Een beklimming Mont-Rigi VAN DEN Tegen vier uur kwamen wij te "Wegghis aan, het punt, dat myne reisgezellen hadden uitgekozen, om van daar den berg te beklimmen, die liet meest bekend in Zwitserland is. om het prachtige panorama, dat zich op zijn top aan het oog voordoet. De dag was reeds zoo ver gevor derd. toen wy er aan kwamen, dat wij slechts den tijd hadden een gids te zoeken en dadelijk op weg moesten gaan. De weg, die by de deur van de herberg begon was, vry goed ebaand, zoodat wy geen vrees bad en te koesteren af te dwalenop nauwelijks een paar honderd pas van liet huis, ging hij door een aardig woud van sparre- en eikenboomen, ongeveer een halve mijl langdaar na kwamen wij in eene dorre, sieenige vlakte, die door de uitbarsting van 3 795 was ontstaan. Van af dit oogonblik liepen wij in de vlakte, terwijl wy dc naburige bergen beneden ons zagen en een prachtig panorama zich vertoonde in die richting, waarin wij opstegen. Daar beneden begon het inmiddels donker te worden,' terwijl de toppen der bergen nog helder verlicht waren ten laatste zagen wy de zon onder gaan. "Weldra waren er slechts kruinen van bergen meer, die eilanden schenen te vormen in deze zee van duisternis daarna werden zij op hunne beurt de een na don ander overdekt dooi den zwarten nevel. Hierop bereikte deze ook ons, Eenïgen tijd nog zagen wij het hoofd van den Pilatus glan zen. die vyftien of veertien voet hoo ier dan de Righi is gelegen. Einde lijk werd ook het licht van dien laat- sten vuurbaak uitgedoofd en toen wy op den Staffel waren, waren al de Alpen in duisternis gebuid. Twee uur en een kwartier hadden wij voor de opstijging noodig gehad. Toen wij de herberg hadden bereikt, heersehte daar eene baby- lonischè verwarring. Zeven en twin tig reizigers van elf verschillende natiën hadden dien avond den Righi beklommen om de zon te zien ondergaan; terwijl zij hier wachtten, stierven zij bijna van honger; de ho telhouder, die niet zulk een talrijk reisgezelschap had verwacht, was niet voldoende van mondbehoeften voorzien: ik werd dus door het ge zelschap niet zeer vriendelijk ontvan gen, daar ik de verzameling van hon- gerigen met één vermeerderde. Ieder vloekte en raasde in zijn eigen taal. wat het zonderlingste concert deed ontstaan, dat ik ooit heb gehoord. Zoodra ik had vernomen, waarover quaes tie was ontstaan, dacht ik goed en edelmoedig te handelen doof my te wreken over de mij door het ge zelschap bereide ontvangst door het een bewijs van mijne menschlieveud- heid te gevenbijgevolg haalde ik uit mijnweitasch een prachtige water eend, die ik te Niederhof had gescho ten, alvorens ik naar Wegghis ging: het was wel geen groot freest, maar in tijden van nood" is alles welkom. Ik meende toen, dat de Engélschman eenigszins bekend was met het ge brek aan levensmiddelen, dat wel eens in deze hooge streken voorkomt en dat hij daarom zoo spoedig naar de vallei was teruggegaan. Op dit tijdstip hoorden wy. op vijf tig pas afstands van de herberg, de tonen van een alpenhoorn, het was een beleefdheid van den herbergier die ons, bij gebrek aan iets anders, een serenade bracht. Terwijl wij naar deze tonen luister den, kwam bij mij opeens de wel wat egoïstische ge dachte op, dat zij voor den mogelijk in het gebergte verdwaalden reiziger eene aanwijzing konden zijn, waar zich onze tafel bevond. Dadelijk deelde ik deze gedachte aan mijn buurman mede, een grooten Engélschman, die in gewone tyden wel oen vry vroolijk gezicht moet hebben gehad, maar die Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCLXXXIX. Lezer, we beleven vreemde tijden u en ik. Of lezen we niet met eigen oogen, dat een fabrikant van m'od- dermolens en zandzuigers en weet ik wat water werktuigen meer, een brug afkeurt, die door den gemeente architect in zijne functie wordt goed gekeurd? Ik heb er van staan kij ken en liet eerste wat ik nu ver wacht is, dat de gemeente-architect aan den Czaar aller Russen een brief zal schrijven met de groeten en dat Zijne Majesteit maar eens goed op de moddermolens letten moet, want dat hij (de architect) ze niet voor stevig genoog houdt. Wanneer de Czaar dien brief ont vangt, zal hy denkelijk jnziehzelven mompelen: rad,ia liram iveta alnia- ganski, hetgeen zeggen wil: „waar bemoeit de man zicfr mee?" welnu datzelfde denkt een groot deel van 't publiek ook van den directeur van de Conrad, die ons komt vertellen, dat de brug bij zyn fabriek niet deugt. Nu weet mor dat het de gemeente niet is, d:.: dc brug bouwt, maar dc werf Conrad zelve. Welnu, wanneer dc directeur de brug niet goed ge noeg vindt (ook niet nadat de archi tect die goed genoeg geoordeeld heeft,) laat hem dan een brug maken, die ik weet niet hoe zwaar is. Maar wat heeft, vraag ik bij al wat logica en gezond verstand heet, wat heeft het publiek met diequacs- tie te maken Dc gcmocnte-architect door waarin wij thans verkeerden, zeer droefgeestig keek. lïy dacht een oogenblik na en scheen daarna overtuigd te zijn, dat myne vrees gegrond was; want hij scheidde zich van het gezelschap af, nam dc jachthoorn uit de handen van den herder en bracht ze den herber gier. wiou hij zeide: „Mijn goede vriend, houd dat in strument, hier, zoodat uw knecht, er geen geraas moer mede maakt.1' „Maar, mijnheer, dat. is hier de ge woonte," antwoordde de herbergier, en bovendien vinden de reizigers deze muziek aardig." „In tijden van overvloed is dat wel mogelijk maar niet in deze tijden van schaarschte." Daarna keerde de Engélschman zich tot my met deze woorden „"Wees gerust, ik heb hem zijn jacht hoorn laten opbergen." „"Waarlijk mijnheer." zeide ik' hein, „ik bei bang, dat. het reeds to Jaat zal zijn. Als' ik my niet vergis, zie ik daar ceue schaduw, van een nieuw aangekomen reiziger." „O, o, zou u denken „Zie maar f" Inderdaad zagen wij bij het eerste schijnsel van het maanlicht een slanken jongen man, met losse bewegingen, tot ons komen, die zijn alpenstok om zyn wijsvinger liet draaien. Hoe meer hij naderde, hoe meer ik in hem de type zag van een Paryseh coramis-royageur. Hij had een licht grijzen hoed op een das a la colin; een liinveelen ja-je en eeti kozakken- pantalon aan. Zooals men ziet, de in de Alpen onontbeerlij k e k 1 cederd rach t Terwjjl hij naar ons toe kwam, zong hij, mi om ons ongélwyfeld te doen zien zijne kennis, die hy in dienst van de Nationale Garde had opge daan en zijn natuurlijken aanleg voor de eerste rullen in komische opera's, hield hij op lien pas van ons af stil, voegde zijne stem bij (le gebaren en zeide, met zijn stok eene exercitie in 12 tempo's makende„Over geweer Presenteer geweer! „Voila, voila. voila Voihi le royageur francais" Salutem omnïbesallen goeden dag. Welnu, wat gebeurt hier? „He*- is hier dus gesteld, myn waarde laii .'geno, r', antwoordde ik hem, „dat als gij niet de kunst verstaat om de brooden en de vissclien te vermenig vuldigen, gij beter liadt gedaan met, niet naar Wegghes te komen". „Kom, komAls er voor drie eten is, dan is het er ook wel voor vier." „Ja, maar, wanneer er voor vier is, dan is er nog niet voor acht en twintig." „Waarlyk, dat is erger. Maar ik zal er mij in moeten schikken. Een maal te Luzerne zijnde, wilde ik de plaats niet verlaten, zonder den Glii Gki te hebben gezien. Maar er waren in het dorp geen gidsen meer te krij gen; nu bén ik geheel alleen gegaan; doch ik ben met bergkliinmcn be kend, daar ik van Montmartre ben. Daar echter de nacht reeds aanbrak, begon ik een weinig te dolen, totdat uw jachthoorn mij den kant deed op gaan, vauwaar het geluid kwam. Hebt u op de Jachthoorn geblazen?" vroeg hij den Engélschman ten laatste. „Neen mijnheer, ik niet." „Pardon mijnheer, maar u ziet er net uit als iemand, die een paar flinke longen heeft." „Best mogelijk; maar ik houd niet van muziek." „Daarin heeft u ongelijk, want de muziek wekt zachter gevoelens in den mcnsch op. Maar komaan, wat zou men voor het souper voor ons hebben?" En hij trad de herberg in. „Uw vriend schijnt een rare snaak te zijn," zei de Engélschman, die nog niet had gesproken. „Met uw welnemen." gaf ik hém ten antwoord, „deze mijnheer is mijn vriend niet; ik ken hem niet; hy is alleen een landgenoot." „Zeg eens, zeg eens, gij spreekt ook vleiend over mij, grappenmaker," zeide heeft in deze stad al menige brug gelegd en er is nog nooit "iemand doorgezakt. Ik voor mij ben daarom volstrekt, niet bang, te gaan staan op een brug, die de bruggenbouwer Leijh goedkeurt en de scheepsbouwer Goed koop afkeurt. Maar wanneer bij een zeereis de gemeente-architect mij zou aanraden, een of ander schip te kie zen, dan zou ik denkelijk zeggen Vriend Leyh, dat is jou terrein niet, daarvoor zal ik myn licht eens gaan opsteken bij meneer Goedkoop. De heer Goedkoop beweert, dat de heer Leyh de plannen en teekeningen voor deze brug heeft ontworpen en dus- als zijn architect opgetreden is. Voorts meent hij, dat de brug niet goed genoeg is en dat dns zijn archi tect daarvoor aansprakelijk moet wor den gesteld. Aangenomen al eens, dat dit waar is, wat hebben wij, tien ik, het publiek, de burgery. er dan mee te maken Mijn slager heeft mij deze week een taaie rollade in dc maag geduwd ik ben daar wel nijdig over geweest, maar schrijf er toch geen ingezonden stukken over in dc krant! Waar moet het heen, wanneer ieder die zich over zijn leverancier te beklagen meende te hebben, daar over stukken in de krant ging schrij ven Nu zeggen sommigen, dat liet daar om ook "minder te doen is. Maar de heer Leyh verkeert in een eigenaar dige positie. Hij mag niet ais architect voor een particulier optreden, zonder vergunning van B. en W. Nu heeft hij in de laatste maanden dergelijke vergunning aan B. cn W. niet ge vraagd, om de eenvoudige reden, dat hy zich niet beschouwde als de archi tect van den heer Goedkoop. En nu ligt eigenlyk de pit van het betoog de nieuw aangokomone, terwyt hy in dc deur verscheen mot gevulden mond on van een broodje etende. Ij et. er maar niet op. mijnheer, wan l hetgeen ik eet. raakt niemand. Het is een geroosterd broodje, dat, ik in de braadpan hebt; gevonden en dat die slechte herbergierster voor haar echtgenoot, had klaargemaakt. Ge lukkig. dat ik eens in do keuken heb gekeken." „Welnu, welk nieuws was er?" vroeg ik. „Er was juist genoeg om niet van honger te sterven." „Ge Engélschman slaakte een zucht. „Mijnheer schijnt een goeden eet lust. te hebben?" „Ik heb honger als een paard." „Dan," hernam de commis-voyagcnr, „zal ik aan het gezelschap vergunning vragen om als voorsnijder dienst te doen; in dergelijke omstandigheden heb ik feselien vier personen eeus een gekookt ei verdeeld." „Dames en heeren, het eten is ge reed," zeide de herbergier. Oiize waard had van alles wat hij had partij getrokken; do soep was voldoende in hoeveelheid voor alle gasten maar ten koste van de kwa liteit. ea hoi. rundvtcesch was tus- schen de peterselie verdwaald. Niet temin zette de cuimnis-voyagetir zich in zijne hoedanigheid als voor snijder neer en gaf iedereen juist zooveel, dat niemand een ander uit afgunst: naar den duivel kon wen- schen. Het vieesch word opgediend door 4 schotels geflankeerddc eerste be vatte een omelette de tweedo ge bakkeu eieren; de dorde spiegeleieren en de vierde geklutste eieren wat het gebraden vieesch betreft, dit was in twintig pakjes verdeeld; den eend vogel sneed de eoramis-voyageur in acht bijna gelijke porties: ongeveer even groot als een plakje vieesch. Daarna den schotel aan den Eu- golsehman presenteerende, zegt hij „heeren en dames ieder kan een stukje van den eendvogel of een plakje vieesch naar verkiezing nemen, en brood zooveel men wil." De Engélschman nam brutaal twee plakjes vieesch. „Zeg eens, zeg eens, mylord" zeide de commis-voyageur, „als iedereen doet zooals gij, is er maar voor de helft van de tafel genoeg." De Engélschman deed alsof hij er niets van begreep. „O," zeide de commis-voyageur, zeer zorgvuldig een broodballetje ter grootte van een noot knedende, dat bij tusschen zijn vinger cn duim plaatste, zooals een straatjongen doet, „o, als gij geen Fraöseb verstaat, dan zal ik u' in uw eigen taal aanspreken, luister maar: GÓddem, je bent een veelvraat." En hij mikte het balletje recht op den neus van mylord. De Engélschman nam daarop een wijnfleseh in de ha.ud, als wilde hij zich een glas wijn inschenken, en wierp die den commis-voyageur naar het hoofd. Deze die op een dergelyk antwoord bedacht was, ving de flesch in de vlucht op. „Dank u, mylord,' gaf hij tenant woord. „Op dit oogenblik heb ik meer honger dan dorstdaarom ware het mij 'aangenamer geweest, als u mij uw plakje vieesch in plaats van uwe flesch badt toegeworpen. Ik wil echter de toost niet afslaan, die gij mij aanbiedt." Hy deed nog een scheutje wyn in zijn reeds gevuld glas en vervolgde „Op het genoegen van u ergens anders dan' hier te ontmoeten, waar wij met ons vieren zullen zijn inplaats van met z'n acht-en-twint.igen en waar wij elkander inplaats van fles- schen wyn, kogels naar het hoofd zullen gooien." „Dat zal voor mij de grootste vol doening zijn" antwoordde de En gélschman, terwijl hij op zijne beurt zijn glas ophief en het tot op den bodem ledigde. „Kom, kom, myne |heeren" wierp een der discligenooten in 't midden. van den lieer Goedkoop hierin, dat de heer Leijh als zijn architect zou zijn opgetreden zonder de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. Wie aan den weg timmert heeft veel bekijks. En wie timmert meer aan den weg, dan een architect der gemeente? En de mensehengelooven graag wat kwaads men vertelt. Waar- óm, 'als de heer Leyh werkelijk als 's heeren Goedkoops, architect was op getreden, zou hij dc goedkeuring van B. en W. niet hebben aangevraagd? Ze zou hem allerwaarschijnlijkst niet zijn onthouden. 'Maar ik schei er mee uit. 'k Heb een gewaarwording, alsof ik een open deur bezig ben te bestormen. Alleen zou ik aau den heer Goedkoop nog twee vragen willen doen „Is er "een brief, waarbij de beer Leyh te kennen geeft, dat hij als particulier architect van de brug wil optreden „Is er een nota van den lieer Leyh voor honorarium alsarchitect? of eene quitantie voor genoten be taling Wanneer die er niet zijn (en die moeten er in een geordende koop mansboekhouding wezen) dan ben ik voor mij niet overtuigd, dat de heer Leijh inderdaad als architect van de brug, in dienst van den hoer Goed-, koop is opgetreden. Behalve deze bruggenquaestie kwam in de laatste dagen nogal ter sprake de vestiging te Haarlem van den bekenden wcerspannigen schutter Van der Veer. Zijn komst in Haarlem is per bericht in de couranten even deftig aangekondigd, als die van den „houdt daar nu maar mede op; er zijn hier ook dames," „Kijk", zeide de commis-voyageur, „nog eeu landgenoot?" „Gy vergist u. mynheer, die eer heb ik niet; ik beu een Pool". Eh bion otre Polonais O1 est encore otre Francais. „Wie wil oen stukje van de om- meloUe hebben?" En de commis-voyageur begon de ominelette met de zelfde kalmte in aobt-en-twiutig porties te verdeden, ais ware er niets gebeurd. Eigenaardig is liet, dat, alhoewel alle volken duellceren, niemand zoo gemakkelijk een tweegevecht voor stelt. of aanneemt, als eeu Fransch- ruan en dat niemand met zooveel zorgeloosheid zich naar het terrein begeeft, Mijnheer Alcide Jollivet (zoo heette onze commis-voyageur) had waar schijnlijk nooit den ernstigen kant van het. leven onderzocht. Verre van daar scheen de Voorzienigheid hem s'echts dagen van vreugde en blijdschap te hebbon'boreid, en daar bij nu in de vrees leefde, die op eene zoo onver wachte wyze te zien eindigen, wilde hij zooveel mogelijk genieten van de hem nog resteorende oogenblik ken zichtbaar was hij buitengewoon vroo- lijlc, sinds de twist had plaatsgehad. De Engélschman daarentegen was nog gemelijker geworden dan hij reeds was en zijn slecht humeur had zich 1 inzonderheid gericht tegen don schotel met spiogeleiei en. die voor hem stond en welks inhoud hij by na geheel had verslonden. Toen men hem ten laatste het dessert bracht, met veel omslag opgediend uit acht schotels nooteri eii drie schotels kaas, eu hij zich goed overtuigd had, dat er verder niets meer was te wachten, stond hij van tafel op en verdween. Tien minuten nadat de hotelhouder zelf ons had medegedeeld, dat. er slechts bedden voor de reizigsters waren, was de Engelsehraau, zonder iets te_ zeggen, in een dezer bedden gaan liggen, zoodat twree dames in ion bed moesten slapen. Mijnheer Alcide Jollivet wilde nu een kruikje ijs water over de lakens van den En gelsehrnau uitstorten, maar de vrouw en de dochter van den Duitseher hielden hem terug, door hem te zeg gen. dat het hare gewoonte was éeu bed samen te deelen. Zoodra do dames zich hadden terug getrokken, kwam dc commis-voyageur naar mij toe. „Ik reken op u," zeide hij mij. „want ik verzeker u, dat dit muisje een staartje zal hebben." „Ach", antwoordde ik, „ik hoop dat de zaak geen gevolg zal hebben." „Geen gevolg wel komaan! al zou het alleen uiFliefde voor onze natie zyn. Gy begrijpt niet, hoe ik die Ertgelschen verfoei. Zij toch hebben mijn keizer doen sterven. Daarom heb ik ook nooit in Engeland voor rekening van eenig huis willen reizen". „Waarom niet?" „Omdat ér te veel Engelseben zijn." Dit was een reden waartegen ik niets kon inbrengen. „Maar de Polen, dat zijn nog eens flinke mensehen. Waar is de onze toch „Hij is zoo even uitgegaan." „Het is alleen maar zoo jammer, ik kan het nu wel zeggen, wyl hij er niet is, dat zij namen hebben, die men slechts met zijn vieren kan uitspreken, en dit is zeer lastig in een tcte a tête. „Dat is niet geheel juist", zeide do Duitseher in gebroken Franse!)„niets is gemakkelijker, gij niest maar en zegt daarop ld, dit is alles." Thans kwam de Pool in zijn man tel geliii ld, weder bij ons. „Mijnheer", vroeg hy hein, „indien er mocht worden geduelleerd, zoudt ge dan zoo goed willen zijn mijn ge tuige te zijn?" „Pardon, mijnheer", gaf de Pool uit de hoogte ten antwoord, „maar volgens mijne gewoonte meng ik mij nooit in kroegstandjes." Hy spreidde daarop zyn mantel dicht bij den muur uit eu sliep wel dra in. koning van Si am zou zyn gedaan. Wel mag Van der Veer philosopliisch zeggen: „wat is roem!" Beroemde kunstenaars, of mensohen die hun levenlang zwoegen en tobben voor het heil van andoren, loopen we van de kleine steentjes van Van der Veer zou het wanneer we liet maar eerder geweten hadden, allicht geheeten hebben: Hij komt! Wie komt?? V. komt En dan een dag later: Hij nadert! Wie nadert?? V. d. V. nadert 11 Den derden dag: Hij is er! Wie is er Van der Veer is er Van der Veer is niet de Groot- Mogol, ook niet de Groot-Vizier, hij is de Groote Weerspannige. Terwijl iedereen pruttelt over een muur, die hem het uitzicht belet en de vrije beweging beneemt, besloot Van der Veer met het hoofd tegen dien muur te loopen. Nu is de schut terij wet wel een oude muur, maar ze is zoo nog niet, dat. éen rnau, al is zijn hoofd ook nog zoo hard, die omver kan krijgen. Vandaar, dat Van der Veer het hoofd stootte en de muur geen handbreed van de plaats ging. Nu is hij van Middelburg naar Haarlem overgekomen. Of hij nog schutterpliehtig is, weot ik niet, maar mocht dat wel het geval wezen, dan wensch ik officieren enkader sterkte! Ze zullen er plezier van beleven. Want het .Van-der-Veerisme is be- smettelyker dan dc pokkon eu, waren er voor 'smans komst al navolgers onder den troep, nu de Groote Weer „Nu, dat is ook beleefd van iemand uit liet Weiclisélland". zeide Jollivet, cn ik heb nog wel vijftien mylen ge- loopcn om Polen ter 'hulp te snellen, toen ik hoorde dat Warschau geno men wasDit is eene goede les!" „Ik zal gaarne uw getuige zijn, jorigeling,"sprak deDuitscher, „mylord luid ongelijk; hij is er de oorzaak- van. dat ik niets van de schijfjes vieesch heb gehad." „O. gij: zijt nog eens een goed meriseh", hernam Jollivet, „willen wij den nacht doorbrengen met een glaasje punch te drinken?" „Dat zal mij aangenaam zijn", ant woordde de Duitseher. „En u", vroeg mij .Jollivet? „Dank u," ik ga liever oen beetje slapen." „Vrijheid, blijheid, ik ga naar de keuken." „En ik begeef my ter ruste." „Welterusten." Nu spreidde ook ik mijn mantel op den grond uit cn ging er op liggen maar ik kon niet zoo spoedig don slaap vatten. Inmiddels zav ik onzen com mis-voyageur binnenkomen met beide bandon eeu bokaal met, punsch dra gende, waarvan de blauwe vlam zich flikkerend verhief. Den vo genden morgen werden wij door liet geblaas op den Alpenhoorn weder gewekt Wij stonden dadel ijk op en daar wij niet veel tijd noodig hadden om ons toilet te maken, kon den wij een kwartier voor het aan breken van den dag naar den Righi- Kulm vort,rekken. Alle Alpen waren nog in den nacht gehuld, toeu wij dien hoogsteu top hadden bereiktmaar deze hel dere nacht voorspelde ons een spoe- digen opgang der zon. Werkelijk ver toonde zich na eenige minuten waeh- tens ook een purperen lijn aan den horizont, men zag den grooten Alpen- keten als een zilveren streep op den blauwen helderen hemelterwiji in het Noorden het oog zich verloor in don nevel, die zich verhief boven de zwitsersche weilanden. Hoewel de zon nog niet scheen, verdween de duisternis meer en meer; do purperen lyst aan den horizont kreeg een vuurroode kleurde glet- scbers en de alpenketenen schitter den en de mist, die overal waar geen water was, optrok, bleef alleen boven de meeren hangen, terwijl hij den loop van dc Reuss, die zich als een on metelijke slang door de 'weilanden kronkelde, vergezelde. Eindelijk, na tien minuten scheme ring, gedurend welken tijd do nacht, en de dag samen om de heerschappij worstelden, werden de Alpen met een oranjeachtige tint bedekt terwijl de mist zich in groote vlokken scheurde, die door den wind in de richting van het Noorden werden medegevoerd. Toen verhief zich de zon van ach ter den gletscher van don Glarner. Eerst spheen zij vrij bleek, zoodat men er met de oogen iu kou kijken; maar daarna, gelijk een koningin die weder haar rijk in bezit neemt, deed zij dade lijk haar vurigen mantel om, en spreidde deze uit over de aarde, die zich er over verblijdde en door liaar pracht werd verlicht,. „Dat is .prachtig", zeide my Jolli vet, terwijl hij mij op den schouder klopte, „ik zou het verschrikkelijk hebben gevonden gedood te zijn, vooral door een Engélschman, alvorens te hebben gezien, wat wy zooeven heb ben aanschouwd." (Naar het Fransch). BISIIÜE83LAIVD. Hofbericht. H. M. de Koningin-Regentes heeft Vrijdagvoormiddag te elf ure uit han den der commissie van de Eerste Kamer der Staten-Generaal het adres van antwoord op de troonrede ont vangen. De deputatie verliet liet gebouw der Kamer en kwam ten paleizeaan met de gebruikelijke militaire cere moniën. spannige de baas van 't zaakje, hier gekomen is, zal 't ér denkelijk niet beter op worden. Tot myn leedwezen kan ik den lezer geen portret van Van der Veer aanbieden, 'k Heb er over gedaebt, hem dat zelf te gaan vragen, maar ik bedacht dat het alleen aardig we zen zou, wanneer ik hem kon af beelden in de uniform van wcerspan nigen schutter: klompen aan, slaap muts op 't hoofd, cliaco op de bajonet en een gestreepte fantasiepantalon aan met de uniformjas. Tot een photo in dit eostuum zou, vreesde ik, Van der Veer zich niet laten vinden. En daarom heb ik het maar niet geprobeerd. Er is geen richting, waarin meer gestuurd wordt, dan in die van vak onderwijs. De Ambachtsschool, tot voor enkele jaren onbekend, zou, wanneer ze nu werd opgeruimd, een ledig laten, dat aangevuld diende te worden. In alle vakken dringt liet besef door, dat kennis niemand komt aanwaaien en dat een geregelde prac- .tische opleiding onmisbaar'is. Ik heb hooren verluiden, dat wan neer er maar geld is en ruimte kan worden gevonden, een cursus voor metselen aan de Ambachtsschool zal worden toegevoegd. En nu zal men allicht zeggen: wat is er nu te lee- ren aan metselen?" Welnu de proef is gemakkelijk te nemen. Laat twee muren metselen, een door slechte en een door goede metselaars en kijk dan naar 't verschil. Maar ga liefst niet onder dien muur vau de slechten staan, want ge loopt de kans, dien op het hoofd te krijgen. De Koninginnen op de Land bouw tentoonstelling. Het tweede bezoek der Koningin- gen, Vrijdag op het terrein der ten toonstelling' vau de Hollandsche maat schappij van landbouw te 's Graven» hage gebracht, gold de tentoonstelling zelve, althans het voornaamste ge deelte van hetgeen er op het gebied van landbouwproductie en landbouw nijverheid merkwaardigs te zien valt. Hoewel de Maliebaan niet mot zoo talrijke menigte gevuld was als den eersten keer, werden Hare Majestei ten op Haar wandeling langs het terrein door veel publiek op de ge bruikelijke eerbiedige wijze begroet. 'De Majesteiten waren vooraf, terwijl het Wilhelmus weerklonk, de Malie baan binnen gereden. Hel koninklijk rijtuig reed onder liet gejuich der menigte tot aan het hoofdgebouw voor, alwaar de Vorstelijke Bezoek sters werden ontvangen door den president met het hoofdbestuur. Nadat ook de leden van het gevolg c'e hof dames baronnesse Van'I iter's um, ba ronnesse Rengers, en gravin Van Limburg Stinini, en de' heeren De Raiiitz, graaf Van Bylandt, kamer- hcereti,. kapt.-luit. v. d. IS taal, adju dant, en luit. graaf Dumonceau, or- donn,-officieren, de rijtuigen hadden verlaten, sloot zich rondom den stoet een cordon van orde-commissarissen uit de feestcommissie, die Hare Ma jesteiten op den geheelen weg een vrije beweging verzekerden tusschen de rijen van het opeengepakte publiek. En toen begon do tocht, eerst door het hoofdgebouw, waar Hare Maje steiten een blik wierpen op de boom- on aardvruchten en op de bloemen. De inzenders stonden op hun post met oranjestrikken, op de borst. Wat bij den rondgang opviel was de be langstellende aandacht die beide Ko ninginnen wijdden aan de graange wassen cn aan de leermiddelen bij het landbouwonderwijs,, waaronder dc fraaie opgezette vogels bijzonder werden bekeken. Hier en daar verwijlende, liet de Regentes zich eenige heeren uit do commissie voorstellen, o.a. de lieeren Moes veld en Hattinga Raven. Gedurende het gansehe bezoek der tentoonstelling bevond, bij verhinde ring van den voorzitter, het lid van het hoofdbestuur. _do heer De Bruin, zich naast do Koningin om Haar inlichtingen te geven. Jhr, Repelaer ging tot' hetzelfde doel naast de Re gentes. Beide Vorstinnen lieten zich herhaaldelijk voorlichten. Mot wee moed staande de Regentes enkele oogo'nblikkén op het tegen een bloe1- monzuil geplaatst portret van den betreurden Waldeck. De inzending der Ned. Heidemaat- schappy genoot de eer van een lang durig verwijl, waarby de lieer Sickesz, iri tegenwoordigheid van den directeur den heer Rovink, uitlegging1 gaf van deze belangwekkende inzending, spe ciaal van liet model der vloeiweiden, van de resultaten die bereikt kannen worden met de bevloeiingen, en om trent de opbrengst en de toestanden voor en na de bevloeiing. "Vandaar ging men naar do afdeeling, waar de hulpmiddelen bij het onderwijs aau 's Rijks laudbouwschool gerangschikt stonden. De skeletten van dieren iu deze merkwaardige collectie trokken bijzonder aandacht. Allengs waren de Koninginnen bui ten het hoofdgebouw gekomen en nu werden ook inrichtingen op het veld bezocht. Hare Majesteiten traden den model-koestal van Den Kalker binnen, keken even naar de houtzaagmacbine, en vertoefden langer in de inrichting tot bevordering van de vlasindustrie waar de machinale arbeid de bezoek sters in hooge mate scheen te inte resseeren. De werktuigen in verband met de zuivelbereiding, hielden de aandacht dei- Vorstinnen het meest bezig. De werking van. de centrifuge tot afschei ding van room, en de handseparator werden aandachtig gadegeslagen, en in de zuivelbereidingsinrichting van "Massee en Zoon uit Goes werd alles nauwkeurig bekeken. De Majesteiten Zoo hebben nu ook de behangers cn stoffeerders te Haarlem ingezien, hoe goed het is, dat de jongelui in liet vak onderwijs krijgen. Daartoe willen zij een cursus oprichten, maar, zooals het gewoonlijk bij verecnigin- gen gaat, dé kas kan al de daarvoor noodige uitgaven niet dragen. Dus hooft de 'vereeniging zich tot den Raad gewend, met verzoek om een kosteloos lokaal of, zoo dat niet mo- gelyk is, een kleine subsidie. M.j dunkt, dat daartegen geen be zwaar kan worden geopperd. Even goed kan de GemeeMeraad de oplei ding van den behanger en stoffeerder als die van timmerman, smid en meu belmaker steunen. De vier leermeesters zijn allen uit de praktijk de tegenwoordige en go- wezen meesterknecht van den heer Pander, L. van Basten en Kolkmcijer, de eerste stoffeerder van den lieer Pander, I .ooman en een bekwaam be hanger van de firma J. C. Haan, A. M. Smits. Komt de zaak klaar, dan zal ook aan anderen om steun worden ver zocht cn deze zeker niet achterwege blijven. Want dit is een gezond raid del tot verbetering van den toestand van den werkman, oneindig beter dan het systeem der typographen, die een loon 'naar leeftijd' verlangen, zoodat ieder op zyn 23ste jaar het maximum van 20 cents per uur verdient. Waar bljjft bij zoo'n systeem de prikkel om zich in zyn vak te ont wikkelen? Hier zou de beste met de slechtste op een lijn worden gezet, zoo ze maar even oud zijn. Neen, dan zien de haarlemsclie behangers en stoffeerders de zaak gezonder in. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6