Een beklimming
Mont-Rigi
VAN DEN
Tegen vier uur kwamen wij te
"Wegghis aan, het punt, dat myne
reisgezellen hadden uitgekozen, om
van daar den berg te beklimmen, die
liet meest bekend in Zwitserland is.
om het prachtige panorama, dat zich
op zijn top aan het oog voordoet.
De dag was reeds zoo ver gevor
derd. toen wy er aan kwamen, dat
wij slechts den tijd hadden een gids
te zoeken en dadelijk op weg moesten
gaan. De weg, die by de deur van
de herberg begon was, vry goed
ebaand, zoodat wy geen vrees bad
en te koesteren af te dwalenop
nauwelijks een paar honderd pas van
liet huis, ging hij door een aardig
woud van sparre- en eikenboomen,
ongeveer een halve mijl langdaar
na kwamen wij in eene dorre, sieenige
vlakte, die door de uitbarsting van
3 795 was ontstaan.
Van af dit oogonblik liepen wij in
de vlakte, terwijl wy dc naburige
bergen beneden ons zagen en een
prachtig panorama zich vertoonde in
die richting, waarin wij opstegen.
Daar beneden begon het inmiddels
donker te worden,' terwijl de toppen
der bergen nog helder verlicht waren
ten laatste zagen wy de zon onder
gaan. "Weldra waren er slechts kruinen
van bergen meer, die eilanden schenen
te vormen in deze zee van duisternis
daarna werden zij op hunne beurt
de een na don ander overdekt dooi
den zwarten nevel. Hierop bereikte
deze ook ons, Eenïgen tijd nog zagen
wij het hoofd van den Pilatus glan
zen. die vyftien of veertien voet hoo
ier dan de Righi is gelegen. Einde
lijk werd ook het licht van dien laat-
sten vuurbaak uitgedoofd en toen wy
op den Staffel waren, waren al de
Alpen in duisternis gebuid. Twee
uur en een kwartier hadden wij voor
de opstijging noodig gehad.
Toen wij de herberg hadden
bereikt, heersehte daar eene baby-
lonischè verwarring. Zeven en twin
tig reizigers van elf verschillende
natiën hadden dien avond den
Righi beklommen om de zon te zien
ondergaan; terwijl zij hier wachtten,
stierven zij bijna van honger; de ho
telhouder, die niet zulk een talrijk
reisgezelschap had verwacht, was
niet voldoende van mondbehoeften
voorzien: ik werd dus door het ge
zelschap niet zeer vriendelijk ontvan
gen, daar ik de verzameling van hon-
gerigen met één vermeerderde. Ieder
vloekte en raasde in zijn eigen taal.
wat het zonderlingste concert deed
ontstaan, dat ik ooit heb gehoord.
Zoodra ik had vernomen, waarover
quaes tie was ontstaan, dacht ik goed
en edelmoedig te handelen doof my
te wreken over de mij door het ge
zelschap bereide ontvangst door het
een bewijs van mijne menschlieveud-
heid te gevenbijgevolg haalde ik
uit mijnweitasch een prachtige water
eend, die ik te Niederhof had gescho
ten, alvorens ik naar Wegghis ging:
het was wel geen groot freest, maar
in tijden van nood" is alles welkom.
Ik meende toen, dat de Engélschman
eenigszins bekend was met het ge
brek aan levensmiddelen, dat wel eens
in deze hooge streken voorkomt en
dat hij daarom zoo spoedig naar de
vallei was teruggegaan.
Op dit tijdstip hoorden wy. op vijf
tig pas afstands van de herberg, de
tonen van een alpenhoorn, het was
een beleefdheid van den herbergier
die ons, bij gebrek aan iets anders,
een serenade bracht. Terwijl wij naar
deze tonen luister den, kwam bij mij
opeens de wel wat egoïstische ge
dachte op, dat zij voor den mogelijk
in het gebergte verdwaalden reiziger
eene aanwijzing konden zijn, waar
zich onze tafel bevond. Dadelijk deelde
ik deze gedachte aan mijn buurman
mede, een grooten Engélschman, die
in gewone tyden wel oen vry vroolijk
gezicht moet hebben gehad, maar die
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCLXXXIX.
Lezer, we beleven vreemde tijden
u en ik. Of lezen we niet met eigen
oogen, dat een fabrikant van m'od-
dermolens en zandzuigers en weet
ik wat water werktuigen meer, een
brug afkeurt, die door den gemeente
architect in zijne functie wordt goed
gekeurd? Ik heb er van staan kij
ken en liet eerste wat ik nu ver
wacht is, dat de gemeente-architect
aan den Czaar aller Russen een brief
zal schrijven met de groeten en dat
Zijne Majesteit maar eens goed op
de moddermolens letten moet, want
dat hij (de architect) ze niet voor
stevig genoog houdt.
Wanneer de Czaar dien brief ont
vangt, zal hy denkelijk jnziehzelven
mompelen: rad,ia liram iveta alnia-
ganski, hetgeen zeggen wil: „waar
bemoeit de man zicfr mee?" welnu
datzelfde denkt een groot deel van
't publiek ook van den directeur van
de Conrad, die ons komt vertellen,
dat de brug bij zyn fabriek niet
deugt.
Nu weet mor dat het de gemeente
niet is, d:.: dc brug bouwt, maar dc
werf Conrad zelve. Welnu, wanneer
dc directeur de brug niet goed ge
noeg vindt (ook niet nadat de archi
tect die goed genoeg geoordeeld heeft,)
laat hem dan een brug maken, die
ik weet niet hoe zwaar is. Maar
wat heeft, vraag ik bij al wat
logica en gezond verstand heet,
wat heeft het publiek met diequacs-
tie te maken Dc gcmocnte-architect
door waarin wij
thans verkeerden, zeer droefgeestig
keek. lïy dacht een oogenblik na en
scheen daarna overtuigd te zijn, dat
myne vrees gegrond was; want hij
scheidde zich van het gezelschap af,
nam dc jachthoorn uit de handen van
den herder en bracht ze den herber
gier. wiou hij zeide:
„Mijn goede vriend, houd dat in
strument, hier, zoodat uw knecht, er
geen geraas moer mede maakt.1'
„Maar, mijnheer, dat. is hier de ge
woonte," antwoordde de herbergier,
en bovendien vinden de reizigers deze
muziek aardig."
„In tijden van overvloed is dat wel
mogelijk maar niet in deze tijden
van schaarschte."
Daarna keerde de Engélschman
zich tot my met deze woorden
„"Wees gerust, ik heb hem zijn jacht
hoorn laten opbergen."
„"Waarlijk mijnheer." zeide ik' hein,
„ik bei bang, dat. het reeds to Jaat
zal zijn. Als' ik my niet vergis, zie
ik daar ceue schaduw, van een nieuw
aangekomen reiziger."
„O, o, zou u denken
„Zie maar f"
Inderdaad zagen wij bij het eerste
schijnsel van het maanlicht een slanken
jongen man, met losse bewegingen, tot
ons komen, die zijn alpenstok om
zyn wijsvinger liet draaien.
Hoe meer hij naderde, hoe meer ik
in hem de type zag van een Paryseh
coramis-royageur. Hij had een licht
grijzen hoed op een das a la colin;
een liinveelen ja-je en eeti kozakken-
pantalon aan.
Zooals men ziet, de in de Alpen
onontbeerlij k e k 1 cederd rach t
Terwjjl hij naar ons toe kwam,
zong hij, mi om ons ongélwyfeld te
doen zien zijne kennis, die hy in dienst
van de Nationale Garde had opge
daan en zijn natuurlijken aanleg voor
de eerste rullen in komische opera's,
hield hij op lien pas van ons af stil,
voegde zijne stem bij (le gebaren en
zeide, met zijn stok eene exercitie in
12 tempo's makende„Over geweer
Presenteer geweer!
„Voila, voila. voila
Voihi le royageur francais"
Salutem omnïbesallen goeden dag.
Welnu, wat gebeurt hier?
„He*- is hier dus gesteld, myn waarde
laii .'geno, r', antwoordde ik hem, „dat
als gij niet de kunst verstaat om de
brooden en de vissclien te vermenig
vuldigen, gij beter liadt gedaan met,
niet naar Wegghes te komen".
„Kom, komAls er voor drie eten
is, dan is het er ook wel voor
vier."
„Ja, maar, wanneer er voor vier
is, dan is er nog niet voor acht en
twintig."
„Waarlyk, dat is erger. Maar ik
zal er mij in moeten schikken. Een
maal te Luzerne zijnde, wilde ik de
plaats niet verlaten, zonder den Glii
Gki te hebben gezien. Maar er waren
in het dorp geen gidsen meer te krij
gen; nu bén ik geheel alleen gegaan;
doch ik ben met bergkliinmcn be
kend, daar ik van Montmartre ben.
Daar echter de nacht reeds aanbrak,
begon ik een weinig te dolen, totdat
uw jachthoorn mij den kant deed op
gaan, vauwaar het geluid kwam.
Hebt u op de Jachthoorn geblazen?"
vroeg hij den Engélschman ten laatste.
„Neen mijnheer, ik niet."
„Pardon mijnheer, maar u ziet er
net uit als iemand, die een paar flinke
longen heeft."
„Best mogelijk; maar ik houd niet
van muziek."
„Daarin heeft u ongelijk, want de
muziek wekt zachter gevoelens in
den mcnsch op. Maar komaan, wat
zou men voor het souper voor ons
hebben?"
En hij trad de herberg in.
„Uw vriend schijnt een rare snaak
te zijn," zei de Engélschman, die nog
niet had gesproken.
„Met uw welnemen." gaf ik hém
ten antwoord, „deze mijnheer is mijn
vriend niet; ik ken hem niet; hy is
alleen een landgenoot."
„Zeg eens, zeg eens, gij spreekt ook
vleiend over mij, grappenmaker," zeide
heeft in deze stad al menige brug
gelegd en er is nog nooit "iemand
doorgezakt. Ik voor mij ben daarom
volstrekt, niet bang, te gaan staan op
een brug, die de bruggenbouwer Leijh
goedkeurt en de scheepsbouwer Goed
koop afkeurt. Maar wanneer bij een
zeereis de gemeente-architect mij zou
aanraden, een of ander schip te kie
zen, dan zou ik denkelijk zeggen
Vriend Leyh, dat is jou terrein niet,
daarvoor zal ik myn licht eens gaan
opsteken bij meneer Goedkoop.
De heer Goedkoop beweert, dat de
heer Leyh de plannen en teekeningen
voor deze brug heeft ontworpen en dus-
als zijn architect opgetreden is.
Voorts meent hij, dat de brug niet
goed genoeg is en dat dns zijn archi
tect daarvoor aansprakelijk moet wor
den gesteld. Aangenomen al eens, dat
dit waar is, wat hebben wij, tien ik,
het publiek, de burgery. er dan mee
te maken Mijn slager heeft mij deze
week een taaie rollade in dc maag
geduwd ik ben daar wel nijdig
over geweest, maar schrijf er toch
geen ingezonden stukken over in dc
krant! Waar moet het heen, wanneer
ieder die zich over zijn leverancier
te beklagen meende te hebben, daar
over stukken in de krant ging schrij
ven
Nu zeggen sommigen, dat liet daar
om ook "minder te doen is. Maar de
heer Leyh verkeert in een eigenaar
dige positie. Hij mag niet ais architect
voor een particulier optreden, zonder
vergunning van B. en W. Nu heeft
hij in de laatste maanden dergelijke
vergunning aan B. cn W. niet ge
vraagd, om de eenvoudige reden, dat
hy zich niet beschouwde als de archi
tect van den heer Goedkoop. En nu
ligt eigenlyk de pit van het betoog
de nieuw aangokomone, terwyt hy
in dc deur verscheen mot gevulden
mond on van een broodje etende.
Ij et. er maar niet op. mijnheer, wan l
hetgeen ik eet. raakt niemand. Het
is een geroosterd broodje, dat, ik in
de braadpan hebt; gevonden en dat
die slechte herbergierster voor haar
echtgenoot, had klaargemaakt. Ge
lukkig. dat ik eens in do keuken heb
gekeken."
„Welnu, welk nieuws was er?"
vroeg ik.
„Er was juist genoeg om niet van
honger te sterven."
„Ge Engélschman slaakte een zucht.
„Mijnheer schijnt een goeden eet
lust. te hebben?"
„Ik heb honger als een paard."
„Dan," hernam de commis-voyagcnr,
„zal ik aan het gezelschap vergunning
vragen om als voorsnijder dienst te
doen; in dergelijke omstandigheden
heb ik feselien vier personen eeus
een gekookt ei verdeeld."
„Dames en heeren, het eten is ge
reed," zeide de herbergier.
Oiize waard had van alles wat hij
had partij getrokken; do soep was
voldoende in hoeveelheid voor alle
gasten maar ten koste van de kwa
liteit. ea hoi. rundvtcesch was tus-
schen de peterselie verdwaald. Niet
temin zette de cuimnis-voyagetir zich
in zijne hoedanigheid als voor
snijder neer en gaf iedereen juist
zooveel, dat niemand een ander uit
afgunst: naar den duivel kon wen-
schen.
Het vieesch word opgediend door
4 schotels geflankeerddc eerste be
vatte een omelette de tweedo ge
bakkeu eieren; de dorde spiegeleieren
en de vierde geklutste eieren wat
het gebraden vieesch betreft, dit was
in twintig pakjes verdeeld; den eend
vogel sneed de eoramis-voyageur in
acht bijna gelijke porties: ongeveer
even groot als een plakje vieesch.
Daarna den schotel aan den Eu-
golsehman presenteerende, zegt hij
„heeren en dames ieder kan een
stukje van den eendvogel of een
plakje vieesch naar verkiezing nemen,
en brood zooveel men wil."
De Engélschman nam brutaal twee
plakjes vieesch.
„Zeg eens, zeg eens, mylord" zeide
de commis-voyageur, „als iedereen
doet zooals gij, is er maar voor de
helft van de tafel genoeg."
De Engélschman deed alsof hij er
niets van begreep.
„O," zeide de commis-voyageur,
zeer zorgvuldig een broodballetje ter
grootte van een noot knedende, dat
bij tusschen zijn vinger cn duim
plaatste, zooals een straatjongen doet,
„o, als gij geen Fraöseb verstaat, dan
zal ik u' in uw eigen taal aanspreken,
luister maar: GÓddem, je bent een
veelvraat."
En hij mikte het balletje recht op
den neus van mylord.
De Engélschman nam daarop een
wijnfleseh in de ha.ud, als wilde hij
zich een glas wijn inschenken, en
wierp die den commis-voyageur naar
het hoofd. Deze die op een dergelyk
antwoord bedacht was, ving de flesch
in de vlucht op.
„Dank u, mylord,' gaf hij tenant
woord.
„Op dit oogenblik heb ik meer
honger dan dorstdaarom ware het
mij 'aangenamer geweest, als u mij
uw plakje vieesch in plaats van uwe
flesch badt toegeworpen. Ik wil
echter de toost niet afslaan, die gij
mij aanbiedt."
Hy deed nog een scheutje wyn in
zijn reeds gevuld glas en vervolgde
„Op het genoegen van u ergens
anders dan' hier te ontmoeten, waar
wij met ons vieren zullen zijn inplaats
van met z'n acht-en-twint.igen en
waar wij elkander inplaats van fles-
schen wyn, kogels naar het hoofd
zullen gooien."
„Dat zal voor mij de grootste vol
doening zijn" antwoordde de En
gélschman, terwijl hij op zijne beurt
zijn glas ophief en het tot op den
bodem ledigde.
„Kom, kom, myne |heeren" wierp
een der discligenooten in 't midden.
van den lieer Goedkoop hierin, dat de
heer Leijh als zijn architect zou zijn
opgetreden zonder de goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders.
Wie aan den weg timmert heeft
veel bekijks. En wie timmert meer
aan den weg, dan een architect der
gemeente? En de mensehengelooven
graag wat kwaads men vertelt. Waar-
óm, 'als de heer Leyh werkelijk als
's heeren Goedkoops, architect was op
getreden, zou hij dc goedkeuring van
B. en W. niet hebben aangevraagd?
Ze zou hem allerwaarschijnlijkst niet
zijn onthouden.
'Maar ik schei er mee uit. 'k Heb
een gewaarwording, alsof ik een open
deur bezig ben te bestormen. Alleen
zou ik aau den heer Goedkoop nog
twee vragen willen doen
„Is er "een brief, waarbij de beer
Leyh te kennen geeft, dat hij als
particulier architect van de brug wil
optreden
„Is er een nota van den lieer
Leyh voor honorarium alsarchitect?
of eene quitantie voor genoten be
taling
Wanneer die er niet zijn (en die
moeten er in een geordende koop
mansboekhouding wezen) dan ben ik
voor mij niet overtuigd, dat de heer
Leijh inderdaad als architect van de
brug, in dienst van den hoer Goed-,
koop is opgetreden.
Behalve deze bruggenquaestie kwam
in de laatste dagen nogal ter sprake
de vestiging te Haarlem van den
bekenden wcerspannigen schutter Van
der Veer. Zijn komst in Haarlem is
per bericht in de couranten even
deftig aangekondigd, als die van den
„houdt daar nu maar mede op; er
zijn hier ook dames,"
„Kijk", zeide de commis-voyageur,
„nog eeu landgenoot?"
„Gy vergist u. mynheer, die eer
heb ik niet; ik beu een Pool".
Eh bion otre Polonais
O1 est encore otre Francais.
„Wie wil oen stukje van de om-
meloUe hebben?"
En de commis-voyageur begon de
ominelette met de zelfde kalmte in
aobt-en-twiutig porties te verdeden,
ais ware er niets gebeurd.
Eigenaardig is liet, dat, alhoewel
alle volken duellceren, niemand zoo
gemakkelijk een tweegevecht voor
stelt. of aanneemt, als eeu Fransch-
ruan en dat niemand met zooveel
zorgeloosheid zich naar het terrein
begeeft,
Mijnheer Alcide Jollivet (zoo heette
onze commis-voyageur) had waar
schijnlijk nooit den ernstigen kant
van het. leven onderzocht. Verre van
daar scheen de Voorzienigheid hem
s'echts dagen van vreugde en blijdschap
te hebbon'boreid, en daar bij nu in de
vrees leefde, die op eene zoo onver
wachte wyze te zien eindigen, wilde
hij zooveel mogelijk genieten van de
hem nog resteorende oogenblik ken
zichtbaar was hij buitengewoon vroo-
lijlc, sinds de twist had plaatsgehad.
De Engélschman daarentegen was
nog gemelijker geworden dan hij reeds
was en zijn slecht humeur had zich 1
inzonderheid gericht tegen don schotel
met spiogeleiei en. die voor hem stond
en welks inhoud hij by na geheel had
verslonden. Toen men hem ten laatste
het dessert bracht, met veel omslag
opgediend uit acht schotels nooteri eii
drie schotels kaas, eu hij zich goed
overtuigd had, dat er verder niets
meer was te wachten, stond hij van
tafel op en verdween.
Tien minuten nadat de hotelhouder
zelf ons had medegedeeld, dat. er
slechts bedden voor de reizigsters
waren, was de Engelsehraau, zonder
iets te_ zeggen, in een dezer bedden
gaan liggen, zoodat twree dames in
ion bed moesten slapen. Mijnheer
Alcide Jollivet wilde nu een kruikje
ijs water over de lakens van den En
gelsehrnau uitstorten, maar de vrouw
en de dochter van den Duitseher
hielden hem terug, door hem te zeg
gen. dat het hare gewoonte was éeu
bed samen te deelen.
Zoodra do dames zich hadden terug
getrokken, kwam dc commis-voyageur
naar mij toe.
„Ik reken op u," zeide hij mij.
„want ik verzeker u, dat dit muisje
een staartje zal hebben."
„Ach", antwoordde ik, „ik hoop
dat de zaak geen gevolg zal hebben."
„Geen gevolg wel komaan! al zou
het alleen uiFliefde voor onze natie
zyn. Gy begrijpt niet, hoe ik die
Ertgelschen verfoei. Zij toch hebben
mijn keizer doen sterven. Daarom
heb ik ook nooit in Engeland voor
rekening van eenig huis willen reizen".
„Waarom niet?"
„Omdat ér te veel Engelseben zijn."
Dit was een reden waartegen ik
niets kon inbrengen.
„Maar de Polen, dat zijn nog eens
flinke mensehen. Waar is de onze
toch
„Hij is zoo even uitgegaan."
„Het is alleen maar zoo jammer, ik
kan het nu wel zeggen, wyl hij er
niet is, dat zij namen hebben, die men
slechts met zijn vieren kan uitspreken,
en dit is zeer lastig in een tcte a tête.
„Dat is niet geheel juist", zeide do
Duitseher in gebroken Franse!)„niets
is gemakkelijker, gij niest maar en
zegt daarop ld, dit is alles."
Thans kwam de Pool in zijn man
tel geliii ld, weder bij ons.
„Mijnheer", vroeg hy hein, „indien
er mocht worden geduelleerd, zoudt
ge dan zoo goed willen zijn mijn ge
tuige te zijn?"
„Pardon, mijnheer", gaf de Pool
uit de hoogte ten antwoord, „maar
volgens mijne gewoonte meng ik mij
nooit in kroegstandjes."
Hy spreidde daarop zyn mantel
dicht bij den muur uit eu sliep wel
dra in.
koning van Si am zou zyn gedaan.
Wel mag Van der Veer philosopliisch
zeggen: „wat is roem!" Beroemde
kunstenaars, of mensohen die hun
levenlang zwoegen en tobben voor het
heil van andoren, loopen we van de
kleine steentjes van Van der Veer
zou het wanneer we liet maar eerder
geweten hadden, allicht geheeten
hebben:
Hij komt!
Wie komt??
V. komt
En dan een dag later:
Hij nadert!
Wie nadert??
V. d. V. nadert 11
Den derden dag:
Hij is er!
Wie is er
Van der Veer is er
Van der Veer is niet de Groot-
Mogol, ook niet de Groot-Vizier, hij
is de Groote Weerspannige.
Terwijl iedereen pruttelt over een
muur, die hem het uitzicht belet en
de vrije beweging beneemt, besloot
Van der Veer met het hoofd tegen
dien muur te loopen. Nu is de schut
terij wet wel een oude muur, maar ze
is zoo nog niet, dat. éen rnau, al is
zijn hoofd ook nog zoo hard, die omver
kan krijgen. Vandaar, dat Van der
Veer het hoofd stootte en de muur
geen handbreed van de plaats ging.
Nu is hij van Middelburg naar
Haarlem overgekomen. Of hij nog
schutterpliehtig is, weot ik niet, maar
mocht dat wel het geval wezen, dan
wensch ik officieren enkader sterkte!
Ze zullen er plezier van beleven.
Want het .Van-der-Veerisme is be-
smettelyker dan dc pokkon eu, waren
er voor 'smans komst al navolgers
onder den troep, nu de Groote Weer
„Nu, dat is ook beleefd van iemand
uit liet Weiclisélland". zeide Jollivet,
cn ik heb nog wel vijftien mylen ge-
loopcn om Polen ter 'hulp te snellen,
toen ik hoorde dat Warschau geno
men wasDit is eene goede les!"
„Ik zal gaarne uw getuige zijn,
jorigeling,"sprak deDuitscher, „mylord
luid ongelijk; hij is er de oorzaak-
van. dat ik niets van de schijfjes
vieesch heb gehad."
„O. gij: zijt nog eens een goed
meriseh", hernam Jollivet, „willen wij
den nacht doorbrengen met een glaasje
punch te drinken?"
„Dat zal mij aangenaam zijn", ant
woordde de Duitseher.
„En u", vroeg mij .Jollivet?
„Dank u," ik ga liever oen beetje
slapen."
„Vrijheid, blijheid, ik ga naar de
keuken."
„En ik begeef my ter ruste."
„Welterusten."
Nu spreidde ook ik mijn mantel
op den grond uit cn ging er op liggen
maar ik kon niet zoo spoedig don slaap
vatten. Inmiddels zav ik onzen com
mis-voyageur binnenkomen met beide
bandon eeu bokaal met, punsch dra
gende, waarvan de blauwe vlam zich
flikkerend verhief.
Den vo genden morgen werden wij
door liet geblaas op den Alpenhoorn
weder gewekt Wij stonden dadel ijk
op en daar wij niet veel tijd noodig
hadden om ons toilet te maken, kon
den wij een kwartier voor het aan
breken van den dag naar den Righi-
Kulm vort,rekken.
Alle Alpen waren nog in den
nacht gehuld, toeu wij dien hoogsteu
top hadden bereiktmaar deze hel
dere nacht voorspelde ons een spoe-
digen opgang der zon. Werkelijk ver
toonde zich na eenige minuten waeh-
tens ook een purperen lijn aan den
horizont, men zag den grooten Alpen-
keten als een zilveren streep op den
blauwen helderen hemelterwiji in
het Noorden het oog zich verloor in
don nevel, die zich verhief boven de
zwitsersche weilanden.
Hoewel de zon nog niet scheen,
verdween de duisternis meer en meer;
do purperen lyst aan den horizont
kreeg een vuurroode kleurde glet-
scbers en de alpenketenen schitter
den en de mist, die overal waar geen
water was, optrok, bleef alleen boven
de meeren hangen, terwijl hij den loop
van dc Reuss, die zich als een on
metelijke slang door de 'weilanden
kronkelde, vergezelde.
Eindelijk, na tien minuten scheme
ring, gedurend welken tijd do nacht,
en de dag samen om de heerschappij
worstelden, werden de Alpen met een
oranjeachtige tint bedekt terwijl de
mist zich in groote vlokken scheurde,
die door den wind in de richting van
het Noorden werden medegevoerd.
Toen verhief zich de zon van ach
ter den gletscher van don Glarner.
Eerst spheen zij vrij bleek, zoodat men
er met de oogen iu kou kijken; maar
daarna, gelijk een koningin die weder
haar rijk in bezit neemt, deed zij dade
lijk haar vurigen mantel om, en
spreidde deze uit over de aarde, die
zich er over verblijdde en door liaar
pracht werd verlicht,.
„Dat is .prachtig", zeide my Jolli
vet, terwijl hij mij op den schouder
klopte, „ik zou het verschrikkelijk
hebben gevonden gedood te zijn, vooral
door een Engélschman, alvorens te
hebben gezien, wat wy zooeven heb
ben aanschouwd."
(Naar het Fransch).
BISIIÜE83LAIVD.
Hofbericht.
H. M. de Koningin-Regentes heeft
Vrijdagvoormiddag te elf ure uit han
den der commissie van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal het adres
van antwoord op de troonrede ont
vangen.
De deputatie verliet liet gebouw
der Kamer en kwam ten paleizeaan
met de gebruikelijke militaire cere
moniën.
spannige de baas van 't zaakje, hier
gekomen is, zal 't ér denkelijk niet
beter op worden.
Tot myn leedwezen kan ik den
lezer geen portret van Van der Veer
aanbieden, 'k Heb er over gedaebt,
hem dat zelf te gaan vragen, maar
ik bedacht dat het alleen aardig we
zen zou, wanneer ik hem kon af
beelden in de uniform van wcerspan
nigen schutter: klompen aan, slaap
muts op 't hoofd, cliaco op de bajonet
en een gestreepte fantasiepantalon
aan met de uniformjas.
Tot een photo in dit eostuum zou,
vreesde ik, Van der Veer zich niet
laten vinden. En daarom heb ik het
maar niet geprobeerd.
Er is geen richting, waarin meer
gestuurd wordt, dan in die van vak
onderwijs. De Ambachtsschool, tot
voor enkele jaren onbekend, zou,
wanneer ze nu werd opgeruimd, een
ledig laten, dat aangevuld diende te
worden. In alle vakken dringt liet
besef door, dat kennis niemand komt
aanwaaien en dat een geregelde prac-
.tische opleiding onmisbaar'is.
Ik heb hooren verluiden, dat wan
neer er maar geld is en ruimte kan
worden gevonden, een cursus voor
metselen aan de Ambachtsschool zal
worden toegevoegd. En nu zal men
allicht zeggen: wat is er nu te lee-
ren aan metselen?" Welnu de proef
is gemakkelijk te nemen. Laat twee
muren metselen, een door slechte en
een door goede metselaars en kijk dan
naar 't verschil. Maar ga liefst niet
onder dien muur vau de slechten staan,
want ge loopt de kans, dien op het
hoofd te krijgen.
De Koninginnen op de Land
bouw tentoonstelling.
Het tweede bezoek der Koningin-
gen, Vrijdag op het terrein der ten
toonstelling' vau de Hollandsche maat
schappij van landbouw te 's Graven»
hage gebracht, gold de tentoonstelling
zelve, althans het voornaamste ge
deelte van hetgeen er op het gebied
van landbouwproductie en landbouw
nijverheid merkwaardigs te zien valt.
Hoewel de Maliebaan niet mot zoo
talrijke menigte gevuld was als den
eersten keer, werden Hare Majestei
ten op Haar wandeling langs het
terrein door veel publiek op de ge
bruikelijke eerbiedige wijze begroet.
'De Majesteiten waren vooraf, terwijl
het Wilhelmus weerklonk, de Malie
baan binnen gereden. Hel koninklijk
rijtuig reed onder liet gejuich der
menigte tot aan het hoofdgebouw
voor, alwaar de Vorstelijke Bezoek
sters werden ontvangen door den
president met het hoofdbestuur. Nadat
ook de leden van het gevolg c'e hof
dames baronnesse Van'I iter's um, ba
ronnesse Rengers, en gravin Van
Limburg Stinini, en de' heeren De
Raiiitz, graaf Van Bylandt, kamer-
hcereti,. kapt.-luit. v. d. IS taal, adju
dant, en luit. graaf Dumonceau, or-
donn,-officieren, de rijtuigen hadden
verlaten, sloot zich rondom den stoet
een cordon van orde-commissarissen
uit de feestcommissie, die Hare Ma
jesteiten op den geheelen weg een
vrije beweging verzekerden tusschen
de rijen van het opeengepakte publiek.
En toen begon do tocht, eerst door
het hoofdgebouw, waar Hare Maje
steiten een blik wierpen op de boom-
on aardvruchten en op de bloemen.
De inzenders stonden op hun post
met oranjestrikken, op de borst. Wat
bij den rondgang opviel was de be
langstellende aandacht die beide Ko
ninginnen wijdden aan de graange
wassen cn aan de leermiddelen bij
het landbouwonderwijs,, waaronder dc
fraaie opgezette vogels bijzonder
werden bekeken.
Hier en daar verwijlende, liet de
Regentes zich eenige heeren uit do
commissie voorstellen, o.a. de lieeren
Moes veld en Hattinga Raven.
Gedurende het gansehe bezoek der
tentoonstelling bevond, bij verhinde
ring van den voorzitter, het lid van
het hoofdbestuur. _do heer De Bruin,
zich naast do Koningin om Haar
inlichtingen te geven. Jhr, Repelaer
ging tot' hetzelfde doel naast de Re
gentes. Beide Vorstinnen lieten zich
herhaaldelijk voorlichten. Mot wee
moed staande de Regentes enkele
oogo'nblikkén op het tegen een bloe1-
monzuil geplaatst portret van den
betreurden Waldeck.
De inzending der Ned. Heidemaat-
schappy genoot de eer van een lang
durig verwijl, waarby de lieer Sickesz,
iri tegenwoordigheid van den directeur
den heer Rovink, uitlegging1 gaf van
deze belangwekkende inzending, spe
ciaal van liet model der vloeiweiden,
van de resultaten die bereikt kannen
worden met de bevloeiingen, en om
trent de opbrengst en de toestanden
voor en na de bevloeiing. "Vandaar
ging men naar do afdeeling, waar de
hulpmiddelen bij het onderwijs aau
's Rijks laudbouwschool gerangschikt
stonden. De skeletten van dieren iu
deze merkwaardige collectie trokken
bijzonder aandacht.
Allengs waren de Koninginnen bui
ten het hoofdgebouw gekomen en nu
werden ook inrichtingen op het veld
bezocht. Hare Majesteiten traden den
model-koestal van Den Kalker binnen,
keken even naar de houtzaagmacbine,
en vertoefden langer in de inrichting
tot bevordering van de vlasindustrie
waar de machinale arbeid de bezoek
sters in hooge mate scheen te inte
resseeren.
De werktuigen in verband met de
zuivelbereiding, hielden de aandacht
dei- Vorstinnen het meest bezig. De
werking van. de centrifuge tot afschei
ding van room, en de handseparator
werden aandachtig gadegeslagen, en
in de zuivelbereidingsinrichting van
"Massee en Zoon uit Goes werd alles
nauwkeurig bekeken. De Majesteiten
Zoo hebben nu ook de behangers
cn stoffeerders te Haarlem ingezien,
hoe goed het is, dat de jongelui in
liet vak onderwijs krijgen. Daartoe
willen zij een cursus oprichten, maar,
zooals het gewoonlijk bij verecnigin-
gen gaat, dé kas kan al de daarvoor
noodige uitgaven niet dragen. Dus
hooft de 'vereeniging zich tot den
Raad gewend, met verzoek om een
kosteloos lokaal of, zoo dat niet mo-
gelyk is, een kleine subsidie.
M.j dunkt, dat daartegen geen be
zwaar kan worden geopperd. Even
goed kan de GemeeMeraad de oplei
ding van den behanger en stoffeerder
als die van timmerman, smid en meu
belmaker steunen.
De vier leermeesters zijn allen uit
de praktijk de tegenwoordige en go-
wezen meesterknecht van den heer
Pander, L. van Basten en Kolkmcijer,
de eerste stoffeerder van den lieer
Pander, I .ooman en een bekwaam be
hanger van de firma J. C. Haan, A.
M. Smits.
Komt de zaak klaar, dan zal ook
aan anderen om steun worden ver
zocht cn deze zeker niet achterwege
blijven. Want dit is een gezond raid
del tot verbetering van den toestand
van den werkman, oneindig beter dan
het systeem der typographen, die een
loon 'naar leeftijd' verlangen, zoodat
ieder op zyn 23ste jaar het maximum
van 20 cents per uur verdient.
Waar bljjft bij zoo'n systeem de
prikkel om zich in zyn vak te ont
wikkelen? Hier zou de beste met de
slechtste op een lijn worden gezet, zoo
ze maar even oud zijn. Neen, dan
zien de haarlemsclie behangers en
stoffeerders de zaak gezonder in.
FIDELIO.