„hebbende, berichten wy, dat ons
„blad voorloopig niet meer zal ver-
„schijnen."
Willem Mengelberg.
Met groot genoegen kunnen wy
melden, dat Donderdag een schrijven
van den heer Mengelberg is ontvan
gen, waarin hij meldt, dat hy zich
geheel hersteld gevoelt en op a.s.
Donderdag. 28 October, weer een
abonnementsconcert in het Concert
gebouw te Amsterdam hoopt te leiden.
Deze mededeeling zullen voorzeker
alle leden van het Concertgebouw
met ingenomenheid vernemen, en den
begaafden dirigent by zijn wederop-
treden toonen dat men hem noode
zoolang heeft moeten missen.
Hbld
RECHTSZAKEN.
Meineed.
Voor de Rotterdamsche rechtbank
stond Donderdag terecht J. F., 40
jaar, timmerman en bouwondernemer
te Rotterdam. Hem werd ten laste
felegd, dat hy op 21 Dec. 1896 voor
et kantongerecht aldaar, ter beëin
diging van eene voor dat kantonge
recht" tusschen G. Verstegen als
eischer en hem bekl. als ged. han
gende civiele procedure mondeling
eene valsche verklaring te hebben
afgelegd onder eede, t.w.„Ik zweer,
dat het niet waar is, dat de eischer
zijne zuster mevr. Verstegen aan my
heeft voorgesteld als toekomstige
koopster van mijne by dagvaardigiog
genoemde panden en aat ik niet weet,
dat eischer bemoeiingen heeft gehad,
of pogingen hoeft aangewend om
mevrouw Verstegen tot den aankoop
dier panden te "bewegen, maar dat
bet integendeel waar is, dat hy ge
daagd e die panden buiten den eischer
om en zonder diens medewerking aan
mevrouw Verstegen heeft verkocht
12 getuigen, waaronder 7 dé
charge werden in deze zaak ge
hoord.
Beklaftgde beweerde niet te weten
eene onware verklaring te hebben
afgelegd, waarop door den president,
mr. Bouviu een aanvaog word ge
maakt mot getuigenverhoor.
Het O. M. eischte ten slotte een
gevangenisstraf van zes maanden.
Een belasting-quaestie.
Voor de rechtbank te 'sGraven-
hage werden Woensdag de pleidooien
gevoerd in de volgende zaak.
Door onze gezant te Londen, baron
Van Goltstein, was tegen het bost-uur
der directe belastingen te 's Graven-
hage ingesteld een actie tot terugvor
dering van hetgeen aan bedrijfsbe
lasting was voldaan. Deze terugvor
dering was gebaseerd op grond van
art. 1 litt. d. der wet van 2 Oct.
1S93, tot heffing eener belasting op
bedrijfs- en andere inkomsten, in welk
artikel als belastingplichtig ook wor
den genoemd allen, die een Neder-
landseh Staatsambt uitoefenen buiten
liet Rijk, „zonder ddar aan persoon
lijke lasten onderworpen te zyn."
Daar nu echter de leden onzer En-
gelsche legatie wel degelyk in Enge
land ivorden aangeslagen in de zoo
genaamde „ratos" en wel bijzonder
in de „general rates"een belasting
geheven voor dc algemeene belangen
en dientengevolge niet onaanzienlijk
waren aangeslagen naar de huur
waarde van hun huis, zoo meende
onze gezant voor zich en de leden
zyner legatie, dat het ten slotte het
beste was door den rechter te doen
uitmaken in hoever het bestuur der
directie belastingen al dan niet ge
rechtigd was ook de bedrijfsbelasting
op hen toe te passen.
Mr. Vlielander Hein, voor den
eischer optredende, meende, dat ge
heel ten onrechte nog bedrijfsbelasting
werd gevorderd, aangezien de in En
geland Verschuldigde „rates" wel
degelyk zijn aan te merken als een
zuiver persoonlijke belasting met al
de kenmerken van dien. Wel had de
administratie beweerd, dat de „rates"
moesten worden beschouwd als een
retributie en in ieder geval als een
zakelijke belasting, maar pleiter ont
kende de juistheid van dit beweren.
Een retributie doet zich voorda&r,
waar, tegen vergoeding aan de over
heid, van deze een dienst wordt ge
vraagd en waarvan deze zich dus
alleen op aanvrage kwijt. Maar nooit
is onder retributie te verstaan het
opleggen van een last, waaraan men
niet kan ontsnappen en die onge
vraagd wordt opgelegd. En om aan
te nemen, dat de betaalde „rates"
waren een zakelyke belasting ging
evcnmiD aan, aangezien ook do „rates"
betaald worden door den bewoner
(occupier), niet door den eigenaar
van het huis, waardoor het persoon
lijk karakter dadelyk in het oog
springt.
Jhr. mr. De Brauw voor het be
stuur der belastingen optredende, be
toogde, dat van geen „persoonleken
last" als bedoeld in de wet op de
bedrijfsbelasting sprake was. De
„rates" in Engeland door den gezant
betaald, waren veeleer retributies,
niet anders als vergoeding voor van
overheidswege gewaarborgde diensten,
zy het ook, dat deze bepaalde groe
pen van praestaties omvatten, die niet
op aanvrage worden verstrekt tegen
betaling, aoch steeds van zelf ver
schuldigd zijn.
Ook het feit, dat de „rates" op
executoir verklaarde kohieren werden
geïnd, kan den aard vao de heffing
niet wyzigen. Maar behalve dit, zyn
de „rates" toch aan te merken als
eon „Real Steuer." nl. een belasting
van geheel onpersoonlijk karakter,
daar ze geheven worden van een
object, dat belastingplichtig is.
1»GEZONDEN
Voor den inhoud dezer rubriek stelt
de redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst
of niet geplaatst, wordt de copij
niet aan den inzender terug
gegeven.
Loonregeling in de grapliiselie
vakken.
Mijnheer de Redacteur!
Daar U het bovenstaande onder
werp als bet ware voor de publieke
tribune brengt, verzoek ik U, het
volgende te plaatsen.
Vergeef mij de opmerking, doch
ware Uw antwoord verschenen voor
de eerste vorgadering. waarin de pa
troons uitgenoodigd werden met de
Commissie uit de gezellen bijeen te
komen, de Typografen zouden er
wellicht meer beteekenis aan gehecht
hebbenGy bleeft dus niet weg
uit gebrek aan welwillendheid, maar
uit diep besef, dat van eene voorge
stelde loonregeling niets komen kon.
Men moet de verklaring aanvaarden,
echter niet zonder spijt uit te druk
ken, dat de welwillendheid en het
bewuste diep besef niet groot genoeg
waren, der Commissie een enkel
woordje te doen toekomen, waardoor
ook zij doordrongen zou zyn gewor
den van genoemde bei Ie groote ge
voelens.
Alvorens over te gaan tot de onder-
deelen van Uw schrijven, veroorloof
ik mij do opmerking, dat Uw ant
woord op de voorstellen der Com
missie tot Loonregeling geschreven
is, alsof het U tot op heden geheel
onbekend was, dat door de Typo
grafen hier te lande reeds sedert
jaren pogingen aangewend worden
tot lotsverbetering. Hierin is men te
Amsterdam reeds" voor een groot deel
geslaagd. Uwe beschouwing lezende,
is liet," alsof die voorstellen eensklaps
uit de lucht komen vallen en ge ver
oorlooft U de vryheid, een zaak, die
voor honderde werklieden van be
lang is, te behandelen met eene luch
tigheid, waarvan ge echter zelf geen
besef schijnt te hebben.
In de hoop, dat men u in dc aan
staande vergadering zal zien, waar
aan niet getwijfeld kan worden na
uwe verklaring van het diep besef en
de welwillendheid, ben ik zoo vrjj,
de zaak op de eenvoudigste wijze iii
uw courant uiteen te zetten, opdat
het publiek, waarvoor gij het geval
nu eenmaal gebracht hebt. de zaak
van beide zijden kau beoordeelen.
De werkman, die lotsverbetering
tracht te verkrijgen, en ook de Com
missie voor de looubeweging onder
de werklieden in de grapbische vak
ken, beantwoordende vraag: „Hoe
veel heeft een werkman noodig, om
eenigszins mensehwaardig te kunnen
leven
Eu terecht of ten onrechte is men
gekomen tot een minimum cyfer van
f 12.i'zegge twaalf gulden) per
week, d. i. by 10 ureu werktyd 20
cents per uur.
I 'Ziedaar het punt, waarom het ue-
heele vraagstuk draait.
Niets meer en ook niets minder.
'Met de vraag, door dc redactie van
H. D. gedaan „moet men een luiaard
of een prul 20 cents per uur betalen
als bij 23 jaar is", brengt men een
punt m het geding, dat er niet be
hoort, want niemand zal den verstau-
gen patroon voor zoo onnoozel aan
zien, dat hy luiaards en onkundigen
den kost zal geven.
Éénmaal aangenomen, dat 20 cents
per uur het grondloon is van den vol
wassen werkman, volgt daaruit vol-
strektjnietjdat de meer er varenen in het
vak niet meer zouden mogen verdie
nen.
Men moet hier editor voorzichtig
zijn, want de mindere of meerdere
ervarenheid is dikwijls geheel onaf
hankelijk van den wil des werkmans.
Stel een zetter, die zyn geheele leven
nooit anders deed dan roman- en cou-
rantenwerk. Deze krijgt natuurlij
groote bedrevenheid als platzetter;
toch is hij in schijn minder waard
dan een zetter, die, aan dezelfde fa
briek werkzaam, steeds in de gele
genheid gesteld werd, beter betaalden
arbeid te bewerken.
Men zal in werkelijkheid slechts
van meerdere waarde kunnen spre
ken, van den eenen werkman boven
den anderen, zoodra een hunner in
staat is, zelf te ontwerpen en de an
der slechts kan arbeiden naai'model
len. Ook bij het construeeren (als ik
daarvoor dit woord mag gebruiken)
van algebraïsche en chemische for
mules wordt meer dan gewone vaar
digheid vereischt. By dergelijk werk
zal men spoedig kunnen meten de
meerwaarde van den eenen werkman
boven den anderen, indien éénmaal
het grondloon van 20 ceuts per uur
is aangenomen.
Ik geloof niet dat er één patroon
zal zyn die onzen eisen buitensporig
noemt. Werkelijk twaalf gulden per
week is niet te veel voor een gezin,
als men wenscht, dat de menschen
knap voor den dag zullen komen.
En zijn wij het slechts eenmaal
eens over het belangrijke punt, dat
die 12 gulden niet ie veel is, dan
eerst komen wy aan de bespreking
der middelen, hoe liet den patroon
mogelyk zal zyn, den werkman naar
waarde te betalen, zonder zelf te
gronde te gaan.
Indien de redactie van bet H. D.
de stelling kan verdedigen, dat 12
gulden per week een overdreven
eiseb is, wat niet aannemelijk geacht
wordt, dan is alle verdere samen-
spreking overbodig. Doch erkent zij
de waarde van dien eisch, dan be
hoeft zy zich voorloopig niet onge
rust te maken over de luiaards, de
onwilligen of de onkundigen; die
verschrikkingen komen later vanzelf
terecht en dienen op hot oogenblik
slechts, om het groote publiek, dat
zeer weiuig begrip van de kwestie
kan hebben, zaud in de oogen te
strooien. By erkenning echter van de
waarde van den eisch, dat een werk
man 12 gulden per week behoort
te verdienen, is samenspreking hoogt
wenscheiyk.
Want bij samenspreking zou bet
tweede hoofdpunt behandeld worden:
nde jongens- en jongmaatjes-arbeid
De schoen wringt daar, doch hoogst
eigenaardig, zoowel ten nadeel© van
den werkman, als van den welden-
kenden patroon.
De weldenkende patroon wordt niet
voor zijn genoegen door de concurren
tie gedwongen, goedkoopere werk
krachten te zoeken, ten einde te kun
nen wedijveren met hen, die kinderen
gebruiken. Is dat niet zoo? Welnu,
laat dan alle weldenkende patroons
met ons samenwerken en dejongens-
arbeid tot het minimum beperken.
En zyn de weldenkende patroons
nu slechts groot genoeg in aantal, of
liever, verre in de meerderheid, en de
slechte in de minderheid, dan, Myn
heer de Redacteur, is wellicht het
tydstip aangebroken, om dien slechten
patroons alle werkkracht te onthou
den. Dit is geen bedreiging, mynheer
de Redacteur, doch de gewone ge
schiedenis.
De schrijver van het opstel in uw
courant werpt het weder op eene
aardigheid, de zaak onwaardig. „Ach",
roept hij uit, „als ik nu zooveel werk
heb, dat ik handen te kort kom en
de meerderjarige krachten ontbreken,
De redactie van H. D. zegt:
„Op zyn 23ste jaar bereikt hij liet
maximum van zelf." Volgens de voor
gestelde loonregeling moet dit zyn:
„bereikt hij het minimum van zelf."
Door deze ingrijpende verandering
vervalt het geheele aandoenlijke be
toog der redactie.
moet ik de jongelieden dan laten
straatslijpen
Neen, mijnheer, dan Iaat u ze niet
straatslijpen, doch in dat voor u hoogst
gelukkige geval maakt U een armen
drommel ook eens gelukkig, door hem
tijdelijk veel knechtsloon te geven,
dan zal uw geweten niet bezwaard
worden.
De schrijver geeft ook nog een we
tenschappelijk tintje aan zyn betoog,
door de vraag te stellen, of men langs
statistischen grondslag wel overtuigd
is, dat de verdeel ing tusschen vol
wassen en jonge krachten goed geno
men is. Och, waarde mynheer, laat
dat punt voorloopig rusten. De toe
komst zal het spoedig uitwijzen. Doch
gy, die blijkbaar wetenschappelijke
waarde hecht aan cijfers, gij znlt niet
onbekend zyn met het feit, dat een
gezin in den tegenwoordigen tijd een
minimum cyfer van f12.— noodig
heeft, om te kunnen bestaan.
Eu nu ten slotte nog'ben belang
rijk punt„de groote kosten, welke
eene voor de meeste ondernemingen
aanzienlijke loonsverhooging zou na
zich sleepen."
Voorwaar, dat mag ook de werk
man niet hebben. Doch ook juist dat
punt maakt samenspreking zoo nood
zakelijk. Ook de werkman moet
te dien opzichte voorgelicht worden.
Reeds voorloopig echter vraag ik.
of eenerzyds de uitgevers en ander
zijds het publiek niet gaarne mede
zouden werken, om het groote leger
der Typografen te steunen in den
levensstrijd.
De uitgever, door meer, soms veol
meer voor een vel druks te betalen,
het publiek, door iets meer vooreen
book te besteden. Men valle niet over
het woord boek, doch zette hiervoor
elk drukwerk in dc plaats.
Ten slotte vraagt Uw schrijver, of
do Commissie tot loonregeling dreigt
met werstaking.
Ja en neen
Zeker neen, waar het geldt eene
gewone bedreiging, om bang te maken
Vóór alles wenschen allen eene
vriendschappel ijke samenspreking.
Zeker ja, waar het geldt een histo
risch gevolg.
Staan de Typografen werkelijk op
hun post, is het hun heilige ernst,
lotsverbetering te erlangen voor allen,
dan zal, waar geen andere middelen
meer helpen, gestaakt worden bij die
patroons, die de weidenkenden in de
onmogelijkheid brengen, om tc kunnen
concurreeren.
Wij hopen echter nog steeds, dat
Haarlem, de oude drukkersstad, het
voorbeeld geve aan alle provincie
steden, hoe een goede loonregeling in
het typografenvak, onder de meest
vriendschappelijke verhoudingen tus
schen patroon en werkman, tot stand
moet komen.
Haarlem, J. A. K.
Naschrift. Nog dit enkel woord.
Vraagt de Commissie tot loonbewe-
ging ie veel, dan is liet door samen
spreking immers altijd mogelyk, tot
een toestand te komen, die beide par
tijen kan voldoen. Doch is vóór alles
samenspreking niet gewenscht?
Wij kunnen in ons antwoord kort
zijn. De reden, waarom wij van de
eerste vergadering geen notitie heb
ben genomen, ook niet schriftelijk, was
deze, dat wij geen uitnoodiging had
den ontvangen. Van het bestaan dei-
eerste circulaire kregen wij dan ook
pas kennis door derden.
Wy weten zeer wel, dat de bewe- i
ging tot loonsverhooging niet van'
gisteren dateert en laten de bewering
van inzender, dat wy de quaestië
luchtig hebben behandeld, voor zijn
rekening. Men moet niet onbevangen
ons stuk lezen, om dat te zeggen.
Waar wy, tot de zaak komende,
den schrijver hulde brengen voor de
styl van zyn stuk, kunnen wy niet
hetzelfde doen ten opzichte van zijn
argumentatie. Hy wil te veel aan de
toekomst overlaten: de moeilijkheid
ten aanzien van den slechten werk
man. die 23 jaar wordende, recht zou
hebben op twintig cents per uur: de
quaestie van de statistiek. „Niemand"
zegt inzender, „zal den patroon voor
zóo onnoozel aanzien, dat liy luiaards
en onkundigen den kost zal geven!"
Maar heeft inzender zich wel voorge-1
steld, wat men zeggen zou, als de!
patroon een werkman, dien hij geen
twintig cent per uur waard rekent.'
ontslaat zoodra hij 23 jaar gewordenI
zal zijn? Wy vreezen dat"het dan'
heeten zou„zie eens, nn jaagt de j
patroon den man weg, omdat hy hem
hooger loon moet geven". Dat de man
onbekwaam is, zou men dan niet la
ten klinken.
En wat de opmerking over de sta
tistiek aangaat wanneer de pa
troon, by een regeling als inzender
voorstaat, een jonger werkman aan
nam tegen hoogen loon dan dat van
anderen, gelijk in jaren, op zyn werk
plaats, dan zouden immers die ande
ren daartegen bezwaar maken!
Ten slotte doen wij opmerken, dat
inzender wel optimistisch is, zoo hy
meent, dat het publiek gaarne meer
zou betalen voor zyn drukwerk van
allerlei aard (couranten, boeken etc.)
Vraag maar eens aan de boekhande
laars of het publiek nog dure boeken
koopt. Neen, daar is de t jjd niet naar.
De monschen koopen alleen wat goed
koop is en dat is met couranten en
particuliere drukwerken evengoed het
geval. Red.
Aan
de Redactie van Haarlem's
Dagblad.
Mijne Heer en!
Op uitnoodiging van twee gezellen»
onderteekend „namens de Commissie
tot Loonsverbetering", bezocht ik
voor eenige weken .eene bijeenkomst
van genoemde Commissie, waar alle
Haarlemsche patroons in de grapbi
sche vakken uitgenoodigd waren, om
hun oordcel uit te spreken over voor
stellen tot lotsverbetering in het leven
van den werkman, beoefenende de ge
noemde vakken.
Hoewel weinig verwachting koeste
rend van eene dergelijke bijeenkomst,
stond ik wol eenigszins versteld over
de onverschilligheid, waarmede de
patroons deze vriendschappelijke po
ging der gezellen om lotsverbetering
te erlangen, beantwoordden. Eén pa
troon, het drukkersvak beoefenend,
was aanwezig, verder ééu patroon
die het bindersvak beoefent en ten
slotte was van één patroon een schrij
ven ingekomen.
Thans blykt my uit een schrijven
in Uw blad, dat gij en naar Uw
oordeel vele anderen, niet weggeble
ven zijt uit gebrek aan welwillend
heid. Ongetwijfeld zou het den werk
lieden aangenaam geweest zyn, indien
zy den bew usten avond daarvan
eenig blyk hadden mogen ontvangen,
al ware het geweest door een enkel
woord.
Gy zet in Uw schrijven uiteen,
waarom gij meent, dat van eene
loonregeling in den geest als door de
Commissie voorgesteld wordt niets
kan komen. En daar gy tevens de
overtuiging uitspreekt, dat andere
patroons met U dezelfde meening
deelen, wensch ik met een enkel
woord op te merken, dat ik mij
in geenen deele aan uw zijde kan
scharen. In tegendeel geloof ik. dat
in hoofdtrekken zeer veel goeds in die
regeling is, en dat zoowel vóór den
patroon als vóór den gezel.
En ten bewijze daarvan strekt Am
sterdam ten voorbeeld, waar reeds op
een aantal groote werkplaatsen de
regeling is ingevoerd, welke zoo ge
heel door U verworpen wordt.
Toch schreef ik boven, weiuig goeds
te verwachten van eene bijeenkomst
der commissie met de patroons en wel
om reden, dat de patroons geen on
derlinge» band bezitten. Al waren op
den bew usten avond al de Haarlem
sche patroons verschenen, dan nog!
geloof ik, dat wij geen schrede ver-
der zouden gekomen zijn. De patroons;
zouden waarschijnlijk geluisterd heb
ben naar de niet nieuwe klachten der
gezellen. De een of ander zou mis-
schien geantwoord hebben, dat de
concurrentie wel dwcf-g tot lage loo-
nen en niemand, ook ondergeteëkende
niet, zou eenige belofte gedaan heb
ben. Bovendien zou het outbroken
hebben aan een stelselmatige bestrij
ding der bewuste ï'egeling, omdat de
onderlinge band tusschen de patroons
ontbreekt.
Ik kan mij voorstellen, dat een pa-
troon zegt, ik kan mijn tijd beter ge
bruiken, dan met liet bezoeken van
onnutte tot niets voerende vergade
ringen. Doch, hoe men, bezield met
welwillendheid, een doodend zwijgen
bewaart, is my een raadsel.
Nog deze mededeeling. Daar ik één
maal ter vergadering opgegaan was
en ik ongaarne eenonnutten gang doe,
heb ik nadat de officieele vergadering
op mijn verzoek gesloten was, een
paar opmerkingen "gemaakt, over de
voorstellen der commissie, zonder my
daarom tot iets tc verbinden. En ik
kan verklaren dat deze zeer welwil
lend opgenomen werden. Van eene
opmerking verklaarde de voorzÉiop"
reeds dadelyk dat men inzag in toot
der eischen te ver gegaan te i Tul
Ook sprak ik toen mijne overtuig rich
uit niet te gelooven dat men verst dat
dig deed, Haarlem en Amstenj kun
met elkander te vergelijken, waar rin
betrof de grafische vakken. gen
Geloof niet, dat ik met dit schrij goe<
eenigszins vooruit wensch te 1 v mar
op de toekomst. Ook wil ik niet zeg jal
bizonder ingenomen te zyn met leve
bestaan der commissie tot loonii ber<
ling en hare plannen. Doch v/awe
gelukkig volgens dc tegenwoord
begrippen,tusschen den patroon en w
arbeider geen ander onderscheid 3
staat, dan een toevallig verschil
opvoeding en geldmiddelen, aclit
het hoogst gewenscht, dat eersj
noemde, laatstgenoemde antwooi
waar deze iets verzoekt of vraagt
Ten slotte nog dit. Ik voor mij ai uaa
de zaak in het tegenwoordige stadi ond
volkomen ongeschikt voor openh deD
behandeling, doch du gij de zaak1 ran
de zijde der patroons meendet tc m daa
ten uiteenzetten in uw courant, t zyn
ik zoo vry als patroon er rayn e van
deel tegenover te plaatsen. ver1
Een beleefd verzoek mijnerzijds a de
een der grootste patroons gedaan, die
eene vergadering van patroons te! zij,
leggen, bleef onbeantwoord. By d keb
patroon ontbreekt blijkbaar de opv ban
ding waarvan ik boven sprak.
Met vriendschappclyken groet,
J. L. E. I. Kleynenbkei
fl
•eg
dez<
dek
krij
Mijnheer de Redacteur
Overtuigd van uwe gastvrij h üa<
durf ik vrymoedig u eenige ruis Hy
verzoeken in uw veel gelezen bl Vle
voor onderstaand. fcik
Wat ik sinds eenigen tyd voor dez iie1
hoorde mompelen, hoorde fluisteren gou
waarheid geworden.
„De bouw van bet Gasthuis
de Kamperlaan" is opgedragen
iemand buiten „deze stad wo$aa
achtig."
Nu rijst de vraag bij mij Is er
niemand in deze stad geschikt
werk uit te voeren
'tls waar een werkgever blijft vfpe
wien hij een werk wil geven.
Maar is deze vrijheid wel zoo
heel onbeperkt waar het een w
geldt als deze bouw, die toch, roinstejaa
voor een gedeelte, door giften
onze burgerij tot stand kwam.
In dezen tyd van werkeloosheid
het ontmoedigend voor den patrol roe
droevig voor den werkman, te zifcn
dat dei-gelyke belangrijke werken
vreemden worden toevertrouwd.
Waarom toch onzen Haarlem schtot
aannemers niet eens de gelegcnlie ite
gegeven mede te dingen naar dit w
Of getuigen niet de vele gr
werken, door hen, zoo hier als elde
met cere tot stand gebracht voor
kunde en geschiktheid
Meer zou ik hier nog kunnen
voegen, doch ik vertrouw, dat onl
werkgevers voortaan beter oog,bet aa
hart zullen hebben voor onze indd n
trieelen, neringdoenden en werkli
den, om in onze stad waarvooi
des winters zooveel behoefte aan wei
is te honden, wat gehouden
en moet worden.
U dankend, Mijnheer de Redactcu
voor de verleende ruimte
Hoogachtend
UEd. dw. dicnaai
X.
kei
a eh
•I dor
ovc
1
reftai
la
v: leg
Fr;
TOO dol
«f
GE&IEN&tt NIEUWS,
Woensdag heeft te Antwerpen (if
Nederlandsche consul-generaal dc het
De Kuyper zich in'groot unifori f
naar het Stadhuis begeven, onf aa f
den burgemeester mr. Jan van Lij: f
wyck het ridderkruis van den Node: f
landschen Leeuw te overhandigen. I) f
burgemeester wachtte met de vijf we
1 houders, allen in ambtsgewaad, de£1
I consul op en beantwoordde li artelijzv
do toespraak van dezen. Hij zeided
1 hem verleende onderscheiding op ho
•gen prijs te stellen, als vernieuwe
bewijs van de hechte vriendschap;*1
banden die tusschen Nederland ejf
j België bestaan.
Een. land van teleurstelling
Het is een treurig verhaal dat ove
den toestand in het goudland Klon h(
dyke door de New York Herald wok k
medegedeeld.
Dawson City staat aan den vooi k
j avond van hongersnood cn de inwo
1 ners zyn in volkomen onbewustheid
van liet gevaar dat hen dreigt. Z
Zulke zaken had ik in Shadwell nooit zien dragen.
„Het is niet erg goedkoop" zeide ik.
„Pardon, juffrouw, de pry's is juist zeer billy k."
„Neen, ik neem hem niet," zeide ik op beslisten toon,
terwijl ik even spijtig zuchtte.
Maar toen de chef mij verklaarde, dat men in geheel
Londen geen mooier bont zou vinden en deze mantel
waardig was door eene hertogin gedragen te worden,
veranderde ik van besluit en zeide, dat ik hem voor
een ander artikel, dat ik gekocht had, wilde verruilen.
Handschoenen en andere kleinigheden, die miss Hopkins
my nu zeer beleefd voorlegde,"voltooiden myn bestelling
en daar de som, die ik besteed had, myn geld ver
overschreed, zou de chef alles maar op de rekening
zetten.
„Alles moet dadelyk bezorgd worden, daar ik de
kleeren wil aantrekken."
Nadat miss Hopkins my eenige aanwijzingen had
gegeven welke schoenen ik moest koopen, vertrok ik
en begaf my naar het schoenenmagazijn, dat zich aan
de overzijde bevond. Een ongekend gevoel van triomf
maakte zich van mij moester en doordeze opgewon
denheid werd ik zeer bevattelijk. Nu had ik den sleu
tel van het geheim gevonden: n.in. ik moest ontdekken
wat het was dat deftigo menschen van hen, met wie
ik tot nu had omgegaan, onderscheidde. Ik wist nu,
waaraan ze te herkennen waren.
Om goed te worden en my lief te kleeden, had ik
Taras en miss Hopkins maar na te volgen. Ik had zeer
goed opgemerkt welke keurige, goed onderhouden han
den, net opgemaakt haar en lichte bevallige gang deze
jonge dame had. Met de doos, die mijn schoenen be-
j vatte, onder den arm spoedde ik mij naar huis, terwijl
myn hart overvloeide van geluk.
Juffrouw Lucas opende de deur en ging mij voor
naar de eerste verdieping, waar zy een kamer had in
gericht. Terwijl zy haar hand op myn arm legde, wilde
zy in 'tFransch oen gesprek met, mij aanknoopen eii
hoewel zy iederen lettergreep duidelijk en op zoo'n
luiden toon, alsof ik doof was, uitsprak, verstond ik er
toch geen woord van, waarop zy schaterlachend vertrok.
By do herinnering aan dc ellende die ik had doorstaan,
werd haar gelaat ernstig, en bij de deur gekomen keer
de ze nog even terug. „Arme kleine!" zeide ze my op
dc wang kussend, waarna zy my verliet om aan liaar
bezigheden te gaan.
De kamer had een prettig vroolijk aanzien, en zag
uit op de Theems. Zy was eenvoudig, maar smaakvol
gemeubeld, en bovenal hoerschte er een groote zinde
lijkheid. Het was de kamer van Taras geweest, en ter
wijl ik bezig was zijn gold te besteden, had hy de
voorwerpen, die hem speciaal toebehoorden, naar een
ander vertrek gebracht. Het eenige, wat hy vergeten
had was een revolver die boven het bed hing. Als deze
my in het oog was gevallen, dan had ik de omwisseling
van de kamers wel geradenmaar myn aandacht werd
geheel en al in beslag genomen door ae pakken, die ik
op de tafel voor het venster zag liggen.
Ongeduldig maakte ik ze openik spreidde de kle
dingstukken over de stoelen uit en kon ze niet genoeg
bewondereneen innige dankbaarheid vervulde my en
ik snelde de trap af om Taras myn inkoopen te laten
zien, hopende dat hy in myn vreugde zou deelen.
Hy bevond zicb niet in hot salon. Een vroolijk ge
zang bereikte myn oor eu hierop afgaaude vond ik de
keuken, waar juffrouw Lucas bezig was salade schoon
te maken, omringd door prachtig, glanzende, koperen
schalen en andere voorwerpen, die op de tafel stonden
of tegen den muur hingen.
Ik wilde haar myn wensch duidelyk maken, en zeide:
„Taras
„Nog een beetje geduld, arm zieltje," zeide zy even
van haai- werk opkijkend.
Daarna bracht zy my voor de klok, weer naar de
wijzerplaat stak zes vingers op en zeide zoo luid
mogelyk
„Zes uur! Arme kleine!"
HOOFDSTUK X.
Ik maak kennis met Kavanagh.
Ik keerde naar myn kamer terug 'met het voornemen
myn kleederen aan te trekken om Taras een verrassing
te bereiden. Deze bezigheid duurde wel twee uur, ze
ker geen minuut korter. Ik had met verscheidene
moeilijkheden te kampen, waar ik volstrekt niet op
gerekend had. Er waren eenige kleedingstukken, waar
van ik niet het minste idéé had hoe ik ze moest aan
trekken en vastmaken; myn handen wilden maar niet
blank worden, want hoe langer ik waschte, des te
rooder werden ze. Toen ging ik my kappen, maar ik
geloofde er nooit in te zullen slagen mijn krullen o
een nette manier op te kunnen maken. Zy waren er
weerbarstig, daar ik ze mijn geheele leven nooit goe
had onderhouden.
Door het vele kammen werd myn haar glanzig
zacht; toen trachtte ik het in een wrong boven o
mijn hoofd vast te maken.
Ik behoefde niet lang te kiezen, welke japon ik zo
aantrekken het rose, zijden kleedje was veel te lit11
om het niet dadelyk in te wijden. i
Juist maakte ik het laatste haakje vast, toen ik d
voordeur hoorde dichtslaan, waarop de stem van Tara
door de gang weerklonk. Ik stak de lamp aan en
slingerd tusschen twijfel en hoop, bezag ik mij in uw
spiegel. Was ik bet werkelijk Eerlijk gezegd had il
mij de luxe van een spiegel niet dikwijls kunnen pel
initteeren, zoodat het eigenlijk de eerste inaal was, da
ik miizelf mot p.tinifp siamlar-.ht halraatr. Tnn.h had il
ik myzelf met eenige aandacht bekeek. Toch had il
myn gelaat genoeg gezien om te weten, dat do .spot
tende gezegden, die de bezoekers van de herberg mi
naar het hoofd wierpen, zeer goed van toepassin]
waren. Ik verschrikte byna toen ik de verandering be
merkte die myn toilet eu gekapt haar hadden teweeg
gebracht; mijn gelaat straalde van geluk en ik kwan
mijzelf niet meer leelyk voor. Zou Taras dit ook vinden!
Zou hij misschien toch van mij gaan houden? De»
vraag hield mij bezig_toen ik de trap afliep.
èÜlB
Wordt vervolgd.)