Onder het lijkkleed. Twee dagen voor mijn vertrek uit Parjjs naar de provincie, toen in den „Salon des variétés." was, zag ik tegen tien uur in de loge recht tegenover mjj, drie jongelieden, die door het ru moer, dat zij maakten, de aandacht van de geheele zaal trokken. Zeer was ik verrast, toen ik in een van hen een mijner oude kameraden herkende, dien ik in langen t\jd niet had gezien. Nadat het bedrijf was afgeloopen, begaf ik mij naar de loge. Maar voor dat ik met mijn vriend tien woorden had kunnen wisselen, riepen zjjne vrienden hem. j,Duid het mij niet ten kwade," zeide bjj, mij de hand drukkende, „ik ben verplicht dadelijk heen te gaan; maar ik vertrek slechts, wan neer ge mij belooft morgenochtend met mij te komen déjeuneeren, opdat wjj de kennismaking kunnen vernieu wen." Toen ik met mijn vriend op de universiteit in de rechten had gestu deerd, noemde hij zich heel eenvou dig Chopartdoch thans las ik op het kaartje, dat hy mij overhandigde: Chópard du Vallou. Ik zou mij over deze manier van schrijven op zijn Iersch wel een weinig vroolyk hebben gemaakt, indien ik den naam Chópard du Yallon niet dikwijls in de sport bladen had opgemerkt Mjjn vriend was dus bepaald eeu der beroemde sportridders vau Frankrijk geworden. Den volgenden morgen te elf ure belde ik aan de deur eener eerste verdieping, rue de Ponthie.Een knecht deed mij open. „Ben ik* hier terecht bij mynheer Cho'pard du Yallon?" In plaats van te antwoorden schudde de kiieeht met het hoofd. -Woont hij hier dan niet?" Drie keeren knikte de knecht, al vorens hij ja zeide. „Kan hij my dan niet ontvangen Met zijn hoofd knikte hij van'neen; alles met een zeer trotsch gezicht „Maar ik heb met hem afgespro ken, dat ik hier zou komen?" „Helaas Mynheer ligt onder het lykkleed", zeide hy met een holle stem. „O. myn God" en ik werd bleek. Chopart onder het lijkkleed en gis terenavond had ik hem nog gezond en wel gezien. Hoewel de knecht mij toescheen slecht te spreken te zjjn, wilde ik hem hierover toch ondervragen. „Maar hoe is dat gekomen Gis teren heb ik hem nog in den schouw burg gezien- „Aan het diner dacht hy er zelfs nog niet aan, mijnheer, maar van nacht zeide hij, naar my toekomende Mor gen lig ik onder het lijkkleed." „Een zelfmoord „Ja mijnheer, dat is het juiste woord, een zelfmoordeen man zoo sterk, zoo flink gebouwddat is een zelf moord. De dekens, het flanel dat is niets, maar het ljjkkleed." Ik'boog het hoofd. „Het is een misdaad, niet waar mynheer Een keer, twee keer komt men weder by, maar te dikwjjls Yerbaasd keek ik hem aan. „Ik zie wel, dat mynheer een vriend van mynheer du Yallon is," zeide hy, „wil mynheer binnen komen en hem zien In de donkere voorkamer ademde men eene vreemde lucht in, warm en scherp tegelyk, die in de keel hin derde. Ongetwijfeld de kaarsen, die bij het sterfbed brandden. Arme jongen! „Gij zult hem zeggen, dat hy dit niet weder moet doen, niet waar?" fluisterde mij de knecht in het oor. Voordat ik mij van deze woorden rekenschap had kunnen geven, deed hij de kamerdeur open. In het midden van het vertrek zag ik een groot wit lykkleedhet hoofd van het lijk stak er uit, terwyl het kleed nauw om den hals was ge spannen. Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. CCXCII. „Dag Wouter," zei ik, toen mijn neef in de afgeloopen week op een avond in mijn kamer kwam. „Buona sera," zei hy, „ook goeien avond, amieo. Hoe gaat het met de Signora en met je figlio en met je figlia „Mag ik vragen wat dat beduidt?" vroeg ik. „Mijn huis is een fatsoen lijk huis en aan signora's heb ik geen kennis. Myn vrouw is even uit om aardappelen te koopen voor win- ter-provisie, echte duinaardappels voor een prysje melig en kruimig, zooals je dat nog nooit hebt gezien. Dat is je geluk dat ze niet thuis is namelyk, want wanneer ze hier was, dan zou je niet ongestraft by mij in- - formeeren naar signora's. Wat be zielt je, vraag ik, om me zoo'n affront aan te doenEn wat je vraag be treft, hoe het gaat met myn figlio en mijn figliamoet ik je zeggen, dat ik geen vijgeboomen in mijn tuintje nahoud. Vroeger heeft er een larix in gestaan, maar die is overleden, omdat ze zware putringen tegen hem aan hebben gezet Hy kon niet tegen zulk inferieur gezelschap, dat zoo vertrou welijk tegen hem aanleunde. Ik heb je dat al wel honderd keer vorteld en nu vraag je naar vijgeboomen! Ik weet tenminste anders niet, watje met figlio en figlia bedoelt" Hy zei niemendal tot antwoord, maar schudde alleen zjjn hoofd en Dat is vreemd, dacht ik, hy sebynt niet te zjjn gaan liggen, maaralleen te zijn gaan zitten en het hoofd ziet inplaats van bleek, er zoo rood als een kreeft uit. Nog erger, het bewoog zich; de lippen gingen op en neer en eene stem zeide vroolyk: „Zoo, ben je daar?" Als de deur niet weder was ge sloten was ik bepaald gevlucht „Houdt gc mjj voor een spook Ik stamelde eenige woorden. „Ik begrijp uwe verwondering", vervolgde du Yallon, die bepaald niet dood was, „gjj ziet iemand voor u, die onder 't lijkkleed van caoutchouc moet liggen, opdat hij van avond eenige ponden van zjjn gewicht zal hebben verloren." „Hoe dat?" „Door raiddel van drie lampen, die branden onder dit lykkleed, en die mjjn vet moeten doen smeltenzoo eenvoudig mogelijkalleen niet aan genaam. Ik begon weder tot myzelve te ko men du Vallon was geen zelfmoor denaar de knecht was niet gek maar ik, ik was een domkop. Ik moest oppassen daarvan geen bewijs te ge ven, wilde ik niet voor myn geheele leven tot schande gebracht zijn. Het toeval had mjj met een een der sportbe- roeradheden in aanraking doen ko men van die gelukkige kans moest ik gebruik makenzonder mij te com- promitteerenik moest hem dus laten spreken, zonder zelf te spreken. „Weet ge wel, dat het zeer aardig is, aldus tusschen de coulissen van de sport te vallen?" „En nog wel op een dag van eene buitengewone voorstelling; want gij zult wel begrypen, dat ik niet eiken morgen onder znlk een lykkleed lig. Dit doe ik alleen in buitengewone omstandigheden." „En zjjn die omstandigheden er? „Zeker. Overmorgen moet ik in een handicap rijden en dan slechts 51 K.G. wegenvoor een jockey is dit het gewone gewicht; maar voor eeu gentleman van twee honderd pond is het te sterk. Het lijkkleed van caoutchouc, met behulp van een ge neesmiddel, moeten nu het wonder tot stand brengen, dat ik maar 51 K.G. weeg. Als ik te voren was gewaar schuwd, zou ik mjj regelmatig heb ben getraind en ik was er wel ge komen; zonder eenig nadeel kan men zeer gemakkelijk een pond per dag magerder worden." „Waarlijk!" „Ge begrijpt, dat ik, wanneer ik eiken mórgen over elkaar drie flanellen pantalons en vijf dikke ves ten aantrek en daarover dan nog mijne gewone kleederen, en aldus bela den in snellen pas 15 _K.M. loop, van de wandeling thuis komende twee of drie kopjes zeer heete thee drink, verder een streng dieet volg; d.w.z. geen groente, vleeseh of brood eet en ook geen alcoholhoudende dranken drink, dan kan ik in tien dagen zeer wel tien pond aan ge wicht verliezen. De jockeys doen ook 'zoo en zij bevinden zich er niet slecht bij. Inplaats van te verzwak ken, versterkt het. Maar om reeds morgen mager te zjjn moet ik een ander middel bezigen en daarom lig ik onder dit kleed." „En wanneer gjj twee pond meer weegt „Ongelukkige, weet ge dan niet wat een handicap is?" „Wil je even schellen? vroeg bjj mij daarna. De knecht, die mij had binnenge laten, kwam daarop binnen. „Trek mij er eens onder uit" zeide du Vallon „en zet hetontbyt klaar. De lampen en het lijkkleed had den hunne uitwerking niet gemist want toen hy opstond was inminder dan een minunt de vloer van zweet overstroomd de druppels stroomden sta my deze vergelijking toe geljjk het vet- van een schapenbout in een braadpan valt. Hij ODtdeed zich ook van zjjne caoutchouc-befeleedrag en zijn knecht bracht hem een grooten schotel met warm water en een sponsdadelijk waschte hij zich het geheele lichaam mompelde wat dat klonk als: „Mio caror' „Caro? Wat bedoel je met Caro De hond heet Polly, dat weet je toch wel. Heusch Wouter, ik vind je van avond bijzonder vreemd. Hatelijk wil ik niet wezen maarhindert het vallen van de blaren je misschien? Wat beduidt al dat gepraat over Sig nora's en vijgeboomen en over Caro waar ik allemaal niets van af weet. Aanstonds noem je mij nog: Dickens of Beethoven of Rossini!" „Rossini?" herhaalde Wouter. „Ik iou voor Rossini houden't Komt niet oy my op. Als jij Rossini waart, dan zou je italiaansch kennen. En daar van versta je geen woord neen meneer, niet eens geen woordmaar zelfs geen lettergreep. Wat! ik vraag je beleefd en gepast hoe het gaat met de signora, waarmee ik natuurlijk de vrouw des huizes bedoel en hoe je figlio en je figlia het maken je zoon en je dochter beteekent dat, niet je vijgeboomen, domooren als ik dan nog na die domheden van jou, mede lijdend zegmio carowat beteekent waarde vriend," dan denk jij dat ik het heb over caró, met den klemtoon op de o, in plaats van op de a en vraagt, of het vallen van de blade ren me ook hindert Hoor eens ik moet je ronduit zeggen: je raakt aan den sukkel, de fijne puntjes gaan er by je af, in een woordje gaat niet met je tyd mee!" Dat was me toch een beetje al te kras. „Wouter," zei ik, op wat de ro manschrijvers een snydenden toon noemen, „hou mc ten goede, maar dat kun jjj niet beoordeelen. Ik mag dan geen italiaansch kennen, hoewel ik en nadat hy zich goed afgedroogd en fewreven had met wollen doeken, eed hy zyne flanellen kleederen aan. „Laten wjj thans gaan dejeunee- ren", zeide hy, „want ik gevoel mij zeer zwak." Dat was waarlyk niet te verwon deren. Doch het dejeuner, dat hy gebruikte, kon hem moeilijk verster ken. Terwijl ik met deu eetlust van iemand, wiens maaltijd een paar uur is verlaat, veel verorberde, stelde hy zich tevreden met een geroosterd sneedje brood in een kopje thee ge dompeld en eenige blaadjes kers. Ik kon niet nalaten daarover mijne verbazing te kennen te geven. „U aankijkende", zeide ik hem, „kan ik niet begrypen hoe beschaaf de lieden een zoodanige gewoonte kunnen aannemen. „Maar de roem?" Na het dejeuner ging myn vriend du Yallon weder onder het lykkleed liggen, het kleed van caoutchouc werd hermetisch tot aan zjjn hals gesloten men omhulde hem goed, zoodat de frissche lucht niet tot hem door kon dringen en de lampen wer den aangestoken. In minder dan tien minuten tjjds was het hoofd van myn vriend weder rood geworden en zyn neus, die goed afgesloten was, leek wel een poot pan een kreeft. Het dejeuner had my vroolijk doen worden. „Wil ik u eens begieten?" zeide ik lachend tot hem. „Ja, geef my maar eens een kopje thee." Door het warme vocht werd de warmte nog vermeerderdgelijk een staaf ijzer, die in het vuur is, veran derde het rood van het gelaat van myn vriend, doch in tegenovergestel- den zin, want zag hij er eerst licht rood uit, nu werd hy kersenrood. Hem zoo aankijkende, herinnerde ik mij van die arme drommels van ijzer- gieters te hebben gezien, die omhan ellendig stukje brood te verdienen, ook eene zoodanige marteling moesten verduren, terwyl du Vallon zich alleen maar kwelde voor de eer, om in een rose of grys buis te ry'den voor twintig of dertig duizend toe schouwers, die met hem zouden spotten. Deze rain of meer wijsgeerige be schouwingen, die ik bij mij zeiven maakte, werden verstoord door het geluid eener stem, die zich in de andere kamer deed hooren. Het is de markies van Redhill en Ringliorn, zyn entraïneur. Zy traden binnen. De een was iemand met een slank forsch figuur, het hoofd zorgvuldig gokapt, waardig en deftig bepaald de markies, dacht ik, de andere was een jonge man op zyn minst 100 K.G. wegende, npg zeer jong, met een kinderlijk gezicht en gelijkende op een rijken boerenzoon met een oude grijze jas aan, dien ik voor den entraineur aanzag. Zeer verbaasd was ik, toen ik hem. dien ik voor den entraineur hield, aau mijn vriend du Yallon een handdruk zag geventerwijl de andere, dien ik meende, dat de markies van Redhill was, hem zeer beleefd groette. Ik had mij dus vergist. „Spreekt die heer Engelsch vroeg de markies in zijne moedertaal. Daar ik door eene engelsche gou vernante was opgevoed, wilde het toe val dat ik deze taal byna evengoed sprak als het Franscbmaar du Yal lon wist het niet. De vraag van den markies hoerende, dacht ik, dat hy iets aan myn vriend had te zeggen wat niet voor anderen bestemd was, en dat hij niets zou zeggen, wanneer ik liet merken, dat ik "hem begreep. Daarom zette ik een onverschillig ge zicht; want ik was daar immers om mij te onderrichten. „Hij is een goede provinciaal, een mijner vrienden," antwoordde du Vai- lon „die van de wedloopen of van het Engelsch niets begrjjpt.'' „Dan", ging de markies in het En gelsch voort, „blaas uwe lampen uit, mijn waarde, en ga van onder nw lykkleed vandaangij zult niet Cre vette, maar Oredine peryden." met een zeer zuiver accent „adio" zeggen kan, maar de moderne talen zijn me niet vreemd. Net zoo goed als jjj heb ik geleerd te verbuigen: le père, la mèro, der Yater, die Mut ter, das Kind en dc engelsche taal heb ik beter geleerd, dan de Engel- schen. Myn uitspraak is zoo mooi, dat de Engelschen zclven, die zooals je weet met de uitspraak van hun taal de hand lichten, my toen ik verleden jaar in Londen was, niet konden ver staan. En dan wou jij nog beweren, dat ik niet met mijn tyd meega!" "Wouter maakte een minachtend ge baar. „Praat me niet van franscb, duitsch en engelsch," zei hy. De Ita lianen zijn aan het woord. Ben jij dezen Woensdag niet in den schouw burg geweest? Na dan, ik we!. Daar heeft het Italiaansch opera-gezelschap een uitstekende voorstelling gegeven. Het publiek, myn waarde heer, is stormenderhand veroverd. Zelfs Philip Loots, die anders met opera's niet dweept, is er enthousiast over. Myn oudste dochter zegt niet meer: moe der, maar „oh, madre mia!" „Dat móet amusant wezen op den duur," zei ik. „Dat kan je niet beoordeelen," zei Wouter, „je verstaat immers geen italiaansch Myn jongste zoon, die het tekstboekje van dc voorstelling in handen gekregen heeft, kwam van raiddag zijn gewone weekgeld vragen en zong aaarojj: „O, padre mio, uno guldinio!" „En toen zong je zeker Figlio mio, ga heenio 1" „Volstrekt niet, ik heb hem een kwartje extra gegeven en aangemoe digd, zijn italiaanschc studiën voort „Waarom, verduiveld, hebt gc my dan zoo doen zweeten?"riep myn vriend uit, onderwyl hy zyn kleed van caout chouc verre wegwierp. „De Oredine draagt 60 K.G. Dan had ik geen zorg behoeven te dragen om mager te worden." By dezen uitroep schaterlachte de markies, terwyl een spottende glim lach op het gezicht van Ringhorn kwam. „Iedereen moest weten, dat. gij bezig waart aan de vermageringskuur," ging de markies voort, „Iedereen weet het.-Naigret heeft my hier onder dit kleed gezien." „Dan is het geheel in orde." „Kom, mijn waarde markies, ik ver zoek u er om, verklaar u nader." Ik had my in een hoek van het vertrek nedergezet, schijnbaar in een nummer van de sport verdiept, maar ik verloor geen woord van het ge sprek. „Aanvankelijk" vervolgde de mar kies, „hadden wjj inderdaad gedacht met Crevette te winnen. Ik heb het niet geheim gehouden en iedereen schrjjft haar om haar voordeel in gewicht de overwinning toe; zy staat dan ook genoteerd als I tegen 1 en Oredine 16 tegen 1. Doch thans ben ik zeker dat Gredine zal winnen, hoewel door onzen jockey bereden is' Crevette eer gisteren met drie lengten door haar geslagen, gisteren met vyf en van morgen zeer gemakkelijk met tien. Toen ik dat heb gezien, ben ik in het geheim zooveel op Oredine gaan ne men. als men mij geven wildein de betting zet men steeds op Crevette Dit was bepaald zeer grappigwant alle drie begonnen te lachen. „Gy begrijpt", hernam de markies, dat zij allen op Crevette zetten, daar zij overtuigd zijn, dat zy met Crevette zullen winnen. Doch Crevette zal niet starten. Wel zal men morgen met haar naar de weegplaats gaan; de wedders zullen dan des te meer op haar zetten, daar Oredine te Chan- tilly is gebleven, vanwaar zij morgen eerst zal aankomen op het allerlaatste oogenblik; dan zullen velen een lee- ljjke pil te slikken krygen. Ik ben al lang genoeg het slachtoffer bij het wedden geweest. Ik wreek my nu en krjjg alles terug. Dus tot morgen, houd het geheim, en laat iedereen in de waan, dat gy bezig zjjt mager te worden." „Zorg nu echter voor uwe armen" voegde Ringhorn hieraan toe, „want de Gredine trekt lastig, gij zult ze dus noodig hebben." Zy lachten opnieuw en toen du Vallon weder binnen kwam, na zyne bezoekers te hebben uitgelaten, lachte hy nog. Ik had in groote omtrekken bet plan en zyne werking begrepen, maar toch waren er nog kleine Bijzonder heden, die ik niet snapte en die wilde ik my laten uitleggen. „Waarschijnlijk kent gij noch Bol ton, noch Jacob." „Wie zijn die hoeren?" „Het zijn geen heeren," „Ik ken ze niet," „Ga dan naar hem toe, Bolton, bou levard Moutmartre, Jacob, Rue le Peletier en zet bij ieder van hen 100 louis op Gredine cn honderd tegen Crevette. Allen zetten op de eerste, zij zullen u het daar geven. Het komt er niet op aan tegen welke koers gij het geld zet. Maar sluit vooral de weddenschap op uw naam en spreek vooral den myne niet uit." „Hoe, zet gij tegen uw eigen paard Ik dacht, dat dit verboden was." „Dat doe ik om mij te dekken, ik heb veel gewed en als ik toevallig niet eerste aankwam, zou ik te veel verliezen. Begrijpt ge „Zeer wei, maai' wat ik zeggen wil op welk paard raadt gij mii te wed den Hy keek my een oogenblik aarze lend aan. „Wel op het paard dat ik be rijd." Er ging mij eene rilling door de leden. Bedrogen door mijn vriend. Dit was mij te sterk. Bij de deur zeide de lieer du Yal lon nog tot mjj „Een raad nog: wed niet vandaag; te zetten, 't Is toch zoo'n mooie taal. Gesteld eens, niet waar, dat ik erg bleek zie en neerslachtig ben. Ik ontmoet jon en, medelijdend als je bent, vraag je wat mij scheelt. Dan klinkt bet "toch heel anders, of ik zeg: „'kjheb het een beetje op mijn lucht pijpen," of dat ik ten antwoord geef .Ja pene del mio corF ,,'t Hangt dunkt me, zoowat van mia. mio, miauw aan elkaar. En wat' beteekent dan die mooie volzin „De pijnen van mijn hart." „Maar dat is toch ook heel wat anders, dan: ik heb het een beetje op mijn luchtpijpen. Op zoo'n ma nier klinkt het in 't italiaansch altijd mooier Wouter was gepiqueerd en stond op. „Je bent vandaag weer in een extra prozaïsche hui." zei hy. „Voel je dan niemendal voor de italiaansche taal „In mijn jeugd heb ik er zelfs een soort van studie van gemaakt. Ik leerde van perchè, wat in 't hollandsch beteekent „waarom", en ik herinner me nog, dat Civita Vecchiu wil zeg gen „oude stad.Maar eens, toen ik weer druk zat te leeren, kwam mijn oom, bij wien ik toen op kantoor was, zooals je weet en vroeg, wat ik er nu wel van kende. Juist stak zjjn rood zijden zakdoek met een slip uit zyn achterzak en, dien te voorschyn halende, zei ikII vostro fazzohtto, wat zoóals je weten zult beteekent „uw zakdoek". „Dat was flink gezegd," hernam Wouter goedkeurend. „Dat meende ik ook, maar myn oom dacht er anders over. Hoor eens jon gen, zei hy, ik heb er niet tegen dat gjj weet er kan in een Dacht zooveel gebeuren. Morgen zal ik u zeggen, op welk paard gij uw geld moet zetten." Dit laatste woord trof mijmaar het was te laat. Ik had begrepen, dat men in de wereld der wedders zjju intiemste vrienden het eerst bedriegt. Ik ging naar de heeren Bolton en Jacob, en zette behalve voor Chopart, voor mjj 500 gulden op „Gredine". Den volgenden dag was het verloop op de wedrennen zooals was afgespro ken: „Crevette" startte niet en „Gre dine" was eersteik won 500 gulden. Er ontstond wel een verschrikke lijke opschudding, maar wettig kon men zich niet beklagen. Naar het Franscli van HECTOR MALOT. BINNENLAND, De schatkist. Een September-staat van de rijks middelen, welke voor de maand een totaal te zien geeft dat slechts H/* ton boven de raming is en niet min der dan f 562,300 beneden de ont vangst. in bet vorige jaar verkregen, kan op den eersten aanblik geen guii- stigen indruk maken. Al dadeljjk echter, bemerkt meu, de cijfers ont ledend, dat deze uitkomst te wjjten is aan twee invloeden die eene sterk overwegende rol hebben gespeeld: dc personeele belasting heeft f400,400, de suikeraccijns f427,800 minder ge geven dan verleden jaar. Dat is samen dus reeds meer dan 8ton, waar uit volgt dat van alle andere midde len te zamen genomen de opbrengst f 265,800 grooter is geweest. Yan het antwoord "op de vraag, hoe dat be drag verdeeld is, hangt ten slotte het oordeel af. Nu blijkt dat de suc cessiebelasting (ofschoon opnieuw be trekkelijk matig gevloeid hebbende) bij eene opbrengst vau f 961,900, on geveer Vjt ton meer heeft gegeven. Dus blijft er voor alle overige mid delen te zamen eene vermeerdering over van f 141,900. Onder deze mid delen nu bevinden zich de grondbe lasting, twee accijnzen (die op wijn en op bieren en azjjnen), de zegel en de hypotheekrechten, en de domei nen, welker gezamenlijke opbrengst eene vermindering aanwijst van f135.000. Er is dus een vooruitgang van goed 2*/4 ton bij de overblijvende 13 middelen. Aangezien men nu bjj deze 13 aantreft eene vermeerdering van f 39,500 bij deposterjj, van f 11,900 bij de telegraaf, van f 16,750 bij de invoerrechten en van f 16,300 bij de loodsgelden, van f 25,800 bjj den accijns op het geslacht, en van bijna f 2000 bjj* den waarborg, terwijl voorts het gedistilleerd ruimer heeft gevloeid en van de belastingen op het. bedrjjr en het bedrijf en het vermogen resp. f81,700 en f21,900 meer blijkt te zjjn binnengekomen; en aangezien de vergelijking gemaakt wordt met eene maand van het vorige jaar welke over 't algemeen zeer gunstige uit komsten heeft gegeven, wordt ten slotte van den ongunstigen indruk dien de thans voor ons liggende staat aanvankelijk maakte, een goed deel weggenomen. Want al waren met name de zegelrechten wederom laag. en bleven de indirecte belastingen alle nog al aanmerkelijk beneden dc raming, en al is van den invoer de vermeerdering slechts matig (2 pCt.), men kan niet anders zeggen, dan dat in September de opbrengst van de middelen bjj welke'het beloop het regelmatigst is, en die met het volks leven het meeste samenhangen, be vredigend is geweest. Intusschen, sedert den aanvang des jaars is er nn f 83.844,700 in de schat kist gevloeid, d. i. f3.717,700 minder dan in hetzelfde tjjdvak van 1896, en bijna f 6 millioen minder dan vol gens de raming voor P/12. Dit laatste verschil, gelijkstaande met 6.7 pet., is onmiskenbaar groot, voor dezen tijd des jaars. In normale omstandig heden is percentsgewijze het verschil tnsschen werkelijke opbrengst en: raming op het einde van September zelden boven 5 pet. Yerleden jaar je je ontwikkelt, maar het moet dan toch ook practisch nut hebben. Wat heb je er nu aan, of je mij in 't ita liaansch vertelt, dat dat mjjn zakdoek is dat weet ik zelf in 't hollandsch ook wel, want onder al mijn kennis sen is er geen een, die zulke mooie, rooie heeft als ik. En bovendien, wat heb je er aan in de zaak Tk doe in Leidsche kaas en ben niet van plan, om ooit aan de Italianen zakdoeken te verkoopen. Een filiaal voor den ver koop van Leidsche kaas zouden we misschien, als jij flink je best doet, in Milaan kunnen stichten. Leer dat liever wel, ik wed- dat net woord Leidsehekaas niet eens in dat dikke woordenboek van je te vinden is." Hierin moest ik hem geljjk geven en zoo kwam het, dat ik mjjne italiaansche studiën er maar aan ge geven heb." Wouter keek verontwaardigd ik vermoed, dat die Leidsche kaas hem niet goed bekwam. Blijkbaar dacht hij na over het vak van vet waren, want hij zei. dat het bij mjj boter aan de galg was. „Als ik niet in beginsel tegen wedden was." zei hij, „omdat je kans hebt te ver liezen, dan zou ik een pari met je willen' aangaan, dat de mode dezen winter naar den italiaanschen kant zal draaien. Onze haarlemsehe jonge dames schreven héél vroeger briefjes in het fransch aan andere haarlem sehe jonge dames, die een straat ver der woonden daarna was de engel sche taal het voertuig, waarmee zij hare nederlandsehe gedachten naar elkaar vervoerden en, let op wat ik je zeg, over een week of wat, laat het eenige maanden wezen, zal die zelfs was het slechts 2.6 pet. 5!i men weet het, de schatkist he ditmaal niet ouder geheel norns omstandigheden verkeerd. In dc eer plaats vanwege de nieuwe wet op1 personeel. En wat deze factor duidt, blijkt hieruit, dat de belasti over de 9 maanden f 2,195,SCO rr>i& heeft gegeven dan verleden j Natuurlijk geeft dit bedrag niet we den eigenlijken invloed van de n king der nieuwe wet; maar wel hi het beteekenis omdat het mede Ik gewerkt, en niet weinig tot het lag totaalcijfer der 9 maanden. Dan is het dit jaar niet vlot gaan met de betaling van den suil accijns. In het geheel is hiervan] ton minder binnengekomen dan vorigen jare, en 14 ton minder de raming. Yoor het tjjdvak 1 Julï- September is de opbrengst vam accijns f2.2 millioen geweest, of n 8 ton minder dan in hetzelfde i vak van 1896. Zooals men weet de nieuwe Suikerwet op 1 Septem in werking getreden. In verband h mode, is in den middenstaat th eene aanteekening opgenomen, be! zende „dat tot aanzuivering van op 1 September j.l. afgesloten re ningon der beetwortelsuikerfabrii ten on raffinadeurs, bedoeld bij art der Suikerwet opvorderbaar wt in October f 2,167,000 en in Noven f136,000." Klaarblijkelijk vertq woordigen deze bedragen de som in de "twee eerstvolgende maan nog binnen zal komen krachtens oude wet. In de derde plaats kenmerkt i tot dusver de successiebelasting<1 eene vrij magere onbrengst. Zj met f 206,700 beneden het vorige] gebleven. Zonderen wjj nu het j soneel, de suiker en de successie,: te zamen f4,129,000 minder, af, bljjkt dat alle overige middeles zamen nog ruim 4 ton meer hel opgebracht dan in de eerste 9 nu den van 1896. Onder die overigei delen nu bevinden zich een paar: eene aanzienljjke lagere opbren bet gedistilleerd, waarvan 21li de zegelrechten, waarvan ruim l minder is ontvangen: en voorts accijnzen op wijn (f54,400 mini) op zont 43,800 minder) en op bit en azijuea (f 13,600 minder), alsn de hypotheekrechten (f20,000 i der). Maar hier tegenover staan andere middelen, van welke de zameuljjke opbrengst met ruim ton toegenomen is. Hiervan is ton te danken aan de directe belas gen (zonder personeel)5.4 ton aan invoerrechten, loodsgelden, den w borg, de posterij eii telegrafie et domeinenf 57,200aan den act op liet geslacht, en niet minder f 123,000 aan de registratierechl Natuurijjk zon het niet aangi te beweren dat, wat de totaalcij betreft, de tot dusver verkregen komsten fraai zijn. Maar toch 11 uit het bovenstaande, meenen voldoende dat, vooral gelet op omstandigheid, dat het laatste b taal des jaars gewoonljjk zoo goed maakt, ei' geen reden bes om wegens den loop der gewone ri middelen de toekomst voor desc kist donker in te zien. Eene inaugurale rede. Mr. D. Simons aanvaardde Yrj het Hooglceraars-ambt in het St recht aan de Universiteit te Utri met het uitspreken eener rede ii Aula, welke tot onderwerp bad „Verdediging in het Strafproces Spr. behandelde uitvoerigdei ten van de verdediging in het si proces, de réchten en plichten den advocaat, optredend als ver: ger in strafzaken, tegen het dreii beroep op liet alles overheerscb belang van de gemeenschap ooi het strafproces,wilde spreker kreet doen hooren voor het waai tig belang van de individueele beid. Spr. besloot zjjn doorwro uitvoerige rede met de volg woorden: „Zoo ooit onze balie haar oi roem mocht dreigen te verliezen, zij dien door haar optreden in correspondentie voor de duidelijk in 't italiaansch gebeuren. Alle den op ia en io zullen in zwang men „Hé," zei ik, „daar hoor ik dan bjj Fidelio, wat een italiaan klank, niet waar!" „Jjj zult," antwoordde Wo „modern zijn tegen wil en dank. 1 dat daargelaten, ik voorzie, dfl met dien ominozwaai van de i geld te verdienen zal wezen. Ik i er over, een aantal echte italiaan camëecn uit Duitschland en all artikelen van Yesuvius-lava, ooi Duitschland, voor weinig geld te komen, om die voor groigeld te koopen. Doe je mee?" Ik had er niet veel zin in, wa Wouter voorstelde er dan eenn looze vennootschap van te make de aandeelcn onder vrienden ei1 kenden te plaatsen; dan zoude: de risico dragen. „Een meer en gebruikelijke manier, beste vri< zei hjj, „wanneer je een onderne zelf niet aandurft." Intusschen lachte liet denk 1 mjj voorloopig nog niet toe, ik Wouter ongetroost heb laten i gaan. Hjj vertrok met een welgera ..addio, amicó, al rivedercida loof ik, meest verbeelden, tot w ziens. „Nou dag hoor," antwoordde i op zjjn hollandsch, „houdio je taaio!" En daarna schreef ik mooie discours op en onderteeke nu, als altjjd FIDELÏ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 6