Derde Blad
Een groot Diner.
BBKuOHBNDB BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 8 Nov. 1897.
Eens per jaar geven de lieer en
mevrouw Moulard een deftig diner.
Die groote dag is weer gekomen.
Yan den aanvang van den dag af is
mevrouw Mouland, die een zenuw
achtig karakter beeft, moeilijk te ge
naken. Yandaar, dat de heer Mou
lard er over denkt, om stilletjes weg
te sluipen naar zyn kantoor en de
dienstbode, de kleine Trinette, alleen
over te laten aan de standjes van me
vrouw. Trinette is de zeventienjarige
dienstbode, die een denkbeeldig loon
geniet van tien gulden per maand,
doch nooit meer ontvangt dan een
rijksdaalder, omdat ze alles wat zy
breekt, betalen moet.
Reeds heeft meneer Moulard zijn
rok en zijn witte das voor den dag
gehaald, wanneer mevrouw hem zegt
met die hooge stem, die by de minste
aanleiding overslaat, tot krijschen:
„Kom asjeblief niet voor het diner
terug. Je kunt lunchen waar je wilt,
maai- niet hier, want wy gaan dade
lijk de tafel in orde maken. En neem
vooral alles wat je noodig hebt, want
om ruimte te maken moet je de lin
nenkast in het voorkamertje zetten
en de spiegelkast achter het bed. Als
ze daar eenmaal staan, kan er niets
meer uitgehaald worden."
Moulard heeft een afschuw van
die meubelverhuizingen, maar torst
om zijn vrouw geen flauwte op den hals
te halen, de linnenkast naar het voor
kamertje en de spiegelkast achter het
bed. Hierop volgt dit gesprek
„Is dat alles kan ik mij nu gaan
kleeden
Mevrouw. Ja en ga nu gauw heen.
Ik jaag je niet weg, beste vriend,
maar je begrijpt zelf wel, dat by
zulke toebereidselen een man lastig
is."
(Moulard in avondtoilet, de rok aan,
witte das om en met gelakte schoenen,
kijkt zelf voldaan in den spiegel.)
Mevrouw (zich voor het hoofd
slaande). Lieve tijd, 't is waar ook,
de bladen moeten nog in de tafel. Ze
zyn op den zolder. Die kan Trinette
niet dragen, mantoe, trek je rok
even uit en haal zé.
Moulard. Had me dat gezegd voor
ik me gekleed had ze zullen wel erg
bestoven wezen, die inlegbladen
Mevrouw (zenuwachtig), 't Spijt
me erg, maar ik moet ook alleen om
alles dénken en alles zelf klaarmaken.
En als ik eens een kleinigheid ver
geet, ga je knorren en maakt scènes.
Daar zou men 't hoofd bij verliezen.
Moulard. Nu, wind je niet op, ik
ga al naar boven.
Mevrouw. Neen dankje, laat maar.
Als het niet goedwillig gaat, heb ik
liever dat je mij niet helpt. Ga naar
je kantoor, lees er de kranten en rook
er eigaretten. Ik zal de inlegbladen
wel inschuiven zoo goed als dat gaat
en my misschien voor mijn geheele
leven verrekken, maar je zult me ten
minste niet kunnen verwijten....
Moulard is intusschen al naar boven
gegaan, om de inlegbladen te halen
en komt terug met een vouw in zijn
overhemd, gekreukte manchetten en
stof op zijn vest. Hij zoekt in een
voorzichtig stilzwijgen ergens naar.)
Mevrouw. Wat zoek je, manlief?
Moulard. Niets. Geef je geen
moeite, ik zal 't wel vinden.
Mevrouw. Raak nergens aan, je
maakt alles in de war. Zeg my maar
liever wat je zoekt, dat heb ik liever.
Haarüemmet* Sflalleijes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCXCV.
Het Bestuur van de Sociëteit Yer-
eeniging heeft, met het oog op een
feestelijkheid die daar eerstdaags zal
worden gegeven en waarbij veel pubiek
wordt verwacht, de dames uitgenoo-
digd te verschynon in coiffure de
soiree, oftewel in avondhaartooi.
't Is niet zoozeer te doen om de
kappers rijk te maken, evenmin om
eens te zien, op welke fantastische
manieren de liaariemsche dames heur
haar n eten op le maken, a la trek
pot. a la toren van Babel of hoe dan
ook. maar om ze er toe te brengen,
hare hoeden in de zaal af te zetten.
Ja, geëerde dames, hoewel ik u een
diepen eerbied toodraag en veel ont
zag heb voor uwe modes, vooral voor
die waarvan ik 't minste begrijp
in weerwil van dien eerbied en dat
ontzag hebben ik en honderde andere
heeren pardon, ik bedoel zooge
naamde heeren der schepping een
hevige haat opgevat tegen uwe hoe-
den. Niet op straat, volstrekt uiet.
Of we daar ai dan niet langs uwe
hoofddeksels heen kunnen kijken,
deert ons in 't minst niet: er is op
straat gewooulyk tocii niet veel bij
zonders te zien. Maar in de concert-
of schouwburgzaal, daar begint ous
uw hoed te hinderen. Wat beeft men,
vraag ik, in den schouwburg eraan,
of men al hoort wat er gezegd wordt,
maar niet kan zien hoe. En dan loopt
daar een gedeelte van de zitplaatsen
nog ampbithcatersgewijze op, maar
kom nu eens in de concertzalen, waar
de vloer gelyk is.
Ru beweert u misschien, geachte
dames, dat men in de concertzaal niets
anders te doen heeft, dan te luisteren,
maar daarin kan ik het tot myn spy t
Moulard. Ik zoek den borstel.
Mevrouw (met een scherpe stem).
Hoe kan ik je den borstel geven,
wanneer je even goed weet als ik,
dat de borstel in de benedenste la van
de linnenkast is, die je juist zooeven
met den voorkant tegen den ranur in
bet voorkamertje hebt gezet.
Moulard. Als ik de kast even om
draai
Mevrouw. Neen, dat wil ik niet
hebben. Er staan allerlei breekbare
dingen op alles zal naar beneden
vallen. Er zyn toch wel toilet-inrich
tingen op straat, voor een stuiver kun
je je laten afborstelen. Trek je rok
aan, je overjas en ga dan been. Zoo
lang je hier blijft, kan ik toch niets
doen. Waarom laat je zoo onnoozel
je banden neerhangen
Moulard. Ik heb vuile handen, ik
wou ze wel wasschen.
Mevrouw. Mijn hemel, wat ben je
vervelend. Je stuurt alles in de war.
Ik heb juist alles bij het fonteintje
voor van avond in orde gemaakt: een
nieuw stuk zeep en schooue hand
doeken. Ik wil niet, dat je den hand
doek vuil maakt en de zeep aanbreekt.
Wanneer je je op straat laat afbor
stelen, moet je jo daar ook maar was
schen.
Moulard. Goed, goed, word maar
niet boos, ik trek mijn rok al aan.
Maar zeg eens, weetje ook waar myn
overjas is?
Mevrouw. Weet jij, waar mijn ja
ponnen zyn Is dat myn zaak Je
laat ook alles slingeren. Honderd-;
maal heb ik je al gezegd, om wan
neer je thuis komt, je overjas aan
den kapstok te hangen.
Moulard. Ja, dat heb ik gisteren
ook gedaan, maar de jas is er niet
meer.
Mevrouw. Als je de jas er gehangen
hebt, moest ze er nog wezen. Moet
ik haar soms gaan balen, je de jas
aantrekken en dichtknoopèn Je
maakt mij ziek, zeg ik je. Roep Tri
nette. (Trinette verschijnt). Heb je de
overjas van meneer gezien
Trinette. Neen, mevrouw.
Mevrouw. Zie je wel
Moulard. Aan den kapstok
Trinette. O ja, aan den kapstok
heeft wel iets gehangen. Of 'teen
overjas was weet ik niet, ik heb er
niet naar gekeken. Maar daar me
vrouw heeft gezegd, dat ik al de kap
stokken! leeg moest maken, heb ik alles
met elkaar in de laden van de üanen-
kast gestopt.
Moulard. Neen, maar zeg eens
Mevrouw. Ik zeg, dat wanneer jy
de kapstokken volhangt met je klee-
ren, onzo gasten geen plaats meer
vinden. Voor een enkelen keer dat
Trinette doet wat ik haar zeg, heb
jij haar niet te beknorren. Hoe moet
ik mijn huishouden besturen als jij
mij onophoudelijk tegenspreekt? (Met
steeds scherper wordende stem) Hoor
eens, ik ben tot nu toe heel geduldig
geweest, maar nu is mijn geduld uit:
ga heen
Moulard. Niets liever dan dat, maar
laat ik dan tenminste het bed weg
schuiven om myn jas te krygen.
Mevrouw. O neen, volstrekt niet,
ik ga nu niet weer de boel omver
balen. Je kantoor is zoover niet, of
je kunt er best zonder overjas heen
gaan.
Moulard. In de rok Dan zullen
de menschen denken, dat ik van een
bruiloft kom.
Mevrouw. Daarin steekt geen
schande.
Moulard. De collega's zullen mij
voor de gek houden.
Mevrouw. Dan moet je maar ant
woorden. Hier in huis heb je slag
genoeg om my met sarcastische op
merkingen te overstelpen. Hoeveel
meer gal je op anderen uitstort des
te minder blijft er voor mij over.
Moulard. Als ik vanavond verkou
den thuis kom, is liet jou schuld.
Mevrouw. Natuurlyk. 't Is immers
toch niet met uw eens wezen. Als
b.v. Mademoiselle Chanteclair op een
Baehconcert er een hoogen noot uit
gooit, dan wil toch ook wel eens zien
wat voor gezicht ze daarby trekt.
En dan ben ik natuurlijk er boven
dien benieuwd naar, of mademoiselle
Chanteclair een witte japon draagt
of een groene en of ze jong is of
minder jong.
Het oog wil ook wat hebben en
dat ware woord, vereerde dames,
maakt u tot een dooie letter, door
overal uwe hoeden op te houden. Ik
zou u wel eens willon zien kijken,;
wanneer wy onze hooge hoeden of
kachelpijpen meebrachten en onder
de uitvoeringen op onze hoofden hiel
den. Eigenlyk zouden velen onder ons,
wier minder beschermde schedels veel
meer gevaar opleveren voor een ver
koudheid, daarvoor nog meer aanlei
ding hebben, dan u, die, gelijk alge
meen bekend is, nimmer uw haar
verliest, al wordt ge ook honderd
jaar.
Onlangs was ik ergens op een con
cert en "zat achter een jonge dame,
die een allermerkwaardigsten hoed op
het hoofd droeg. LI moet weten, dat
er dezen zomer by mijn huis aan de
dakgoot een zwaluwnest heeft geze
ten welnu, die hoed leek er zóo
precies op, dat ik me een oogenblik
verbaasd lieb afgevraagd of "de mo
diste misschien ook bij mij in de dak
goot kou zijn geklommen om liet na
te maken. Waarschijnlijk om haar
gebrek aan eigen vindingrijkheid een
beetje te bemantelen, bad zo er een
reep zwart fluweel overheen gelegd
en er een paar breede stukkeu zwart
en wit lint paalrecht bovenop gezet
Dit nabootsen van myn zwaluw
nest zou ik de modiste nog vergeven
hebben, maar die wit en zwarte lin
ten waren my te machtig. Die heb ik
een eeuwige wraak gezworen. Op 't
tooneel kon ik niets zien.Door die linten
hoon kon ik natuurlyk niet k ij ken.
altijd mijn schuld (zich opwindende).
Maar nu is de maat ook vol, als ik
je een raad verschuldigd ben, ga dan
heen.
Moulard. Goed, ik ga.
(Ëjj gaat heen).
Mevrouw, 't Was tijd. Ik zou er
myn geduld by verloren hebben.
Die voortdurende zelfbeheersching is
niet vol te houden. (Er wordt zacht
jes aan de deur geklopt). Ben je daar
Trinette
Een nederige stem. Neen, het is
Trinette niet.
Mevrouw (zenuwachtig). Wie dan?
antwoord 1 (Stilte.) dat is te erg. (Zy
opent de deur en ziet haar man staan.)
Wat, ben je daar alweer? Ik dacht,
dat je al op kantoor was. Wat is er
dan toch? Een ongeluk, een doods
tijding, brand in buis?
Moulard. Neen, neen, niets van
dat alles. Maarmaarik kan
myn hoed niet vinden.
Mevrouw (dreigend). Heb je ge
zworen mij krankzinnig te maken?
(Moulard blyft als versteend staan,
zonder een stap vooruit of achteruit
te durven doen. Trinette komt bin
nen met een soort van rood vod in
de hand.)
Trinette. Mevrouw, ik heb dat on
der 't buffet gevonden. Is bet voor u?
Mevrouiv. Is dat niet je wrijfdoek
voor het koperwerk
Moulard. Maar wacht eens, ik zou
zeggen ja waarlijk, ik herkeu het,
dat is van mij: 't is myn uniformpet
van myn laatste maand dienst. Hij
ziet er mooi uit, een képi van vijf
francs
Mevrouw. Nu, waar wacht je dan
nog op Daar heb je al een bood.
Moulard (verstijfd van schrik).
Wat, zou je dan willen, dat ik op
straat loop in mijn rok en witte das,
zonder overjas, met een soldatenpet
op myn hoofd?"
Mevrouw, (half gillend) Ga weg!
ga wegga weg
Moulard. (een flauwte ziende nade
ren) Goed, goed, ik ga al. (Op het
portaal bekijkt hy de pet, schudt die
eens heen en weer om er wat vorm
aan te geven, zet baar dan op en gaat
zwaarmoedig de trap af.) Wanneer
ik by ongeluk een agent van politie
tegen kom, dan brengt hij me zeker
naar 't bureau 1
(Naar bet fransch
van Charles FOLEY.)
GEMENGD NIEUWS.
Herinnering aan Napoleon.
Eene Franscbe dame, Charlotte Sor,
die de reis beschreven heeft door Na
poleon in 1S11 in Holland en België
gedaan, geeft het volgend verslag van
een uitstapje dat de Keizer deed naar
een stadje, waarvan de naam haar ont
snapt, doch dat in de nabijheid van
Amsterdam gelegen is.
Alleen vergezeld van de Hertogen
van Frioul en Rovigo reed hy door
de rechte straten welker huizen met
olieverf geschilderd waren, met kope
ren klappers en platen prijkten en
uitmuntten door zindelijkheid. Dit is,
zeide de Keizer, een stukje van Hol
land dat zeer goed bestuurd wordt,
en hy vroeg aan een voorbijganger
naar de woning van den Burgemees
ter. die deze Z. M. met den vinger
aanwees. Z. M. begaf er zich heen,
bleef oven vóór de deur staan, klom
twee treden op, draaide aan een knop
die als goud blonk en trad regelrecht
in een helder verlicht vertrek met
witte muren en waarvan de vloer
bedekt was met fijn zand, dat in sier
lijke figuren was gestrooid.
In het rond stonden matten stoelen,
in het midden eene flink geboende
tafel waaraan eenige personen zaten,
die schreven en papieren doorblader
den. Een hunner, zoowat 40 jaar oud,
aan de bovenzijde der tafel gezeten.
vroeg zonder op te staan aan de bin-
1 nenkomenden, die hy voor vreemde
lingen herkende, wat er van hun
dienst is.
Ik kom uwe stad bezoeken, zegt
een hunner, en wil die niet verlaten
alvorens ik U. mynheer de Burge
meester, een visite heb gebracht.
U zyt zeer beleefd, heeren, ant
woordde deze de classieke wollen
muts afnemende, die hij ophad en
opstaande voegde hij er vriendelijk
bij: doe my het genoegen een glas
rynwyn te gebruiken.
Ik dank u; myn bezoek, myn
heer de burgemeester, geldt alleen
om te zeggen dat gij een goed admi
nistrateur zijt, een waardig en vader
lijk magistraat, die spaarzaam met
de gelden uwer gemoentenaren om
springt.
En Napoleon sloeg tegelijkertijd
een blik rond in de eenvoudige raad
kamer.
De taal, de wijze van handelen ver
ried eene natuurlijke waardigheid die
indruk maakte cn eene bepaalde meer
derheid aanduidde. De goede man was
als verbysterdbij vat zyn muts
die hy in de kamer gooit en roept
uitGerechte hemelZijt ge soms
de Keizer?
By dezen naam staat ieder op. De
Keizer glimlachte.
Nu, Sire, zooveel te beter, her
nam de burgemeester op vriendelijken
toon. Wij vreesden, dat gij met geheel
uw gevolg van groote heeren zoudt
komen, maar op deze wijze kunnen
we u op ons gemak zien.
Napoleon juichte dit openhartig
gezegde toe en deed den goeden man
eenige vragen, maar deze aan niets
denkende als aan het geluk den Kei
zer ten zijnent te zien, opende gauw
een deur en riep zoo hard hy kon
Hé Fransie, Mietje, kom eens hier
Onze nieuwe Yorst is in huis!
Twee vrouwen, die er opgeruimd
uitzagen, en eenvoudig gekleed waren,
komen toegeloopen en zonder de
minste verlegenheid te tocnon, ma
ken zy hun compliment voor Zijne
Majesteit.
Sire, dit is mijne vrouw en dat
is mijn dochter, zeide de burgemees
ter, wij verzoeken u gulhartig gebruik
iets by onsthee, wijn, bierSire,
voegde hij er by, wij zullen u wel
licht nimmer meer onder ons dak
zien, vergal onze vreugde niet doorj
eene weigering.
Komaan, geef mij dan wat van
uw lekker bier en een snee brood met
Hollandsche boter, zeide de Keizer op
wolwillenden toon.
De vreugde der brave lieden was
niet te beschrijven en gedurende het
gebruik informeerde Napoleon naai
de behoeften der gemeente, en, onge
hoord geval, men vroeg hem niets.
Maar, zeide de "Keizer, ik wil
tenminste iets voor de armen geven.
Sire, antwoordde de burgemees
ter. er zijn hier geen armen. Ieder
arbeidt voor zich zelf en leeft van
den opbrengst van zijn werk. Bewaar
uw geld Sire, en gebruik liet waar
het noodig is.
Gij zijt een braaf man, myn
heer de burgemeester, ik zou echter
gaarne uwe stad een blijk van tevre
denheid geven.
Is dat uw plan Sire, welnu, dan
zal ik U zeggen dat we geen open
bare pomp hebben. U kunt van hier
de plaats zien die er voor bestemd is
(hij wees op een plein dat met acca-
sia boomen beplant was), maar de
toestand onzer gemeentekas is; niet
voldoende om er een te laten maken.
Ik zal twintigduizend franks bij
het bedrag voegen, zeide de keizer
lachend. Is dat voldoende?
Wel. Sire, dat is de helft te
veel Maar daar komt me
iets in de gedachten. En zich tot
den Raad wendende vervolgde hij
wat dunkt u er van? We zullen de
pomp den naam van onzen vorst ge-
Trachtte ik er rechts langs te turen dan
boog zich gewoonlijk ook de draagster
naar rechts; boog ik me naar links,
dan ging zij ook naar links. Toen
ik ten einde raad, ging staan om eens
over haar heen te kijken, riep het
publiek achter mij„zitten!" en toen
ik ten slotte my halfluid tot myn
buurman over den hoed beklaagde,
draaide zij zich half om, lispelde zoo
iets van „onbeschèmd", wierp mij
een blik toe die my vernietigd zou
hebben, wanneer ik niet zoo'n ver
stokte booswicht was en stak hare
wit en zwarte linten nog een paar
centimeter hooger in de lacht. Ik
heb den heelen avond niets van de
uitvoerenden gezien.
Dat is toch wat al te hard. Daar
heb je na nog een ander amusement,
dat ik me zoo graag gun en dat ik
meestal een keer of zes per winter
ga genieten, ik bedoel een solo vio
loncel. Hebt u wel eens goed gelet
ik zeg niet op wat een cellist speelt
maar hoe bij dat speelt Welnu, boud
hem dan eens goed in 't oog. Ten
eerste is het al merkwaardig om te
zien boe hy zyn instrument, dat aan
iets logs, bijvoorbeeld een beer, doet
denken, voor zich neerzet en het
daarna om zoo te zeggen met de voe
ten omarmt. Na neemt hy het dikke
voorwerp, dat hy zyn strijkstok
noemt, maar dat eigenlyk veel meer
op een kam Ijjkt en gaat daarmee
het toilet van zijn instrument maken.
De violoncel bromt misschien van
pijn, omdat zijn haar in de war is.
En na gaai. het beginnen. Al kam
mende met de rechterhand, buigt hij
zich over de cello been en trekt die
op diverse manieren aan de haren,
soms van boven naar beneden, dan
van beneden naar boven, harder,
zachter en de omhelzing van zijn voe
ten wordt innigerdan weer gaat by
aan 't snolkammen, alsof de cel naar
een bal moet, maakt met de hand
kriebelende bewegingen alsof hij haar
ven, vindt ge dat goed? .Na,Sire, land; terwyl het jonge paar de wit-
neem ik uw aanbod aan en we zullen tebroodsweken in Italië ging door
den laatsten gulden uwer gift gebroi- brengen, liepen dan ook allerlei ge-
ken om een gedenkteeken te stichten ruchten omtrent pogingen om het hu-
dat uw beroemden naam waardig is. welyk onwettig te doen verklaren. De
De keizer vertrok even opgetogen moeder van de jonge vrouw zou naar
over hot gezelschap als dit over hem aanleiding daarvan aan een intervio-
was. In bet paleis wedergekeerd, was wer gezegd hebben Je n'ai jamais
zijn eerste werk de twintigduizend rien vu de plus legitime."
franks aan den burgemeester te zen- i Zoolang Czaar Alexander III loefde
den. met bijvoeging van een goudenwas aan geen verzoening ie denken,
tabaksdoos waarop zyn portret. ofschoon veie leden van de Russi-
;sche keizer-familio langzamerhand ia
I vriendschappelijke verlioudiug tot den
Een Russisch Grootvorst, j banneling kwamen vooral de groot
hertogin Anastasia van Mecklenburg-
Men weet, dat by de mogelijke enSehwerin, zuster van Michael, toonde
onmogelijke gissingen, die gemaakt Jzlch grootmoedig en kwam in drukken
aan 't lachen wil maken en torst, als
haar toilet gemaakt, ik bedoel als het
stuk uit is, haar weer weg. Yan mijn
prilste jeugd af heb ik me erover
verbaasd, dat iemand met zulke rare
bewegingen zulke mooie muziek kan
maken. En dat wonderlijke schouw
spel zou mij voortaan "door dames
hoeden worden ontroofdO neen,
daar komen zelfs mijn eerbied eii
ontzag voor de schoone sekse tegen
in opstand.
Maar met deze philosophiën komen
we niet verder. De vraag is deze:
hoe kuunen we er onze dames toe
krijgen, hare hoeden in schouwburg
en concertzaal af te zetten Ik heb
er een van mijn dames-kennissen naar
gevraagd, in de hoop een goeden
raad te krijgen en die zei: „Wacht,
totdat het mode is om zonder hoed
in een zaal te komen. Zoodra ze liet
in Parijs doen, dan doen wij het
ook
„En hoelang kan dat nog duren?"
vroeg ik. Dat wist zo niet to zeg
gen. Misschien een maand, misschien
tien jaar, daarvan was met zekerheid
niets te zeggen!
Mij dunkt, er is maar eén middel
en dat is: zachte dwang. De lieelo
moeielykheid is aan een eind, wan
neer dé directie van den Schouwburg,
het Bestuur van de Sociëteit Yereeni-
ging en de Kroon, benevens de Directie
van hot Brongebouw eenvoudig be-
«1 ui ton, "dat alle bezoekers en bezoek
sters verplicht zyn, hunne buiten-
kleederen, jassen, petteo. hoeden,
mantels in de vestiaire af te geven.
Maar dan niet tegen een dulöbetje, i
maar kosteloos! Wanneer dat ceii
maand lang streng wordt volgehou
den dan trekken alle dames half-
sleet mantels aan, cn zetten oude
hoedjes op want als deze kleeding-
stukken toch in de kleedkamer
moeten blijven, is het de moeite niet
meer waard, allerlei kostbare en
modieuse vogelnesten en bloemperken
zijn omtrent de reden, die den Rus-
sischen Czaar genoopt hebben minder
beleefd te zijn tegenover den groot
hertog van Baden, er onder de ver
halen, die er met de haren zyn bij
gesleept, een is waarvan de Russi
sche grootvorst Michael Michaelowitch
de held is.
Het komt ons zeer onwaarschijn
lijk voor, ja zelfs ongeloofolyk, dat
de keizer bij het afwijzen van den
groothertog ook maar éen oogenblik
aan zyn bloedverwant Michael ge
dacht heeft, maar nu onder de nabe
trachtingen van het feit, dat te Darm
stadt heeft plaats gevonden, deze ge
schiedenis weer in alle Duitsehe bla
den wordt opgerakeld, willen wy
haar ook onzen lezers niet onthouden
doch bloot om liec belanghebbende
van de geschiedenis zelf.
Michael Michaelowitch is dan ge
trouwd met een prinses, wier moeder
niet van vorstelyken bloede was.
Do schoonvader is prins Nicolaas
van Nassau, die in liet jaar 1867 te
Londen in het huwelijk trad met een
dochter van den beroemden llussi-
schen dichter Pusclikin. Natalie, we
duwe Yon Daubelt. Zij schonk hem
twee dochters en een zoon, en zijn
zwager, de Vorst van Waldeck, ver
leende dezen kinderen en ook hun
moeder den grafelijken titel van Me-
renberg.
De jonge gravinnen werden mooie
meisjes en kwamen dikwijls aan het
hof te Berlijn, waar zy zeer door den
keizer en de keizerin onderscheiden
werden, o.a. door herhaaldelijke invi
taties voor bezoeken in kleinen kring.
Zes jaar geleden, in Februari, kwam
de toen 29-jarige grootvorst Michael
Michaelowitch, de tweede zoon van
den grootvorst Michael Nicolajevitcli,
te Wiesbaden, waar hij kennis maakte
met prins Nicolaas en zyu familie.
Do jonge grootvorst was zoo half
en half in ongenade gevallen aan het
hof te Petersburg en daarom op reis
gezonden. De reden daarvan was ook
al een niet „standesgemiisse" liefde
voor een Russische hofdame en men
hoopte, dat hij zich op reis bekee-
ren moebt. Dit deed hij dan ook
maar al te goed: hij verving zijn
eerste mésallianceplan door een tweede,
alhoewel het hier een minder „erge"
verbintenis gold. Hy werd namelijk
verliefd op de jonge en zeer sclioone
gravin Sophie van Moronberg.
Met toestemming der ouders be
sloot men tot een geheim huwelijk,
dat te San Remo gesloten zou wor
den en zoo geschiedde. De grootvorst
haalde nog een aardigheid uit door
den adjudant, die hem (ter bewaking
natuurlijk) op reis was meegegeven,
met een brief voor den Czaar be
stemd naar Petersburg te zenden,
juist toen hy trouwde; in den brief
werd het plan daartoe aan den Rus-
sischen keizer als familiehoofd mede
gedeeld I Het laat zich denken, dat
de adjudant niet prettig ontvangen
werd en dat de Czaar woedend was
Alexander III liet zijn ongehoorza-
men jongen neef onmiddellijk van al
zyn militaire betrekkingen vervallen
verklaren.
In Duitsehland maakte het geval
even veel opschudding als in Rus
omgang met het jonge paar.
Toen Alexander III gestorven was,
werden dadelijk pogingen gedaan om
den jongen keizer tot verzoening te
bewegen en Michael met zyn schooue
vrouw tot het Petersburger hof toe
te laten. Dit laatste wees de nieuwe
heerscher echter beslist van de hand:
by de strepge tucht, die in de Rus
sische, keizerlijke familie hcerscht,
mocht zoo zeide hij geen pre
cedent geschapen worden.
Toch stond hij zyn neef toe in
Rusland terug te komen en ontving
hy hein zelfs in audiëntie. Aan de
Russische bladen werd evenwel
verboden, daarvan iets mee te deelen.
Of de betrekkingen tusschen bet huis
Romanof en de familie Merenbcrg
daardoor versterkt werden, is niet
met zekerheid te zeggen, maar het
huwelyk, kort daarop gesloten tus
schen den zwager van Michael, graaf
Georg Merenlïerg en prinses Oiga
Jurjewskaja zou het doen vermoeden.
Deze prinses is nl. een der kinde
ren van Czaar Alexander II en van
de gravin Dolgorouti, met wie de
oude keizer na den dood der keizerin
een morganatisch huwelyk sloot. De
verhouding tusschen keizer Alexander
III en vorstin Jurjewskaja (zóó heette
zij hqrt na het huwelyk) was zeer
vijandig. De vorstin ging naar Frank
rijk en gaf daar onder den pseudo
niem „Yictor Laferté" een brochure
uit over het intieme leven en den dood
van keizer Alexander IT.
Daarin tracht zy aan te toonen, dat
de heerscher allor Russen er zelfs aan
dacht, den zonen van gravin Dolgo
routi de erfopvolging te verzekeren.
Dit zal nu wel niet waar geweest zyn,
maar de mededeoling deed toch do
vijandschap tusschen de beide families
toenemen. Thans eerst komt er een
toenadering; de zoon van vorstin Jur
jewskaja is nl. in de Russische
marine opgenomen en door den tegen-
woordigen Czaar in audiëntie ont
vangen. (T.)
in toren vorm op het hoofd te zetten.
Ik zei zooeven. dat er gewoonlijk
op straat niet veel te zien is. Meest
al is dit ook zoo. Je kunt honderd
keer op de Groote Markt komen,
zonder dat er iets andere te zien
valt, dan de Groote Kerk en de
vleeschhal en liet vischhuisje en Trou
en het weermaunetje en het stadhuis
en dc andere onroerende goederen
den honderd en eersten keer dat je
er over gaat krijgt misschien een poes
een stuip. Eu wanneer je dat dan
VARIA.
Toen ik i*i Amsterdam kwam
nu twintig jaar geleden, zei gisteren
iemand in de Póol, had ik juist eeu
halven gulden in myri zak. En van
daag sta ik voor geen ton op.
R"., ccn der bekende steunpilaren
van dc Beurs, tienmaal millionnair,
die dit hoorde, sprak het hoofd van
achter zijn krant stekend:
O, dat 's nog niemendal. Toen
ik in Amsterdam kwam bezat ik geen
halvcu cent.
Jy niet?riepen de verbaasde
anderen.
Zooals ik zeggeen hal vcu cent
ik ben hier geboren.
Onlangs gaf een correspondent van
een blad verslag van een orkaan in
volle zee. „Al sterker cn sterker werd j
de storm, donderend sloegen de gol- 1
ven tegen het schip, een windvlaag
streek over het dek, bezemde dc men-
schen naar het achtereinde van het
krakende vaartuig en de kapitoin en
nog een vat jenever rolden over-
boord."
zou het wel eens minder goed kun
nen alloopen met de inwoners van het
huis die op de bovenverdieping staan,
loopon of liggen. In 't huisje op den
hoek van de Bocrcnstceg lagen twee
menschen nog te bed en stel u voor,
welke verrassing het wezen moet om,
wanneer men rustig in Morpheus
armen ligt en prettig droomt by-
voorbeeld van een lijn diner met een
smakelijk glas wyn om daar op
eens bons krak boem
naar beneden tc tuimelen op de pijpen
van de waterleiding! 't Minste wat
van den aannemer gevergd kan wor
den, is wel dit, dat hjj de menschen
bijwoont, kryg je onwillekeurig een in de buurt waar hy gaat graven,
dankbaar gevoel, dat je dat katterige voor de mogelijkheid van instorten
drama nu ook hebt mogen beleven, waarschuwt. Gebeurt liet dan toch,
Waarmee ik alleen maar zeggen wil, dan kan hy zich a tyd althans een
dat er best iets merkwaardigs op weinig verontschuldigen met de op-
straat kan gebeuren op een oogenblik, 3
dat de mensch het 't minst verwacht.
Zoo was er Woensdagmorgen in de
Boerensteeg het eigenaardige tafreel
te zien van een plotseling ingestorte
zijmuur. Dat had de duinwaterleiding
op haar geweten, waarvoor pypen iii
de straat gelegd waren. By 't
graven was er de soliditeit van
de muur in quaestie geschopt en op
een gegeven oogenblik viel hij flauw
en rolde omver.
't ls nog een wonder te noemen,
dat de in wonenden er zoo goed zyn
afgekomen, maar de vraag doet zich
nu op, of misschien meer hoekhuizen
gevaar loopon. op die manier onder
graven te worden. Want, hetzij ge
zegd met volkomen waardeering van
alle levende en doode liaariemsche
bouwmeesters, er zijn in de oude stad
nog wel meer huizen, die niet kun
nen verdragen dat er geschopt worden
merking, dat de menschen op dc aan
staande aardbev ing waren voorbereid.
Want iemand die gewaarschuwd
is, is er twee waard u homnie
averti en vaut deux zeggen de
Franschen. Dat kan men van den
leeraar op de Hoogcre Burgerschool
niet zeggen, die onlangs in de klasse
verrast werd met een wedstrijd in 't
hardrijden op de banken. Wat had
den de guiten in die klasse gedaan
Ze hadden overal waar ze maar konden,
penhouders geleend en die onder de
schoolbanken gelegd. Op een oogenblik
onder do les stootten ze zich met do
voeten van den grond af en rrrrtt 1
rolden dc banken op de penhouders
naar voren. Dat noemden de scholie
ren den wedstryd om den Grand
Prix! Wie den prys behaalde, weet
ik niet, maar allicht zullen al dc deel
nemers wel een prys hebben behaald,
in den vorm van 't zesmaal vervoegen
tegen liuu fondament. De aannemer j van een werkwoord. Wie had
zal er nu verder wel op passen, zult,'vóór tien jaar ooit gedacht, dat aldus
u zeggen, want de eigenaar van het!de sport nog op «le school zou zyn
huis zal hem dèn muur wel hebben laten j gebrac.it
opmetselen. Alles goed en wel, maar j FIDELIO
wanneer het tocli nog eens gebeurt, dan