijn vyfde indische
reis naar Nederland terug gekeerd,
den ln November van dat jaar be
vorderd werd tot kapt.-luit. ter zee.
Achtereenvolgens commandeerde hy
Hr. Ms. „Luipaard" en „Tyger" en
het opleidingsschip „Admiraal van
Wassenaar", van welken bodem hij
werd overgeplaatst op de „Nautilus"
tot het volvoeren van een oefenings
tocht op den N.-Atlantischen Oceaan.
Aan boord heerschte na den dood
van Beek algemeene verslagenheid;
de eerste officier, de luit. ter zee le
kl. Yan Praag, nam het bevel over
en moest de uitvaart van den alge
meen geachten en beminden humanen
commandant voorbereiden en ten uit
voer brengen, hetgeen geschiedde op
den 30n April v.m. 10 uur.
Deze droeve plechtigheid werd niet
enkel door de bepalingen geregeld,
maar diepvoelend by gestaan door
Beck's ondergeschikten en nu in de
verte door zyn vele kameraden in de
Marine, die hem hoogachtten om zyn
eenvoudig en edel gemoed. Zy inspi
reerde den heer Volck tot de volgende
ontboezeming
Omfloerst de trom, de manschap staat
[daar,
Gereed tot de rondvoer der treurige
[baar,
Bedekt met de vlag, waaronder hy
[streed,
Yol eere steeds diende, getrouw aan
[zyn eed.
En boven die vlag de ordes en kroon
Der eervolle melding, zyn houding
[tot loon,
De steek en dragon, Oranje van hart,
Het zwaard ook als teeken van trouw,
[thans van smart
Gelicht nu de baar, een salvo weer-
[klinkt,
Gedragen toch wordt zy, voor 't over
schot zinkt,
Door onderofficiers, en achter de staf
Yolgt heel de bemanning naar 't vloei
bare graf.
En nauw schrydt de stoet met't over-
[schot door,
Of 't donderende schot treft snijdend
[het oor.
Om elke minuut te worden herhaald,
Tot zevenmaal keerend eer 't lyk is
[gedaald.
En drie keer langs dek is d'omgang
[volbracht,
Dan volgen er woorden van weemoed
[en klacht,
Getuigend van leed en van vriend-
Schap zoo diep.
Voor het eerlyke hart van hem die
[ontsliep.
En Janmaat staat daar, zyn ziel is
[ontroerd
Door 't geen hem zooeven zal worden
[ontvoerd,
Naar stuurboord de stoet, de valreep
[is klaar.
Tot ontvangst ten laatste der droevige
[baar.
Het salvo gaat af; beklemd roept de
[schipper
HetEen, Twee in Gods naam
[los schiet de wipper,
Een loodzware plomp!
Een salvo tot groet, omlaag in de
[golven,
En alles is stil, de schat is bedolven.
Ontfloerst is de trom, het zeil staat
[weer bij,
De manschap, eerbiedig, tuurt zwy-
[gend aan ly,
Maar achter in zee, in 't zog van de
[kiel,
Waar hun kort te voren een vader
[ontviel.
Van deze aandoenlijke hulde aan
de nagedachtenis van een braaf offi
cier werd door den heer Volck ge
bruik gemaakt om liet schip, dat
zonder zijn uitgevaren commandant
terugkwam, op waardige wyze te
ontvangen. Aan officieren en minde
ren, aan allen die hun beminden
chef de laatste eer op den Oceaan
hadden bewezen en nu ouder den
diepen indruk van het gebeurde terug
keerden, werd door den heer Volck
een exemplaar van zijn weemoedig
„in memoriam" aangeboden.
De eerste exemplaren van deze
dichtregelen had de heer Volck. ter
nagedachtenis van zijn vriend, den
trouwen dienaar van vorst en vader
land, in zwart satyniederen pracht
band aan HH. MM. de Koninginnen
opgezonden. Zy droegen tot opschrift
„Een begrafenis op den Oceaan a/b
Hr. Ms. „Nautilus waarboven een
treurpalm in zilver.
De exemplaren gingen vergezeld
van een begeleidend schrijven, waar
in de heer Volck de aanleiding tot
het dichten van deze strofen "voor
H.H. M.M. verklaarde.
Behalve een officiëele dankbetui
ging, ontving overste Volck een par
ticulier schrijven namens zijn vorstin
nen waaruit hem mocht blijken de
hartelijke deelneming van Hare Ma
jesteiten in het verlies dat deNeder-
landsche Marine door den tragischen
dood van commandant Beek geleden
heeft. Tel.
Letteren en Kunst.
UIT AMSTERDAM.
Kon. Ver. ..Het Ned. Tooneei."
In de opvoering van „de Maagd
van Orleans" van Schiller, die 1.1.
Woensdagavond voor de eerste maal
in den Stadsschouwburg plaats had,
is slechts éen zaak prijzenswaardig
en dat is het streven van de vereeni-
ging om het publiek in de „Septem
bermaand" eens wat beters voor te
zetten, dan de ellendige „kermisstuk-
ken". die andere directies te genie
ten geven en waaraan „het Nêer-
landsch" vroeger ook nog al eens
mededeed.
Een klassiek meesterwerk als „die
Jungfrau von Orleans" heeft natuur-
lyk oneindig meerdere waarde dan
„Mathias Sandorf", „de levende
Brag" of Ali Baba" maar wanneer
een der eerste gezelschappen van ons
land een dergelyk stuk wil opvoeren,
dan dient het in de allereerste plaats
zorg te dragen, dat het leden Dezit,
die voor zulk eene, waarlijk niet ge
ring te schatten, taak berekend zyn.
En Woensdagavond bleok, dat, mis
schien met uitzondering van Bouw
meester (Talbot), „het Nêerlandsch"
acteurs noch actrices bezit, die Schil
ler's werk ook maar eenigszins vol
doende kunnen spelenKarei VH,
de heer Chrispyn, had in zijn figuur
uittebeelden den zwakken maar toch
edelen vorst, breed van gebaar, ma
jestueus van voorkomen en in zyn
optreden en hy was niet meer dan
'n burgerjongen in een schitterend
pakmets van de majesteit, die van
hem behoort uit te gaan, niets ver
hevens, niets vorstelyks in hem
Mevrouw Holtrop—van Gelder (Jo
hanna) was alleen begrijpelijk voor
hen, die Schiller's werk heboen ge
lezen en voor hen bleken hare tekort
komingen te duidelyüer; voor de toe
schouwers, die voor de eerste maal
met het stuk kennis maakten (en er
zyn er velen zoo!) is zij niet ge
weest de maagd, die handelt volgens
eene goddelijke opdracht, niet de ver
hevene, de van God gezondene; zy
was eene vrouw, wel eene die won
deren doet, maar de onvoorbereide
toeschouwer heeft niets kunnen be
merken van den geest, die over haar
vaardig is geworden, die de oorzaak
is van al die wonderen. En de bas
taard (v. Schoonhoven), hij leere even
als mevr. Holtrop, dat by het zeggen
van verzen, breed als die van dit
correct vertaalde treurspel, onnoodige
en buitengewone stemverheffing wel
indruk maakt op de massa, vooral
wanneer onmiddellijk het doek valt,
maar dat het daarmee verworven
succes van bedenkelijken aard is,
omdat men voor een oogenblik geïm
poneerd, toejuicht, wat geen bijval
verdient en overmatig schreeuwen
voor goed spelen houdt.
Mevrouw Pauwels (koningin Isa-
beau) spreekt van hartstocht, verwijt
Filips den Goede (Clous) zijn dik
bloed, dat traag hem door de aderen
kruipt en dat alles op een toon, zóo
koud. zóo zonder eenige passie, dat
het scheen alsof zy ons allen voor
den gek stond te houdentoonloos,
kleurloos, uiterst onvoldoende was
mevr. Pauwels' vertolking van een
rol. waarvan toch zooveel moois te
Inderdaad komisch was Schultze
(la Hire) die gewoon uitgelachen
werdde directie late dezen uiterst
verdienstelijken komiek toch in zijn
emplooi, waarom hem bloot te stellen
aan een échec, dat men had kunnen
voorzien Nooit zal deze gunsteling
van het publiek, de verpersoonlijkte
bonhommie uit het fransche en duit-
sche kluchtspel, in een serieuse rol
anders dan de lachlust der bezoekers
opwekken.
De heer Ising (Thibaut d'Arc) bleef
den geheelen avond by de wyze Aan
verzen zeggen, die hij in het voorspel
toonde, ODgeveer de manier waarop
de feestganger op een bruiloft bruid
en bruidegom zou toespreken in een
..gedicht" van eigen maaksel, op den
zeurig-dreunenden toon, den meesten
bruilofts-declamators eigen.
Bouwmeester was goed, vooral in
zijn sterven en Kreeft (de kolenbran
ders) eveneens, al was zyn rol ook
één der kleinste.
Het is jammer voor de Koninklijke
Vereeniging, die aan de monteering
veel ten koste legde, dat hare leden
niet meer van het stuk vermogen te
maken.
Ik vrees, dat het Septemberpubliek
voor dit „kermisstuk" weinig zal ge-
voeien en den Stadsschouwburg voor-
byloopen om „de levende Brug" en
Reyding's nieuwe revue „Luilekker
land" een onverdiend succes te be
zorgen.
Inhuldiging van H. M. de
Koningin in 1898.
Het Centraal-Comité uit de Hoofd
commissie van ingezetenen voor de
feestelijke ontvangst van H. M. de iet
K9ningin te Amsterdam, ter gelegen j#
heid van Harer Majesteits Inhnldi- jit
ging binnen Amsterdam in het jaare
1898, heeft met de uitgeverstirinajoll
Van Holkema Warendorf te Am-ee
sterdam cone overeenkomst gesloten, }r<
waarbij aan die firma het uitsluitendjn
recht is verleend tot do uitgave ran an
a. Het officiéél gedenkboek van d« i
inhuldiging van H. M. de Koningin js
in 1898. ec
b. De officiëele feestgids van dees
plechtigheden en feestelijkheden, te ar
houden ter gelegenheid van de ink ui- n
dlging van H. M. de Koningin in 1898. ee
RECHTSZAKEN.
Verwonding.
De Rechtbank te Amsterdam ver-
oordeelde Donderdag den varensgezel]
D. v. A. die in een tapperij aan deL
St. Olofspoort een dienstbode en deaf1
tapper met revolverschoten verwonddt
en daarna trachtte zich zelf van
kant te maken, tot een gevangenisstrafl
van 4 jaar. De eisch was wegens po-pi"
ging tot doodslag 6 jaar.
GEMENGD NIEUWS.
Te Stoke Newington, in Engeland,
werd dezer dagen ingebroken bij een
oud-stryder, een van de Balaclava-
charge. De dieven konden nagenoeg
niets anders vinden wat hun de moei
te waard scheen mee te nemen daa
een medaille van koningin Victoria,
en een van den sultan van Turkije.
kreeg hy de medailles over
de post terug met h~et volgende briefjef
„Waarde Heer, ik zend uw medailles
terug. Het spijt mij heel erg, dat ik P
ze, niet wetende wat ze waren, mee-
genomen heb. Ze zouden me maar f
vier shilling hebben opgebracht. Dat F
bedrag kan u me wel over de post P
zenden." De beleefde inbreker gaf c
echter zijn adres niet op. De held van j
Balaclava heeft echter gezegd, dat f
de man zyn vier shilling en vergiffe- I
nis krygen zou, als hy zich op een
wettige manier te zijnen huize ver-
Een postiljon vermoord
op den Prnisischen postwagen, die
verleden Zoudagavond te kwart voor
negenen van Zechlau naar Konitz
vertrok. De weg loopt door een een
zame streek en de misdaad moet om
streeks 9»/4 uur gepleegd zyn. Op
dat uur namelijk pleegt de postwagen
te Babiion (district Manenwerder)
op te houden, maar ditmaal reed de
wagen in snelle vaart door en men
zag een man zitten naast den postil
jon, die scheen te slapeD. Hij zal
toen wel reeds vermoord of althans
bewusteloos gemaakt zijn. Iets ver
der vond men later zijn geheel be
bloed lijk op den weg, terwijl wagen
en paard nog verder in een bosch
werden aangetroffen. De dader is
echter blijkbaar by het plunderen
van den postwagen gestoord, want
de zak met „geldbrieven" werd niet
door hem ontdekt.
Een wreedaard.
Een eerst sinds kort gehuwd echt
paar in Oscliersleben deed op een
avond een wandeling langs de rivier
de Bode, toen plotseling de echtgenoot
zijn vrouw by den hals greep en be
proefde haar met een krachtigen
stoot in het water te werpen. Het
gelukte der vrouw echter zich vast
te houden aan een boomtak en weer
naar den oever te komen, waar zij
door haar man met vuistslagen werd
ontvangen en ondanks haar smeekin
gen en haar tranen opnieuw in de
Bode werd gestooten. Ook ditmaal
gelukte het der arme vrouw zich te
redden. Aan een stomp van een boom
stam, die boven het water uitstak,
wist ze zich vast te houden, tot aan
de heupen in het water staande. On-
dertusschen liep haar man langs den
oever keen en weer. Tot drie uur in
den morgen duurde voor haar deze
marteling, toen wist zij aan de waak
zaamheid van den onmensch te ont
snappen. Zij ging terstond naar de
politie, die den man gevangen nam.
Wat het motief zyner daad kan we
zen, begrijpt men niet.
Twee curieuse dorpen.
In Brandenburg liggen twee merk
waardige dorpen ten zuiden van
Sobbenau. Het eene is Klein-Kles-
sow, het telt slechts 4 huizen met
in het geheel vier gezinnen. Van d0
zeide Gray, „hy mag dan niet gek
nyn woorden, als hy het niet is, ben
„Welnu, maat,'
zyn, maar let op myn
ik het."
„Dat neem ik aan," hernam ikmaar de dokter zal
zyn redenen er wel voor hebben, en als ik 't bij
't rechte eind heb gaat hy naar Ben Gunn."
Later bemerkte ik, dat ik gelijk hadmaar tegelij
kertijd werd de hitte zóo ondragelijk, dat ik op een
denkbeeld kwam, dat minder verstandig was. Ik begon
den dokter te benijden, die daar in het koele, schaduw
rijke bosch, met de vogels boven zyn hoofd en in een
heerlijke dennenlucht wandeldeen ik rilde toen ik om
mij heen de bebloede lijken zag en kreeg een afschuw
van onze schuilplaats, die bijna zoo sterk was als angst.
Terwijl ik de schalen, die wij voor het eten gebruikt
hadden, afwaschte werd myn afschuw en myn verlangen
naar het bosch al sterker en sterker, totdat ik ten
laatste toen ik naast een broodzak stond en niemand
op mij lette myn zakken met beschnit vulde.
Ik was gek, zult ge zeggen, en zeker was ik bezig
iets onverstandigs te doen, maar ik was toch besloten
zooveel mogelyk voorzorgsmaatregelen te nemen. Deze
beschuiten zonden my ra ieder geval te pas komen
en my een paar dagen voor den hongerdood bewaren.
Ook stak ik een koppel pistolen, een kruithoorn en
kogels by mij, en toen vond ik my goed toegerust. Het
plan dat ik in myn hoofd had, was op zich zelf niet
zoo kwaad. Ik wilde my naar de zandbank begeven, die de
ankerplaats aan de oostzijde van de zee scheidde, en
de witte rots opzoeken, die ik den vorigen avond had
opgemerkt om te zien of de boot waarvan Ben Gunn
had gesproken, daar vastlag ja of neen ik vond dit
wel ae moeite waard om te onderzoeken. Maar ik was
er zeker van, dat men my niet zou toestaan buiten de
palissade te gaan en zoo besloot ik mij uit de voeten
te maken wanneer niemand op my lette, en dit was
lang niet goed van mij. Maar ik was nog slechts een
jongen en ik had het nu eenmaal iu myn hoofd gezet.
Eindelijk en ten laatste deed zich een uitstekende
gelegenheid voor. De squire en Gray waren bezig den
kapitein te verbindenik zag myn kans schoon, rende
het bosch in en bevond mij al een heel eind weg, voor
dat myn afwezigheid werd opgemerkt en mijn vrienden
mij terugriepen.
Dit was ae tweede dwaasheid van mij die ik beging,
want er bleven nu slechts twee gezonde mensehen ach
ter om het huis te verdedigen maar evenals mijn
eerste bracht het iets tot onze redding by.
Ik liep recht op de oostkust van het eiland aan, want
ik was besloten de zeezijde van de zandbank tc nemen,
om van af de ankerplaats niet opgemerkt te kunnen
worden. Het was reeds laat in den namiddag, maar toch
nog warm en zonnig. Terwijl ik mijn weg vervolgde
hoorde ik uit de verte niet alleen het klotsen van de
zee tegen de kust maar ook geruisch van riet en strui
ken, zoodat de zee hooger moest zijn dan anders. Er
begon nu een frissche bries te waaien en eenige stap
pen verder bevond ik my aan den zoom van het bosch
en zag de zee voor my liggen en hoorde de golven te
gen den oever klotsen.
Nooit had ik de zee om het eiland kalm gezien. Al
was er geen zweem van wind en al zag zy er tot aan
den horizont effen uit, nabij de kust klotsten de golven
dag en nacht door en ik geloof niet, dat er éen plekje
op het eiland te vinden was, waar men dit geluid
niet kon hooren.
Ik liep welgemoed langs de kust en denkend dat ik
nu ver genoeg van de zuidzijde vau het eiland was
verwijderd, kroop ik onder het struikgewas door eu
begaf mij eenigszins dralend naar de zandbank.
Achter mij lag de zee en voor ray de ankerplaats.
De zeewind bedaarde al meer en meer, maar werd ge
volgd door een zacht briesje. In het zuiden en zuidoosten
kwam de mist opzetten, terwijl de ankerplaats er even
rustig uitzag als toen wij er het eerst landden. Men zag
de „Hispaniola" zich iu liet effen water weerspiegelen,
vanaf de waterlijn tot aan den top, waaraan de vrybui-
tersvlag gehescben was. Aan de eene zijde van den
schoener lag een sloepSilver stond bij het roei'
want dien herkende ik overal terwijl twee manschap
pen over de verschansing leunden. Onder hen was de
man met de roode muts dezelfde schurk dien ik een
paar uur geleden over de palissade had zien klimmen.
Klaarblijkelijk waren zij aan het praten en lachen of
schoon ik op dien afstand ongeveer een myl geen
woord van wat zy zeiden, kon verstaan. Op eens
hoorde ik een afschuwelijk, onmenschelyk gekrysch,
dat my in het eerst verschrikte, maar toen schoot het
geluid van kapitein Flint my te binnen en ik meende
zelfs den vogel op zijn meesters hand te zien zitten.
Spoedig daarna roeide men de boot naar wal, maar de
man met de roode muts en zyn kameraad verdwenen
naar beneden.
De zou verdween achter den „Verrekijker," de mist
werd al dichter en dichter en de duisternis begon reeds
te vallen.
Ik zag dat ik geen tijd te verliezen hadwanneer
ik de boot dien avond wilde vinden.
De witte rots was duidelijk zichtbaar en nog een
heel eindje verwijderd en het kostte mij vrij wat tijd,
dikwijls kruipende op handen en voeten, om tot aan
mijn doel te komen.
Het was bijna donker, toen ik haar bereikte. Aan
den voet was een vierkant grasveldje, ingesloten door
lage struiken en heesters, die er zeer weelderig groei
den en in het midden van dit dal bevond zich een
tentje uit geiteuvellen samengesteld, zooals de zigeuners
in Engeland by zich dragen.
Ik kroop door de boompjes, lichtte éen kant van de
tent op en daar lag de boot van Ben Gunn voor
mijl; als er ooit iets „eigen maaksel" kon genoemd wor
den. dan was het deze boot welzy was vervaardigd
nit, ruw, hard hout en overdekt met een kleed uit gei
teuvellen vervaardigd, dat hij met het haar naar binnen
had gelegd.
Wordt vervolgd.)