„hebbende, berichten wy, dat ons „blad voorloopig niet meer zal ver- „schijnen." Willem Mengelberg. Met groot genoegen kunnen wy melden, dat Donderdag een schrijven van den heer Mengelberg is ontvan gen, waarin hij meldt, dat hy zich geheel hersteld gevoelt en op a.s. Donderdag. 28 October, weer een abonnementsconcert in het Concert gebouw te Amsterdam hoopt te leiden. Deze mededeeling zullen voorzeker alle leden van het Concertgebouw met ingenomenheid vernemen, en den begaafden dirigent by zijn wederop- treden toonen dat men hem noode zoolang heeft moeten missen. Hbld RECHTSZAKEN. Meineed. Voor de Rotterdamsche rechtbank stond Donderdag terecht J. F., 40 jaar, timmerman en bouwondernemer te Rotterdam. Hem werd ten laste felegd, dat hy op 21 Dec. 1896 voor et kantongerecht aldaar, ter beëin diging van eene voor dat kantonge recht" tusschen G. Verstegen als eischer en hem bekl. als ged. han gende civiele procedure mondeling eene valsche verklaring te hebben afgelegd onder eede, t.w.„Ik zweer, dat het niet waar is, dat de eischer zijne zuster mevr. Verstegen aan my heeft voorgesteld als toekomstige koopster van mijne by dagvaardigiog genoemde panden en aat ik niet weet, dat eischer bemoeiingen heeft gehad, of pogingen hoeft aangewend om mevrouw Verstegen tot den aankoop dier panden te "bewegen, maar dat bet integendeel waar is, dat hy ge daagd e die panden buiten den eischer om en zonder diens medewerking aan mevrouw Verstegen heeft verkocht 12 getuigen, waaronder 7 dé charge werden in deze zaak ge hoord. Beklaftgde beweerde niet te weten eene onware verklaring te hebben afgelegd, waarop door den president, mr. Bouviu een aanvaog word ge maakt mot getuigenverhoor. Het O. M. eischte ten slotte een gevangenisstraf van zes maanden. Een belasting-quaestie. Voor de rechtbank te 'sGraven- hage werden Woensdag de pleidooien gevoerd in de volgende zaak. Door onze gezant te Londen, baron Van Goltstein, was tegen het bost-uur der directe belastingen te 's Graven- hage ingesteld een actie tot terugvor dering van hetgeen aan bedrijfsbe lasting was voldaan. Deze terugvor dering was gebaseerd op grond van art. 1 litt. d. der wet van 2 Oct. 1S93, tot heffing eener belasting op bedrijfs- en andere inkomsten, in welk artikel als belastingplichtig ook wor den genoemd allen, die een Neder- landseh Staatsambt uitoefenen buiten liet Rijk, „zonder ddar aan persoon lijke lasten onderworpen te zyn." Daar nu echter de leden onzer En- gelsche legatie wel degelyk in Enge land ivorden aangeslagen in de zoo genaamde „ratos" en wel bijzonder in de „general rates"een belasting geheven voor dc algemeene belangen en dientengevolge niet onaanzienlijk waren aangeslagen naar de huur waarde van hun huis, zoo meende onze gezant voor zich en de leden zyner legatie, dat het ten slotte het beste was door den rechter te doen uitmaken in hoever het bestuur der directie belastingen al dan niet ge rechtigd was ook de bedrijfsbelasting op hen toe te passen. Mr. Vlielander Hein, voor den eischer optredende, meende, dat ge heel ten onrechte nog bedrijfsbelasting werd gevorderd, aangezien de in En geland Verschuldigde „rates" wel degelyk zijn aan te merken als een zuiver persoonlijke belasting met al de kenmerken van dien. Wel had de administratie beweerd, dat de „rates" moesten worden beschouwd als een retributie en in ieder geval als een zakelijke belasting, maar pleiter ont kende de juistheid van dit beweren. Een retributie doet zich voorda&r, waar, tegen vergoeding aan de over heid, van deze een dienst wordt ge vraagd en waarvan deze zich dus alleen op aanvrage kwijt. Maar nooit is onder retributie te verstaan het opleggen van een last, waaraan men niet kan ontsnappen en die onge vraagd wordt opgelegd. En om aan te nemen, dat de betaalde „rates" waren een zakelyke belasting ging evcnmiD aan, aangezien ook do „rates" betaald worden door den bewoner (occupier), niet door den eigenaar van het huis, waardoor het persoon lijk karakter dadelyk in het oog springt. Jhr. mr. De Brauw voor het be stuur der belastingen optredende, be toogde, dat van geen „persoonleken last" als bedoeld in de wet op de bedrijfsbelasting sprake was. De „rates" in Engeland door den gezant betaald, waren veeleer retributies, niet anders als vergoeding voor van overheidswege gewaarborgde diensten, zy het ook, dat deze bepaalde groe pen van praestaties omvatten, die niet op aanvrage worden verstrekt tegen betaling, aoch steeds van zelf ver schuldigd zijn. Ook het feit, dat de „rates" op executoir verklaarde kohieren werden geïnd, kan den aard vao de heffing niet wyzigen. Maar behalve dit, zyn de „rates" toch aan te merken als eon „Real Steuer." nl. een belasting van geheel onpersoonlijk karakter, daar ze geheven worden van een object, dat belastingplichtig is. 1»GEZONDEN Voor den inhoud dezer rubriek stelt de redactie zich niet aansprakelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de copij niet aan den inzender terug gegeven. Loonregeling in de grapliiselie vakken. Mijnheer de Redacteur! Daar U het bovenstaande onder werp als bet ware voor de publieke tribune brengt, verzoek ik U, het volgende te plaatsen. Vergeef mij de opmerking, doch ware Uw antwoord verschenen voor de eerste vorgadering. waarin de pa troons uitgenoodigd werden met de Commissie uit de gezellen bijeen te komen, de Typografen zouden er wellicht meer beteekenis aan gehecht hebbenGy bleeft dus niet weg uit gebrek aan welwillendheid, maar uit diep besef, dat van eene voorge stelde loonregeling niets komen kon. Men moet de verklaring aanvaarden, echter niet zonder spijt uit te druk ken, dat de welwillendheid en het bewuste diep besef niet groot genoeg waren, der Commissie een enkel woordje te doen toekomen, waardoor ook zij doordrongen zou zyn gewor den van genoemde bei Ie groote ge voelens. Alvorens over te gaan tot de onder- deelen van Uw schrijven, veroorloof ik mij do opmerking, dat Uw ant woord op de voorstellen der Com missie tot Loonregeling geschreven is, alsof het U tot op heden geheel onbekend was, dat door de Typo grafen hier te lande reeds sedert jaren pogingen aangewend worden tot lotsverbetering. Hierin is men te Amsterdam reeds" voor een groot deel geslaagd. Uwe beschouwing lezende, is liet," alsof die voorstellen eensklaps uit de lucht komen vallen en ge ver oorlooft U de vryheid, een zaak, die voor honderde werklieden van be lang is, te behandelen met eene luch tigheid, waarvan ge echter zelf geen besef schijnt te hebben. In de hoop, dat men u in dc aan staande vergadering zal zien, waar aan niet getwijfeld kan worden na uwe verklaring van het diep besef en de welwillendheid, ben ik zoo vrjj, de zaak op de eenvoudigste wijze iii uw courant uiteen te zetten, opdat het publiek, waarvoor gij het geval nu eenmaal gebracht hebt. de zaak van beide zijden kau beoordeelen. De werkman, die lotsverbetering tracht te verkrijgen, en ook de Com missie voor de looubeweging onder de werklieden in de grapbische vak ken, beantwoordende vraag: „Hoe veel heeft een werkman noodig, om eenigszins mensehwaardig te kunnen leven Eu terecht of ten onrechte is men gekomen tot een minimum cyfer van f 12.i'zegge twaalf gulden) per week, d. i. by 10 ureu werktyd 20 cents per uur. I 'Ziedaar het punt, waarom het ue- heele vraagstuk draait. Niets meer en ook niets minder. 'Met de vraag, door dc redactie van H. D. gedaan „moet men een luiaard of een prul 20 cents per uur betalen als bij 23 jaar is", brengt men een punt m het geding, dat er niet be hoort, want niemand zal den verstau- gen patroon voor zoo onnoozel aan zien, dat hy luiaards en onkundigen den kost zal geven. Éénmaal aangenomen, dat 20 cents per uur het grondloon is van den vol wassen werkman, volgt daaruit vol- strektjnietjdat de meer er varenen in het vak niet meer zouden mogen verdie nen. Men moet hier editor voorzichtig zijn, want de mindere of meerdere ervarenheid is dikwijls geheel onaf hankelijk van den wil des werkmans. Stel een zetter, die zyn geheele leven nooit anders deed dan roman- en cou- rantenwerk. Deze krijgt natuurlij groote bedrevenheid als platzetter; toch is hij in schijn minder waard dan een zetter, die, aan dezelfde fa briek werkzaam, steeds in de gele genheid gesteld werd, beter betaalden arbeid te bewerken. Men zal in werkelijkheid slechts van meerdere waarde kunnen spre ken, van den eenen werkman boven den anderen, zoodra een hunner in staat is, zelf te ontwerpen en de an der slechts kan arbeiden naai'model len. Ook bij het construeeren (als ik daarvoor dit woord mag gebruiken) van algebraïsche en chemische for mules wordt meer dan gewone vaar digheid vereischt. By dergelijk werk zal men spoedig kunnen meten de meerwaarde van den eenen werkman boven den anderen, indien éénmaal het grondloon van 20 ceuts per uur is aangenomen. Ik geloof niet dat er één patroon zal zyn die onzen eisen buitensporig noemt. Werkelijk twaalf gulden per week is niet te veel voor een gezin, als men wenscht, dat de menschen knap voor den dag zullen komen. En zijn wij het slechts eenmaal eens over het belangrijke punt, dat die 12 gulden niet ie veel is, dan eerst komen wy aan de bespreking der middelen, hoe liet den patroon mogelyk zal zyn, den werkman naar waarde te betalen, zonder zelf te gronde te gaan. Indien de redactie van bet H. D. de stelling kan verdedigen, dat 12 gulden per week een overdreven eiseb is, wat niet aannemelijk geacht wordt, dan is alle verdere samen- spreking overbodig. Doch erkent zij de waarde van dien eisch, dan be hoeft zy zich voorloopig niet onge rust te maken over de luiaards, de onwilligen of de onkundigen; die verschrikkingen komen later vanzelf terecht en dienen op hot oogenblik slechts, om het groote publiek, dat zeer weiuig begrip van de kwestie kan hebben, zaud in de oogen te strooien. By erkenning echter van de waarde van den eisch, dat een werk man 12 gulden per week behoort te verdienen, is samenspreking hoogt wenscheiyk. Want bij samenspreking zou bet tweede hoofdpunt behandeld worden: nde jongens- en jongmaatjes-arbeid De schoen wringt daar, doch hoogst eigenaardig, zoowel ten nadeel© van den werkman, als van den welden- kenden patroon. De weldenkende patroon wordt niet voor zijn genoegen door de concurren tie gedwongen, goedkoopere werk krachten te zoeken, ten einde te kun nen wedijveren met hen, die kinderen gebruiken. Is dat niet zoo? Welnu, laat dan alle weldenkende patroons met ons samenwerken en dejongens- arbeid tot het minimum beperken. En zyn de weldenkende patroons nu slechts groot genoeg in aantal, of liever, verre in de meerderheid, en de slechte in de minderheid, dan, Myn heer de Redacteur, is wellicht het tydstip aangebroken, om dien slechten patroons alle werkkracht te onthou den. Dit is geen bedreiging, mynheer de Redacteur, doch de gewone ge schiedenis. De schrijver van het opstel in uw courant werpt het weder op eene aardigheid, de zaak onwaardig. „Ach", roept hij uit, „als ik nu zooveel werk heb, dat ik handen te kort kom en de meerderjarige krachten ontbreken, De redactie van H. D. zegt: „Op zyn 23ste jaar bereikt hij liet maximum van zelf." Volgens de voor gestelde loonregeling moet dit zyn: „bereikt hij het minimum van zelf." Door deze ingrijpende verandering vervalt het geheele aandoenlijke be toog der redactie. moet ik de jongelieden dan laten straatslijpen Neen, mijnheer, dan Iaat u ze niet straatslijpen, doch in dat voor u hoogst gelukkige geval maakt U een armen drommel ook eens gelukkig, door hem tijdelijk veel knechtsloon te geven, dan zal uw geweten niet bezwaard worden. De schrijver geeft ook nog een we tenschappelijk tintje aan zyn betoog, door de vraag te stellen, of men langs statistischen grondslag wel overtuigd is, dat de verdeel ing tusschen vol wassen en jonge krachten goed geno men is. Och, waarde mynheer, laat dat punt voorloopig rusten. De toe komst zal het spoedig uitwijzen. Doch gy, die blijkbaar wetenschappelijke waarde hecht aan cijfers, gij znlt niet onbekend zyn met het feit, dat een gezin in den tegenwoordigen tijd een minimum cyfer van f12.— noodig heeft, om te kunnen bestaan. Eu nu ten slotte nog'ben belang rijk punt„de groote kosten, welke eene voor de meeste ondernemingen aanzienlijke loonsverhooging zou na zich sleepen." Voorwaar, dat mag ook de werk man niet hebben. Doch ook juist dat punt maakt samenspreking zoo nood zakelijk. Ook de werkman moet te dien opzichte voorgelicht worden. Reeds voorloopig echter vraag ik. of eenerzyds de uitgevers en ander zijds het publiek niet gaarne mede zouden werken, om het groote leger der Typografen te steunen in den levensstrijd. De uitgever, door meer, soms veol meer voor een vel druks te betalen, het publiek, door iets meer vooreen book te besteden. Men valle niet over het woord boek, doch zette hiervoor elk drukwerk in dc plaats. Ten slotte vraagt Uw schrijver, of do Commissie tot loonregeling dreigt met werstaking. Ja en neen Zeker neen, waar het geldt eene gewone bedreiging, om bang te maken Vóór alles wenschen allen eene vriendschappel ijke samenspreking. Zeker ja, waar het geldt een histo risch gevolg. Staan de Typografen werkelijk op hun post, is het hun heilige ernst, lotsverbetering te erlangen voor allen, dan zal, waar geen andere middelen meer helpen, gestaakt worden bij die patroons, die de weidenkenden in de onmogelijkheid brengen, om tc kunnen concurreeren. Wij hopen echter nog steeds, dat Haarlem, de oude drukkersstad, het voorbeeld geve aan alle provincie steden, hoe een goede loonregeling in het typografenvak, onder de meest vriendschappelijke verhoudingen tus schen patroon en werkman, tot stand moet komen. Haarlem, J. A. K. Naschrift. Nog dit enkel woord. Vraagt de Commissie tot loonbewe- ging ie veel, dan is liet door samen spreking immers altijd mogelyk, tot een toestand te komen, die beide par tijen kan voldoen. Doch is vóór alles samenspreking niet gewenscht? Wij kunnen in ons antwoord kort zijn. De reden, waarom wij van de eerste vergadering geen notitie heb ben genomen, ook niet schriftelijk, was deze, dat wij geen uitnoodiging had den ontvangen. Van het bestaan dei- eerste circulaire kregen wij dan ook pas kennis door derden. Wy weten zeer wel, dat de bewe- i ging tot loonsverhooging niet van' gisteren dateert en laten de bewering van inzender, dat wy de quaestië luchtig hebben behandeld, voor zijn rekening. Men moet niet onbevangen ons stuk lezen, om dat te zeggen. Waar wy, tot de zaak komende, den schrijver hulde brengen voor de styl van zyn stuk, kunnen wy niet hetzelfde doen ten opzichte van zijn argumentatie. Hy wil te veel aan de toekomst overlaten: de moeilijkheid ten aanzien van den slechten werk man. die 23 jaar wordende, recht zou hebben op twintig cents per uur: de quaestie van de statistiek. „Niemand" zegt inzender, „zal den patroon voor zóo onnoozel aanzien, dat liy luiaards en onkundigen den kost zal geven!" Maar heeft inzender zich wel voorge-1 steld, wat men zeggen zou, als de! patroon een werkman, dien hij geen twintig cent per uur waard rekent.' ontslaat zoodra hij 23 jaar gewordenI zal zijn? Wy vreezen dat"het dan' heeten zou„zie eens, nn jaagt de j patroon den man weg, omdat hy hem hooger loon moet geven". Dat de man onbekwaam is, zou men dan niet la ten klinken. En wat de opmerking over de sta tistiek aangaat wanneer de pa troon, by een regeling als inzender voorstaat, een jonger werkman aan nam tegen hoogen loon dan dat van anderen, gelijk in jaren, op zyn werk plaats, dan zouden immers die ande ren daartegen bezwaar maken! Ten slotte doen wij opmerken, dat inzender wel optimistisch is, zoo hy meent, dat het publiek gaarne meer zou betalen voor zyn drukwerk van allerlei aard (couranten, boeken etc.) Vraag maar eens aan de boekhande laars of het publiek nog dure boeken koopt. Neen, daar is de t jjd niet naar. De monschen koopen alleen wat goed koop is en dat is met couranten en particuliere drukwerken evengoed het geval. Red. Aan de Redactie van Haarlem's Dagblad. Mijne Heer en! Op uitnoodiging van twee gezellen» onderteekend „namens de Commissie tot Loonsverbetering", bezocht ik voor eenige weken .eene bijeenkomst van genoemde Commissie, waar alle Haarlemsche patroons in de grapbi sche vakken uitgenoodigd waren, om hun oordcel uit te spreken over voor stellen tot lotsverbetering in het leven van den werkman, beoefenende de ge noemde vakken. Hoewel weinig verwachting koeste rend van eene dergelijke bijeenkomst, stond ik wol eenigszins versteld over de onverschilligheid, waarmede de patroons deze vriendschappelijke po ging der gezellen om lotsverbetering te erlangen, beantwoordden. Eén pa troon, het drukkersvak beoefenend, was aanwezig, verder ééu patroon die het bindersvak beoefent en ten slotte was van één patroon een schrij ven ingekomen. Thans blykt my uit een schrijven in Uw blad, dat gij en naar Uw oordeel vele anderen, niet weggeble ven zijt uit gebrek aan welwillend heid. Ongetwijfeld zou het den werk lieden aangenaam geweest zyn, indien zy den bew usten avond daarvan eenig blyk hadden mogen ontvangen, al ware het geweest door een enkel woord. Gy zet in Uw schrijven uiteen, waarom gij meent, dat van eene loonregeling in den geest als door de Commissie voorgesteld wordt niets kan komen. En daar gy tevens de overtuiging uitspreekt, dat andere patroons met U dezelfde meening deelen, wensch ik met een enkel woord op te merken, dat ik mij in geenen deele aan uw zijde kan scharen. In tegendeel geloof ik. dat in hoofdtrekken zeer veel goeds in die regeling is, en dat zoowel vóór den patroon als vóór den gezel. En ten bewijze daarvan strekt Am sterdam ten voorbeeld, waar reeds op een aantal groote werkplaatsen de regeling is ingevoerd, welke zoo ge heel door U verworpen wordt. Toch schreef ik boven, weiuig goeds te verwachten van eene bijeenkomst der commissie met de patroons en wel om reden, dat de patroons geen on derlinge» band bezitten. Al waren op den bew usten avond al de Haarlem sche patroons verschenen, dan nog! geloof ik, dat wij geen schrede ver- der zouden gekomen zijn. De patroons; zouden waarschijnlijk geluisterd heb ben naar de niet nieuwe klachten der gezellen. De een of ander zou mis- schien geantwoord hebben, dat de concurrentie wel dwcf-g tot lage loo- nen en niemand, ook ondergeteëkende niet, zou eenige belofte gedaan heb ben. Bovendien zou het outbroken hebben aan een stelselmatige bestrij ding der bewuste ï'egeling, omdat de onderlinge band tusschen de patroons ontbreekt. Ik kan mij voorstellen, dat een pa- troon zegt, ik kan mijn tijd beter ge bruiken, dan met liet bezoeken van onnutte tot niets voerende vergade ringen. Doch, hoe men, bezield met welwillendheid, een doodend zwijgen bewaart, is my een raadsel. Nog deze mededeeling. Daar ik één maal ter vergadering opgegaan was en ik ongaarne eenonnutten gang doe, heb ik nadat de officieele vergadering op mijn verzoek gesloten was, een paar opmerkingen "gemaakt, over de voorstellen der commissie, zonder my daarom tot iets tc verbinden. En ik kan verklaren dat deze zeer welwil lend opgenomen werden. Van eene opmerking verklaarde de voorzÉiop" reeds dadelyk dat men inzag in toot der eischen te ver gegaan te i Tul Ook sprak ik toen mijne overtuig rich uit niet te gelooven dat men verst dat dig deed, Haarlem en Amstenj kun met elkander te vergelijken, waar rin betrof de grafische vakken. gen Geloof niet, dat ik met dit schrij goe< eenigszins vooruit wensch te 1 v mar op de toekomst. Ook wil ik niet zeg jal bizonder ingenomen te zyn met leve bestaan der commissie tot loonii ber< ling en hare plannen. Doch v/awe gelukkig volgens dc tegenwoord begrippen,tusschen den patroon en w arbeider geen ander onderscheid 3 staat, dan een toevallig verschil opvoeding en geldmiddelen, aclit het hoogst gewenscht, dat eersj noemde, laatstgenoemde antwooi waar deze iets verzoekt of vraagt Ten slotte nog dit. Ik voor mij ai uaa de zaak in het tegenwoordige stadi ond volkomen ongeschikt voor openh deD behandeling, doch du gij de zaak1 ran de zijde der patroons meendet tc m daa ten uiteenzetten in uw courant, t zyn ik zoo vry als patroon er rayn e van deel tegenover te plaatsen. ver1 Een beleefd verzoek mijnerzijds a de een der grootste patroons gedaan, die eene vergadering van patroons te! zij, leggen, bleef onbeantwoord. By d keb patroon ontbreekt blijkbaar de opv ban ding waarvan ik boven sprak. Met vriendschappclyken groet, J. L. E. I. Kleynenbkei fl •eg dez< dek krij Mijnheer de Redacteur Overtuigd van uwe gastvrij h üa< durf ik vrymoedig u eenige ruis Hy verzoeken in uw veel gelezen bl Vle voor onderstaand. fcik Wat ik sinds eenigen tyd voor dez iie1 hoorde mompelen, hoorde fluisteren gou waarheid geworden. „De bouw van bet Gasthuis de Kamperlaan" is opgedragen iemand buiten „deze stad wo$aa achtig." Nu rijst de vraag bij mij Is er niemand in deze stad geschikt werk uit te voeren 'tls waar een werkgever blijft vfpe wien hij een werk wil geven. Maar is deze vrijheid wel zoo heel onbeperkt waar het een w geldt als deze bouw, die toch, roinstejaa voor een gedeelte, door giften onze burgerij tot stand kwam. In dezen tyd van werkeloosheid het ontmoedigend voor den patrol roe droevig voor den werkman, te zifcn dat dei-gelyke belangrijke werken vreemden worden toevertrouwd. Waarom toch onzen Haarlem schtot aannemers niet eens de gelegcnlie ite gegeven mede te dingen naar dit w Of getuigen niet de vele gr werken, door hen, zoo hier als elde met cere tot stand gebracht voor kunde en geschiktheid Meer zou ik hier nog kunnen voegen, doch ik vertrouw, dat onl werkgevers voortaan beter oog,bet aa hart zullen hebben voor onze indd n trieelen, neringdoenden en werkli den, om in onze stad waarvooi des winters zooveel behoefte aan wei is te honden, wat gehouden en moet worden. U dankend, Mijnheer de Redactcu voor de verleende ruimte Hoogachtend UEd. dw. dicnaai X. kei a eh •I dor ovc 1 reftai la v: leg Fr; TOO dol «f GE&IEN&tt NIEUWS, Woensdag heeft te Antwerpen (if Nederlandsche consul-generaal dc het De Kuyper zich in'groot unifori f naar het Stadhuis begeven, onf aa f den burgemeester mr. Jan van Lij: f wyck het ridderkruis van den Node: f landschen Leeuw te overhandigen. I) f burgemeester wachtte met de vijf we 1 houders, allen in ambtsgewaad, de£1 I consul op en beantwoordde li artelijzv do toespraak van dezen. Hij zeided 1 hem verleende onderscheiding op ho •gen prijs te stellen, als vernieuwe bewijs van de hechte vriendschap;*1 banden die tusschen Nederland ejf j België bestaan. Een. land van teleurstelling Het is een treurig verhaal dat ove den toestand in het goudland Klon h( dyke door de New York Herald wok k medegedeeld. Dawson City staat aan den vooi k j avond van hongersnood cn de inwo 1 ners zyn in volkomen onbewustheid van liet gevaar dat hen dreigt. Z Zulke zaken had ik in Shadwell nooit zien dragen. „Het is niet erg goedkoop" zeide ik. „Pardon, juffrouw, de pry's is juist zeer billy k." „Neen, ik neem hem niet," zeide ik op beslisten toon, terwijl ik even spijtig zuchtte. Maar toen de chef mij verklaarde, dat men in geheel Londen geen mooier bont zou vinden en deze mantel waardig was door eene hertogin gedragen te worden, veranderde ik van besluit en zeide, dat ik hem voor een ander artikel, dat ik gekocht had, wilde verruilen. Handschoenen en andere kleinigheden, die miss Hopkins my nu zeer beleefd voorlegde,"voltooiden myn bestelling en daar de som, die ik besteed had, myn geld ver overschreed, zou de chef alles maar op de rekening zetten. „Alles moet dadelyk bezorgd worden, daar ik de kleeren wil aantrekken." Nadat miss Hopkins my eenige aanwijzingen had gegeven welke schoenen ik moest koopen, vertrok ik en begaf my naar het schoenenmagazijn, dat zich aan de overzijde bevond. Een ongekend gevoel van triomf maakte zich van mij moester en doordeze opgewon denheid werd ik zeer bevattelijk. Nu had ik den sleu tel van het geheim gevonden: n.in. ik moest ontdekken wat het was dat deftigo menschen van hen, met wie ik tot nu had omgegaan, onderscheidde. Ik wist nu, waaraan ze te herkennen waren. Om goed te worden en my lief te kleeden, had ik Taras en miss Hopkins maar na te volgen. Ik had zeer goed opgemerkt welke keurige, goed onderhouden han den, net opgemaakt haar en lichte bevallige gang deze jonge dame had. Met de doos, die mijn schoenen be- j vatte, onder den arm spoedde ik mij naar huis, terwijl myn hart overvloeide van geluk. Juffrouw Lucas opende de deur en ging mij voor naar de eerste verdieping, waar zy een kamer had in gericht. Terwijl zy haar hand op myn arm legde, wilde zy in 'tFransch oen gesprek met, mij aanknoopen eii hoewel zy iederen lettergreep duidelijk en op zoo'n luiden toon, alsof ik doof was, uitsprak, verstond ik er toch geen woord van, waarop zy schaterlachend vertrok. By do herinnering aan dc ellende die ik had doorstaan, werd haar gelaat ernstig, en bij de deur gekomen keer de ze nog even terug. „Arme kleine!" zeide ze my op dc wang kussend, waarna zy my verliet om aan liaar bezigheden te gaan. De kamer had een prettig vroolijk aanzien, en zag uit op de Theems. Zy was eenvoudig, maar smaakvol gemeubeld, en bovenal hoerschte er een groote zinde lijkheid. Het was de kamer van Taras geweest, en ter wijl ik bezig was zijn gold te besteden, had hy de voorwerpen, die hem speciaal toebehoorden, naar een ander vertrek gebracht. Het eenige, wat hy vergeten had was een revolver die boven het bed hing. Als deze my in het oog was gevallen, dan had ik de omwisseling van de kamers wel geradenmaar myn aandacht werd geheel en al in beslag genomen door ae pakken, die ik op de tafel voor het venster zag liggen. Ongeduldig maakte ik ze openik spreidde de kle dingstukken over de stoelen uit en kon ze niet genoeg bewondereneen innige dankbaarheid vervulde my en ik snelde de trap af om Taras myn inkoopen te laten zien, hopende dat hy in myn vreugde zou deelen. Hy bevond zicb niet in hot salon. Een vroolijk ge zang bereikte myn oor eu hierop afgaaude vond ik de keuken, waar juffrouw Lucas bezig was salade schoon te maken, omringd door prachtig, glanzende, koperen schalen en andere voorwerpen, die op de tafel stonden of tegen den muur hingen. Ik wilde haar myn wensch duidelyk maken, en zeide: „Taras „Nog een beetje geduld, arm zieltje," zeide zy even van haai- werk opkijkend. Daarna bracht zy my voor de klok, weer naar de wijzerplaat stak zes vingers op en zeide zoo luid mogelyk „Zes uur! Arme kleine!" HOOFDSTUK X. Ik maak kennis met Kavanagh. Ik keerde naar myn kamer terug 'met het voornemen myn kleederen aan te trekken om Taras een verrassing te bereiden. Deze bezigheid duurde wel twee uur, ze ker geen minuut korter. Ik had met verscheidene moeilijkheden te kampen, waar ik volstrekt niet op gerekend had. Er waren eenige kleedingstukken, waar van ik niet het minste idéé had hoe ik ze moest aan trekken en vastmaken; myn handen wilden maar niet blank worden, want hoe langer ik waschte, des te rooder werden ze. Toen ging ik my kappen, maar ik geloofde er nooit in te zullen slagen mijn krullen o een nette manier op te kunnen maken. Zy waren er weerbarstig, daar ik ze mijn geheele leven nooit goe had onderhouden. Door het vele kammen werd myn haar glanzig zacht; toen trachtte ik het in een wrong boven o mijn hoofd vast te maken. Ik behoefde niet lang te kiezen, welke japon ik zo aantrekken het rose, zijden kleedje was veel te lit11 om het niet dadelyk in te wijden. i Juist maakte ik het laatste haakje vast, toen ik d voordeur hoorde dichtslaan, waarop de stem van Tara door de gang weerklonk. Ik stak de lamp aan en slingerd tusschen twijfel en hoop, bezag ik mij in uw spiegel. Was ik bet werkelijk Eerlijk gezegd had il mij de luxe van een spiegel niet dikwijls kunnen pel initteeren, zoodat het eigenlijk de eerste inaal was, da ik miizelf mot p.tinifp siamlar-.ht halraatr. Tnn.h had il ik myzelf met eenige aandacht bekeek. Toch had il myn gelaat genoeg gezien om te weten, dat do .spot tende gezegden, die de bezoekers van de herberg mi naar het hoofd wierpen, zeer goed van toepassin] waren. Ik verschrikte byna toen ik de verandering be merkte die myn toilet eu gekapt haar hadden teweeg gebracht; mijn gelaat straalde van geluk en ik kwan mijzelf niet meer leelyk voor. Zou Taras dit ook vinden! Zou hij misschien toch van mij gaan houden? De» vraag hield mij bezig_toen ik de trap afliep. èÜlB Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 2