T wesde Editie.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
FEUILLETON.
De Schatgravers.
15e Jaargang.
Dinsdag 28 September 1897,
Ho 4383
HAARLEM'S DAGBLAD
^B03STI\rE3VCBlNrTSFI^I>JS
Voor Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden„1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden„1.65
Afzonderlijke nummers0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.30
de omstreken en franco per post0.37J/2
-AXOVTE^TiEIÏ^TIIEIISr:
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Groote lettere naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cent per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten
en door alle Boekhandelaren en Courantiers.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureaux: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère G. J. DATJBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3Ibis Faubourg Montmartre.
Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het
Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
BUITEN het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels f 0,75, elke regel meer ƒ0,15; Reclames per regel f0,30.
Agenten voor dit blad in den omtrek zijnBloemendaalSandpoort en Schoten, P. v.Jd. RAADT, SandpoortHeemstede, J. LEUVEN, bij de tolSpaarndam, C. HARTENDORPZand voort, G. ZWEMMER;
Velsen, W. J. RUIJTERBeverwijk, J. HOORNSIJmuiden, TJADEN, Genoemde Agenten nemen Abonnementen en Advertentiën aan.
Officieele Berichten.
Burgemeester en "Wethouders van
Haarlem,
Doen te weten, dat by hunne be-
schikking van 16 Sept jl. aan Regen-
Ïten van het St. Elisabeth's of Groote
Gasthuis vergunning is verleend tot
uitbreiding der wasschery door bij
plaatsing van eene stoommachine en
eenen stoomketel in het perceel aan
de Gasthuisvest no. 47.
Haarlem25 Sept. 1897.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
M. O. de KANTER.
Waarn. Burgem.
De Secretaris
C. M. RASCH.
Politiek Overzicht.
De latere berichten over de ver
houding tusschen de spaansche regee
ring en die der Vereenigde Staten
luiden weer iets geruststellender. Er
is gebleken, dat het onjuist is, dat
Amerika een bepaalden termijn voor
het eindigen van den oorlog aan Spanje
hoeft gesteld. Eveneens wordt tegen-
J gesproken, dat de amerikaansche ge
zant in Spanje, Woodfort, het plan
zou koesteren zijn diplomatieke nota's
te publiceeren, wanneer Spanje wei
gert de bemiddeling van Amerika
aan te nemen.
Woodford is te Madrid aangekomen
zonder dat een in deze omstandig
heden minder aangename betooging
hiervan het gevolg is geweest.
Volgens de laatste mededeelingen
heeft hij tot zending, Spanje de goede
diensten van Amerika aan te bieden
om een spoedig einde te maken aan
den oorlog, die aan de Vereenigde
Staten zoo onberekenbare schade be
rokkent, zonder dat het hun moge
lyk is, de plundertochten der Ame
rikaansche zeeroovers te beletten. De
regeering te Washington hoopt, dat
met haar welwillende hulp de op
stand weldra geëindigd zal zyn. Wan
neer Spanje deze bemiddeling weigert,
I zou de republiek der Vereenigde Sta
ten geen oorlog verklaren, doch de
I Cubanen openlijk steunen en de di
plomatieke betrekking met Spanje
afbreken.
Uit Kaapstad komt een bericht
(•over den toestand in de Zuid-Afri-
rkaansche Republiek, dat meer onrust
zou verwekken wanneer het niet via
Kaapstad, dus hoogstwaarschijnlijk
uit eugelsche bron kwam. Het heet,
dat de industrieele crisis verergert.
Wanneer het rapport niet aangeno
men wordt zullen verscheidene mynen
sluiten. Ook zou het gevolg van het
niet aannemen zyn, dat de heer Bur
ger een beroep op dit land zal doen
en zich candidaat stellen voor het
presidentschap.
ir.
In aansluiting hiermee kan gemeld
worden, dat president Kruger by ge
legenheid van het leggen van den
eersten steen van een Hollandsche
kerk te Krugersdorp, melding heeft
gemaakt van het industrieele Rap
port en gezegd, dat de spoorwegprij-
zen en de dynamiet-belastingen zeer
zullen verminderen en dat hy meende,
dat zoowel de mynen van den eersten
als die van den tweeden rang daarby
zullen profiteeren.
STADSNIEUWS.
eerste en derde pagina.
Haarlem, 27 Sept. 1897.
Onze duinwaterleiding.
Nu onze gemeentelijke duinwater
leiding langzamerhand hare voltooiing
nadert, wordt het ook tyd voor ons
gemeentebestuur om de voorwaarden
te bepalen, waaronder aan de inge
zetenen dat water zal worden gele
verd. Men is dan ook op !t stad
huis aaneen dergelyk ontwerp bezig en,
zijn wij wel ingelicht, dan is het
voornemen de waterverbruikers te
laten betalen per meter en geen ge
bruik te maken van het abonnements
systeem, dat tot dusver -voor de
meeste aangeslotenen gegolden heeft.
Te verwonderen is dit zeker niet.
De ervaring heeft geleerd, dat waar
de waterverbruiker jaarlijks een vaste
som betaalt waarvoor hij een onbe
perkte hoeveelheid water kan nemen,
het watergebruik, laat ons liever
zeggen het watermisbruik tot een
ongelooflijke hoogte stijgt, 's Zomers
laten vele geabonneerden hunne kra
nen maar openstaan om altyd
frisch water te hebben en 's winters
om te voorkomen, dat de leiding be
vriest in beide gevallen een reus
achtige waterverspilling, die tenge
volge heeft, dat een maatschappy,
óf voortdurend de capaciteit van hare
inrichting moet vergrooten, öf op een
zeker oogenblik moet verklaren, dat
zy nieuwe aansluitingen moet af
wijzen. Zoo kan het voorkomen, dat
de eene burger van dezelfde gemeente
het water verspilt, dat de ander niet
krygen kan.
Natuurlyk wordt aan dit water-
misbruik de kop ingedrukt, zoodra de
verbruikers per meter moeten be
talen. Dan wreekt zich elke ver
spilling aan 't eind van de maand.
Toch kleven er ook aan 't meter-
systeem ernstige bezwaren. Behalve
dat zich een lek kan voordoen op
een plaats waar men het nietliooren
kan, bestaat de mogelijkheid, dat som
mige meters in beweging worden ge
bracht, wanneer in een z. g. „doode
leiding", d. w. z. een leiding, die
doodloopt, lucht aanwezig was.
Er kan dan n.l, een heen- en weer-
gaande beweging ontstaan, die het rad
van den meter (dat wel voor- maar
niet achteruit kan) voortdry ft en den
wflzer doet verspringen.
Op deze wijze betaalt de verbruiker
voor wat hij niet verbruikt heeft.
Is dit een gevaar voor den consu
ment, voor den leverancier kan zich
een ander bezwaar voordoen en wel
dit dat onder bepaalde omstandig
heden bij zeer weinig openen van het
kraantje, de drukking op het rad van
den meter zoo gering is, dat het niet
aan 't draaien komt en de wijzer dus
eveneens onbeweeglijk blyft, Hier
gebruikt de consument, zonder te be
talen.
„Vandaar dan ook, dat er ijverig!
gezocht wordt naar een idealen water
meter, waarby deze gevaren zyn voor
komen. Naar 't schynt bestaat er een.
doch deze is zoo duur (350 gulden)
dat er geen denken is, haar algemeen
in te roeren.
Uit een en ander blijkt, dat een
juiste en billijke berekening van ge
leverd en verbruikt water zoo gemak
kelijk nog niet is.
Samson en Dalila.
Zooals reeds gemeld zal dan a. s.
Donderdag de schouwburg zync deu
ren weder openen en ons reeds al
dadelyk kennis doen maken met de
Noord- en Zuid-Nederlandsche Ope-
ravereeniging, korter gezegd liet
Operagezelschap de Groot, dat even
als het Nederl. Operagezelschap direc
tie O. v. d. Linden, gedurende dezen
winter eenige voorstellingen alhier
zal geven. Eene tweede kennismaking
wacht ons doordat voor dit eerste
optreden de opvoering gekozen is van
Camille Saint-Saëns' groote opera
„Samson en Dalila," eene der schoonste'
Fransche opera's van den laatsten
tijd en die bij gelegenheid van haar
opvoeren gedurende de twee vorige
winters door de Koninkl. Fransche
Opera een buitengewoon succes ver
wierf.
Als goede oude bekenden zal men
bij de opvoering van „Samson en
Dalila" zien wederkomen mevrouw
Dirckx-v. d. Weghe en de heeren
Florissen en Johan Schmier, terwijl
als Samson de heerP. de Meijer zijne
entrée voor het Haarlemsche publiek
zal maken.
De Maréchale te Haarlem.
Mevrouw Clibborn—Booth, de Ma
réchale van het Leger des Heils, die
tijdens haar echtgenoot in het buiten
land vertoeft, hier te lande liet op
perbevel voert, zal deze week hier
ter stede naar men weeteen by zonderen
veldtocht leiden. Nadat zy Zondag
morgen in de heilcitadel in de Scha-
cbelstraat was ontvangen, waar men,
zoo deelde ons een heilssoldaat mede.
eene goede bijeenkomst had gehad,
deed zij Zondagavond in de groote
zaal der sociëteit „De Kroon" een
eersten aanval in de stad, om, naar
het luidt, de zielen voor Jezus te
veroveren.
Even over achten trad de Maré
chale, met den nieuwen chef-secreta
ris in Nederland en nog een paar
officieren, op het podium. Majoor Pal
stra van Haarlem opende daarop het
samenzijn met gebed. Nadat daarna
een paar liederen, waaronder een
lievelingslied van de Maréchale, wa
ren gezongen, stelde do chcf-secreta-
ris zich zeiven aan het publiek voor.
Hy had. zoo deelde hy mede, in
Zwitserland altyd in Calvinistische
kringen geleefd, waar hy de theorie
van het Christendom zeer goed had
geleerd' doch de praetijk van het
Christendom had hy eerst later in
het Leger des Heils gezien. Daar
om deed hij een opwekkend woord
hooren om tot het Leger des Heils
toe te treden.
De Maréchale, die er ditmaal zeer
goed uitzag en nu in uniform was,
hield vervolgens eene toespraak, i
Zij vestigde de aandacht van haar
auditorium er opdat men in dezen
tyd te veel aan de dingen dezer we
reld denkt en te weinig aan de hoo-
gere dingen. Daarvoor waarschuwde
zy. Men moest voor de ziel zorgen
eer het te laat was. Om op het be
lang hiervan te wyzen, deed de Ma
réchale een kort verhaaltje.
Ik 'was zoo verhaalde zy
eens in den vroegen morgen aan den
oever van een meer in Zwitserland.
Daar zag ik een arend uit de lucht
neerschieten. Zijn buit was het over
schot van een geit. Lustig at de
arend en ik wandelde verder. Later,
toen ik weder dien weg langs ging
zat de arend er nog. Maar nu wilde
hij de lucht in vliegen. Dochtever-
geefsch waren zijne pogingen. Zijne
vleugels waren vastgevroren. En de
vogel bleef daar dood liggen.
Zoo gaat het nu ook met den
■mensch, die niet voor zijne ziel zorgt,
was de les die de Maréchale hieruit
trok. Is eenmaal de eeuwigheid daar,
dau kan hij niet scheiden van deze
wereld. Dan weet hij niet waarhoen
hij zal vlieden. Laat u daarom red
den, nu het nog niet te laat is, sprak
de Maréchale ten laatste.
De Maréchale wist door dit ver
haal indruk op het publiek te maken.
Als gewoonlijk sprak zij zeer leven
dig in het Engelsch en vertaalde een
officier het gesprokene. De byeen-
korast werd verder op de in het
Leger gebruikelijke wijze gesloten.
Zondagnamiddag omstreeks kwar
tier voor tweeën heeft een begin van
b-and plaats gehad ten huize van
den heer A. Leusen aan de Groote
Houtstraat co. 34. Deze ontstond op
de bovenvoorkamer waar kinderen
bezig waren met een spwituslarapje
kaarsvet uit hunne kleeding weg te
maken. Daarbij raakte een vitrage in
brand. De brand is door den bewo
ner gebluscht. Spuit 10 met. hare
nieuwe ladderwagen en de slange
wagen der politie waren spoedig aan
wezig. De spuiten behoefden geen
water te geveo.
Zaterdagnamiddag viel een 7-jarig
meisje spélende in" den Kinderhuis-
singel. Gelukkig werd dit opgemerkt
door een aldaar met zijn vaartuig
liggenden schipper, die het kind spoe
dig had gered.
BINNENLAND.
HAAGSCHE BRIEVEN.
Het Parlementaire raderwerk is
weder aan het afloopen.
Myn lezers weten er alles van't
gaat op het Binnenhof alweer alsof
't gesmeerd is en de nieuwelingen
beginnen zich reeds thuis te gevoelen
in 's lands vergaderzaal,
Dinsdag „geut's los" Naar de opi
nie van den voorzitter te oordeelen
zal het eerste politiek debat, dat over
bet Adres van Antwoord op de
Troonrede, minstens den geheelen
Woensdag ook nog in beslag nemen.
Althans het afdeelingsonderzoek der
Indische begrooting zal in geen geval
voor Donderdag beginnen.
De rede van den heer Gleichman
bij de aanvaarding van het praesi-
dium der Kamer, was ditmaal niet
zoo absoluut kleurloos als bij -vroegere
gelegenheden. Het beroep ook op de
nieuwe leden om de goede traditie
der Kamer te handhaven en de de
batten, bij alle verschil van opinie,
te houden' binnen de grenzen van het
geoorloofde, was stellig een zachte
„hint" aan het adres van sommige
nieuwe leden die juist niet den roep
van byzondere kalmte genieten.
Voor het overige zal èn over de
Troonrede èn over de Millioenen-
speech nog wel een hartig woordje
worden gezegd. De gezichten betrok
ken een 'beetje toen de Minister Pier-
son Vrijdag zyn lang niet mooie cij
fers voorlas, 't Kan dan ook bevreem
ding hebben gewekt, dat de Minister
kort voor het slot zijner rede, ge
waagde van den bloei der financiën
des Rijks.
Ter verduidelijking schryf ik de
geheele zinsnede woordelijk over
„Bevredigend is deze uitkomst by
den eersten aanblik niet Maar nu
do uitkeeringen aan de gemeenten
boven het in 1885 gefixeerde bedrag
met 36 ton zyn verhoogd en dePer-
soneelo belasting met ongeveer 3 mil-
lioen is verlaagd, is het toch een tec-
ken van den bloei onzer financiën,
dat het tekort, waarin thans voorzien
moet worden, niet meer bedraagt dan
anderhalf millioen. Die bloei is on
miskenbaar. In 1888 was de opbrengst
van al de middelen f 120,935,101,28.
Voor 1898 wordt ze geraamd op
f 133,432,350. Toch zijn geen belas
tingen in die jaren ingevoerd of ver
hoogd, zonder gelyke, ja noggrooter
vermindering van andere."
Verschillende bladen zijn, by het
bespreken der Troonrede, gevallen
over het vage van de zinsnede die
over maatregelen betreffende „don
arbeid" spreekt. Dit vage behoeft
het veelomvattende niet uit te slui
ten. My is verzekerd, dat tot deze
maatregelen een nieuwe arbeidswet
behoort, ten doel hebbende het tegen
gaan van overmatigen arbeid, ook
voor volwassenen eh in de tweede
plaats ten doel hebbende de wette
lijke verzekering van een wekelyk-
schen rustdag. Do bron waaruit ik
putte is zoo betrouwbaar, dat ik er
byna aan zou durven toevoegen, dat
dergelyke maatregelen reeds worden
ontworpen.
De aandacht der Hagenaars was
in de laatste dagen over het algemeen
minder gericht op de politiek hoe
wel by de opening der Staten meer
mensehen op de been waren, dan ik
ooit by deze gelegenheid bijeen zag,
ondanks den stortregen dan wei
op de landbouwtentoonstelling op het
Malieveld.
Dat deze maar een paar dagen
mooi weer had, is geheel in overeen
stemming met de traditie, die wil dat
het stortregent als er landbouwten
toonstelling is. Ik herinner mij heel
goed, dat het in 1872 ook dag aan
dag regende. Maar wat het mooiste
weer niet kon bewerken, dat veroor
zaakte do aanwezigheid der Ko
ninginnen, die twee malen de ex
positie bezochten. Ondanks een entrée
van f 2,50, te vermeerderen met 1 of
guldens voor toegang op de tri
bune's, was het er stampvol, met een
enthousiaste menigte, meest buitenlui,
die do Vorstinnen nog nooit zagen.
„Wel een lief gezicht" meende
een Noordhollandsche boerin, van de
Koningin sprekende. „Maar voor een
deern van 17 jaar is onze Door toch
heel wat flinker", (ik laat het dialect
achterwege).
Aangezien ik nimmer het genoegen
had „Dooi" te ontmoeten, kon ik de
juffrouw geen gelijk geven. 'tMensch
lamenteerde er bepaald over, dat de
jonge Koningin niet breeder van rug
was dan door vermoedelyk en
ik troostte haar met de verzekering
dat dit op later leoftyd wel komen
zou.
In tegenstelling mot schier alle aa-
dere tentoonstellingen is deze een
beslist succes geweest, ook in finan
cieel opzicht. Dinsdag waren er 4000
betalende bezoekers en Woensdag, de
eerste dag van het bezoek der Ko
ninginnen, werd een recette gemaakt
van byna'tienduizend gulden.
Geen enkele tentoonstelling bracht
in den korten tijd van een week zulke
voordeelen aan in den Haag. Dag
aan dag waren de hotels propvol, tot
de beste toe; wie in den Haag geen
plaats kon vinden ging naarScheve-
ningen. Koffiehuizen en restaurants
konden niet genoeg in voorraad heb
ben. De directeur van een groot
koffiehuis verzekerde mij, dat fiy er
eerst des avond om tien uur toe kwam
om zyn middagmaal te gebruiken. Er
is een massa geld verdiend en dat
vernet den arbeid.
Ten slotte een Noordhollandsch
nieuwtje
In parlementaire kringen gaat het
gerucht misschien een „ui"
dat men in het distriet Enkhuizen
den heer J. Zyp Kzn. een neef van
het overleden Kamerlid, in zyn plaats
wil afvaardigen.
Als aanbeveling dezer caudidatuur
zon gelden, dat de neef volkomen
eender heet, wat oen groot gemak is
voor de kiezers die aan dien naam
en de voor- en achterlctters gewend
zyn.
Welnu, als dit geen ui is wat
is het dan?
H. A. GANUS Jr.
Naar het engelsch van
ROBERT LOUIS STEVENSON.
VIJFDE GEDEELTE.
Mijn zeeavontuur.
HOOFDSTUK XXVH.
Stukken van acht.
31)
De duisternis was zeer toegenomen en nu zag ik, dat
de lucht in de nabijheid van den heuvel roodgekleurd
werd, waaruit ik opmaakte, dat de bewoner van het
eiland een vuurtje stookte om zyn avondeten te koken.
Dit wekte mijn verwondering op, en ik begreep niet,
hoe hij zoo onvoorzichtig kon zyn. Want wanneer ik
dit schynsel kon zien, dan was het immers best mogelyk,
dat. het ook Silver in het oog viel als hy en zyn man
schappen bij het. moeras kampeerden. Het werd al
donkerder en donkerderen niet dan met heel veel
moeite vorderde ik.
De heuvel met de twee toppen en de „Verrekyker"
verflauwden al meer en meer, hier en daar zag ik een
ster flikkeren, terwijl ik telkens in struiken vast bleef
zitten en in kuilen rolde.
Maar gelukkig kwam er uitkomst(ik keek omboog
en zag dat de „Verrekyker" door een bleek schynsel
verlicht werd en spoedig daarna wierp de maan haar
zilveren stralen op de boomen en den geheele» omtrek.
Nu eens loopend, dan weer voortrennend, spoedde ik
my met ongeduld in de richting van de palissade. Maar
toen ik meer in de nabijheid van myn vrienden kwam,
vertraagde ik myn pas en dacht na. Want het zou toch
een ongelukkige afloop van myn avonturen zyn ge
worden, wanneer ik by vergissing door een van myn
makkers werd nedergeschoten.
De maan rees al hooger en hooger; baar licht viel
hier en daar door de meer open gedeelten van het bosch
en recht voor mij uit zag ik een schynsel van een ge
heel anderen tint.
Het zag rood en scheen mjj toe een smeulend vreug
devuur te zyn. Maar toch al kostte het mij mijn leven,
dan had ik op dat oogenblik niet kunnen zeggen, wat
het was.
Eindelijk stond ik aan den rand van het bosch. De
vlakte was in het Westen helder door de maan verlicht;
overigens lag zy en de palissade in het duister. Aan
de eene zijde van het huis brandde een groot vuur,
waarvan ae roode, opflikkerende vlammen een sterk
contrast vormden met de bleeke stralen van de maan.
Geen levende ziel bewoog zich en ik hoorde geen ander
geluid dan het geruisch van den wind door de boomen.
Ik bleef verwonderd, manr ook wel een beetje ver
schrikt staan. Het was volstrekt onze gewoonte niet
voren te ontstekende kapitein was hier zeer tegen en
ik begon te vreezen dat er tydens myn afwezigheid het
een of ander was gebeurd.
Ik sloop langs de Oostzijde van de palissade an bleef
in de schaduw; op een geschikte plaats, waar het zeer
duister was, klom ik over de omheining.
Ik liet my zoo zacht mogelyk zakken en kroop op
handen en voeten naar het huis. Toen ik naderbij kwam
begon ik mij geruster te gevoelen. Het was niet bepaald
een aangenaam geluid dat ik hoorde, en op andere ty-
den zon ik my er wel eens over beklaagd hebben, maar
nu klonk het rustige gesnurk van myn vrienden mij
als muziek in de ooren. De zeemans roep van de wacht
„alles wel", was my nooit zoo geruststel lend voorge
komen.
Maar van éen ding was ik zeker, zy hielden slecht
de wacht. Wanneer op dit oogenblik Silver en zyn
manschappen hen overvielen zou er geen een den vol
genden dag meer zien aanbreken. Ik dacht dat het kwam
doordat de kapitein gewond wasen ik was zeer boos
op myzelf. dat ik hem verlaten had nu er zoo weinig
manschappen waren.
Intusschen had ik de deur bereikt en richtte mij nu
op. Binnen in het buis was het pikdonker, zoodat ik
niets kon onderscheiden. Ik hoorde niets dan het een
tonige gesnork van de slapers en een vreemd tikkend
geluid, waar ik my geen rekenschap van kon geven.
Met mijn handen vooruit gestrekt liep ik naar binnen.
Ik wilde op mijn oude plaats gaan liggen (dacht ik
met een lichte rilling) zoodat zy mij den volgenden
morgen dadelyk zouden vinden. Myn voet stootte ergens
tegen aan het was de voet van een der slapers, die
zich brommend omkeerde zonder te ontwaken.
Maai- plotseling hoorde ik een kryschende stem uit
roepen Stokken van achtStukken van acht 1
en wel zoo luid en zonder ophouden, dat het veel op
het geklapper van een molentje look.
Silver's groene papegaai - - kapitein FlintDie had
ook het piepende geluid veroorzaakt, dat ik een oogenblik
te voren hoorde; "de vogel hield betel* dan eenig mensch
ter wereld de wacht en kondigde myn komst met haar
vervelend geschreeuw aan.
Ik had geen tijd om mjj van den schrik te hersteken.
Door het scherpe, doordringende gekrysch van den vo
gel, waren de slapers ontwaakt en Silver riep vloe
kend uit:
„Wie is daar?"
Ik keerde om en wilde wegloopen, maar viel dadelijk
tegen iemand aan. draaide weer om en kwam in de
armen van een tweeden persoon terecht, die mij sterig
vasthield.
„Breng een fakkel, Dick," zcidc Silver, toen zy ze
ker waren, dat ik niet meer ontsnappen kon. Een van
de mannen verliet liet huis en keerde dadelyk mei een
lichtende toorts terug.
ZESDE GEDEELTE.
Kapitein Silver.
HOOFDSTUK XXTm
'In het kamp van de vijanden.
Het roode schynsel van den fakkel verlichtte bet ver
trek en na bemerkte ik dat myu ergste vrees