Derde Blad Een groot Diner. BBKuOHBNDB BIJ HAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 8 Nov. 1897. Eens per jaar geven de lieer en mevrouw Moulard een deftig diner. Die groote dag is weer gekomen. Yan den aanvang van den dag af is mevrouw Mouland, die een zenuw achtig karakter beeft, moeilijk te ge naken. Yandaar, dat de heer Mou lard er over denkt, om stilletjes weg te sluipen naar zyn kantoor en de dienstbode, de kleine Trinette, alleen over te laten aan de standjes van me vrouw. Trinette is de zeventienjarige dienstbode, die een denkbeeldig loon geniet van tien gulden per maand, doch nooit meer ontvangt dan een rijksdaalder, omdat ze alles wat zy breekt, betalen moet. Reeds heeft meneer Moulard zijn rok en zijn witte das voor den dag gehaald, wanneer mevrouw hem zegt met die hooge stem, die by de minste aanleiding overslaat, tot krijschen: „Kom asjeblief niet voor het diner terug. Je kunt lunchen waar je wilt, maai- niet hier, want wy gaan dade lijk de tafel in orde maken. En neem vooral alles wat je noodig hebt, want om ruimte te maken moet je de lin nenkast in het voorkamertje zetten en de spiegelkast achter het bed. Als ze daar eenmaal staan, kan er niets meer uitgehaald worden." Moulard heeft een afschuw van die meubelverhuizingen, maar torst om zijn vrouw geen flauwte op den hals te halen, de linnenkast naar het voor kamertje en de spiegelkast achter het bed. Hierop volgt dit gesprek „Is dat alles kan ik mij nu gaan kleeden Mevrouw. Ja en ga nu gauw heen. Ik jaag je niet weg, beste vriend, maar je begrijpt zelf wel, dat by zulke toebereidselen een man lastig is." (Moulard in avondtoilet, de rok aan, witte das om en met gelakte schoenen, kijkt zelf voldaan in den spiegel.) Mevrouw (zich voor het hoofd slaande). Lieve tijd, 't is waar ook, de bladen moeten nog in de tafel. Ze zyn op den zolder. Die kan Trinette niet dragen, mantoe, trek je rok even uit en haal zé. Moulard. Had me dat gezegd voor ik me gekleed had ze zullen wel erg bestoven wezen, die inlegbladen Mevrouw (zenuwachtig), 't Spijt me erg, maar ik moet ook alleen om alles dénken en alles zelf klaarmaken. En als ik eens een kleinigheid ver geet, ga je knorren en maakt scènes. Daar zou men 't hoofd bij verliezen. Moulard. Nu, wind je niet op, ik ga al naar boven. Mevrouw. Neen dankje, laat maar. Als het niet goedwillig gaat, heb ik liever dat je mij niet helpt. Ga naar je kantoor, lees er de kranten en rook er eigaretten. Ik zal de inlegbladen wel inschuiven zoo goed als dat gaat en my misschien voor mijn geheele leven verrekken, maar je zult me ten minste niet kunnen verwijten.... Moulard is intusschen al naar boven gegaan, om de inlegbladen te halen en komt terug met een vouw in zijn overhemd, gekreukte manchetten en stof op zijn vest. Hij zoekt in een voorzichtig stilzwijgen ergens naar.) Mevrouw. Wat zoek je, manlief? Moulard. Niets. Geef je geen moeite, ik zal 't wel vinden. Mevrouw. Raak nergens aan, je maakt alles in de war. Zeg my maar liever wat je zoekt, dat heb ik liever. Haarüemmet* Sflalleijes Een Zaterdagavondpraatje. CCXCV. Het Bestuur van de Sociëteit Yer- eeniging heeft, met het oog op een feestelijkheid die daar eerstdaags zal worden gegeven en waarbij veel pubiek wordt verwacht, de dames uitgenoo- digd te verschynon in coiffure de soiree, oftewel in avondhaartooi. 't Is niet zoozeer te doen om de kappers rijk te maken, evenmin om eens te zien, op welke fantastische manieren de liaariemsche dames heur haar n eten op le maken, a la trek pot. a la toren van Babel of hoe dan ook. maar om ze er toe te brengen, hare hoeden in de zaal af te zetten. Ja, geëerde dames, hoewel ik u een diepen eerbied toodraag en veel ont zag heb voor uwe modes, vooral voor die waarvan ik 't minste begrijp in weerwil van dien eerbied en dat ontzag hebben ik en honderde andere heeren pardon, ik bedoel zooge naamde heeren der schepping een hevige haat opgevat tegen uwe hoe- den. Niet op straat, volstrekt uiet. Of we daar ai dan niet langs uwe hoofddeksels heen kunnen kijken, deert ons in 't minst niet: er is op straat gewooulyk tocii niet veel bij zonders te zien. Maar in de concert- of schouwburgzaal, daar begint ous uw hoed te hinderen. Wat beeft men, vraag ik, in den schouwburg eraan, of men al hoort wat er gezegd wordt, maar niet kan zien hoe. En dan loopt daar een gedeelte van de zitplaatsen nog ampbithcatersgewijze op, maar kom nu eens in de concertzalen, waar de vloer gelyk is. Ru beweert u misschien, geachte dames, dat men in de concertzaal niets anders te doen heeft, dan te luisteren, maar daarin kan ik het tot myn spy t Moulard. Ik zoek den borstel. Mevrouw (met een scherpe stem). Hoe kan ik je den borstel geven, wanneer je even goed weet als ik, dat de borstel in de benedenste la van de linnenkast is, die je juist zooeven met den voorkant tegen den ranur in bet voorkamertje hebt gezet. Moulard. Als ik de kast even om draai Mevrouw. Neen, dat wil ik niet hebben. Er staan allerlei breekbare dingen op alles zal naar beneden vallen. Er zyn toch wel toilet-inrich tingen op straat, voor een stuiver kun je je laten afborstelen. Trek je rok aan, je overjas en ga dan been. Zoo lang je hier blijft, kan ik toch niets doen. Waarom laat je zoo onnoozel je banden neerhangen Moulard. Ik heb vuile handen, ik wou ze wel wasschen. Mevrouw. Mijn hemel, wat ben je vervelend. Je stuurt alles in de war. Ik heb juist alles bij het fonteintje voor van avond in orde gemaakt: een nieuw stuk zeep en schooue hand doeken. Ik wil niet, dat je den hand doek vuil maakt en de zeep aanbreekt. Wanneer je je op straat laat afbor stelen, moet je jo daar ook maar was schen. Moulard. Goed, goed, word maar niet boos, ik trek mijn rok al aan. Maar zeg eens, weetje ook waar myn overjas is? Mevrouw. Weet jij, waar mijn ja ponnen zyn Is dat myn zaak Je laat ook alles slingeren. Honderd-; maal heb ik je al gezegd, om wan neer je thuis komt, je overjas aan den kapstok te hangen. Moulard. Ja, dat heb ik gisteren ook gedaan, maar de jas is er niet meer. Mevrouw. Als je de jas er gehangen hebt, moest ze er nog wezen. Moet ik haar soms gaan balen, je de jas aantrekken en dichtknoopèn Je maakt mij ziek, zeg ik je. Roep Tri nette. (Trinette verschijnt). Heb je de overjas van meneer gezien Trinette. Neen, mevrouw. Mevrouw. Zie je wel Moulard. Aan den kapstok Trinette. O ja, aan den kapstok heeft wel iets gehangen. Of 'teen overjas was weet ik niet, ik heb er niet naar gekeken. Maar daar me vrouw heeft gezegd, dat ik al de kap stokken! leeg moest maken, heb ik alles met elkaar in de laden van de üanen- kast gestopt. Moulard. Neen, maar zeg eens Mevrouw. Ik zeg, dat wanneer jy de kapstokken volhangt met je klee- ren, onzo gasten geen plaats meer vinden. Voor een enkelen keer dat Trinette doet wat ik haar zeg, heb jij haar niet te beknorren. Hoe moet ik mijn huishouden besturen als jij mij onophoudelijk tegenspreekt? (Met steeds scherper wordende stem) Hoor eens, ik ben tot nu toe heel geduldig geweest, maar nu is mijn geduld uit: ga heen Moulard. Niets liever dan dat, maar laat ik dan tenminste het bed weg schuiven om myn jas te krygen. Mevrouw. O neen, volstrekt niet, ik ga nu niet weer de boel omver balen. Je kantoor is zoover niet, of je kunt er best zonder overjas heen gaan. Moulard. In de rok Dan zullen de menschen denken, dat ik van een bruiloft kom. Mevrouw. Daarin steekt geen schande. Moulard. De collega's zullen mij voor de gek houden. Mevrouw. Dan moet je maar ant woorden. Hier in huis heb je slag genoeg om my met sarcastische op merkingen te overstelpen. Hoeveel meer gal je op anderen uitstort des te minder blijft er voor mij over. Moulard. Als ik vanavond verkou den thuis kom, is liet jou schuld. Mevrouw. Natuurlyk. 't Is immers toch niet met uw eens wezen. Als b.v. Mademoiselle Chanteclair op een Baehconcert er een hoogen noot uit gooit, dan wil toch ook wel eens zien wat voor gezicht ze daarby trekt. En dan ben ik natuurlijk er boven dien benieuwd naar, of mademoiselle Chanteclair een witte japon draagt of een groene en of ze jong is of minder jong. Het oog wil ook wat hebben en dat ware woord, vereerde dames, maakt u tot een dooie letter, door overal uwe hoeden op te houden. Ik zou u wel eens willon zien kijken,; wanneer wy onze hooge hoeden of kachelpijpen meebrachten en onder de uitvoeringen op onze hoofden hiel den. Eigenlyk zouden velen onder ons, wier minder beschermde schedels veel meer gevaar opleveren voor een ver koudheid, daarvoor nog meer aanlei ding hebben, dan u, die, gelijk alge meen bekend is, nimmer uw haar verliest, al wordt ge ook honderd jaar. Onlangs was ik ergens op een con cert en "zat achter een jonge dame, die een allermerkwaardigsten hoed op het hoofd droeg. LI moet weten, dat er dezen zomer by mijn huis aan de dakgoot een zwaluwnest heeft geze ten welnu, die hoed leek er zóo precies op, dat ik me een oogenblik verbaasd lieb afgevraagd of "de mo diste misschien ook bij mij in de dak goot kou zijn geklommen om liet na te maken. Waarschijnlijk om haar gebrek aan eigen vindingrijkheid een beetje te bemantelen, bad zo er een reep zwart fluweel overheen gelegd en er een paar breede stukkeu zwart en wit lint paalrecht bovenop gezet Dit nabootsen van myn zwaluw nest zou ik de modiste nog vergeven hebben, maar die wit en zwarte lin ten waren my te machtig. Die heb ik een eeuwige wraak gezworen. Op 't tooneel kon ik niets zien.Door die linten hoon kon ik natuurlyk niet k ij ken. altijd mijn schuld (zich opwindende). Maar nu is de maat ook vol, als ik je een raad verschuldigd ben, ga dan heen. Moulard. Goed, ik ga. (Ëjj gaat heen). Mevrouw, 't Was tijd. Ik zou er myn geduld by verloren hebben. Die voortdurende zelfbeheersching is niet vol te houden. (Er wordt zacht jes aan de deur geklopt). Ben je daar Trinette Een nederige stem. Neen, het is Trinette niet. Mevrouw (zenuwachtig). Wie dan? antwoord 1 (Stilte.) dat is te erg. (Zy opent de deur en ziet haar man staan.) Wat, ben je daar alweer? Ik dacht, dat je al op kantoor was. Wat is er dan toch? Een ongeluk, een doods tijding, brand in buis? Moulard. Neen, neen, niets van dat alles. Maarmaarik kan myn hoed niet vinden. Mevrouw (dreigend). Heb je ge zworen mij krankzinnig te maken? (Moulard blyft als versteend staan, zonder een stap vooruit of achteruit te durven doen. Trinette komt bin nen met een soort van rood vod in de hand.) Trinette. Mevrouw, ik heb dat on der 't buffet gevonden. Is bet voor u? Mevrouiv. Is dat niet je wrijfdoek voor het koperwerk Moulard. Maar wacht eens, ik zou zeggen ja waarlijk, ik herkeu het, dat is van mij: 't is myn uniformpet van myn laatste maand dienst. Hij ziet er mooi uit, een képi van vijf francs Mevrouw. Nu, waar wacht je dan nog op Daar heb je al een bood. Moulard (verstijfd van schrik). Wat, zou je dan willen, dat ik op straat loop in mijn rok en witte das, zonder overjas, met een soldatenpet op myn hoofd?" Mevrouw, (half gillend) Ga weg! ga wegga weg Moulard. (een flauwte ziende nade ren) Goed, goed, ik ga al. (Op het portaal bekijkt hy de pet, schudt die eens heen en weer om er wat vorm aan te geven, zet baar dan op en gaat zwaarmoedig de trap af.) Wanneer ik by ongeluk een agent van politie tegen kom, dan brengt hij me zeker naar 't bureau 1 (Naar bet fransch van Charles FOLEY.) GEMENGD NIEUWS. Herinnering aan Napoleon. Eene Franscbe dame, Charlotte Sor, die de reis beschreven heeft door Na poleon in 1S11 in Holland en België gedaan, geeft het volgend verslag van een uitstapje dat de Keizer deed naar een stadje, waarvan de naam haar ont snapt, doch dat in de nabijheid van Amsterdam gelegen is. Alleen vergezeld van de Hertogen van Frioul en Rovigo reed hy door de rechte straten welker huizen met olieverf geschilderd waren, met kope ren klappers en platen prijkten en uitmuntten door zindelijkheid. Dit is, zeide de Keizer, een stukje van Hol land dat zeer goed bestuurd wordt, en hy vroeg aan een voorbijganger naar de woning van den Burgemees ter. die deze Z. M. met den vinger aanwees. Z. M. begaf er zich heen, bleef oven vóór de deur staan, klom twee treden op, draaide aan een knop die als goud blonk en trad regelrecht in een helder verlicht vertrek met witte muren en waarvan de vloer bedekt was met fijn zand, dat in sier lijke figuren was gestrooid. In het rond stonden matten stoelen, in het midden eene flink geboende tafel waaraan eenige personen zaten, die schreven en papieren doorblader den. Een hunner, zoowat 40 jaar oud, aan de bovenzijde der tafel gezeten. vroeg zonder op te staan aan de bin- 1 nenkomenden, die hy voor vreemde lingen herkende, wat er van hun dienst is. Ik kom uwe stad bezoeken, zegt een hunner, en wil die niet verlaten alvorens ik U. mynheer de Burge meester, een visite heb gebracht. U zyt zeer beleefd, heeren, ant woordde deze de classieke wollen muts afnemende, die hij ophad en opstaande voegde hij er vriendelijk bij: doe my het genoegen een glas rynwyn te gebruiken. Ik dank u; myn bezoek, myn heer de burgemeester, geldt alleen om te zeggen dat gij een goed admi nistrateur zijt, een waardig en vader lijk magistraat, die spaarzaam met de gelden uwer gemoentenaren om springt. En Napoleon sloeg tegelijkertijd een blik rond in de eenvoudige raad kamer. De taal, de wijze van handelen ver ried eene natuurlijke waardigheid die indruk maakte cn eene bepaalde meer derheid aanduidde. De goede man was als verbysterdbij vat zyn muts die hy in de kamer gooit en roept uitGerechte hemelZijt ge soms de Keizer? By dezen naam staat ieder op. De Keizer glimlachte. Nu, Sire, zooveel te beter, her nam de burgemeester op vriendelijken toon. Wij vreesden, dat gij met geheel uw gevolg van groote heeren zoudt komen, maar op deze wijze kunnen we u op ons gemak zien. Napoleon juichte dit openhartig gezegde toe en deed den goeden man eenige vragen, maar deze aan niets denkende als aan het geluk den Kei zer ten zijnent te zien, opende gauw een deur en riep zoo hard hy kon Hé Fransie, Mietje, kom eens hier Onze nieuwe Yorst is in huis! Twee vrouwen, die er opgeruimd uitzagen, en eenvoudig gekleed waren, komen toegeloopen en zonder de minste verlegenheid te tocnon, ma ken zy hun compliment voor Zijne Majesteit. Sire, dit is mijne vrouw en dat is mijn dochter, zeide de burgemees ter, wij verzoeken u gulhartig gebruik iets by onsthee, wijn, bierSire, voegde hij er by, wij zullen u wel licht nimmer meer onder ons dak zien, vergal onze vreugde niet doorj eene weigering. Komaan, geef mij dan wat van uw lekker bier en een snee brood met Hollandsche boter, zeide de Keizer op wolwillenden toon. De vreugde der brave lieden was niet te beschrijven en gedurende het gebruik informeerde Napoleon naai de behoeften der gemeente, en, onge hoord geval, men vroeg hem niets. Maar, zeide de "Keizer, ik wil tenminste iets voor de armen geven. Sire, antwoordde de burgemees ter. er zijn hier geen armen. Ieder arbeidt voor zich zelf en leeft van den opbrengst van zijn werk. Bewaar uw geld Sire, en gebruik liet waar het noodig is. Gij zijt een braaf man, myn heer de burgemeester, ik zou echter gaarne uwe stad een blijk van tevre denheid geven. Is dat uw plan Sire, welnu, dan zal ik U zeggen dat we geen open bare pomp hebben. U kunt van hier de plaats zien die er voor bestemd is (hij wees op een plein dat met acca- sia boomen beplant was), maar de toestand onzer gemeentekas is; niet voldoende om er een te laten maken. Ik zal twintigduizend franks bij het bedrag voegen, zeide de keizer lachend. Is dat voldoende? Wel. Sire, dat is de helft te veel Maar daar komt me iets in de gedachten. En zich tot den Raad wendende vervolgde hij wat dunkt u er van? We zullen de pomp den naam van onzen vorst ge- Trachtte ik er rechts langs te turen dan boog zich gewoonlijk ook de draagster naar rechts; boog ik me naar links, dan ging zij ook naar links. Toen ik ten einde raad, ging staan om eens over haar heen te kijken, riep het publiek achter mij„zitten!" en toen ik ten slotte my halfluid tot myn buurman over den hoed beklaagde, draaide zij zich half om, lispelde zoo iets van „onbeschèmd", wierp mij een blik toe die my vernietigd zou hebben, wanneer ik niet zoo'n ver stokte booswicht was en stak hare wit en zwarte linten nog een paar centimeter hooger in de lacht. Ik heb den heelen avond niets van de uitvoerenden gezien. Dat is toch wat al te hard. Daar heb je na nog een ander amusement, dat ik me zoo graag gun en dat ik meestal een keer of zes per winter ga genieten, ik bedoel een solo vio loncel. Hebt u wel eens goed gelet ik zeg niet op wat een cellist speelt maar hoe bij dat speelt Welnu, boud hem dan eens goed in 't oog. Ten eerste is het al merkwaardig om te zien boe hy zyn instrument, dat aan iets logs, bijvoorbeeld een beer, doet denken, voor zich neerzet en het daarna om zoo te zeggen met de voe ten omarmt. Na neemt hy het dikke voorwerp, dat hy zyn strijkstok noemt, maar dat eigenlyk veel meer op een kam Ijjkt en gaat daarmee het toilet van zijn instrument maken. De violoncel bromt misschien van pijn, omdat zijn haar in de war is. En na gaai. het beginnen. Al kam mende met de rechterhand, buigt hij zich over de cello been en trekt die op diverse manieren aan de haren, soms van boven naar beneden, dan van beneden naar boven, harder, zachter en de omhelzing van zijn voe ten wordt innigerdan weer gaat by aan 't snolkammen, alsof de cel naar een bal moet, maakt met de hand kriebelende bewegingen alsof hij haar ven, vindt ge dat goed? .Na,Sire, land; terwyl het jonge paar de wit- neem ik uw aanbod aan en we zullen tebroodsweken in Italië ging door den laatsten gulden uwer gift gebroi- brengen, liepen dan ook allerlei ge- ken om een gedenkteeken te stichten ruchten omtrent pogingen om het hu- dat uw beroemden naam waardig is. welyk onwettig te doen verklaren. De De keizer vertrok even opgetogen moeder van de jonge vrouw zou naar over hot gezelschap als dit over hem aanleiding daarvan aan een intervio- was. In bet paleis wedergekeerd, was wer gezegd hebben Je n'ai jamais zijn eerste werk de twintigduizend rien vu de plus legitime." franks aan den burgemeester te zen- i Zoolang Czaar Alexander III loefde den. met bijvoeging van een goudenwas aan geen verzoening ie denken, tabaksdoos waarop zyn portret. ofschoon veie leden van de Russi- ;sche keizer-familio langzamerhand ia I vriendschappelijke verlioudiug tot den Een Russisch Grootvorst, j banneling kwamen vooral de groot hertogin Anastasia van Mecklenburg- Men weet, dat by de mogelijke enSehwerin, zuster van Michael, toonde onmogelijke gissingen, die gemaakt Jzlch grootmoedig en kwam in drukken aan 't lachen wil maken en torst, als haar toilet gemaakt, ik bedoel als het stuk uit is, haar weer weg. Yan mijn prilste jeugd af heb ik me erover verbaasd, dat iemand met zulke rare bewegingen zulke mooie muziek kan maken. En dat wonderlijke schouw spel zou mij voortaan "door dames hoeden worden ontroofdO neen, daar komen zelfs mijn eerbied eii ontzag voor de schoone sekse tegen in opstand. Maar met deze philosophiën komen we niet verder. De vraag is deze: hoe kuunen we er onze dames toe krijgen, hare hoeden in schouwburg en concertzaal af te zetten Ik heb er een van mijn dames-kennissen naar gevraagd, in de hoop een goeden raad te krijgen en die zei: „Wacht, totdat het mode is om zonder hoed in een zaal te komen. Zoodra ze liet in Parijs doen, dan doen wij het ook „En hoelang kan dat nog duren?" vroeg ik. Dat wist zo niet to zeg gen. Misschien een maand, misschien tien jaar, daarvan was met zekerheid niets te zeggen! Mij dunkt, er is maar eén middel en dat is: zachte dwang. De lieelo moeielykheid is aan een eind, wan neer dé directie van den Schouwburg, het Bestuur van de Sociëteit Yereeni- ging en de Kroon, benevens de Directie van hot Brongebouw eenvoudig be- «1 ui ton, "dat alle bezoekers en bezoek sters verplicht zyn, hunne buiten- kleederen, jassen, petteo. hoeden, mantels in de vestiaire af te geven. Maar dan niet tegen een dulöbetje, i maar kosteloos! Wanneer dat ceii maand lang streng wordt volgehou den dan trekken alle dames half- sleet mantels aan, cn zetten oude hoedjes op want als deze kleeding- stukken toch in de kleedkamer moeten blijven, is het de moeite niet meer waard, allerlei kostbare en modieuse vogelnesten en bloemperken zijn omtrent de reden, die den Rus- sischen Czaar genoopt hebben minder beleefd te zijn tegenover den groot hertog van Baden, er onder de ver halen, die er met de haren zyn bij gesleept, een is waarvan de Russi sche grootvorst Michael Michaelowitch de held is. Het komt ons zeer onwaarschijn lijk voor, ja zelfs ongeloofolyk, dat de keizer bij het afwijzen van den groothertog ook maar éen oogenblik aan zyn bloedverwant Michael ge dacht heeft, maar nu onder de nabe trachtingen van het feit, dat te Darm stadt heeft plaats gevonden, deze ge schiedenis weer in alle Duitsehe bla den wordt opgerakeld, willen wy haar ook onzen lezers niet onthouden doch bloot om liec belanghebbende van de geschiedenis zelf. Michael Michaelowitch is dan ge trouwd met een prinses, wier moeder niet van vorstelyken bloede was. Do schoonvader is prins Nicolaas van Nassau, die in liet jaar 1867 te Londen in het huwelijk trad met een dochter van den beroemden llussi- schen dichter Pusclikin. Natalie, we duwe Yon Daubelt. Zij schonk hem twee dochters en een zoon, en zijn zwager, de Vorst van Waldeck, ver leende dezen kinderen en ook hun moeder den grafelijken titel van Me- renberg. De jonge gravinnen werden mooie meisjes en kwamen dikwijls aan het hof te Berlijn, waar zy zeer door den keizer en de keizerin onderscheiden werden, o.a. door herhaaldelijke invi taties voor bezoeken in kleinen kring. Zes jaar geleden, in Februari, kwam de toen 29-jarige grootvorst Michael Michaelowitch, de tweede zoon van den grootvorst Michael Nicolajevitcli, te Wiesbaden, waar hij kennis maakte met prins Nicolaas en zyu familie. Do jonge grootvorst was zoo half en half in ongenade gevallen aan het hof te Petersburg en daarom op reis gezonden. De reden daarvan was ook al een niet „standesgemiisse" liefde voor een Russische hofdame en men hoopte, dat hij zich op reis bekee- ren moebt. Dit deed hij dan ook maar al te goed: hij verving zijn eerste mésallianceplan door een tweede, alhoewel het hier een minder „erge" verbintenis gold. Hy werd namelijk verliefd op de jonge en zeer sclioone gravin Sophie van Moronberg. Met toestemming der ouders be sloot men tot een geheim huwelijk, dat te San Remo gesloten zou wor den en zoo geschiedde. De grootvorst haalde nog een aardigheid uit door den adjudant, die hem (ter bewaking natuurlijk) op reis was meegegeven, met een brief voor den Czaar be stemd naar Petersburg te zenden, juist toen hy trouwde; in den brief werd het plan daartoe aan den Rus- sischen keizer als familiehoofd mede gedeeld I Het laat zich denken, dat de adjudant niet prettig ontvangen werd en dat de Czaar woedend was Alexander III liet zijn ongehoorza- men jongen neef onmiddellijk van al zyn militaire betrekkingen vervallen verklaren. In Duitsehland maakte het geval even veel opschudding als in Rus omgang met het jonge paar. Toen Alexander III gestorven was, werden dadelijk pogingen gedaan om den jongen keizer tot verzoening te bewegen en Michael met zyn schooue vrouw tot het Petersburger hof toe te laten. Dit laatste wees de nieuwe heerscher echter beslist van de hand: by de strepge tucht, die in de Rus sische, keizerlijke familie hcerscht, mocht zoo zeide hij geen pre cedent geschapen worden. Toch stond hij zyn neef toe in Rusland terug te komen en ontving hy hein zelfs in audiëntie. Aan de Russische bladen werd evenwel verboden, daarvan iets mee te deelen. Of de betrekkingen tusschen bet huis Romanof en de familie Merenbcrg daardoor versterkt werden, is niet met zekerheid te zeggen, maar het huwelyk, kort daarop gesloten tus schen den zwager van Michael, graaf Georg Merenlïerg en prinses Oiga Jurjewskaja zou het doen vermoeden. Deze prinses is nl. een der kinde ren van Czaar Alexander II en van de gravin Dolgorouti, met wie de oude keizer na den dood der keizerin een morganatisch huwelyk sloot. De verhouding tusschen keizer Alexander III en vorstin Jurjewskaja (zóó heette zij hqrt na het huwelyk) was zeer vijandig. De vorstin ging naar Frank rijk en gaf daar onder den pseudo niem „Yictor Laferté" een brochure uit over het intieme leven en den dood van keizer Alexander IT. Daarin tracht zy aan te toonen, dat de heerscher allor Russen er zelfs aan dacht, den zonen van gravin Dolgo routi de erfopvolging te verzekeren. Dit zal nu wel niet waar geweest zyn, maar de mededeoling deed toch do vijandschap tusschen de beide families toenemen. Thans eerst komt er een toenadering; de zoon van vorstin Jur jewskaja is nl. in de Russische marine opgenomen en door den tegen- woordigen Czaar in audiëntie ont vangen. (T.) in toren vorm op het hoofd te zetten. Ik zei zooeven. dat er gewoonlijk op straat niet veel te zien is. Meest al is dit ook zoo. Je kunt honderd keer op de Groote Markt komen, zonder dat er iets andere te zien valt, dan de Groote Kerk en de vleeschhal en liet vischhuisje en Trou en het weermaunetje en het stadhuis en dc andere onroerende goederen den honderd en eersten keer dat je er over gaat krijgt misschien een poes een stuip. Eu wanneer je dat dan VARIA. Toen ik i*i Amsterdam kwam nu twintig jaar geleden, zei gisteren iemand in de Póol, had ik juist eeu halven gulden in myri zak. En van daag sta ik voor geen ton op. R"., ccn der bekende steunpilaren van dc Beurs, tienmaal millionnair, die dit hoorde, sprak het hoofd van achter zijn krant stekend: O, dat 's nog niemendal. Toen ik in Amsterdam kwam bezat ik geen halvcu cent. Jy niet?riepen de verbaasde anderen. Zooals ik zeggeen hal vcu cent ik ben hier geboren. Onlangs gaf een correspondent van een blad verslag van een orkaan in volle zee. „Al sterker cn sterker werd j de storm, donderend sloegen de gol- 1 ven tegen het schip, een windvlaag streek over het dek, bezemde dc men- schen naar het achtereinde van het krakende vaartuig en de kapitoin en nog een vat jenever rolden over- boord." zou het wel eens minder goed kun nen alloopen met de inwoners van het huis die op de bovenverdieping staan, loopon of liggen. In 't huisje op den hoek van de Bocrcnstceg lagen twee menschen nog te bed en stel u voor, welke verrassing het wezen moet om, wanneer men rustig in Morpheus armen ligt en prettig droomt by- voorbeeld van een lijn diner met een smakelijk glas wyn om daar op eens bons krak boem naar beneden tc tuimelen op de pijpen van de waterleiding! 't Minste wat van den aannemer gevergd kan wor den, is wel dit, dat hjj de menschen bijwoont, kryg je onwillekeurig een in de buurt waar hy gaat graven, dankbaar gevoel, dat je dat katterige voor de mogelijkheid van instorten drama nu ook hebt mogen beleven, waarschuwt. Gebeurt liet dan toch, Waarmee ik alleen maar zeggen wil, dan kan hy zich a tyd althans een dat er best iets merkwaardigs op weinig verontschuldigen met de op- straat kan gebeuren op een oogenblik, 3 dat de mensch het 't minst verwacht. Zoo was er Woensdagmorgen in de Boerensteeg het eigenaardige tafreel te zien van een plotseling ingestorte zijmuur. Dat had de duinwaterleiding op haar geweten, waarvoor pypen iii de straat gelegd waren. By 't graven was er de soliditeit van de muur in quaestie geschopt en op een gegeven oogenblik viel hij flauw en rolde omver. 't ls nog een wonder te noemen, dat de in wonenden er zoo goed zyn afgekomen, maar de vraag doet zich nu op, of misschien meer hoekhuizen gevaar loopon. op die manier onder graven te worden. Want, hetzij ge zegd met volkomen waardeering van alle levende en doode liaariemsche bouwmeesters, er zijn in de oude stad nog wel meer huizen, die niet kun nen verdragen dat er geschopt worden merking, dat de menschen op dc aan staande aardbev ing waren voorbereid. Want iemand die gewaarschuwd is, is er twee waard u homnie averti en vaut deux zeggen de Franschen. Dat kan men van den leeraar op de Hoogcre Burgerschool niet zeggen, die onlangs in de klasse verrast werd met een wedstrijd in 't hardrijden op de banken. Wat had den de guiten in die klasse gedaan Ze hadden overal waar ze maar konden, penhouders geleend en die onder de schoolbanken gelegd. Op een oogenblik onder do les stootten ze zich met do voeten van den grond af en rrrrtt 1 rolden dc banken op de penhouders naar voren. Dat noemden de scholie ren den wedstryd om den Grand Prix! Wie den prys behaalde, weet ik niet, maar allicht zullen al dc deel nemers wel een prys hebben behaald, in den vorm van 't zesmaal vervoegen tegen liuu fondament. De aannemer j van een werkwoord. Wie had zal er nu verder wel op passen, zult,'vóór tien jaar ooit gedacht, dat aldus u zeggen, want de eigenaar van het!de sport nog op «le school zou zyn huis zal hem dèn muur wel hebben laten j gebrac.it opmetselen. Alles goed en wel, maar j FIDELIO wanneer het tocli nog eens gebeurt, dan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1897 | | pagina 9