ONTDEKT.
Eene Amerikaansche spoorweg
geschiedenis.
Zoowat tien jaar geleden was ik
machinist op den exprestrein tusscken
M... en B...
Op een kouden morgen in de maand
Maai t, op de locomotief staande in
afwachting van het sein tot vertrek,
zag ik dat myn stoker, Tom Brady,
met een anderen persoon in druk ge
sprek op het perron stond. Een
oogenblik later kwamen zij beiden op
mij af.
..Watson", zeide Brady, „dit is myn
vriend Barston. Hij zou gaarne op de
machine mederijden tot C."
„All right", antwoordde ik terstond,
want Brady was een goede vent en
ofschoon ik niet van een derden per
soon hield, wilde ik hem niet gaarne
iets weigeren.
„Stap op Barston", zeide Brady,
en de vreemdeling liet zich dit goen
tweemaal zeggen.
„Als mijne tegenwoordigheid u maar
in 'het minste zou hinderen", zeide
hij. „dan moet gij het maar zeggen,
Mr. Watson, en ik ga dadelijk in een
van de waggons zitten."
Ik antwoordde, dat ik er niet het
minste op tegen had, omdat het Brady
was. Hy bedankte my voor mijne
goedheid en zette zich op de kolen
neder, belangstellend de geheele rich
ting van ,de machine bewonderende.
Terwyl hy biermede bezig was,
werd er afgeluid, het fluitje van den
conducteur deed zich liooren en voort
vlogen wy.
..Ik heb Mr. Atway, den kassier
van de M....bank in dien salonwagen
zien stappen", zeide Brady, „ik ge
loof dat hij weer een aardig sommetje
in zyn portefeuille draagt; hij gaat
zeker weer naar C."
„Dat zal waar wezen," zeide ik,
„hét is algemeen bekend, dat hy dik
wijls groote sommen aan bankbiljet
ten bij zich draagt. Laat hij maar
oppassen of hy wordt nog eens be
stolen."
„O, geen nood, mijnheer Atway is
voorzichtig genoeg," vervolgde Brady,
„hy zal zich de kaas niet van het
brood laten eten."
„Dat neemt niet weg," onderbrak
mijn passagier, „dat hy groot gevaar
loopt en hij vandaag of morgen wel
eens erin kan vliegen. Daar zyn ge
noeg geslepen dieven, die de voor
zichtigheid van mijnheer Atway wel
eens konden verschalken en die een
sommetje van eenige duizenden dol
lars niet te versmaden vinden."
En hierop volgde een verhaal van
een kassiersknecht, die op klaarlich
ten dag beroofd en vermoord was ge
worden, in alle kleur en geur be
schreven.
„Daar loeren er genoeg op zoo'n
reizend heer", besloot Mr. Barston
en haalde meteen zijn horloge voor
den dag.
„Hoe laat zijn we precies teC—
„Binnen 20 minuten zyn we er",
was mijn antwoord.
„Ik kan dan dadelijk door naar
New-York, geloof ik."
Op dit oogenblik reden wy een
tunnel binnen en behalve het vuur
van onze machine verkeerden wy in
stikdonker. De tunnel had eene lengte
van ongeveer een myl, in twee minu
ten zouden wy die afleggen. Juist
toen wy uit de tunnel kwamen, luidde
het noodsignaal zeer hevig.
„Wat moet dat, wie luidde die bel
vroeg Barston verbleekende.
Zonder te antwoorden greep ik de
rem en bracht den trein tot stilstand.
Wilson, de conducteur, kwam naar
voren, even ontdaan als myn passa
gier, en wij liepen hem te gemoet.
„Wat is er gebeurd en wie heeft
alarm gemaakt?"
„Ik. Mynheer Atway, van de M
bank, is 2000 pd. st. ontstolen
„Hoe is 't mogelijk. Hebben ze den
dief?"
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
CCXCYI.
Voor den eersten keer dat soldaten,
infanteristen, als brandpiket fungeer-
den, namelijk by den brand in de
Kleine Houtstraat, heeft die regeling
niet bijzonder voldaan, 'tls wel be
kend, dat de verschijning van éen
nederlandschen soldaat in gewone om
standigheden duizend „civilisten" met
diep ontzag vervult, maar bij een
hevigen brand is zelfs een legermacht
van acht man, bevolen door een ser
geant, die weer op zyn beurt gecom
mandeerd wordt door een luitenant
is. zeg ik, zoo'n legermacht niet in staat
de brandende nieuwsgierigheid van
honderden burgers naar een brandend
huis, binnen de gepaste perken te hou
den. 't Was dan ook eigenlijk min
der de infanterie, die het terrein had
afgezet, dan wel de politie. De sol
daten hadden niet veel meer dan een
decoratieve verdienste.
Maar om decoratie was het niet te
doen was dat de bedoeling geweest,
dan zou men eerder huzaren hebben
genomen, die veel meer geschikt zijn
tot versiering van het landschap. De
onderzoekende geest des menschen
heeft ook hier getracht de vraag op
te lossen aan wien Let wel te wyten
mocht zyn, dat er niet meer dan twee
en een half dozijn soldaten beschikbaar
zijn geweest.
In dit blad is gemeld, dat de lui
tenant herhaaldelijk gevraagd heeft
aan de autoriteiten ter plaatseof er
niet meer manschappen benoodigd
waren en dat het antwoord op die
vraag telkens luidde, dat het piket
voldoende sterk was.
„Neeu, de schelm is iu den tunnel
van den trein gesprongen."
„Nu vooruit, wij" kunnen niet wach
ten, wij moeten voort."
„Wy zijn een paar minuten te vroeg
en kunnen best wachten," zeide Wil
son, „ik neem de verantwoording op
mij."
„Hoe is hy bestolen, wat is er ge
beurd vroeg ik.
„Het is in den tunnel gebeurd. Mr.
Atway heeft altyd de eerste coupé
vlak 6y de deur van den salonwagen
gereserveerd, vandaag ook. Toen wy
even in den tunnel waren, hoorde hy
do deur van het compartiment open
gaan, het was stikdonker en hij on
derscheidde niets. Op hetzelfde oogen
blik kwam hem een chloroformlucht
in den neus, daarop werd hem een
zakdoek mot dit goed voorgehouden,
maar gelukkig hield hij zijn adem in
cn snoof' het niet op. Toen hy op
wilde staan werd hein de portefeuille
afgerukt eu kreeg hy een geduchten
slag op het hoofdliy greep echter
den dief by den arm cn hield dien
omkneld, terwyl hy uit alle macht
riep. Door het geraas van den trein
hoorde niemand hem, de booswicht
wrong zich aanstonds door het portier
en Atway, die steeds zyn arm vast
hield, werd inedegesleept.
Buiten op liet bordes schudde de
dief zich los en sprong den wagen af.
„Dan is er kans", zeide ik, „dat
hy gedood of minstens gekwetst is."
J a, best mogelyk. Mijnbeer A tway
en eenige passagiers zijn den tunnel
in om naar het geld of den dief om
te zien. Daar komen zij terug.
Ik keek in de richting van den
tunnel en zag eenige heeren aanko
men. Voorop ging Mr. Atway. Hy hield
iets dat op de geroofde portefeuille
geleek, in de hand, eu nader bijge
komen herkende ik deze portefeuille,
waarin hij altyd waarde mede op den
trein nam.
„Heeft u iets gevonden riep Wil
son.
„De ledige portefeuille, maar niets
van den dief. Ik beu geruïneerd.,'
„'t Is jammer, mynheer Atway",
„zéide de conducteur, „laten wy ho
pen dat er nog iets van terecht komt,
maar nu moeten we weer vooruit."
„Natuurlijk", voegde de arme kas
sier er hy. „Ik dank de heeren voor
hunne hulp."
De beide anderen spraken nog veel
over het voorval. 1 k mengde mij ech
ter niet in het gesprek.
Ik had iets opgemerkt, dat mij stof
tot nadenken gaf. My kwam het voor
dat ik misschien don dief zou kan
nen helpen vatten en zocht naar een
middel om myn vermoeden aan het
gerecht mede te dcelen.
„Wy komen nog op tijd voor den
New-Yorkschen trein te C—zeide
Mr. Barston, terwyl hij op zyn hor
loge keek. „Ik was baDg dat dit op
onthoud mij den trein voor New-York
zou doen missen."
„Wy komen bijtijds voor uw trein
te C.—zeide ik, „maar ik ben bang
dat a daarmeo niet verder zult reizen,
voordat icis door u opgehelderd is."
„Wat blieft u vroeg Barston, ter
wyl Brady my sprakeloos aanstaarde.
„Ik denk dat u iets van dien dief
stal afweet!"
„Hy is stapelgek," schreeuwde
Barston. „Stond ik niet hier voor op
de machine, toen we in den tunnel
waren
„Juist. Jy stond hier op de machine,
maar toch weet jy er meer van.
„Dan hou je me voor een dief?
Dat zal je me waar maken
„Als je onschuldig bent zal 't my
genoegen doen," zeiae ik.
„Ik zal je wel vinden
„Wy zullen zien," antwoordde ik
onverschillig.
Watson, je bent gek, je vergist je.
Mi Barston kan onmogelijk van de
zaak afweten,"voerde Brady mij tegen.
„Hoelang keu je hem/ Bradv?"
vroeg ik hem.
„Sedert drie dagen, maar
„Juist, dat dacht ik wel."
„Ik sta er op, de reden te weten,
Nu is het maar de vraag, wie wel
met die autoriteiten ter plaatse be
doeld worden. Zulke uitdrukkingen
zyn van groote waarde, er wordt
niemand mee aangeduid en toch een
soort van verklaring gegeven. De een
kan denken, dat de afgebrande bak
ker zelf daarmoe bedoeld wordt. Hy
toch was de voornaamste acteur in
het drama. Een ander kan beweren,
dat de voornaamste autoriteit ter
plaatse de wethouder van publieke
werken is, aangezien zeker geen in
stelling publieker werkt, dan de brand
weer. Een derde heeft misschien voor
de hoogste autoriteit aangezien den
brandweerman Ego, die met zyn ge
wone onvervaardheid boven op het
dak aan den arbeid was en derhalve,
in letterlijken zin, hooger geplaatst
was dan al de anderen. Een vierde
meende dat de autoriteit ter plaatse
w-as de kommandant van de brand
weer.
Die vierde nu was ik.
Het toeval wilde, dat ik den kom
mandant dezer dagen ergens ontmoette
en by die gelegenheid vernamdat
de commandant wel degelijk acht man
onvoldoende gevonden en voor vol
gende gelegenheden om twintig man
gevraagd heeft. Blijkbaar was hy dus
in 't oog van den plaatselijk adjudant
ook niet de autoriteit ter plaatse. En het
eenige wat ik nu nog veronderstellen
kan, is dat met deze geheimzinnige
autoriteit de politie bedoeld moet
wezen. Een oogenblik nog heb ik ge
dacht, of met die autoriteit ook de
Koningin der Aarde bedoeld kon
worden, maar naar ik van de ver
slaggevers vernam die er bij zyn ge
weest, heeft men ook ditmaal ver
zuimd, hun naar hunne meening te
vragen.
Derhalve moet de politie wel zyn
geweest de autoriteit ter plaatsedie
waarom jjj my van diefstal verdenkt,"
bulderde Barston.
„Goed, 't kan me niet schelen of
je ze weet of niet. Ik heb opgelet
dat toen jy je overjas, oven nadat wij
het station te M. verlaten hadden,
losknoopto, je zak vol bankpapier
was."
„Nu. wat zou dat? 't Ls mijn eigen
geld. Kan iemand geen geld op zak
hebben zonder een dief te zyn Bui
tendien de diefstal was toen nog niet
gebeurd."
„Daar ben ik niet zeker van. At
way ..as zyn geld al kwyt voor dat
wij wegreden. Kort en goed. Jy en
Atway kennen elkander, eu Atway
liegt dat hy met een dief in den tun
nel geworsteld heeft. Ik heb den blik
wel opgevangen, dien hy met jou
wisselde, toen hy met do ledige por
tefeuille in do hand uit den tunnel
kwam. Jij hebt daarop neen geknikt."
„Dat is nonsens. Ik heb den man
nooit te voren gezien."
„Als jy onschuldig bent, dan heb
je ook niets te vreezen."
„Jy zult my aangeven. Ik zal die
schande niet ondergaan."
Ik gaf hem geen antwoord. Hoe
meer hij zich aanstelde, des te sterker
werd myn overtuiging aan zijn schuld.
Wy zwegen allen stil. Toen wij de
hangende brug over de C rivier
naderden en ik stoom afsloot, maakte
Barston een beweging ora van den
trein te springen, maar ik weerhield
hem.
Brady zag deze beweging en zeide
tot mij
„Ik geloof dat je gelijk hebt, Wat
son. Maar ik hoop dat je me ook niet
zult verdenken."
„Neen, dat doe ik ook niet," ant
woordde ik, „ik ben er zeker van dat
je geen schuld aan de zaak hebt."
Drie minuten later kwamen wij te
C. - Barston bood geen verderen
weerstand en was eenige minuten
daarna in banden van de politie, even
als Mr. AU ay de kassier.
Eerst hielden beiden hun onschuld
vol. Maar toen de bankbiljetten uit
Barston's overjas dezelfde nummers
bleken te dragen als de verdwenen
bankjes uit de portefeuille van den
voorzichtigen kassier, veranderde het
tooneel.
Barston's ware naam was Dalton,
zwager van Atway. In de wacht
kamer te Mhadden zy de
bankjes reeds verwisseld en do tun
nelgeschiedenis, met de chloroform-
zakdoek incluis, was geheel geïmpro
viseerd.
De beide bloedverwanten genieten
reeds sedert jaren een strenge staats-
gastvryheid en wel voor een groot
deel van hun leven.
BSMBIEMLAWgl.
Huldeblijken aan de Koningin.
Naar aanleiding van verzoeken, dezer
dagen aan de beslissing van H. M.
de Koningin onderworpen, en waarin
opnieuw vergunning wordt gevraagd
aan Hare Majesteit ter gelegenheid
van Hare meerderjarigheid een hul-
debljk aan te bieden, is ter kennis
van belanghebbenden gebracht dat
Hare Majesteit bij die gelegenheid
geene geschenken zal aannemen. Geen
uitzondering kan hierop om billijk
heidsredenen natuurlyk worden ge
maakt, zoodat zy, die niettemin hunne
plannen doorzetten, zich eene onver
mijdelijke teleurstelling bereiden, aan
gezien hnn geschenk, hoe goed de be
doeling ook zyn moge, zal moeten
worden geweigerd.
Sluiting van collecten.
Over dit in den laatsten tyd zoo
veel besproken onderwerp werd ook
in de afdeelingen der Tweede Kamer
zeer uiteenloopend geoordeeld.
Eenerzijds werd sterk afgekeurd
het standpunt, dat de overheid zich
te stellen heeft tusschen hen. die een
beroep doen op de milddadigheid en
het leger van acht man als brandpi
ket vol doende achtte. Gaat men na,
dat daarmee vier toegangen moesten
worden afgezet, dan kan men zich
begrijpen, dat twee man by eiken
toegang een reusachtige versperring
zouden zyn geweest tegen de opdrin
gende nieuwsgierigen. Het terrein van
den brand zou dan ook een ware pu
blieke vermakelijkheid geworden zyn,
indien niet een sterk korps politieagen
ten present m are geweest. En nu doet
zich by den pliilosopheerenden mensch
in de eerste plaats de vraag voor
is dan nu voortaan de politie inder
daad en de infanterie in naam brand
piket
Zoo ja, dan zouden tóch de solda
ten alleen voor versiering dienen en
in dat geval blijf ik er by, dat het
eleganter is om huzaren te nomen.
En of daarvoor nu zooveel vellen pa
pier volgeschreven zijn (want er is
heel wat inkt gevloeid om een infan-
terie-brandpiket te krijgen) betwijfel
ik zeer. Heeft inderdaad de politie
deze acht mannetjes voldoeude gevon
den, dan kan inen zeggeneen kin
derhand is gauw gevuld.
Maar ik zet myn philosophiën voort.
Wanneer by een brand de politie de
autoriteit ter plaatse is, wat is dan de
chef van de brandweer by die gele
genheid Ik dacht zoo in myn ou'noo-
zelheid dat de kommandant dan de
autoriteit was, maar de plaatselijk
adjudant is misschien wel van meening,
dat een autoriteit niet denkbaar isj
die géén uniform draagt. En nu ver
heugt zich (ik moot het erkennen)
de kommandant niet in het bezit van
uniform, wanneer men tenminste de
waterlaarzen niet meerekent, die ook
door andere brandweer-autoriteiten
worden gedragen.
Zoo komt ten slotte de vraag weer
neer hierop: „Wie is de baas van
de bezitters van aardschc goederen.
Do bedoeling van het overheidstoe
zicht, zoo betoogde men, is geen an
dere dan het tegengaan van oplich
terij. het weren van verkapte bede
laars en het verzekeren van de open
bare orde. Doch waar men te doen
heeft met personen, die te goeder
trouw vragen voor eon liefdadig doel,
heeft het gemeentebestuur den vragers
geen moeilijkheden in den weg te
leggen, onverschillig of dezen al dan
niet behooren tot de ingezetenen der!
gemeente zelve. Eene andere opvat
ting scheen niet overeen to brengen
met de beginselen der anncnwct.Mocht
de plaatselyko overheid zich in het
bedoelde geval hebben laton leiden
door overwegingen var. protectie ten
aanzien van de liefdadige instollingon
te Haarlem, dan zouden sommige le
den meenen, dat hare inmenging niet
yry was van kortzichtigheid. Huns
inziens blykt uit de ervaring, dat het
geven een kunst is, die geleerd en
door oefening moet onderhouden wor
den. Te meer had men bezwaar tegen
het gebruik, dat van het stuitings-
reebt gemaakt is omdat, werd dit
algemeen, allicht willekeur en partij
digheid tegenover vereenigingen van
bepaalde richting te duchten staat.
Aan den anderen kant werd de
door de regeering in het Haarlemsche
geval genomen beslissing verdedigd.
In de wet, zoo werd gezegd, is niéts
te vinden, waarmede deze in strijd is;
integendeel is zij in overeenstemming
met. eene destijds door Thorbecke af
gelegde verklaring. Toegegeven kan
worden, dat van het stuitingsreeht
een zuinig gebruik moet worden ge
maakt. Doch terwijl dit in handen
van burgemeester en wethouders vei
lig, en misbruik uit partijdigheid vry
denkbeeldig werd genoemd, werd er
met nadruk op gewezen, hoe vaak
by collecten gegeven wordt zonder
oordeel des onderscheidshoe, vooral
iu de groote steden, de veelvuldigheid
der collecten, ook door van elders
komenden, voert tot vermindering van
veler offervaardigheid voor in do ge
meente zelve gevestigde instellingen
van liefdadigheid; hoe een deel der
burgerij en met name de winke
liers, die zich moeilijk kunnen ont
trekken wel verre van, zooals ge
zegd werd, allengs opgeleid te wor
den in de kunst van het geven, de
collecten gaat beschouwen als eene
tweede belasting, waarvan do druk
zwaar wordt gevoelden eindelijk,
hoe momgraaa! eene collecte minder
strekt ter bevordering van het daar
voor aangegeven doel, dan dienstbaar
is aan het stoffelijk belang van den
collectant zeiven.
Het wederwoord der eerstbedoelde
groep van leden luidde, dat eenige
leiding der pbilanthropie wenscheljjk
moge zyn, maar niet ligt op den weg
der overheid, en dat voorbeelden van
partijdigheid tegeuovor vereenigingen
van bepaalde richting reeds niet ont
broken hebben. Wel achten ook dozo
leden het nuttig enkele eischen te
stellen, waaraan behoort te worden
voldaan; zoo kan het geraden wezen,
duidelijke omschrijving te vorderen
van het doel der vereeniging, waar
voor wordt gevraagd. Maar willekeu
rige inmenging der overheid werd
dezerzijds scherp veroordeeld, en
mocht de wet daartoe aauleiding ge
ven of zelfs maar daartegen geen waar
borgen bieden, dan scheen het pu
bliek belang herziening der wet op
dit stak te vorderen.
Zondagsrust.
De Yleeschhouwersgezellen-Veree-
niging „Rust door Eendracht" te Am
sterdam, wil ook voor de slagersge
zellen Zondagsrust pogen te verkrij
gen en richt tot dr* arbeiders het ver
zoek daartoe mede te werken.
De winkelnering die, zeggen zy, uit
sluitend bestaat door de echtgenooten
der arbeiders, die, of uit oude sleur
of uit nonchalance des Zondags hunne
vleeschwaren inkoopen, is in hoofd
zaak de reden, dat bij detegenwoor-
wien?" Dat is in de officieele wereld
een zaak van belang en 't is waar
schijnlijk heel nuttig, dat die by deze
gelegenheid ook weer eens ten aanzien
van de brandweer kan worden uit
gemaakt. Ten eerste tegenover de
schutters, voor wie het droevig moet
zyn om aan te zien, dat acht man infan
terie wordt geacht op te wegen tegen
minstens 40 schutters, waaruit vroe
ger het brandpiket bestond. Ten tweede
tegenover de burgery, die or met reden
over uit haar humeur kan raken, dat
een groot gedeelte van het politiekorps
om de verbrande bezittingen van een
enkelen ingezetene te bewaken, ont
trokken wordt aan de bewaking van
de onverbrande bezittingen der overige
burgers. En ten derde tegenover den
kommandant van de brandweer, die
dan toch bij brand, zou men zoo zeg
gen de man is.
De onderwijzeressen van de eerste
tusscliensehool hebben de pen opgevat
om haar handwerk-onderwijs te ver
dedigen tegenover de dames van de
Wilhelmina-naaischool en haren pleit
bezorger, den heer Tjeenk Willink,
waarbij zij bet bestuur van de naai
school uitnoodigen, aan de tusschcn-
school zich eens van den gang van
het onderwijs te komen overtuigen.
Of de dames van de naaischool bij
het hooren van dezen klaroenstoot in
het strijdperk zuilen afdalen, om den
haar toegeworpen handschoen op te
vatten, zal nog moeten blijken. Ik
denk, dat zij er wel niet buiten zul
len kunnen. In ieder geval blijkt er
uit, dat de instelling van eene Com
missie van dames ter beoordeeling van
het handwerk-onderwys zeer wensche-
lyk is, ook voor de onderwijzeressen
in dit vak, welke na genoodzaakt zyn,
düre concurrentie die in dat vak be
staat, de patroons niet geneigd zyn
des Zondags hun winkel te sluiten.
Dat de Zondagsrust voor de vleesch-
houwersgezellen geen onmogelijke
eiseh is, leiden de gezellen hieruit af,
dat er vele groote vleesc-houweryen
zijn met een Jgroot winkeldebiet, die
het geheele jaar des Zondags sluiten,
evenzoo de Israëlieten, die hij hun
Sabbath of feestdagen het vlcesch
daags te voren ontvangen. De vleesch-
houwersgezellen hopen op diewysna
zes dayen arbeid, die des Zaterdags
somwijlen 18 20 uur duurt, den Zon
dag ais rustdag te kunnen vieren.
Ean vreemde inbreker.
Woensdagavond werden de bewo
ners van een koffiehuis te Baarn, na
dat zy zich reeds ter ruste hadden
bogovcn, plotseling opgeschrikt door
het hevig gerammel van vallende gla
zen beneden in het buffet. In hun
angst schoven zij het raam op, en
riepen luid„Dieven 1 dieven
Kort daarop verschenen eenige bu-
ron met de politie, die op den inbre
ker losgingen. Na licht ontstoken te
hebben, ontwaarde men tot niet ge
ringe verbazing een egel, dien
een spotvogel onder de clientèle daar
had achtergelaten.
Ongelukken met vuur
wapenen.
De heer O. B. te Oosterbeek was
Donderdag op de jacht geweest en
met zijn rijtuig tot voor zyn huis te
ruggekeerd. By het uitstappen nam
hij zijn geweer aan, hetwelk ongeluk
kig nog geladen was. Het schot giDg
af en liet geheele schot hagel trof den
heer B. in de borst. Onmiddellijk zeeg
hij neer, en stierf eenige oogenblik-
ken, nadat bij in huis gedragenwas.
Te Stad aan het Haringvliet was
Donderdag de heer B. aan het jagen,
toen opeens, terwijl hij wilde vuren,
zyn geweer uit elkander sprong, met
het gevolg dat de linkerhand van den
heer B. werd verbrijzeld.
Pers Overzicht.
De toelating van den heer Van Qilse.
In de bladen vinden wij aangaande
deze zaak nog een en ander opge
merkt. Zoo zegt het Handelsblad o. m.:
„De stemming heeft den knoop door
gehakt, doch als antecedent voor
de toepassing van eene gewichtige
bepaling van de kieswet heeft zij wei
nig waarde. De voorstanders van de
toelating van den heer Van Gilse wer
den daartoe door te uiteenloopende
motieven geleid. Voor den lieer Loh-
man gaf bijv. de quaestie-Cnossen
den doorslag; door den heer Kuyper
werden aan beide candidaten een'zoo-
danig aantal stemmen onttrokken, dat
de lieer Van Gilse ten slotte de meer
derheid had. De quaestie-Cnossen
moest volgens dezen afgevaardigde
echter ten nadeele van den gekozene
komen.
„Het komt ons voor, dat de Kamer
ten aanzien van het geheele vraag
stuk niet den rechten weg heeft be
wandeld. Indien bet waar is hetgeen
de heer Kuyper beweerde, dat de le
den met hun honderden (in elk geval
moet dit zyn 99) subintreeren voor de
gezamenlijke stembureaux in het dis
trict Sneek, dat men dus met elkander
als stembureau zitting had, dan ware
het een eerste eisch geweest dat over
de geldigheid der stembriefjes ge
heel afgescheiden van de zaak-Cnossen
een besluit ware gevallen. Dan
zou de beslissing zuiver geweest zyn,
en kon vruchtbaar worden voor de
toekomst. Nu dit niet het geval was,
en met het oog op de wet en het regle
ment der Kamer ook moeilijk kon
zyn, blykt afdoende dat de heer Kuy
per aan de Kamer eene functie toe
dacht, die haar in geen enkel opzicht
past.
„Het komt ons voor dat de Kamer
hare eigen verdediging op zich te
nemer, 'tls ook daarom goed, omdat
wy mannen dan geen gevaar meer
loopen, te ivorden betrapt op vergis
singen, wanneer wy den Raadsleden
die er een oordeel over uitgesproken
bobben, naspreken. Was het inder
tijd de heer Klein of de heer Tjeenk
Willink, die het in de Raadsvergade
ring over „uitstukken" heeft gehad?
Een van beide was het zeker en ik
moet openhartig erkennen, dat ik de
zen technischen term dankbaar in myn
oor heb geknoopt, om dien bij gele
genheid te pas te kunnen brengen.
Niet lang daarna deed zich de gele
genheid voor en heb ik, tot mya schrik,
een lachje zien verschijnen op de lip
pen van de deskundigen, die aanwe
zig waren. Met welwillendheid, maar
toch een weinig uit de hoogte, werd my
gezegd, dat het niet was uitstukken,
maar instukken.
Nu vraag ik maar: waar moet het
op die manier heen met het prestige
van de Raadsleden, wanneer zij zich
vergissen in dergelijke technische ter
men? Welk effect zou het maken,
wauneer zij by een eventueel moge
lyk nieuw debat in den Raad, een
stolleplooi noemden wat geen stolle-
plooi is, of in de war raakten by het
onderscheiden van haakgaren en brei
katoen 't Is dus in 's Raads belang,
dat er een speciale Commissie van
Toezicht op net handwerk-onderwys
wordt benoemd. Deze dames behoe
ven volstrekt niet meteen leden te
zyn van de plaatselijke schoolcom
missie zy zullen dat ook denkelijk
liever zelve niet willen en de andere
onderwerpen gaarne aan de wijsheid
van de leden der tegenwoordige school
commissie overlaten. tlSSSSB
J
in het vervolg verstaudig zal doen v
beoordeeling van de geldigheid v L
stembriefjes tenzij er bczwa; i
zyn ingebracht aandestembure» a
over te laten, en voor liet geval >i
stembriefjes worden opgevraagd. 31
de commissie de verdere controle 112
te vertrouwen. Yat men den arix il
der stcmburean's in eenvoudigen tu u
spitsvondigen zin op, dan is die arix i*
ook niet te zwaar voor het gezoi
verstand der raadsleden, zooals ji
de minister Van Houten onderstel: 1
Wil men deze menschen voor quaes
tién stellen als de „tentoonstelling" v ei
stembiljetten, gelyk de hr. Lobman i
noemde, opleverde, dan zou men haa !u
met den heer De Ras tot de concloj
komen, dat eene „voorloopigeoefenini st
als by militairen, bij de toepassing dii;
kieswet dringend noodig ware gewea et
En voorzeker had de oefeningstyd di [f
niet al le krap mogen worden gesteli tc
De N. Bolt. Cour., dio ook co ol
cludeert dat voor (le toepassing ii ai
kieswet geen gewichtig resultaat ei
verkregen, zegt 0. a. dit:
„Van bcteekenis voor de prakljj"
der kieswet was in dit betoog van D
Kuijper, evenals in een nader van d( i|
heer Troelstra, dat de burgemeest
vau LJlst niet dien eerbied voor li
kiesrecht, en niet zulk eene behui
zaamheid tegenover een kiezer a
den dag heeft gelegd, welke bijeei
zoo gewichtige openbare handelin;1
als verkiezingen zyn, plichtmatig»
acht moet worden. Voorts dat de»
meentebesturen wel zullen handefe1
door niet, gelijk te Ylst, voor 1
stembriefjes „tiodderpapier" te g J
bruiken. maar op het voorbeeld v
Amsterdam kaartpapier moeten bes
gen, waar zelfs ruwe handen li
potlood niet licht doorheon steke0
Ook moeten deze potlooden zac
zijn, niet hard gelyk de Friese!11
Het pathos, waarmede de heer Kuyp
over deze „tekortkomingen der a Sj
ministratie" sprak, maakte op ons a
eenigszins belachetyken indruk en
de hatelijkheid, welke hy zich tla
opzichte van den heer Van Gil
veroorloofde, dat deze zijne intra
in de Kamer aan stug potlood en <1:
papier te danken zal hebben, In
naar het ons voorkomt, de te denken g
vende eenstemmigheid der uitkonisti8
van al zyn tellen en speuren he f
terug moeten houden."
Ten slotte uit een artikel in L
Centrum nog het navolgende: 1
„Aan het slot van zijne rede inr
Tweede Kamer zeide de heer Lohma
gisteren: „Overigens bewijst deze»
schiedenis een keer meer hoe noo:
zakelijk het is een mechanische wy cj
van stemmen in te voeren". En 10'
heer Kuyper besloot: „Er moet ei a
andere wijze van stemming wordi
ingovoerd, hoe eer hoe beter."
Het feit, dat bijna twee hondei g,
biljetten niet beantwoordden aan di 1(
eisch, of althans den letter der kic 1{
wet, geeft inderdaad te denken. E v
tegenwoordige manier van stemmi
heeft op de vroegere veel voor, d e
valt niet te weerspreken. Maar mi
moet ook rekening houden met h a
zeer aannemelijke feit, dat de 0
beholpenheid der kiezers er met0
uitbreiding van het kiesrecht ui e
minder op geworden is. En daa a
ten gevolge van de vele bepaling:
der wet, een voortdurende fluctua! a
in het kiezereorps waarscbijnlj
moet worden geacht, sommigi
hun bevoegdheid om te stemmen ka 3
nen verliezen en voor anderen 5
gelegenheid zich opent, om de g e
lederen te versterken, laat t
zich aanzien, dat de vergissingen, a f,
na jarenlange ervaring, niet zeldzaa
zullen zyn. daar bij elke verkiezi: -
de opkomst van een groot aant
nieuwelingen te verwachten is.
Het ware derhalve raadzaam, d
aan den wensch der heeren Lohmi
en Kuyper, welke ook reeds in
pers tot uiting kwam, gevolg we ;e
gegeven. Men moet liet den kiez q;
zoo eenvoudig en gemakkelijk m
gelijk maken om van zijn gevoel |e
te doen blijken, maar de weg, di: a
Op 't oogenblik dat ik dit schrj 3
is de groote optocht van den Boi
van spoorwegpersoneel nog niet b -
gonrien, maar als de lezer dit ond
de oogen krygt, is hy al afgeloope
't Is nog niet zoo lang geleden, d
dergelyke optochten, uitgaande vi
geavanceerde vereenigingen, eenvo
dig zouden zyn verboden. En mi
mag er wel ora glimlachen, dat 1
uitnoodiggen om aan den optoc
mee te doen, zelfs tot besturen Vi ra
kiesvereenigingen was uitgestrctto
maar men moet toch niet vergetfl !c
dat het publiek er niet koud onder ki "fi
blijven, wanneer beweerd wordt,dati
werktüd van trein- cn stationspersoni ui
dikwijls te laug is. Zorgeloos alsvi
mensch van nature is, denkt hij er p
den trein zelden of nooit aan, dat zi m
leven in de hand is van een enke.ivj
machinist, brugwachter of seingevibi
Wordt deze man overwerkt (ik zi o;
niet dat het zoo is, maar dat het k m
zijn) dan kan daarvan voor velen e of
ernstig ongeluk het gevolg worde te
Maar ik wil met zoo'n droeve b
schouwing niet eindigen. Laat ik t [e
slotte iets troostrijks mededeelen a
wel, dat. de mensch een bijzonder ha L
den schedel hebben moet. Althans bi
acrobaat, die den vorigen Maandag
de Sociëteit Vereeniging1 viel en t ls
wusteloos bleef liggen. Nadat hy do d;
medische hulp weer tot bewustz
gekomen was, kwam hy er in een psv
uur zoover boven op, dat hy ds
nacht met de anderen ijverig bezig U
geweest de accessoires in te pakke C
Ik wil niet zeggen, dat daarin
ieder die zulke toeren ongepermittee
vindt, voldaan zal wezen, maar 1 d
zal in elk geval strekken tot vreug
van de vele goedhartige menscfc
die met den gevallen kunstenmak «j
een innig mcaelyden hebben gebi b