Onder het
lijkkleed.
Twee dagen voor mijn vertrek uit
Parjjs naar de provincie, toen in den
„Salon des variétés." was, zag ik tegen
tien uur in de loge recht tegenover
mjj, drie jongelieden, die door het ru
moer, dat zij maakten, de aandacht
van de geheele zaal trokken. Zeer was
ik verrast, toen ik in een van hen
een mijner oude kameraden herkende,
dien ik in langen t\jd niet had gezien.
Nadat het bedrijf was afgeloopen,
begaf ik mij naar de loge. Maar voor
dat ik met mijn vriend tien woorden
had kunnen wisselen, riepen zjjne
vrienden hem.
j,Duid het mij niet ten kwade,"
zeide bjj, mij de hand drukkende,
„ik ben verplicht dadelijk heen te
gaan; maar ik vertrek slechts, wan
neer ge mij belooft morgenochtend
met mij te komen déjeuneeren, opdat
wjj de kennismaking kunnen vernieu
wen."
Toen ik met mijn vriend op de
universiteit in de rechten had gestu
deerd, noemde hij zich heel eenvou
dig Chopartdoch thans las ik op het
kaartje, dat hy mij overhandigde:
Chópard du Vallou. Ik zou mij over
deze manier van schrijven op zijn
Iersch wel een weinig vroolyk hebben
gemaakt, indien ik den naam Chópard
du Yallon niet dikwijls in de sport
bladen had opgemerkt Mjjn vriend
was dus bepaald eeu der beroemde
sportridders vau Frankrijk geworden.
Den volgenden morgen te elf ure
belde ik aan de deur eener eerste
verdieping, rue de Ponthie.Een knecht
deed mij open.
„Ben ik* hier terecht bij mynheer
Cho'pard du Yallon?"
In plaats van te antwoorden schudde
de kiieeht met het hoofd.
-Woont hij hier dan niet?"
Drie keeren knikte de knecht, al
vorens hij ja zeide.
„Kan hij my dan niet ontvangen
Met zijn hoofd knikte hij van'neen;
alles met een zeer trotsch gezicht
„Maar ik heb met hem afgespro
ken, dat ik hier zou komen?"
„Helaas Mynheer ligt onder het
lykkleed", zeide hy met een holle
stem.
„O. myn God" en ik werd bleek.
Chopart onder het lijkkleed en gis
terenavond had ik hem nog gezond
en wel gezien.
Hoewel de knecht mij toescheen
slecht te spreken te zjjn, wilde ik
hem hierover toch ondervragen.
„Maar hoe is dat gekomen Gis
teren heb ik hem nog in den schouw
burg gezien-
„Aan het diner dacht hy er zelfs
nog niet aan, mijnheer, maar van nacht
zeide hij, naar my toekomende Mor
gen lig ik onder het lijkkleed."
„Een zelfmoord
„Ja mijnheer, dat is het juiste woord,
een zelfmoordeen man zoo sterk,
zoo flink gebouwddat is een zelf
moord. De dekens, het flanel dat is
niets, maar het ljjkkleed."
Ik'boog het hoofd.
„Het is een misdaad, niet waar
mynheer Een keer, twee keer komt
men weder by, maar te dikwjjls
Yerbaasd keek ik hem aan.
„Ik zie wel, dat mynheer een vriend
van mynheer du Yallon is," zeide
hy, „wil mynheer binnen komen en
hem zien
In de donkere voorkamer ademde
men eene vreemde lucht in, warm en
scherp tegelyk, die in de keel hin
derde. Ongetwijfeld de kaarsen, die
bij het sterfbed brandden. Arme
jongen!
„Gij zult hem zeggen, dat hy dit
niet weder moet doen, niet waar?"
fluisterde mij de knecht in het oor.
Voordat ik mij van deze woorden
rekenschap had kunnen geven, deed
hij de kamerdeur open.
In het midden van het vertrek zag
ik een groot wit lykkleedhet hoofd
van het lijk stak er uit, terwyl het
kleed nauw om den hals was ge
spannen.
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCXCII.
„Dag Wouter," zei ik, toen mijn
neef in de afgeloopen week op een
avond in mijn kamer kwam.
„Buona sera," zei hy, „ook goeien
avond, amieo. Hoe gaat het met de
Signora en met je figlio en met je
figlia
„Mag ik vragen wat dat beduidt?"
vroeg ik. „Mijn huis is een fatsoen
lijk huis en aan signora's heb ik geen
kennis. Myn vrouw is even uit om
aardappelen te koopen voor win-
ter-provisie, echte duinaardappels
voor een prysje melig en kruimig,
zooals je dat nog nooit hebt gezien.
Dat is je geluk dat ze niet thuis is
namelyk, want wanneer ze hier was,
dan zou je niet ongestraft by mij in-
- formeeren naar signora's. Wat be
zielt je, vraag ik, om me zoo'n affront
aan te doenEn wat je vraag be
treft, hoe het gaat met myn figlio en
mijn figliamoet ik je zeggen, dat
ik geen vijgeboomen in mijn tuintje
nahoud. Vroeger heeft er een larix
in gestaan, maar die is overleden, omdat
ze zware putringen tegen hem aan
hebben gezet Hy kon niet tegen zulk
inferieur gezelschap, dat zoo vertrou
welijk tegen hem aanleunde. Ik heb
je dat al wel honderd keer vorteld
en nu vraag je naar vijgeboomen!
Ik weet tenminste anders niet, watje
met figlio en figlia bedoelt"
Hy zei niemendal tot antwoord,
maar schudde alleen zjjn hoofd en
Dat is vreemd, dacht ik, hy sebynt
niet te zjjn gaan liggen, maaralleen
te zijn gaan zitten en het hoofd ziet
inplaats van bleek, er zoo rood als
een kreeft uit. Nog erger, het bewoog
zich; de lippen gingen op en neer
en eene stem zeide vroolyk:
„Zoo, ben je daar?"
Als de deur niet weder was ge
sloten was ik bepaald gevlucht
„Houdt gc mjj voor een spook
Ik stamelde eenige woorden.
„Ik begrijp uwe verwondering",
vervolgde du Yallon, die bepaald niet
dood was, „gjj ziet iemand voor u,
die onder 't lijkkleed van caoutchouc
moet liggen, opdat hij van avond
eenige ponden van zjjn gewicht zal
hebben verloren."
„Hoe dat?"
„Door raiddel van drie lampen, die
branden onder dit lykkleed, en die
mjjn vet moeten doen smeltenzoo
eenvoudig mogelijkalleen niet aan
genaam.
Ik begon weder tot myzelve te ko
men du Vallon was geen zelfmoor
denaar de knecht was niet gek
maar ik, ik was een domkop. Ik moest
oppassen daarvan geen bewijs te ge
ven, wilde ik niet voor myn geheele
leven tot schande gebracht zijn. Het
toeval had mjj met een een der sportbe-
roeradheden in aanraking doen ko
men van die gelukkige kans moest
ik gebruik makenzonder mij te com-
promitteerenik moest hem dus laten
spreken, zonder zelf te spreken.
„Weet ge wel, dat het zeer aardig
is, aldus tusschen de coulissen van
de sport te vallen?"
„En nog wel op een dag van eene
buitengewone voorstelling; want gij
zult wel begrypen, dat ik niet eiken
morgen onder znlk een lykkleed lig.
Dit doe ik alleen in buitengewone
omstandigheden."
„En zjjn die omstandigheden er?
„Zeker. Overmorgen moet ik in
een handicap rijden en dan slechts
51 K.G. wegenvoor een jockey is
dit het gewone gewicht; maar voor
eeu gentleman van twee honderd pond
is het te sterk. Het lijkkleed van
caoutchouc, met behulp van een ge
neesmiddel, moeten nu het wonder tot
stand brengen, dat ik maar 51 K.G.
weeg. Als ik te voren was gewaar
schuwd, zou ik mjj regelmatig heb
ben getraind en ik was er wel ge
komen; zonder eenig nadeel kan men
zeer gemakkelijk een pond per dag
magerder worden."
„Waarlijk!"
„Ge begrijpt, dat ik, wanneer ik
eiken mórgen over elkaar drie
flanellen pantalons en vijf dikke ves
ten aantrek en daarover dan nog
mijne gewone kleederen, en aldus bela
den in snellen pas 15 _K.M. loop,
van de wandeling thuis komende
twee of drie kopjes zeer heete thee
drink, verder een streng dieet volg;
d.w.z. geen groente, vleeseh of brood
eet en ook geen alcoholhoudende
dranken drink, dan kan ik in tien
dagen zeer wel tien pond aan ge
wicht verliezen. De jockeys doen
ook 'zoo en zij bevinden zich er niet
slecht bij. Inplaats van te verzwak
ken, versterkt het. Maar om reeds
morgen mager te zjjn moet ik een
ander middel bezigen en daarom lig
ik onder dit kleed."
„En wanneer gjj twee pond meer
weegt
„Ongelukkige, weet ge dan niet
wat een handicap is?"
„Wil je even schellen? vroeg bjj
mij daarna.
De knecht, die mij had binnenge
laten, kwam daarop binnen.
„Trek mij er eens onder uit"
zeide du Vallon „en zet hetontbyt
klaar.
De lampen en het lijkkleed had
den hunne uitwerking niet gemist
want toen hy opstond was inminder
dan een minunt de vloer van zweet
overstroomd de druppels stroomden
sta my deze vergelijking toe
geljjk het vet- van een schapenbout
in een braadpan valt.
Hij ODtdeed zich ook van zjjne
caoutchouc-befeleedrag en zijn knecht
bracht hem een grooten schotel met
warm water en een sponsdadelijk
waschte hij zich het geheele lichaam
mompelde wat dat klonk als: „Mio
caror'
„Caro? Wat bedoel je met Caro
De hond heet Polly, dat weet je toch
wel. Heusch Wouter, ik vind je van
avond bijzonder vreemd. Hatelijk wil
ik niet wezen maarhindert
het vallen van de blaren je misschien?
Wat beduidt al dat gepraat over Sig
nora's en vijgeboomen en over Caro
waar ik allemaal niets van af weet.
Aanstonds noem je mij nog: Dickens
of Beethoven of Rossini!"
„Rossini?" herhaalde Wouter. „Ik
iou voor Rossini houden't Komt niet
oy my op. Als jij Rossini waart, dan
zou je italiaansch kennen. En daar
van versta je geen woord neen
meneer, niet eens geen woordmaar
zelfs geen lettergreep. Wat! ik vraag
je beleefd en gepast hoe het gaat met
de signora, waarmee ik natuurlijk de
vrouw des huizes bedoel en hoe je
figlio en je figlia het maken je
zoon en je dochter beteekent dat, niet
je vijgeboomen, domooren als ik dan
nog na die domheden van jou, mede
lijdend zegmio carowat beteekent
waarde vriend," dan denk jij dat ik
het heb over caró, met den klemtoon
op de o, in plaats van op de a en
vraagt, of het vallen van de blade
ren me ook hindert Hoor eens ik
moet je ronduit zeggen: je raakt aan
den sukkel, de fijne puntjes gaan er
by je af, in een woordje gaat niet
met je tyd mee!"
Dat was me toch een beetje al te
kras. „Wouter," zei ik, op wat de ro
manschrijvers een snydenden toon
noemen, „hou mc ten goede, maar dat
kun jjj niet beoordeelen. Ik mag dan
geen italiaansch kennen, hoewel ik
en nadat hy zich goed afgedroogd en
fewreven had met wollen doeken,
eed hy zyne flanellen kleederen
aan.
„Laten wjj thans gaan dejeunee-
ren", zeide hy, „want ik gevoel mij
zeer zwak."
Dat was waarlyk niet te verwon
deren. Doch het dejeuner, dat hy
gebruikte, kon hem moeilijk verster
ken. Terwijl ik met deu eetlust van
iemand, wiens maaltijd een paar uur
is verlaat, veel verorberde, stelde hy
zich tevreden met een geroosterd
sneedje brood in een kopje thee ge
dompeld en eenige blaadjes kers.
Ik kon niet nalaten daarover mijne
verbazing te kennen te geven.
„U aankijkende", zeide ik hem,
„kan ik niet begrypen hoe beschaaf
de lieden een zoodanige gewoonte
kunnen aannemen.
„Maar de roem?"
Na het dejeuner ging myn vriend
du Yallon weder onder het lykkleed
liggen, het kleed van caoutchouc
werd hermetisch tot aan zjjn hals
gesloten men omhulde hem goed,
zoodat de frissche lucht niet tot hem
door kon dringen en de lampen wer
den aangestoken.
In minder dan tien minuten tjjds
was het hoofd van myn vriend weder
rood geworden en zyn neus, die goed
afgesloten was, leek wel een poot pan
een kreeft.
Het dejeuner had my vroolijk doen
worden.
„Wil ik u eens begieten?" zeide
ik lachend tot hem.
„Ja, geef my maar eens een kopje
thee."
Door het warme vocht werd de
warmte nog vermeerderdgelijk een
staaf ijzer, die in het vuur is, veran
derde het rood van het gelaat van
myn vriend, doch in tegenovergestel-
den zin, want zag hij er eerst licht
rood uit, nu werd hy kersenrood.
Hem zoo aankijkende, herinnerde
ik mij van die arme drommels van ijzer-
gieters te hebben gezien, die omhan
ellendig stukje brood te verdienen,
ook eene zoodanige marteling moesten
verduren, terwyl du Vallon zich
alleen maar kwelde voor de eer, om
in een rose of grys buis te ry'den
voor twintig of dertig duizend toe
schouwers, die met hem zouden
spotten.
Deze rain of meer wijsgeerige be
schouwingen, die ik bij mij zeiven
maakte, werden verstoord door het
geluid eener stem, die zich in de andere
kamer deed hooren.
Het is de markies van Redhill en
Ringliorn, zyn entraïneur.
Zy traden binnen. De een was iemand
met een slank forsch figuur, het hoofd
zorgvuldig gokapt, waardig en deftig
bepaald de markies, dacht ik, de
andere was een jonge man op zyn
minst 100 K.G. wegende, npg zeer
jong, met een kinderlijk gezicht en
gelijkende op een rijken boerenzoon
met een oude grijze jas aan, dien ik
voor den entraineur aanzag.
Zeer verbaasd was ik, toen ik hem.
dien ik voor den entraineur hield, aau
mijn vriend du Yallon een handdruk
zag geventerwijl de andere, dien ik
meende, dat de markies van Redhill
was, hem zeer beleefd groette. Ik
had mij dus vergist.
„Spreekt die heer Engelsch vroeg
de markies in zijne moedertaal.
Daar ik door eene engelsche gou
vernante was opgevoed, wilde het toe
val dat ik deze taal byna evengoed
sprak als het Franscbmaar du Yal
lon wist het niet. De vraag van den
markies hoerende, dacht ik, dat hy
iets aan myn vriend had te zeggen
wat niet voor anderen bestemd was,
en dat hij niets zou zeggen, wanneer
ik liet merken, dat ik "hem begreep.
Daarom zette ik een onverschillig ge
zicht; want ik was daar immers om
mij te onderrichten.
„Hij is een goede provinciaal, een
mijner vrienden," antwoordde du Vai-
lon „die van de wedloopen of van het
Engelsch niets begrjjpt.''
„Dan", ging de markies in het En
gelsch voort, „blaas uwe lampen uit,
mijn waarde, en ga van onder nw
lykkleed vandaangij zult niet Cre
vette, maar Oredine peryden."
met een zeer zuiver accent „adio"
zeggen kan, maar de moderne talen
zijn me niet vreemd. Net zoo goed als
jjj heb ik geleerd te verbuigen: le
père, la mèro, der Yater, die Mut
ter, das Kind en dc engelsche taal
heb ik beter geleerd, dan de Engel-
schen. Myn uitspraak is zoo mooi, dat
de Engelschen zclven, die zooals je
weet met de uitspraak van hun taal
de hand lichten, my toen ik verleden
jaar in Londen was, niet konden ver
staan. En dan wou jij nog beweren,
dat ik niet met mijn tyd meega!"
"Wouter maakte een minachtend ge
baar. „Praat me niet van franscb,
duitsch en engelsch," zei hy. De Ita
lianen zijn aan het woord. Ben jij
dezen Woensdag niet in den schouw
burg geweest? Na dan, ik we!. Daar
heeft het Italiaansch opera-gezelschap
een uitstekende voorstelling gegeven.
Het publiek, myn waarde heer, is
stormenderhand veroverd. Zelfs Philip
Loots, die anders met opera's niet
dweept, is er enthousiast over. Myn
oudste dochter zegt niet meer: moe
der, maar „oh, madre mia!"
„Dat móet amusant wezen op den
duur," zei ik.
„Dat kan je niet beoordeelen," zei
Wouter, „je verstaat immers geen
italiaansch Myn jongste zoon, die
het tekstboekje van dc voorstelling
in handen gekregen heeft, kwam van
raiddag zijn gewone weekgeld vragen
en zong aaarojj: „O, padre mio, uno
guldinio!"
„En toen zong je zeker Figlio mio,
ga heenio 1"
„Volstrekt niet, ik heb hem een
kwartje extra gegeven en aangemoe
digd, zijn italiaanschc studiën voort
„Waarom, verduiveld, hebt gc my
dan zoo doen zweeten?"riep myn vriend
uit, onderwyl hy zyn kleed van caout
chouc verre wegwierp. „De Oredine
draagt 60 K.G. Dan had ik geen zorg
behoeven te dragen om mager te
worden."
By dezen uitroep schaterlachte de
markies, terwyl een spottende glim
lach op het gezicht van Ringhorn
kwam.
„Iedereen moest weten, dat. gij bezig
waart aan de vermageringskuur," ging
de markies voort,
„Iedereen weet het.-Naigret heeft
my hier onder dit kleed gezien."
„Dan is het geheel in orde."
„Kom, mijn waarde markies, ik ver
zoek u er om, verklaar u nader."
Ik had my in een hoek van het
vertrek nedergezet, schijnbaar in een
nummer van de sport verdiept, maar
ik verloor geen woord van het ge
sprek.
„Aanvankelijk" vervolgde de mar
kies, „hadden wjj inderdaad gedacht
met Crevette te winnen. Ik heb het niet
geheim gehouden en iedereen schrjjft
haar om haar voordeel in gewicht
de overwinning toe; zy staat dan ook
genoteerd als I tegen 1 en Oredine
16 tegen 1. Doch thans ben ik zeker
dat Gredine zal winnen, hoewel door
onzen jockey bereden is' Crevette eer
gisteren met drie lengten door haar
geslagen, gisteren met vyf en van
morgen zeer gemakkelijk met tien.
Toen ik dat heb gezien, ben ik in het
geheim zooveel op Oredine gaan ne
men. als men mij geven wildein de
betting zet men steeds op Crevette
Dit was bepaald zeer grappigwant
alle drie begonnen te lachen.
„Gy begrijpt", hernam de markies,
dat zij allen op Crevette zetten, daar
zij overtuigd zijn, dat zy met Crevette
zullen winnen. Doch Crevette zal niet
starten. Wel zal men morgen met
haar naar de weegplaats gaan; de
wedders zullen dan des te meer op
haar zetten, daar Oredine te Chan-
tilly is gebleven, vanwaar zij morgen
eerst zal aankomen op het allerlaatste
oogenblik; dan zullen velen een lee-
ljjke pil te slikken krygen. Ik ben
al lang genoeg het slachtoffer bij het
wedden geweest. Ik wreek my nu en
krjjg alles terug. Dus tot morgen,
houd het geheim, en laat iedereen in
de waan, dat gy bezig zjjt mager
te worden."
„Zorg nu echter voor uwe armen"
voegde Ringhorn hieraan toe, „want
de Gredine trekt lastig, gij zult ze
dus noodig hebben."
Zy lachten opnieuw en toen du
Vallon weder binnen kwam, na zyne
bezoekers te hebben uitgelaten, lachte
hy nog.
Ik had in groote omtrekken bet
plan en zyne werking begrepen, maar
toch waren er nog kleine Bijzonder
heden, die ik niet snapte en die wilde
ik my laten uitleggen.
„Waarschijnlijk kent gij noch Bol
ton, noch Jacob."
„Wie zijn die hoeren?"
„Het zijn geen heeren,"
„Ik ken ze niet,"
„Ga dan naar hem toe, Bolton, bou
levard Moutmartre, Jacob, Rue le
Peletier en zet bij ieder van hen 100
louis op Gredine cn honderd tegen
Crevette. Allen zetten op de eerste,
zij zullen u het daar geven. Het komt
er niet op aan tegen welke koers gij
het geld zet. Maar sluit vooral de
weddenschap op uw naam en spreek
vooral den myne niet uit."
„Hoe, zet gij tegen uw eigen paard
Ik dacht, dat dit verboden was."
„Dat doe ik om mij te dekken, ik
heb veel gewed en als ik toevallig
niet eerste aankwam, zou ik te
veel verliezen. Begrijpt ge
„Zeer wei, maai' wat ik zeggen wil
op welk paard raadt gij mii te wed
den
Hy keek my een oogenblik aarze
lend aan.
„Wel op het paard dat ik be
rijd."
Er ging mij eene rilling door de
leden. Bedrogen door mijn vriend. Dit
was mij te sterk.
Bij de deur zeide de lieer du Yal
lon nog tot mjj
„Een raad nog: wed niet vandaag;
te zetten, 't Is toch zoo'n mooie taal.
Gesteld eens, niet waar, dat ik erg
bleek zie en neerslachtig ben. Ik
ontmoet jon en, medelijdend als je
bent, vraag je wat mij scheelt. Dan
klinkt bet "toch heel anders, of ik zeg:
„'kjheb het een beetje op mijn lucht
pijpen," of dat ik ten antwoord geef
.Ja pene del mio corF
,,'t Hangt dunkt me, zoowat van
mia. mio, miauw aan elkaar. En wat'
beteekent dan die mooie volzin
„De pijnen van mijn hart."
„Maar dat is toch ook heel wat
anders, dan: ik heb het een beetje
op mijn luchtpijpen. Op zoo'n ma
nier klinkt het in 't italiaansch altijd
mooier
Wouter was gepiqueerd en stond
op. „Je bent vandaag weer in een
extra prozaïsche hui." zei hy. „Voel
je dan niemendal voor de italiaansche
taal
„In mijn jeugd heb ik er zelfs een
soort van studie van gemaakt. Ik
leerde van perchè, wat in 't hollandsch
beteekent „waarom", en ik herinner
me nog, dat Civita Vecchiu wil zeg
gen „oude stad.Maar eens, toen ik
weer druk zat te leeren, kwam mijn
oom, bij wien ik toen op kantoor
was, zooals je weet en vroeg, wat ik
er nu wel van kende. Juist stak zjjn
rood zijden zakdoek met een slip uit
zyn achterzak en, dien te voorschyn
halende, zei ikII vostro fazzohtto,
wat zoóals je weten zult beteekent
„uw zakdoek".
„Dat was flink gezegd," hernam
Wouter goedkeurend.
„Dat meende ik ook, maar myn oom
dacht er anders over. Hoor eens jon
gen, zei hy, ik heb er niet tegen dat
gjj weet er kan in een Dacht zooveel
gebeuren. Morgen zal ik u zeggen,
op welk paard gij uw geld moet
zetten."
Dit laatste woord trof mijmaar
het was te laat. Ik had begrepen, dat
men in de wereld der wedders zjju
intiemste vrienden het eerst bedriegt.
Ik ging naar de heeren Bolton en
Jacob, en zette behalve voor Chopart,
voor mjj 500 gulden op „Gredine".
Den volgenden dag was het verloop
op de wedrennen zooals was afgespro
ken: „Crevette" startte niet en „Gre
dine" was eersteik won 500 gulden.
Er ontstond wel een verschrikke
lijke opschudding, maar wettig kon
men zich niet beklagen.
Naar het Franscli
van HECTOR MALOT.
BINNENLAND,
De schatkist.
Een September-staat van de rijks
middelen, welke voor de maand een
totaal te zien geeft dat slechts H/*
ton boven de raming is en niet min
der dan f 562,300 beneden de ont
vangst. in bet vorige jaar verkregen,
kan op den eersten aanblik geen guii-
stigen indruk maken. Al dadeljjk
echter, bemerkt meu, de cijfers ont
ledend, dat deze uitkomst te wjjten
is aan twee invloeden die eene sterk
overwegende rol hebben gespeeld:
dc personeele belasting heeft f400,400,
de suikeraccijns f427,800 minder ge
geven dan verleden jaar. Dat is samen
dus reeds meer dan 8ton, waar
uit volgt dat van alle andere midde
len te zamen genomen de opbrengst
f 265,800 grooter is geweest. Yan het
antwoord "op de vraag, hoe dat be
drag verdeeld is, hangt ten slotte
het oordeel af. Nu blijkt dat de suc
cessiebelasting (ofschoon opnieuw be
trekkelijk matig gevloeid hebbende)
bij eene opbrengst vau f 961,900, on
geveer Vjt ton meer heeft gegeven.
Dus blijft er voor alle overige mid
delen te zamen eene vermeerdering
over van f 141,900. Onder deze mid
delen nu bevinden zich de grondbe
lasting, twee accijnzen (die op wijn
en op bieren en azjjnen), de zegel
en de hypotheekrechten, en de domei
nen, welker gezamenlijke opbrengst
eene vermindering aanwijst van
f135.000. Er is dus een vooruitgang
van goed 2*/4 ton bij de overblijvende
13 middelen. Aangezien men nu bjj
deze 13 aantreft eene vermeerdering
van f 39,500 bij deposterjj, van f 11,900
bij de telegraaf, van f 16,750 bij de
invoerrechten en van f 16,300 bij de
loodsgelden, van f 25,800 bjj den
accijns op het geslacht, en van bijna
f 2000 bjj* den waarborg, terwijl voorts
het gedistilleerd ruimer heeft gevloeid
en van de belastingen op het. bedrjjr
en het bedrijf en het vermogen resp.
f81,700 en f21,900 meer blijkt te
zjjn binnengekomen; en aangezien de
vergelijking gemaakt wordt met eene
maand van het vorige jaar welke
over 't algemeen zeer gunstige uit
komsten heeft gegeven, wordt ten
slotte van den ongunstigen indruk
dien de thans voor ons liggende staat
aanvankelijk maakte, een goed deel
weggenomen. Want al waren met
name de zegelrechten wederom laag.
en bleven de indirecte belastingen
alle nog al aanmerkelijk beneden dc
raming, en al is van den invoer de
vermeerdering slechts matig (2 pCt.),
men kan niet anders zeggen, dan dat
in September de opbrengst van de
middelen bjj welke'het beloop het
regelmatigst is, en die met het volks
leven het meeste samenhangen, be
vredigend is geweest.
Intusschen, sedert den aanvang des
jaars is er nn f 83.844,700 in de schat
kist gevloeid, d. i. f3.717,700 minder
dan in hetzelfde tjjdvak van 1896,
en bijna f 6 millioen minder dan vol
gens de raming voor P/12. Dit laatste
verschil, gelijkstaande met 6.7 pet.,
is onmiskenbaar groot, voor dezen
tijd des jaars. In normale omstandig
heden is percentsgewijze het verschil
tnsschen werkelijke opbrengst en:
raming op het einde van September
zelden boven 5 pet. Yerleden jaar
je je ontwikkelt, maar het moet dan
toch ook practisch nut hebben. Wat
heb je er nu aan, of je mij in 't ita
liaansch vertelt, dat dat mjjn zakdoek
is dat weet ik zelf in 't hollandsch
ook wel, want onder al mijn kennis
sen is er geen een, die zulke mooie,
rooie heeft als ik. En bovendien, wat
heb je er aan in de zaak Tk doe in
Leidsche kaas en ben niet van plan,
om ooit aan de Italianen zakdoeken
te verkoopen. Een filiaal voor den ver
koop van Leidsche kaas zouden we
misschien, als jij flink je best doet,
in Milaan kunnen stichten. Leer
dat liever wel, ik wed- dat net
woord Leidsehekaas niet eens in
dat dikke woordenboek van je te
vinden is." Hierin moest ik hem geljjk
geven en zoo kwam het, dat ik mjjne
italiaansche studiën er maar aan ge
geven heb."
Wouter keek verontwaardigd
ik vermoed, dat die Leidsche kaas
hem niet goed bekwam. Blijkbaar
dacht hij na over het vak van vet
waren, want hij zei. dat het bij mjj
boter aan de galg was. „Als ik niet
in beginsel tegen wedden was." zei
hij, „omdat je kans hebt te ver
liezen, dan zou ik een pari met je
willen' aangaan, dat de mode dezen
winter naar den italiaanschen kant
zal draaien. Onze haarlemsehe jonge
dames schreven héél vroeger briefjes
in het fransch aan andere haarlem
sehe jonge dames, die een straat ver
der woonden daarna was de engel
sche taal het voertuig, waarmee zij
hare nederlandsehe gedachten naar
elkaar vervoerden en, let op wat ik
je zeg, over een week of wat, laat
het eenige maanden wezen, zal die
zelfs was het slechts 2.6 pet. 5!i
men weet het, de schatkist he
ditmaal niet ouder geheel norns
omstandigheden verkeerd. In dc eer
plaats vanwege de nieuwe wet op1
personeel. En wat deze factor
duidt, blijkt hieruit, dat de belasti
over de 9 maanden f 2,195,SCO rr>i&
heeft gegeven dan verleden j
Natuurlijk geeft dit bedrag niet we
den eigenlijken invloed van de n
king der nieuwe wet; maar wel hi
het beteekenis omdat het mede Ik
gewerkt, en niet weinig tot het lag
totaalcijfer der 9 maanden.
Dan is het dit jaar niet vlot
gaan met de betaling van den suil
accijns. In het geheel is hiervan]
ton minder binnengekomen dan
vorigen jare, en 14 ton minder
de raming. Yoor het tjjdvak 1 Julï-
September is de opbrengst vam
accijns f2.2 millioen geweest, of n
8 ton minder dan in hetzelfde i
vak van 1896. Zooals men weet
de nieuwe Suikerwet op 1 Septem
in werking getreden. In verband h
mode, is in den middenstaat th
eene aanteekening opgenomen, be!
zende „dat tot aanzuivering van
op 1 September j.l. afgesloten re
ningon der beetwortelsuikerfabrii
ten on raffinadeurs, bedoeld bij art
der Suikerwet opvorderbaar wt
in October f 2,167,000 en in Noven
f136,000." Klaarblijkelijk vertq
woordigen deze bedragen de som
in de "twee eerstvolgende maan
nog binnen zal komen krachtens
oude wet.
In de derde plaats kenmerkt i
tot dusver de successiebelasting<1
eene vrij magere onbrengst. Zj
met f 206,700 beneden het vorige]
gebleven. Zonderen wjj nu het j
soneel, de suiker en de successie,:
te zamen f4,129,000 minder, af,
bljjkt dat alle overige middeles
zamen nog ruim 4 ton meer hel
opgebracht dan in de eerste 9 nu
den van 1896. Onder die overigei
delen nu bevinden zich een paar:
eene aanzienljjke lagere opbren
bet gedistilleerd, waarvan 21li
de zegelrechten, waarvan ruim l
minder is ontvangen: en voorts
accijnzen op wijn (f54,400 mini)
op zont 43,800 minder) en op bit
en azijuea (f 13,600 minder), alsn
de hypotheekrechten (f20,000 i
der). Maar hier tegenover staan
andere middelen, van welke de
zameuljjke opbrengst met ruim
ton toegenomen is. Hiervan is
ton te danken aan de directe belas
gen (zonder personeel)5.4 ton aan
invoerrechten, loodsgelden, den w
borg, de posterij eii telegrafie et
domeinenf 57,200aan den act
op liet geslacht, en niet minder
f 123,000 aan de registratierechl
Natuurijjk zon het niet aangi
te beweren dat, wat de totaalcij
betreft, de tot dusver verkregen
komsten fraai zijn. Maar toch 11
uit het bovenstaande, meenen
voldoende dat, vooral gelet op
omstandigheid, dat het laatste b
taal des jaars gewoonljjk zoo
goed maakt, ei' geen reden bes
om wegens den loop der gewone ri
middelen de toekomst voor desc
kist donker in te zien.
Eene inaugurale rede.
Mr. D. Simons aanvaardde Yrj
het Hooglceraars-ambt in het St
recht aan de Universiteit te Utri
met het uitspreken eener rede ii
Aula, welke tot onderwerp bad
„Verdediging in het Strafproces
Spr. behandelde uitvoerigdei
ten van de verdediging in het si
proces, de réchten en plichten
den advocaat, optredend als ver:
ger in strafzaken, tegen het dreii
beroep op liet alles overheerscb
belang van de gemeenschap ooi
het strafproces,wilde spreker
kreet doen hooren voor het waai
tig belang van de individueele
beid. Spr. besloot zjjn doorwro
uitvoerige rede met de volg
woorden:
„Zoo ooit onze balie haar oi
roem mocht dreigen te verliezen,
zij dien door haar optreden in
correspondentie voor de duidelijk
in 't italiaansch gebeuren. Alle
den op ia en io zullen in zwang
men
„Hé," zei ik, „daar hoor ik dan
bjj Fidelio, wat een italiaan
klank, niet waar!"
„Jjj zult," antwoordde Wo
„modern zijn tegen wil en dank. 1
dat daargelaten, ik voorzie, dfl
met dien ominozwaai van de i
geld te verdienen zal wezen. Ik i
er over, een aantal echte italiaan
camëecn uit Duitschland en all
artikelen van Yesuvius-lava, ooi
Duitschland, voor weinig geld te
komen, om die voor groigeld te
koopen. Doe je mee?"
Ik had er niet veel zin in, wa
Wouter voorstelde er dan eenn
looze vennootschap van te make
de aandeelcn onder vrienden ei1
kenden te plaatsen; dan zoude:
de risico dragen. „Een meer en
gebruikelijke manier, beste vri<
zei hjj, „wanneer je een onderne
zelf niet aandurft."
Intusschen lachte liet denk 1
mjj voorloopig nog niet toe,
ik Wouter ongetroost heb laten i
gaan. Hjj vertrok met een welgera
..addio, amicó, al rivedercida
loof ik, meest verbeelden, tot w
ziens.
„Nou dag hoor," antwoordde i
op zjjn hollandsch, „houdio je
taaio!" En daarna schreef ik
mooie discours op en onderteeke
nu, als altjjd
FIDELÏ